Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND
27 Jan. '23. - No. 2379
(Teekening voor de Amsterdammer" van
B. van Vlijmen)
MARIE KALFF
Een vreemdelinge, die gelukkig eens een
landgenoote is, en eene aan wie het ,,welkom"
altijd besteed was. Want het optreden van
Marie Kalff hield van jongs-af getuigenis in.
pleitte, stond borg. Nooit kwam zij
het onderscheidde haar terstond als persoon
lijkheid met zichzelve in de eerste plaats,
met een, haar talent vleiend en veelzijdig
belichtend spectacle coupévan gangbare
Fransche voordracht-poëzie, zij reisde in
opdracht, en recht aan op een doel: haar land
te vervoeren vooreen auteur, die haar liefde
won. Zij bracht Maeterlinck, zij bracht Paul
Claudel, zij brengt thans Lenormand, haar
echtgenoot. En eiken keer was het de taak,
die verwachting wekte, de daad, die eerbied
afdwong, de ernst van haar wezen, die over
tuigde al vóór zij de lippen geopend had.
Drieétapes: Een smal grijs figuurtje, beurte
lings de blonde Selysette en de donkere
Aglavaine, een warme stem, die fluisteren kon, ,,La
mortdeTintagiles", Intérieur". Den geheelen
avond n, nog weinig bekend, dichter aan het
woord, en een Hollandsen meisje, dat voor
hem sprak, in zijn taal, in haar land, en in de
stilte, die haar distinctie gebood, voor dit
stille spel der zielen haar blakend hart in
zette. Ik weet niet, of wc er nu nog zóó voor
zouden gloeien als toen, men zegt, Maeterlinck
is verouderd hetgeen niet verhindert dat
hij morgen weder modern kan zijn en het
is best mogelijk, dat er bij nader inzien aan de
voordracht ook een en ander ontbrak. Doch
dit schaadt noch baat de herinnering aan dien
lang verleden avond, toen een jonge, vreemde
litteratuur voor ons ontlook, in de gedaante
van een jonge vrouw, wier verinnigd beeld
voor onzen geest aan dit werk verbonden bleef
tot op den huldigen dag.
De tweede boodschap.... toen waren we
al niet meer zoo jong en licht-verteederd, en
over Paul Claudel wordt men het niet eens
zonder slag of stoot...
Het was de eerste avond, in den
Rotteramschen Kunstkring, een jaar of tien ge
leden ook deze al. Maar het geval heugt me
als van-gisteren. Vier fragmenten gaf Madame
Lenormand, geboren Marie Kalff: L'Annonce
faite a Marie", Tête d'or", l'Echange",
Partage de Midi". Op de tien toehoorders,
durf ik nu wel wedden, waren er geen twee
die ooit van Claudel gehoord hadden; ik be
hoorde tot de acht, welke heelemaal niets van
hem wisten.
En nu, na zooveel jaren, weet ik ook eerst
hoe machtig zij het deed, hoe vol uit haar
ziel de orgeltoon van deze proza-accoorden
opklonk, hoe zij in brandende overgave wel
waarlijk steeg tot de extaze. Claudel er
zijn over dit onderwerp sindsdien veldslagen
geleverd is een geloof, men hangt hem aarty
of men verdraagt hem niet. Dien avond heb
ik mijn afvalligheid gevoeld als een gebrek.
Het noodlot voerde mij na afloop der, door de
stampvolle zaa! sterk toegejuichte voordracht,
in de bestuurskamer, waar la jeune fille
Violaine mij met de rechtstreeksche vraag in
klink-klaar Hollandsen op het veege lijf viel:
Nou? Is hij niet prachtig !" En ik zie nog
haar van heilig vuur overtogen gezicht, ik
voel nog de schaamte van mijn
niet-te-bekeeren en niet-te-verbloemen tegenzin in dit
meesterwerk-in-schijn, toen ik, bij den eersten
stap over den Moerdijk, tegenover haar fiere
zekerheid gelijk een ketter stond..
Paul'Claudel behoort nu ook al niet meer
tot de jongeren, om wien men zich met eere
brouilleert. Maar de aardige kant aan het
conflict is voor mij gebleven, dat bij dit
naspel van een waarlijk roemrijken avond de
schoone kunst der voordraagster zelfs niet
in het geding kwam, dat Marie Kalff bij de
verdediging van wat haar op dat oogenblik
het naast aan het hart lag, voor geen troos
tend compliment aan haar persoon vatbaar
bleek.
Thans.... het derde pleit. Voor een schrij
ver, die door de jongsten in Parijs als hun
mentor wordt beschouwd, voor een tot dusver
in zijn aangehuwd land nog ongespeeld
tooneelschrijver. In de vrouwelijke hoofdrol van
zijn meest bekend werk: Les ratés" zal
mevrouw Lenormand ditmaal voor Mijnheer
Lenormand opkomen". Als kunstenares ver
dient zij dit pleit volledig te winnen, als vrouw
wenschen wij het haar van harte toe.
T o P N A E F F
SCH1LDERKUNSTKRONLEK
PULCIIRI STUDIO, DEN HAAG.
TEEKENINGEN ETC. VAN LEDEN.
Doordat sommige der belangrijke leden van
Pulchri Studio zich onthielden (deze onthou
ding wordt haast tot een voortdurende !) en
doordat Pulchri Studio het levende mist,
dat ge in Amsterdam toch vindt in verschil
lende genootschappen, is deze tentoonstelling
van teekeningen niet overbelangrijk geworden.
Ze is als een geheel zelfs niet belangrijk; hier
en daar maar vvaardeerenderwijs te bespreken.
De dames wekken door haar werken de aan
dacht, in het bizonder de Amsterdamsche.
Mej. van den Berg laat opnieuw haar Ridder
sporen zien; juffrouw Surie is wel vertegen
woordigd door een groot stilleven, en door
haar vetplantjes (waar de pot in vergelijking
van de kleur der plantebladen niet zuiver is).
Mevrouw Copley is in de roman", een lezende,
liggende vrouwenfiguur (een steendruk) het
best; Mevr. van Dam van Isselt in haar
teekening van de Roode kool" en van de
koolstronken (waar de bladen bij neerhangen,
als gehangenen aan een galg). Freule van
Eysinga toont een litho van een kat; Henriette
Vaillant zond een aardewerken, struischen
Haan in. Wat de schilders aangaat, is Bron
te vermelden met een stadsgezicht uit Spanje
(waar in het licht een stemming is), JULES
BROUWERS zet zijn serie visschenstillevens
voort (breed en ijl in vorm en kleur). Copley's
litho van de drie Dames in de opera is aardig
als karakteriseering van de gezichten, en met
rijke zwarten". Cossaar lijkt op de Moor;
Grauss' bloemen zijn haast giftig levend. In
't mondaine, nog oppervlakkige portret is
Piet van der Hem vertegenwoordigd (een dame
in rijcostuum), van 't Hoff geeft een
illustratiefwerk, hoorende bij Jules Verne's kapitein
Nemo. Jurres' oliphanten zijn het type van
een romantische illustratie; E. Koning tee
kent in zijn aangenamen trant
rustig-vertellend een rustig hoekje. Van Mastenbroek en
Mension zijn het eenvoudigst en het soberst
in een Winter te Delftshaven en in het
Apengezin (geschakeerde grijzen !) Moulyn's litho
van den Boomstronk noem ik, Dirk Nijland's
ironisch-gevoelig geobserveerden Dominébij
een dorpsbegrafenis (die van Dr. Voüte); van
het beeldhouwwerk ten slofte de Danseres
van Dirk Wolbers....
AZIATISCHE KUNST. (KLEYKAMP, ETC)
De verschillende Aziatische tentoonstellin
gen uit den laatsten tijd, en waarvan die van
Kleykamp in Arti de allerlaatste is, geven mij
aanleiding tot opmerkingen van tweeërlei
aard. Ten eerste zijn deze tentoonstellingen te
bezien met het oog van den krifikus, dus
uit een eeuwig standpunt, en kunnen zij
gekeurd worden naar wat zij aan schoonheid
bezitten. Dan is dadelijk te zeggen, dat zij als
zoodanig dikwijls rijk zijn aan het diepste en
aan het meest grootsche. Dit kan de tot waar
deeren geschikte Westerling even goed begrij
pen als de tot waardeeren geschikte Ooster
ling: kunst is vertolking en tot symbool wor
den van psychische waarden, van
menschelijke waarden, die over onze heele planeet het
zelfde of zoo goed als hetzelfde zijn. Het is
dan ook labbekaksche ijdelheid van sommige
sinologen te beweren, dat deze waardeering
hun bizonder eigendom zou zijn (het is even
dwaas als het verzinsel van sommige kenners
van 't Russisch, dat zij alleen in Holland
Dostojewski zouden verstaan, alsof een
kennis van taal dadelijk diepte van inzicht in
zich borg).... De werkelijke, aesthetische,
picturale of decoratieve waarden van het
Oosten zijn het Westen nooit vreemd geweest;
eeuwenlange waardeering ervan is een der
bewijzen dezer stelling en deze waarden
zijn de essentieele waarden der uiting.... Er
is nog een andere opmerking hier te ma,\en,
en de vraag is te stellen: waarom is de waar
deering van de kunst uit het Oosten op dit
oogenblik grooter, algetneener, inwerkender
dan een tijd geleden ze dat was. Zulke
waardeering bewijst altijd een onrust, een
honger, een onverzadigd-ziin, een wankeling,
een kentering in de eigen kunst. Wij zoeken in
de kunst van het Oosten, wat wij nu missen.
Er wordt echter op tweeërlei wijze gezocht.
Sommigen zoeken naar het bizarre, of wat hun
bizar lijkt en de aandacht trekkend, en zij
vinden in sommigen volken kunst een arge
loosheid, die zij nooit zullen vinden in
zichzelveri want het argeiooze, wat zelf ar
geloos is, gaat niet van het Westen naar de
kunst b.v. der negers om 't zelfde, anders
gestij ld, na te bootsen. Maar deze, die zoeken
op deze wijze zijn de uitzondering, de feitelijke
uitzondering. Ons jaagt tegenwoordig een
dieper drift naar het Oosten. Wat wij bovenal
willen vinden, of hervinden, is de stilte der
innigheid, de stilte der concentratie. Wij willen
de kunst buiten het nummer van onzen
dag zien te krijgen, en wij willen haar groot
zien groeien in die innigheid, in die concen
tratie. Dat kan ons alleen het
wen<elijkversierende brengen, de wcrklijk-décoratieve
kunst, die een binden is in grooten vormen van
de eeuwige waarden der menschen. Deze lust,
decoratief te worden, is de stroom, waarop
IN AFWACHTING
Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck
Illlltllllllllllfltlllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllllllllltlllllllllllllllllflIlllllllllllllllllllllllllllllllllltllllll
het schjp der kunst voortgedreven wordt,
zoetjes aan, en zeker.Wij willen stilte,
grootschheid; .geestes-innigheid willen we boven de
kleinere, hoezeer soms bekorende nabootsing
of vertolking der natuur. Die lust erkenden we
opnieuw in ons, bij de voorwerpen door de
Dajaks, de Oosterlingen, gemaakt. Die, lust
erkennen we overal, waar de ware kunst van
het Oosten ons voor de oogen neergezet wordt
tot beziens.
Om stilte en innigheid, en grootschheid uit
innigheid is onze grootste nood, om
rutnoerlooze aandacht, en die erkennen wij, zoekers,
het eenvoudigst, het gemakkelijkst in de
kunst van wat we, tegenwoordig eerbiedig,
het Oosten noemen....
VERZAMELING TEEKENINGEN IN SUASSO,
AMSTERDAM
Het was een eigenaardige, ouderwetsch
aandoende verzameling teekeningen, die voor
een goed doel tesaam gegaard, in Jhet
Suassonuiseum was te zien. Er was in haast alle iets
van uit-de-mode zijn te vinden, bewijs hoe de
tijd gekenterd is. Er waren curiositeiten als
Bles' karicatuur van Weissenbruch; er was
een landschap van Bosboom; een paar goede
teekeningen van Rochussen; een was een
keurige, zomersche, ietwat sentimenteele
lithographie van Allebé-?? er waren Bakker
Korff's. En over deze laatste wilde ik u wat
doen opmerken. Wanneer ge een goed lezer"
van schilderijen zijt, dan construeert ge den
heelen psychischen mensch, die de kunstenaar
is, uit 'zijn schilderwerk. Zoo vindt ge ook
Bakker Korff in zijn werk. Maar ge vondt uw
vondst nog eens in haar waarheid bevestigd
door de teekenwijs zijner teekeningen. Tech
niek van een volgroeide persoonlijkheid is
een onmiddellijke kennisgeving van
zijninnerliik wezen en deze hakeriy lijn van de
teekeningen van Bakker Korjj bewijst de
cynische" scherpe hakerigheid, waarmee hij
de menschen rond zich aanzag.
PLASSCHAERT
RlJKSPRENTENKABINET. TENTOONSTELLING
TEN KLOOSTER.
De Directeur van het prentenkabinet deed
een gelukkigen greep toen hij een overzicht
gaf van de houtsneden van ten Klooster. Men
ziet dit werk sporadisch op tentoonstellingen;
in den handel komt het ? althans in Amster
dam zoo goed als niet voor.
Wat het eerst en misschien te veel opvalt
is ten Klooster's technische knapheid. De be
langrijkste dezer houtsneden getuigen van
een zelfverzekerdheid, een brio, een zwier die
overbluft. Het gemak en de vaardigheid waar
mede de auteur zijn witten en zwarten ver
deelt, vormen aangeeft, andere doet raden;
de bravour van zijn lijnen, de weelderigheid
van zijn voorstellingen passen misschien bij
den overvloed van het indische landschap,
maar vertolken toch vooral op pralerige wijze
den uiterlijken praal. Zijn banjir verliest bijna
het verschrikkelijke door de sierlijkheid der
lijnen waarin hij verloopt. De visschers en de
overwinnaars, de grootste en rijkste bladen,
spreken met hun daverende pracht meer tot
de zinnen dan tot het hart. Oogenlust. Liever
zijn mij kleinere bladen, het zuivere geser
reerde prentje van den boroboedoer; een zit
tend Javaansch danseresje waarin de lijn,
gevoeliger dan anders, zoo mooi het behagen
der rust weergeeft; de staande Javaansche
danseres en de papoea-vrouw met de sprekend
aangegeven achtergronden. Dat zijn trouwens
de verheugendste gedeelten dezer pren
ten, die waarin met enkele suggestieve lijnen,
met wat spaarzaam wit en zwart het Indische
landschap meesterlijk is aangeduid. De over
vloed, de weelde ervan gaf hij misschien het
soberst en het meest overtuigend in een
bamboebosch en kreek".
Als ten KloosHer's prenten aan dieperen zin
konden gaan winnen ten koste der uiterlijke
praal dan hadden wij geen betere verbeeldin
gen der schoonheid van Indiëin land en volk
te wenschen. H E N N u s
TENTO ONSTELLINGEN
STEDELIJK MUSEUM. Fransche kunst.
CONCERTGEBOUW-SEXTET.
Er is in meer dan n opzicht aanleiding,
weer eens over het ,,Concertgebouw-Sextet"
te schrijven.
In de eerste plaats: de klarinettist P.
Swager is door Willem Brohm vervangen.
Met het oog op den toestand zijner gezond
heid heeft Swager zich niet alleen uit hot
Sextet moeten terugtrekken, ook als lid van
het Concertgebouw-orkest is hij genoodzaakt
geweest, zijn ontslag te nemen; zoodat wij
hem in dit seizoen alleen, als er met verster
king gewerkt wordt, op het podium der
Oroote Zaal zien. Het zal hem hard genoeg
zijn gevallen, zijn arbeid in het Sextet vaarwel
te zeggen: hij heeft het ensemble
mee-opgericht, en hij heeft het mee-helpen groot maken.
Willem Brohm hebben we reeds jarenlang
in zijn orkest-soli kunnen bewonderen; als
kamermuziekspeler evenwel kenden wij hem
nauwelijks. Ik voor mij moet zelfs tot het
Toonkunsf-rmiziekfeest van 1012 in mijn
herinnering teruggaan, om hem bij een
kamermuziek-uitvoering onder de medewerkenden
aan te treffen.
Men mocht er zich echter bij voorbaat van
verzekerd houden, dat hij in het Sextet uit
nemend op zijn plaats zou blijken. Het is
bekend: veel meer dan de strijkers, beschikken
de blazers in een orkest over solistische routine,
zoodat men mag zeggen, dat zij, wanneer ze
tot een kamermuziek-ensembie toetreden,
vrijwel voor niets anders hebben te zorgen,
dan dat zij hun toon vlug leeren aanpassen
aan de acoustische verhoudingen eener kleinere
zaal. Bovendien: Brohm is niet alleen een
meester op zijn instrument, hij heeft /iclt ook
in den loop van vele ConccrtgebDi'w-sdzoeiii'n
doen kennen als gevoelig en met goeden smaak
begaafd musicus. En eindelijk: aan een leider
als Evert Cornelis is de behartiging der
nheids-belangen bij het optreden van een
nieuwen man ten volle toevertrouwd !
Op het eerste programma van het Sextet
in zijn gewijzigde samenstelling heeft Brohm
zich reeds dadelijk een bijzondere taak toe
gewezen gezien: hij speelde, samen met Evert
Cornelis aan den vleugel en den violoncellist
H. D. van Goudoever, Beeihoven's Trio Op. 11.
Vermoed wordt, dat lul de beroemde klari
nettist Beer is geweest, voor wien de
achfNIC. KI-ASEN
('luit).
iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiin tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
en-twintig-jarige meester het werk heeft ge
schreven, en door een medcdeeling van Czerny
weten we, dat Beethoven speciaal op aan
drang van den klarinettist het stuk heeft af
gesloten met de variaties op een uitermate
populair klinkend thema uit Weigl's opera
Der Korsar", een concessie, die hem na
tuurlijk later heeft berouwd.
Niemand denkt eraan, het te ontkennen:
dit stel variaties levert als zoodanig een weinig
passende finale op, en ook een tweede bekende
aanmerking op deze compositie berust op
goeden erond, nl. dat het verschil in belang
rijkheid 'tusfclien de rol der piano en die der
op het tweede plan gehouden beide andere in
strumenten grooter is,dan door de eigenaardige
bezetting van het trio wordt gemotiveerd.
Maar tóch, welk een verrukkelijke muziek !
Hoe leeft alles in den thematisch en arbeid,
welk een meesterschap draagt reeds den varia
tie-cyclus, hoe frisch klinkt het stuk, en hoe
aanminnig zijn de effecten, uit de/e zeldzame
combinatie van timbres geboren !
De dankbare piano
partij werd door Corne
lis prachtig-verzorgd
weergegeven, en naast
Brohm legde ook Van
Goudoever met zijn
medewerking eer in.
Zijn nobel instrument
reageert schitterend op
zijn even willig tot
souplesse neigende, als
energieke en vurige
accenten markeerende
streek; en, met hél
zijn hart bij zijn taak,
is deze begaafde jonge
cellist tevens sterk in
zelfbedwang; met ge
lijke ingenomenheid als
men hem in het orkest
de
concertniecstcrsplaats naast die van
Loevensohn zie' bezet
ten, zal men telkens
weer zijn verschijning
op het podium drr
Kleine Zaal begroeten.
Vóór de pauze hoor
den we de [combinatie
Fluit-Hobo-Fagot naast
de piano in een
Kanunertrio" van Han
del, waarin een zeker
eliché-element niet ont
breekt, en evenmin de
teleurstelling van het '
in bijna komische be
rusting samengaan j.v.in
klavier-bas en
fa^otiiiiiimiiiiiiiiuii
iiimmiiniiiiii
iiiiiHiiimiimiiiiiiiiiiiiiiimiii
IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI
maar dat toch ook vol verkwikkende
muziek zit, en boeit door het dartel spel der
timbres; en het gezelschap in zijn geheel in
een Adagio" en een Allegro" uit het Sextet
F. kl. t. --- Op. 33 van Josef Holbrooke, en
Cornelus Dopper's Scherzo".
Holbrooke (geb. 1878), die in Londen woont
en zich uitsluitend aan compositie wijdt, heeft
in zijn vaderland hoofdzakelijk door grooter
werk naam gemaakt; de genoemde deelen
van zijn Sextet zijn niet imponeerend van
oorspronkelijkheid, maar wijzen toch op een
zeer ontwikkeld talent, en vooral dwingt
waardeering af de manier, waarop Holbrooke
voor de verschillende instrumenten weet te
schrijven.
Nóg beter doet Dopper dat. En zijn
Scherzo" is wel zér voortreffelijk gecom
poneerd". Moderne middelen zijn er op de
minst opzienbarende wijze in te pas gebracht;
het is alles saamgegroeid tot een
krachtiglevende, direct-aansprekende muz'ek, vol
aantrekkelijke effecten. Con brio"
uitge|. S. DE GROEN
(fagot).
G
BLANCHARD
(hobo).
H. TAK EVERT.CORNELIS
(iioorn). (piano).
W
voerd, behaalde het stuk een hoogst opmer
kelijk succes.
Het was een heel mooie avond, door het
belangwekkende van het program en door de
prettig-geanimeerde medewerking van den
fluitist Nic. Klasen, met zijn kranige tech
niek, den r.oboïst G. Blanchard, dien men
altijd zoo zeker van zijn zaak voe t, den be
proefd-kunstvaardigen fagottist J. S. de
Groen, en den hoorn/st H. Tak, met zijn
gedistingeerd-zangerigen toon, naast de
reeds genoemde executanten....
Thans tot het tweede punt komende, dat
mij dit artikel in de pen gaf, moet ik zeggen.
dat het mij leed doet, bemerkt te hebben, dat
deze kamermuz'ek-verteniging, ondanks haar
sinds verscheidene jaren gevestigde reputatie,
nog steeds niet ten volle zich verheugen mag
in de belangstelling, waarop zij zoo w
lgefundeerde rechten heeft. Een gezelschap als
dit, bestaande uit leden van een orkest met
wereldvermaardheid, en op de meest consc
ent euse wijze geleid door een zoo universeel be
gaafd en in de school
eener drukke practijk
van vele jaren geoefend
kunstenaar als Evert
Cornelis, behoorde bij
ieder optreden van een
tot de laatste plaats
uitverkochte zaal zeker
ie kunnen zijn.
Men moet [aannemen,
dat tal van ernstige
muziekliefhebbers ? nog
steeds niet voldoende
attent zijn op het zeer
bijzondere.van het genot,
dat een
instrumentencombinatie als die van
het Sextet schenkt, a
sook op het feit, dat de
groote meesters juist in
dit genre veel ge
nspireerds hebben kunnen
geven, doordat l.et af
wijkende der opgaaf hen
ongewoon levendig inte
resseerde.
Voorts is het besef nog
zeer weinigalgemeen, dat
de Sextet-concerten een
instructief element in
houden, waarvan men de
waarde nietlicht te hoog
zal aanslaan. Ik heb het
hier reeds meermalen
uiteengezet: men komt
eerst dan tot een recht
genieten van
orkest-nitLLEM BROHM voeringen, wanneer men
(klannet). de iu de huiselijke
muziek-beoefening minder doorgedrongen
instrumenten heeft leeren kennen, althans
hun timbres, hun liggingen" en hun
uiteenloopend uitdrukkingsvermogen heeft leeren
onderscheiden. Kan men zich dit voor jong
en oud zoo onontbeerlijk onderricht aangena
mer en meer algemeen-vormend ontvangen
denken, dan onder 't gehoor van het Concert
gebouw-sextet?
Er is evenwel nog iets anders ! De invasie
over de oostgrens neemt in den laatsten tijd
onrustbarende afmetingen aan. Geldt het
werkelijk hoogstaande ensembles, gelijk b.v.
het ,,Lener-kwartet", dan kan men den
impressario zijn bereidwilligheid tot medewer
king niet kwalijk nemen, al schuilt er in het
valuta"-element voor de Nederlandsclfe com
binaties een ernstig gevaar. Er beginnen zich
echter gevallen voor te doen, waarin de con
cert-agenten alle gevoel van verantwoorde
lijkheid tegenover het Nederlandsch publiek
het zwijgen lijken te hebben opgelegd: men
haalt allerlei zangers en zangeressen van kwij
nende reputatie hier naar toe, détoneerende
heeren en zwaar-galmende dames, en die laat
men dan overal optreden, op liederavonden en
in de kerk, en, als men er kans toe ziet,
scheept men er ook de eene of andere
oratoriumvereeniging mee op. En begeleiders komen er
mee, ja, een enkele, als de jonge Hellmut
Baerwald, bedeeld met waarlijk zeldzame
gaven, maar de meeste met geen andere
artistieke bagage, dan wat kleurlooze routine,
en allerminst op de hoogte van de eischen, die
in Amsterdamsche en andere Nederlandsche
concertzalen worden gesteld, eischen, die
met den stand der Nederlandsche
muziek-cultuur zelve in het nauwste verband staan.
En nu weet ik wel: deze menschen vinden
in den regel slechts matig bezette zalen, maar
tóch: op kunstmatige wijze wordt naar hun
evolutiën de belangstelling getrokken van velen,
die best het Concertgebouw-sextet en andere
Nederlandsche ensembles van naam zouden
kunnen steunen, en wier e gen belang daar
mee ook veel beter zou gediend zijn.
Wij willen geen chauvinisten worden, en
de versnippering van belangstelling, waartoe
de onzinnige toeneming in het aantal der ons
aangeboden concerten aanleiding geeft, zal
practisch moeilijk te keeren zijn, maar wat
zich in onzen eigen k1 ing als volstrekt supe
rieur heeft geopenbaard, dat vóór alles
behooren wij hoog te houden, en het is ons aller
plicht, het besef daarvan een ieder bij te
brengen, die van lauwheid op dit stuk mag
worden verdacht.
H. J. DEN HERTOG