De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 27 januari pagina 9

27 januari 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

l 27 Jan. '23. - No. 2379 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND HET HAAGSGHE BALLET-SUBSIDIE Teckenlng voor de Amsterdammer" van Joh. Braakenslek zinnen. Ten onrechte. Gaarne plaatsen wij bijdragen van inzenders die de zaken anders zien dan Charivarius (zie b. v. vele platen van Jordaan) en niets is Charivarius zoo wel kom als een goedgestelde repliek. Maar deze rijmpjes zijn als rijmpjes o. i. wat men in een schoolterm noemt onvoldoende.'®*'®* Om die reden worden zij niet opgenomen. VRIENDEN EN BEKENDEN Teekeningen voor de Amsterdammer" van Bernard van Vlijmen met toelichtende bijschriften van Charivarius. III. IIIIIIIIIMIIIItlllllllllll Daarvoor zesduizend gulden? . , . . Dat nooit!" iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii CHARIVARIA eittfcbtartb, $eutfcblanb ueber gevolgelijk niet zeker weet of dat eene woord op een a of op een o eindigt, maar er overtuigd van bent, dat die drommelsche Charivarius hier vlak in de buurt op den loer ligt." (Groene) Sneeuw-beeld." (Revue der Sp.) Het is de dood, die ten dans opspeelt". ??Hoogst persoonlijk en modern aangezweemd." (Progr. Amst. Ork. s'Grav.) Hoe begeeren we die gestalte te zien, zooals Pallenberg haar ver vormde, omvormde, bijna schreven we: uit-vormde !" (N. R. C.) Had 't maar gedaan in plaats van dat afgrijselijke germanisme ! Op de glibberige paden Zelfs geen struisvogel kan zich veilig achten, achter de schamele hagen waarmede het opkomende volkenrecht de oerkrachten der natiën poogt te beperken." (N. Arnh. Ct.) Men heett zich gisteren weer be ijverd de muziekuitvoering te storen door allerlei geklop en getimmer, waarvan niemand de oorzaak wist te vinden." (U. D.) Vermoedelijk werd er geklopt en getimmerd. De Passivisten Daarbij werd door mij persoonlijk gevraagd of men liever wilde, dat de vijf en twintigste voorstelling werd bijgewoond." (Tel.) Het vandalisme breidt zich uit. Bij het gefnaf en gefnuit krijgen we nu ook het gefnover. De buurvrouw", schrijf t de Geld., sloeg haar steeds met bijzondere belangstelling gade van over de horretjes." Het tweede deel van den avond verfde een geheel ander soort van gcspitstheid van aandacht dati het eerste." (U. D.) Charivarius is dus achteraf maar blij, dat hij met de pauze weg is gegaan. Hij had toe vallig maar n soort van gespitstheid van aandacht bij zich. Deelwoorden jammer Dit wetend, behoeft dat dus niet te verwonderen. In de veronderstel ling verkeerend, dat elk huismedicus voldoende op de hoogte is, zal hij wel goede voorschriften geven." (O. H. C.) Het gebeurde op lijn l, rijdend in de richting van het Stadion." (N. r.d. D) Het treffende woord ,,Er kunnen door mij geen schulden betaald worden, door mijn vrouw be dreven." (Adv. O. H. C.) Het is voor lederen bedrijfslijder van belang het rapport te lezen." (Ec. Stat. Ber.) miiitimmmiimiiitmiiiiiitiiiiiiiimtimtiiittiiiiiiiiimiiiiiiimmiimit CORRESPONDENTIE Ik heb heel veel vertrouwen in uw on partijdigheid, en ik hoop dus, dat u aan dit verzoek zult voldoen. Wie kaatst moet ook den bal kunnen verwachten." Dit is uit een brief waarin plaatsing verzocht wordt van een rijmpje gericht tegen Charivarius' Rouw-dag." Wij ontvingen meer dergelijke rijmpjes, en plaatsen er geene. Partijdig ! concludeert de schrijver van bovenstaande PRIJSVRAAG TREIN 2277 (OPLOSSING) In het verhaal over den moord in den trein van D. E. Tektif, in het Kerstnummer 1922, geeft de door het heertje" afgelegde verklaring den commissaris van politie aanleiding het heertje" te arrcsteeren. Gevraagd werd: welke onjuistheden in genoemde verklaring voorkwamen. Verschillende lezers hebben ge meend ook onjuistheden in de inleiding van het verhaal te moeten aanwijzen; dit was niet de bedoeling. Voor zoover zij echter alle fouten in de verklaring aanwezen, hebben zij aan de loting medegedaan. De prijs is toegevallen aan Mr. G. J. KRONENBERG, KERKSTRAAT ZALT-BOMMEL. De onjuistheden zijn: 1. De zon (aan den anderen kant van den trein) scheen 't heertje niet in 't gezicht en hij behoefde dus 't gordijn niet^ te sluiten. 2. Aan een slapenden reiziger vraagt men niet, of men een gordijntje mag sluiten aan zijn eigen kant. [3. De Duitscher hield zich slapende. Dat is niet te constateeren. 4. De Duitscher kon niet schrikken van voorbijgaande treinen; die kwamen juist nrtn denl kant waar 't heertje zat. 5. De roover staat vóór hem en 't heertje had de beenen op de bank tegenover hem ! Iemand kan niet binnenkomen, en 't por tier sluiten, als een ander zijn beenen dwars voor oen ingang heeft gelegd. . Kwart over 10. En 't heertje had geen horloge meer! Bovendien is de trein ongeveer 10 uur Haarlem gepasseerd en volgens 't heertje zijn ze vóór Haarlem. 7. De roover nam 't stuk chocolade op 't heertje had geslapen en had dus geen stuk chocolade van schrik laten vallen. 8. 't Perron te Haarlem is niet aan den anderen kant. 0. 't Heertje schuift 't gordijn weg (aan de Noordzijde nu) en ziet de strafgevangenis, die aan de Zuidzijde is. 10. De roover schiet en hij houdt met de eene hand den stang, met de andere 't kof fertje vast. Uil IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIMIIIII IIIIIIIIIIMIIII UMIE voor NEDERLAND en KOLONIE! AMSTERDAM en ROTTERDANf Agentschappen in Nederland: 's-GRAVMHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWLJK, DENHOUT, LOCHEMenBORCULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SUERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN OB WELTEVREDEN De wereld heeft zijn ups en downs, Kx-keizers zijn er, en ex-clowns, Zoo'n laatste type nu ban ik. Dat blijkt nog duilijk uit mijn blik, Maar 't beste zie je 't aan mijn mond, Die staat, zooals ie vroeger stond. B REKELZANGEN Dadaïsme Amsterdam kreeg ook zijn fuifje, Bellevue was pisang-vol, Iedereen moest even snoepen, Van die dadaïsten-lol. Wel doorbierd en stijf-doorbitterd, Kwamen velen joelend aan, Anderen zijn bijbel-ernstig Aan het luisteren gegaan. Zelfs de kellners en de dienders, Lachten zich op 't lest dada ! En de retirade-juffrouw Deed een Arnstel-kikker na. Iemand speelde per piano Van een dooden krokodil, Afgewisseld door gehinnik En wat Meerenberg-gegil. Daar verscheen de dada-Duitscher Met een adadada-vers, Toen verschoten zelfs de heeren Van de nooit-verbaasde pers. Cente-tuig !" werd er geroepen, Toen een gongslag en geblaf, Hanen kraaiden, katten mauwden, Willem Broekhuijs zat zelfs paf. Toen begon Mevrouw v. Doesburg Een geduchten mieren-marsen, Heel de zaal s^oeg aan 't brullen, Stoelen gingen aan den knars. Moraal. Niemand wil de waarheid hooren En we maken reuze-gein, Als de dadaïsten toonen, Hoe dada we zelf v. el zijn. J. H. S P E E N H o F F iiiiiimiiiimiiiitiiiiiiiimiiiiimiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinii IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIUMM ZWAKKEL1NG DOOR ALIE SMEDING. (Teekeningen voor De Amsterdammer" van Willem Backer). Abel gloeide van aandrift, die morgen. Zijn fel-roode lippen waren, in zijn vroom verlangen, bedeesd als die van een meisje, maar 2ijn onrustige oogen waren schuw van zijn zonden. Hij was een schóffie al jaren lang. Een schoffie met een vreemde illusie, een illusie die hem woedend maakte en wanhopig en verlegen en melancholisch en soms ook ellendig: Opnieuw beginnen, fatsoenlijk wezen, vroom.... Net als Moeder wezen, nét als Moeder". Het kreunde zacht in hem, het weende.... Zijn wangen werden wit van inkeer. En nu, zoo'n wónder-ochtend als het was: de stilte een plaat van glas, daar dropen kleine geluidjes langs: een kleppend Kerkklokje vèrweg, het kreetje van een vogel, het suizelen van de wind, door de oude boom. De boom had zilveren gleedjes in zijn groene kap, dat was de dag. En de zee, in de verte, die beefde onder een glinsterende damp, de zee lag bleek-blauw tot de einder toe, en de einder was een muur van goud. Abel keek schichtig door de groene ruitjes van het raam, in zijn duffe werkplaats. Het leek hem of daar nu zóó op het stille pad, Moeder aantrippelen zou, Moeder in het zachte geruisen van haar rokken, Moeder met haar glimlach die huilde, haar smeekende oogen en haar blinkend crucifix. Hij zuchtte beklemd, en nog altijd zenuwachtig-rap, en als gierig op de tijd, stripte hij de knisterende tabaksblaren. Och, nou ja, Moeder," mokte hij, Moeder " Hij voelde zich ziek van slechtheid en vér van haar af, en nu dat ver langen, dat tergende Als hij dronken was, en het schoot hem te binnen, dan lachte hij het weg, en als hij bij Catootje was, dan lach te zij het weg. Zij verdiende haar geld met een lach, en zij hield ook van hem met een lach, och ja, en van velen. Maar in de vroege ochtend als Abel nuchter was, en in de nacht, als hij niet gedronken had, dan kwam er geen lach. En altijd, als hij met zijn bange branderige oogen te staren lag in het massieve donker, kroop het over hem, en het knelde en knoeide en kneep hem: een fel berouw, en een zengend verdriet, een halsstarrig verlangen. En vlak bij, of ze haar voorhoofd tegen zijn voorhoofd hield, zag hij zijn Moeder: twee groote starre oogen, twee stijf-gevouwen handen, een blinkend kruisje op een zwoegende borst En naast haar dook het milde gelaat van de oude Pastoor, eenvoudig, eerwaardig en goed, en achter hém rezen de bleeke gezichten van de andere Pastoors, uit al die verloopen jaren. Jonge strakke koppen, toornend, bestraffend, hem afwijzend, terugwijzend: Abel van Heul, de brasser, de drinkebroer, de verleider,... Abel smeet zijn werk neer, zijn hoofd was zweeterig.en zijn handen waren zweeterig en zijn vingers beefden. Achter hem, in de rommelige volte, tusschen baaltjes tabak en sigarenkistjes, in een verdekt-grauw holletje, lag nog in dikke wrongen het verwoelde bed. Gisternacht", bezon hij zich, en gister, dat was slim.... slim, jenever aldoor jenever, en en Keetje.. Nee, Kee niet, Catoofje was 't, natuurlijk Catootje! En, nou vannacht na-weet, ellende." Weer wrong het naar boven, dwars door zijn bezinningen drong het op: Als ik toch 's van nieuws beginnen kon ! 'n Goed mensch 'n mensch als.... als Moeder...." Hij beet op zijn kleine witte tanden en hij rekte zijn slappe smalle schouders. Verduiveld ! Och nee, dat....! Maar ik wil! Moeder, ik wil, ik wil! Help me Moeder ! Help me onz' Heer!" Steun vragen," overwoog hij, hulp.." Het brak dadelijk. Hij zag het strenge gezicht van de jonge Zal ik je koffie zetten?" Pastoor weer, en diens blik vol verfoeiïng. Een schamig weifelen sloop door zijn begeerte, hij bedacht zich, tobde, langzaam rees er een nieuw idee: hij wou ergens bij hooren, niet meer alleen staan, bij menschen wezen, die goed en godsdienstig waren, een sterke vriend hebben, een vriend die vlak bij onz' Heer was." ,,'n Dominee," wist hij opeens, er kwam wat warms in zijn schuwe oogen, en van zijn voor hoofd trokken de rimpels weg, ,,'n man, die je alles zeggen kon, alles waar je geen raad mee wist. En dan geen jenever meer, en geen Cato " Nog als de naam door zijn denken zweefde, ging de witte ruitjesdeur open, en de vrouw kwam binnen. Zij was hoog-blond, en haar jong gezicht was breed en rood, en er was een breede glimlach op. Ze droeg logge siersels imiiiitnmiiiiii ..... iiin .......... iiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiu ....... umi ..... in ...... niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ..... u ...... imiiiiimu ....... iiiiiiiiiu ..... IIIIIIIIIIIIIIIL;. inii op haar korte jurk, en haar hals was erg blank. Catootje," Abel groette haar dof, er was een schrik in zijn stem, een rilling ook. Dag," zei ze, in een lach. Ze had guitige oogen en ze keek er brutaal mee in het rond. Vlak voor hem, op zijn werktafel zette ze het mandje met zijn ontbijt, er was wat lekkers op zijn boterham, en er lagen twee eieren bij en drie rooie appeltjes. Lieverd," zij aaide terloops zijn haar en zijn wangen. In haar jolige blik en haar kir rende lach, in haar wachten dicht bij hem, was een kittelige lust om te stoeien. Zal ik je koffie 's zetten?",vroeg ze vleierig, haar adem vloeide over zijn nek, en zal ik je bed nou 's doen, hè?" Abel schudde zijn hoofd, hij zat ingetogen over zijn werk gebogen, en keek Catootje geen oogenblik aan. Het gezicht van zijn Moeder week toch al, en het goeie gezicht van de oude Pastoor week óók. Hij kneep zich in de handen, hij perste de nagels in de palmen. Catootje", zei hij schor, van nou. . . . van deze dag af. ... je mot niet meer konime, Catootje. Je mot weggaan, en me nooit meer anzien. Je mot.... mot me alleen laten en niet meer tegen me lachen op straat: 't is uit Catootje, 't is uit. ... uit, ik wil niet meer. . . " Op haar hooggehakte schoentjes deed Catootje, in haar kluchtige verbazing, een paar danspassen. Tra-la-la-hee-hée ! Trala-la-óch-jé---- ?" Even schrok ze toch wel, en een vinnige achterdocht flitste een oogen blik door haar heen. Dadelijk verdreef ze het. Och gezegende engelen ! Als je je alles antrok van mannen. ... !" Ze lachte, haar hoofd achterover, dartelde een vrijpostig grapje, en ging al. Katterig," stelde ze luchtig vast, jees-ja, en ie hét wér zoo'n gekke stokvisschen-bui ook ! Afijn, laat ie smullen van haringgraatjes met grind, ik smeek 'm niet! Tra-la-la-hee-hée! Tra-la-la-och-jee-öch-jée ---- " Neuriënd liep ze de straat op. In zijn eenzaamheid kreunde Abel en hij hijgde ook. 't 't Was toch 'n bovenneturelijke toer, hé? 'n krachttoer, hè? Maar wat kon 'n mensch altemet ook nog fiksen, alst-ie wou. ..." Abel was erg weemoedig, die avond. De lucht was zwart als rouwkrip, maar de sterretjes trilden als Kerstboomlichtjes, zil veren druppeltjes leken het, tranen. En het maantje was naargeestig-bleek, en het glimlachte niét. De donkere boomen fluisterden droef met elkaar, net als de boo men op het kerkhof, en de straatjes lagen triest in het weeke duister. Maar het huis van de Dominee, ongenaak baar leek het, terugwijzend en norsch, en die deur ook, en die ramen, en die koperen bel. . Abel's hart klopte of het een porder was. Hij stond nu op het hooge stoepetje, vlak voor de deur. en hij keek naar de bel, en de bel keek naar hem, en de bel zei: Perbeer 't 's, als je durft?" Abel zweette, en Abel glimHij vroeg de dominee te spreken. lachte óók. Verbeelding, nee? Verbeelding ! Of zou ie nou 'n beetje kachel. . . . ? Och, dat ne glaasie en hij, hij. . . . ! Duizelig was-t-ie toch wel ! Zou d'r wat i n die ouëklare. .? Nee, kom nou !" Abel grinnikte om zijn angst, en hij stak zijn tong uit tegen de bel. K'eskop," schimp te ie, oliekop !" Hij greep naar de groote bolle knop en trok meteen de hand weer terug, het was of daar midden in zijn borst een zware hand zijn adem vasthield, hij liep verschrikt het stoepetje af en de straat op. ,,'k Moet nog 'n klein beetje koerasie halen," besliste hij. Het was, zoo 's avonds, toch ook wel erg aangenaam in het cafétje, die rooie gordijntjes en die knusse lampjes en het vergulde buffet, werkelijk erg gezellig. Abel bleef er nog wat, en hij dronk nog een glaasje of wat. Alles werd toen langzaam-aan even ge noeglijk: de straat, het huis van de Dominee en het dienstmeisje dat hem opendeed. Hij vroeg de Dominee te spreken en schoof meteen langs het meisje, de gang in. ,,'k Zal vragen of Dominee d'r in is, "zei het onthutste hitje, ze wipte een trap op. Abel wachtte onrustig, het was stil en stemmig in de gang, de muren waren kil-wit en de lantaarn die er brandde was ook kilwit. Abel zocht naar de woorden die hij tegen de Dominee had willen zeggen, maar ze waren weg. Hij steunde van ontsteltenis, en er kwa men dikke zweetdruppels op zijn voorhoofd. Een moeheid in de beenen kreeg hij ook en een duizeling in de knieën, hij zuchtte zwaar. Vlak bij hem stond een kamerdeur wijd open, en in een hoekje van het verlichte vertrek, zag hij een breede divan staan, hij deed een stap of wat en hij ging er opzitten. Sufferig keek hij, in de mooie kamer, om zich heen en strak tuurde ie naar een pendule op de schoorsteenmantel die al-maar op en neer wipte en naar een groote roode leunstoel, die al-maar wiegelde.... Soezerig zocht hij meteen naar de woorden die hij verloren had. Het bekommerde gezicht van zijn Moeder kwam hem ook weer voor de geest, het bleeke, vervallen gezichtje met al de plooien en rim pels en de roode verdrietige oogen. Abel huilde een beetje. Om de detirhoek schoof het kleine gladde hoofdje van het dienstmeisje. Zit u hier? De Dominee is-t-'r niet. Wat wenscht u eigenlijk?" Abel bedacht zicli. Ik.... ik wou rne bekeeren," viel hem in, gelijk ook grinnikte hij. ,,Die rooie zwabber van 'n donder-dagsche stoel daar. ..." In de gang klonk een scherp gilletje. Bet! Betje!" Het hitje glipte weg. Een dames-stemmetje praatte hijgerig, half-luid: Ga gauw naar Mijnheer Steenstra van hier naast... . of-t-ie dadelijk komt". Er slifte een snelle tred over het gangloopertje, de buitendeur flapte open, het tochtte.... Dichtbij klonk een belletje, direct er op de stem van het dienstmeisje, rap maar vaag. Abel zat er doezelig naar te luisteren, zonder argwaan. Opeens ging de kamerdeur weer wijd open, er stond een mijnheer op de drempel. Kom maar mee," zei de mijnheer vriendelijk, hij wenkte. Achter hem klonk het dames-stemmetje weer. Mijnheer Steenstra, neem u in acht, om God's wil, past u toch op !" Abel liep tegen een tafeltje aan en tegen een stoel. Do-do-minee, ik wou me bekeeren, Dominee. ..'.", plotseling bleef hij steken. De mijnheer pakte hem bij de jaskraag, duwde hem naar de geopende deur en zette hem hardhandig op straat. Als je hier weer komt," zei hij barsch, dan krijg je de poli tie op je dak". Een lichtstraal sproeide nog even over de weg, toen flapte een deur dicht, en het werd donker. Abel struikelde, hij viel. Och Moeder," snikte hij, Moedertje ! Wat 'n wereld is 't. Wat 'n ge-gemeene wereld, en wat 'n gemeene Do-dominees !" Stuntelig kwam hij weer overeind, zocht zijn hoed op, en ging naar het cafétje, die zelfde avond ging hij ook weer naar Ca tootje. ... Enkhuizen. iiiHiiiiimiimiii ]. S, MEUWSEN, Hofl. A'DAH-R'DAH-DiN HAAI DB BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl