De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 3 februari pagina 2

3 februari 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 Febr. '23. - No. 2380 IN DE WOESTIJN Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS En Mozes sloeg met zijnen staf op de rots Herob, terwillc van het dorstige volk maai er kwam óls-maar geen water! imilllllllHlllllimilHIIIIMIIIIIIIMIIWIMmillllimMlllimilllMmJMIIimillllllimillllllllIlllllllllt IIIIIIIIJI1IIIIIIINIMJ 'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIII stand, waarin het door het tractaat van Versailles is gebracht. Bijkans zonder dit zelf te zoeken, heeft het zich plotseling in de gelegenheid gezien, deze proef te ondernemen. Het Fransche ingrijpen heeft de aanleiding gebracht; en het voortdurende langzame morrelen aan den vredestoestand, kan plot seling plaats maken voor een actie van het oogenblik. De leiding gaat daar meer en meer over in de handen, die van ouds de leiding in Duitschland in handen hebben gehad. De rechtsche partijen geven de maat aan. Het eenheidsfront van 1914, en de gedisciplineerde strijdlust van 1914 hernemen hun plaats. Zul len zij ditmaal meer succes hebban danin!918? Zullen zij de beschamende secundaire plaats kunnen verbeteren? Voor Frankrijk staat de vraag op het spel, of het zich, en met zich Europa, houden zal in de positie waarin 1919 het heeft gebracht. Het is niet een kwestie van imperialisme, ex pansie of hegemonie; het wordt eenvoudig ook aan dezen kant gevoeld als een kwestie van prestige, als een kwestie van zich de kaas van het brood te laten eten, ja, dan neen. Dit is de Fransche mentaliteit waarmede men naar de Ruhr is opgetrokken en waarmede men er nu blijft, men moge dan wel of niet de onderneming verstandig vinden. Zoo vat de man in de straat het daar te lande op: dat hij de overwinning, en de zekerheid die hij daarmede verkregen meende, verloren zou achten indien in den door Duitschland gewilden geest was gehandeld. En zoo vat om gekeerd de gemiddelde Duifscher het op: dat hij herleven ziet wat Duitschland's hoop en kracht heeft uitgemaakt, zoo hij den wil der geallieerden, met name den wil van Frank rijk, te breken weet. Ware niet tengevolge van het vredestractaat Duitschland grootendeels ontwapend en van krachtmiddelen ontdaan, men zou vrij zeker kunnen zijn, dat het staal reeds begon te kletteren, het lood te regenen. Nu is die vorm van conflict weinig waarschijnlijk. Voor eigenlijk gezegden oorlog ontbreekt aan den eenen kant de oorlogsmogelijkheid. En dit is waarschijnlijk ook de reden waarom de drang tot intuïtie van de zijde der overige mogend heden zich nog weinig openbaart; en waarom zelfs een Branting, die er de aangewezen posi tie voor heeft en op wien toch reeds moeilijke verantwoordelijkheden wegen, zich niet op den voorgrond plaatst. Wel brengt de krachtproef reeds onnoemelijk veel schade en onheil, maar men meent, dat de uitslag nog kan worden afgewacht. Gewaagde voorspellingen daaromtrent te doen, is voor niemand mogelijk. Het komt teveel op moreele krachten aan, die niet te meten zijn. Hoever gaat ditmaal Duitschland's wil en kracht van verzet? Hoever Frankrijk's gave en bekwaamheid om vol te houden en door te zetten? Zeker is, dat men Duitschland nog nimmer, in den laatsten tijd, zoo energiek gezien heeft als thans. Zeker echter ook, dat zijn pogingen bijkans fataal en hopeloos zijn. Zal niet eenmaal dit volk tenslotte zijn krachts ontwikkeling lamgeslagen zien door zijn geo grafische ligging, die het op den duur onver biddelijk tot een voorwerp van afsluiting maakt? In anderen vorm dan tijdens de oorlogsblokkade, maar in den grond genomen met dezelfde methode, dreigt thans de macht van Frankrijk aan Duitschland de pen op de neus te sluiten. Afsnijden van toevoeren, van materialen, van verkeersbetrekkingen. Hoe zal er de toestand worden in Mei, in Juni of wie weet wanneer? Angstvallig ziet men de Fransche regeering zich hoeden voor over matige krachtmaatregelen. Zij zet de be zetting door met een streven om gén conflic ten van violenten aard te scheppen- ander zijds met een onverzettelijk streven om haar doel te bereiken. Kosten schijnen niet veel meer te tellen; daarvoor zet men, aan weers kanten, teveel op het spel. Ook tijd speelt blijkbaar nog slechts een geringe rol. Het lijkt een zaak van langen adem te worden. Daarop bereidt een ieder zich voor. Men strijdt ook over het recht. Duitschland beticht zijnen buurman van rechtsbreuk; de buurmanhoudt vol,dat hij slechts de middelen gebruikt die hem rechtens ten dienste staan. Het debat daarover heeft eigenlijk niet veel nut meer. Van een flagrant onrecht, een mis kenning van het tractaat, gelijk de Duitsche juristen proclameeren, kan niet worden ge sproken. Het tractaat heeft nu eenmaal den geallieerden geweldige rechten in de hand ge laten. En dan wordt het juridische geschil punt slechts over en weer een punt van pro paganda. Interventie? Nog steeds meenen wij, dat zij eenmaal aanbreken zal; maar ook: dat te vroeg, uit sentimenteel oogpunt zeer verdien stelijk, doch politiek zeer verkeerd en erger dan nutteloos zou zijn. Met dit al mogen op 't oogenblik alle handen bezig zijn om het kaartenhuis vast te houden, dat aan het waggelen is. Een ding is immers zeker, dat het verzet, aan Duitsche zijde ontketend, dat de protesten ook tegen den geheelen tractaatstoestand thans metterdaad betoond, overal en alom soortgelijke beroeringen wakker roepen. Er werken heden ten dage krachten van behoud, en krachten die willen veranderen, verzetten en losrukken. Het voorbeeld uit Berlijn gegeven, werkt aanstekelijk, en hoe krachtiger het voortgaat, des te grooter zal die aanstekelijk heid zijn. De om Hongarije liggende staten, met name de Kleine-Ententeen Oostenrijk, vreezen reeds meer een opleven van den magyaarschen moed, die trouwens in Itali met vriendelijke belangstelling gadegeslagen wordt. Zal Boedapest ook opstandig worden tegen de regelen van Trianon? En protesteert niet Bulgarije reeds weer tegen gedeelten van het tractaat van Neuilly? De Grieken vatten weer in Thraciëpost, en luisteren nog nau welijks naar 't geen Engeland en Frankrijk hun opleggen willen. Zij aanvaarden de vast gestelde grenzen niet, en men weet niet wat daar dreigt. Men weet ook niet wat in Bessarabiëdreigt, welks overdracht aan Roemeni de Sovjets nimmer erkend hebben, en aan welks grenzen zenuwachtigheid bestaat. In geheel Polen, geheel Roemeniëleven oncon troleerbare geruchten over de bolsjewieksche plannen op. In Memel tornen de Litauers tegen de besluiten der Conferentie van Am bassadeurs, en grijpen metterdaad in. Wat Moessoel betreft, weigeren de Turken een min nelijke regeling en geven Engeland, dat op 't oogenblik de bezetting uitoefent, te ver staan dat men daar niet tegen wapengeweld op zal zien. Het geheele verloop van de conferentie te Lausanne geeft trouwens van hetzelfde ver schijnsel blijk. We! is al het daar gedane werk niet geheel verloren ; wel zal, ook waar het tractaat niet geteekend wordt, binnenkort waarschijnlijk een aantal partieele en voorloopige accoorden, over de punten waar men 't over ns geworden is, gesloten kunnen worden. Maar het geheele verloop, de hou ding der Turken, teekent toch ook hier een weer toenemenden geest van dwarsheid, van daadwerkelijken tegenstand en van onge ordendheid. Daar te Lausanne heeft Frankrijk onge twijfeld bewezen, dat het niet a tout et d travers macht zoekt te verkrijgen ! Het heeft er integendeel veel macht prijs gegeven en ongehoord vele concessie's gedaan, zoodat het zelfs Barrière te erg is geworden, en Bompard de politiek moest vertegenwoordigen die Ferid Bey uit Parijs had meegebrac ht. In Klein-Aziëis het Engeland, dat kracht en energie wil; Frankrijk, dat meegaandheid wil zien betoond. Aan den Rijn is 't net andersom. Het is 't gemakkelijkste, blijkbaar, inschikkelijk te zijn tegenover den tegenstan der waarvan men het minste direct te duchten heeft. Maar wel gevoelt ieder, dat een ver standig en vastberaden samengaan van de beide mogendheden, op het oogenblik nog een onmisbaar en weldadig element van orde in ons werelddeel en daarbuiten is. BRANDARIS BERICHTEN EEN NIEUW ONTDEKT DANTE-HANDSCHRIFT. Van Dante's tractaat De vulgari eloquentia be staan slechts weinige overgebleven hand schriften. Als het voornaamste gold tot nogtoe dat in Grenoble, hetwelk door Corbinelli gebruikt werd voor de eerste gedrukte uitgave, verschenen te Parijs in 1577. In het jaar 1917 gaf de duitsche geleerde Dr. L. Bertalot een nieuwe uitgave van dit tractaat naar aanleiding van een door hem ontdekt hand schrift uit de 14e eeuw, zonder evenwel mede te deelen waar dit zich bevond. Daar het vermoeden voor de hand lag, dat het in een italiaansche bibliotheek zou zijn, liet het ministeriej van onderwijs nasporingen doen welke bibliotheeken Dr. Bertalot bezocht en welke handschriften hij raadpleegde. Deze na sporingen bleven zonder succes, zoodat men van verschillende zijden meende dat het slechts bluf was. De florentijnsche uitgever Olski, wiens specialiteit de Dante-literatuur is, nam de uitgave van het werk van Bertalot over en beloofde binnen kort een facsimile van het betwijfelde handschrift met opgave van de plaats waar het zich bevindt. Hij deed dit in de Decemberaflevering van het door hem uitgegeven tijdschrift La Bibtiofitia. Het kostbare handschrift bevindt zich in de pruisische Landsbibliotheek te Berlijn. UTEHIUH i FOLMEI Den Haag ?:? Huijgenspark22,j SPEC 1ALITEIT: Verhuizingen onder Garantie Bergplaatsen roor Inboedel* llllllllUIUMIIIIUUIUUIItMIIIIIIIIIIIiniHII IIIIIIIIIUIIIIIIIIIIHIIMIIIII lllllllflIIIIIIIIHIHIIIIIIIIIIMflIlllfflIlllllflHIlflIlIlllllllflIllllllflIinlHIIIiritflirilllllllltlllflII'l1111'*1 iiiiftiHiiiHiiiiiMmiiiiiiiiiiiiiiiMiniiiiiimiiiiiinHiitiiiimiiiiii'iiiiiiiiiiiin DE LAATSTE PROFEET: VADER HYACINTHE LOYSON Van weinig boeken is de lectuur zoozeer geschikt, ons de omwenteling voor den geest te brengen, die de oude Europeesche kultuuridealen in de laatste tientallen jaren hebben ondergaan, als die van het werk, 1) dat ik de eer heb, bij de lezers van dit weekblad in te leiden. De vermaarde historicus van het Modernisme in de R.K. kerk, de heer Houtin, heeft er met zijn onfeilbaren stijl en zijn on verbiddelijke documentatie, de figuur in geteekend van Frankrijk's grootsten religieuzen redenaar en idealist der 19e eeuw. De rustige beschrijvingen, de hartstochtlooze betoog trant, waarin deze historische studie is uitge voerd, maken het ons mogelijk, vader Hyacinthe's invloed op de beste geesten zijns tijds, en zijn vogue" onder inteUectueelen en half-intellectueelen tusschen de jaren 186 en 1870, te volgen. Maar reeds nu, na slechts vijftig jaren, valt het ons moeilijk, de diepe vereering der aanhangers, den onvermoeibaren haat der tegenstanders, en de nimmer falende aandacht van een zeer talrijk publiek voor den profeet te begrijpen. Hoe ver schijnt Vader Hyacinthe, vorscher naar de chimère eener zuivere religie", en leidsman van vrije zielen, verwijderd van onzen tijd, die rusteloos nieuwe slagwoorden schept en de enkelingen terug stoot in den kamp der partijen! Is er nog plaats uitgezonderd bij zeldzame verwante geesten voor waar deering der scrupules eener verfijnde, aar zelende, opstandige mentaliteit, terwijl overal, in alle sferen des levens, verbitterde veldslagen worden voorbereid, waarin alleen het meedoogenlooste leiderschap en de blindste ge hoorzaamheid de overwinning kunnen ver zekeren? Alle wijsgeerige en religieuze speculatie is uiteraard altijd de bezigheid geweest van kleine groepen van vrije geesten. Maar hun arbeid, ook onbegrepen, werd verricht in een atmosfeer van sympathie en waardeering, Men vermoedde achter eiken zelfstandigen vorscher, achter iederen onafhankelijken denker en profeet, een hervormer, wiens stre ven, schijnbaar abstract en verwijderd van de begane wegen, bestemd scheen, langs duis tere en onbestemde paden, naar een betere toekomst te geleiden. Men was geneigd aan die eenzame en blinde aristocraten hunne hardnekkige afzondering te vergeven. Het instinct der menigte schreef hun een ruim aandeel toe in de verwezenlijking van de verborgen bedoelingen der voorzienigheid. De denkende klassen schenen hunnen af keer te deelen van de oude waarheden, en den krijg te billijken dien zij aan overgeleverde instellingen hadden verklaard. En zelfs waar onrijpe nieuwigheidszucht en bandelooze- geestdrift aan het woord kwamen, was men verrukt over den onverhoopten kans, voor den vermoeiden geest verstrooiing te vinden in dit roekelooze spel met meenin gen en invallen, en vergat welke er de inzet van was. In den grond overtuigd van de onkwetsbaarheid van het maatschappelijke kuras, vermaakte men zich met de speldeprikken ook der ijdelste onevenwichtigen, en 1) A. HOUTIN. Lxxpère Hyacinthe Loyson dans l'eglise romaine. Ed. Emile Nourry, Paris. het waren meestal de ongeneeselijkste bour geois" die ijverig hunne tournooien aanmoe digden.. De roekeloosheid van dezen bijval was een maatstaf voor de overtuiging van de maatschappelijke gezondheid. ledere eer zuchtige religieuze hervormer werd toege juicht, iedere vermetele opstandeling ver diende onze sympathie, elke naar Siberiëver bannen revolutionnair was een vervolgde held, en men stortte tranen over iederen Narr am Kreuzwege." Eris niets minder noodig geweest dan de lange reeks van rampen, die de laatste jaren over de wereld hebben gebracht, om den omvang der gevaren aan te duiden, waarmede de onge hinderde werkzaamheid der amateurs" en hervormers" alle instellingen bedreigt, waar door een geordend maatschappelijk wezen zich van den staat van anarchie onderscheidt. Men gaat het verontrustend vinden, dat zoovele intellectueelen zich tot de volksmassa's gaan wenden. Men vraagt zich af, waarom aan de onontwikkelden eene belangstelling moet worden opgedrongen in vragen waar zij geheel vreemd tegenover staan en zullen staan. Men vangt aan, den waarheidsdorst" der profeten te wantrouwen: wslke geheime drijfveeren dringen hen naar ongewenschte en onwenschelijke apostolaten? Waarom gaan zij voort, een kunstmatig leven in te blazen aan de pretentie eener voorbijgegane kultuurperiode: alsof het in het sociale leven om gerechtigheid te doen zoude zijn, en niet om orde, in den godsdienst om waarheid en niet enkel om vertroosting, in de moraal om inner lijke reinheid, en niet om adaptatie? Hoe de hardnekkigheid te verklaren van allen, die deze misverstanden met alle kracht ver diepen en uitdiepen? Taine heeft gezegd, dat hij betreurde, zijne wijsgeerige verhandelingen niet in het latijn te hebben geschreven. Waarom heeft men in de afgeloupen eeuw met zoo grooten ijver de discussie's onder het publiek gebracht over c!e waarheid, dezen droom van geestesaristocraten, waaraan het canaille uit den aard vreemd is?Waarom niet gewezen op dat koste lijk surrogaat voor waarheid, waarin men niet toestemt door nadenken maar door overleve_ring en overreding: datgene wat aannemelijk is? Waarom zouden de compendia van aanneme lijke meeningen, door theologen voor eerzuch tige leeken samengesponnen, niet evenzeer afdoende zijn in den godsdienst als het stelsel der heerschende gebruiken in de moraal, en jurisprudentie voor het rechtsgevoel? Waarom niet tot een klein en uitgezocht gezelschap de discussie's beperkt over de conflicten tusschen gehoorzaamheid en vrij heid in staat, samenleving en geweten? Waarom het verfijnde onafhankelijkheidsinstinct van den intellectueel opgeofferd aan de grovere eerzucht van den onmachtigen maar hardnekkigen hervormer? Waarom het delicate instrument der gedachte verwis seld voor het ruwe werktuig der handelin?g Het boek van den heer Houtin is niet enkel belangwekkend wegens de bijzonderheden, welke het ons mededeelt over den vermaarden Karmeliet: de 19e eeuw heeft honderden geesten gekend die oorspronkelijker waren, dieper of openhartiger. Maar Hyacinthe Loyson is een der laatste officianten geweesj van het woord" in een tijd, toen men nog aan de roeping geloofde van den redenaar, en eene godsdienstige gedachte de gemoederen dieper beroerde, als zij, in de omhulling van een bezield geluid, van den kansel eener kathedraal op de menigte neerdaalde. Men moet dus, voor een deel, Vader Hyacinthe's invloed, luidruchtig en voorbijgaand, toeschrijven aan de verwachtingen eener voorbijgegane kultiiurperiode. Maar, ook op zichzelf beschouwd, is vader Hyacinthe een merkwaardige persoonlijkheid geweest. Hij was de laatste vertegenwoordiger eener nationale kerkelijke politiek, en erfge naam eener langdurige religieuze traditie. Belangwekkende historische figuren worden niet door het toeval gevormd. Honderden draden, door een genadig verleden gespaard, moeten samenkomen in hetzelfde punt van een weefsel en er den gril ontmoeten van een vluchtigen opzet, opdat wij in de ontstane teekening den omtrek herkennen eener providentieele gedachte. Onder invloed van het QaJlicanisme, had zich in Frankrijk een vorm van godsdienstg-i heid gevormd, die niet in de eerste plaats den nadruk legde op het centrale gezag der kerk. Voor Loyson's verwanten, voor zijne leer meesters, was het Christendom niet alleen een langzaam geworden en politisch gehand. haafd stelsel, maar vooral innerlijke ervaringHet fundament des geloofs is niet de overleve ring, of zelfs de deductie, maar onmiddellijke zekerheid. Onsterfelijkheid, erfzonde, we dergeboorte, opstanding worden door deze Katholieken niet op gezag geloofd, maar als onomstootelijke innerlijke feiten ondervonden. De devotie van Loyson's grootmoeder was zoo groot, dat ze weigerde, haren kleinzoon kort na diens geboorte te omhelzen: hij was nog niet gedoopt, en nog een prooi des duivels". En 81 jaar later, toen vader Hyacinthe uit de moederkerk getreden was, door kritiek, twijfel en ontgoochelingen tegen sentimen taliteit gehard, en geneigd naar eene tot nuchterheid vereenvoudigde religie, vierde hij nog de jaardagen der drie gewichtigste gebeurtenissen zijns levens: doop, communie, priesterwijding: In mijn pragmatisme voor onderstellen deze persoonlijke ervaringen (men neme dit woord in zijn mystieke beteekenis) een geheimzinnige maar objectieve werkelijk heid." De leidende gedachten in Loyson's familie leven, later in het onderricht der beroemde priesterschool van St. Sulpice, in de aanwij zingen zijner superieuren, en eindelijk in zijn weergaloos predikambt, brengen het wezen der religie terug tot mystieke ervaring. Het bestuur der kerk is onontbeerlijk vcor on wetenden en halsstarrigen, maar de bronnen welke het bewaakt, zijn minder zuiver en heilkrachtig dan die waaruit de ware geloovige zijn geloof put. Dit is een in den grond hoog moedige aristocratie des geloofs, gebaseerd op mystiek, op eene mystiek die zich van mirakelverwachting en legendengeloof heeft vrijgemaakt, en zich daarom minder aantast baar weet dan de middeleeuwsche geloofsopwinding. Zij is er daarom niet minder toe voor bestemd, vroeger of later in strijd te komen met het kerkgezag. De kerk weet, dat de geestdrift der mystici eene der rijkste en overvloedigste bronnen is van het geloof, en dat zonder den vlam der extazen de charitas tot geestelijk en disciplinair formalisme zoude bevriezen. Zij erkent de meerdere volmaaktheid dezer mystieke zielen, maar ducht het revolutionnaire karakter hunner vrije inspiratie. Aan hun streven naar persoonlijke volmaking kan zij de eenheid van haar wezen en de eeuwigheid van haar werk niet ten offer brengen. Zijjstelt tegenover hunne zuivere en edele droomen, het grootsche hoezeer onvolmaakte kunstwerk van een rijk Gods op aarde. Zij vraagt hun, voorbeelden te willen zijn, en niet aanklagers. Als een regel hebben de pausen de mystieken geduld, beschermd en zelfs vereerd, zelfs indien soms hunne leer in strijd was met de officieele stellingen. Maar een kerkstelsel is niet een wijsgeerig systeem. Wegens de onmetelijkheid van zijn opzet, en de langdurigheid van zijne wording is het zwakker dan de logische of visionnaire schepping van een verfijnden geest, die slechts met denkbeelden en verbeeldingen te doen heeft. Het moet tegen de hardnekkig heid van hunne eerzucht worden verdedigd of het moet ondergaan. Zoodra de mysticus op hetforum trad, moest de kerk een aanklacht tegen hem openen. In naam van de eeuwigheid harer instellingen, in het belang en met instem ming van de massa der geloovigen, hebben de pausen zich verplicht gezien, vaak niet zonder aarzelingen, den tot hervormer geworden profeet te doen veroordeelen, vervloeken of zelfs terechtstellen. In vader Hyacinthe's leven vinden wij een dergelijk conflict. Weinig bladzijden zijn zoo roerend als die waar de opstandige geestelijke zijn laatste onderhoud met Pius IX verhaalt. Op den morgen der hem toegestane of opge legde audiëntie, bereidde hij zich in zijne cel tot het gesprek voor. In zijn dagboek schreef hij: Hij is de verdrukker des gewetens van twee honderd millioen zielen, maar tegelijker tijd de bewaker van het Katholieke geloof". Het is de ijver voor God'szaak, die mij on weerstaanbaar voortdrijft naar eene kerk der Toekomst, grooter en zuiverder dan deze, en meer God en des menschen waardig." In de nabijheid des pausen toegelaten, kuste hij diens voet, en niet de hem toegestoken hand. Na een oogenblik van stilte: ,,Waarom zijt gij naar Rome gekomen?" Geen antwoord. Ik had aan uw generaal te kennen gegeven, dat ik met u wenschte te spreken, maar gij waart bezet, en kondt niet komen." Zeer heilige Vader, ik was niet alleen bezet, maar lijdend". Gij hebt dingengeschreven, die strijdig zijn met de voorzichtigheid en het gezond ver stand maar heden herinnerik ze mij niet meer." Zeer heilige Vader, het is zeer mogelijk, dat ik ze heb geschreven, maar indien ik het heb gedaan, is dat geschied niet opzettelijk, doch zonder het te willen." Het is geschied in een Italiaansch dagblad, in een dier bladen die Jezus Christus en Belial willen verzoenen." Ik heb slechts in een enkel Italiaansch dagblad geschreven, de Rivista Universale te Genua, maar ik moet aan Uwe Heiligheid verklaren, dat mijne vijanden mij het tegen deel hebben doen zeggen niet alleen van mijne gedachten maar van mijne woorden. Mgr. Nardi heeft mij belasterd. E una calunnia, Santissimo Padre". De paus vroeg niet zachtheid : Maar waarom zijt ge daar niet tegen op gekomen?" ,,Ik heb het in hetzelfde tijdschrift gedaan." Ja, zeker, majr gij hebt toen een schrijven van den paus aan den keizer van Oostenrijk vermeld. Dat was in de huidige omstandig heden minder geschikt." Hiermede liep de ondervraging af. De paus maande den vader Hyacinthe in het algemeen tot voorzichtigheid aan, maar zeide geen woord van blaam over zijne prediking of zijn gedrag. Hij verzocht hem niet, ook een enkel woord of een gedane handeling terug te nemen, en verbood hem voor de toekomst niets. Bij het afscheid zegende hij den gees telijke op de vaderlijkste wijze: Waarde Hyacinthe, ik geef u mijnen zegen opdat gij nooit zult zeggen, wat men u beschuldigde te hebben gezegd, en wat gij beweert niet te hebben gezegd". Is het mogelijk, in de houding door Pius IX aangenomen, iets anders te zien dan den goeden wil om aan een achtenswaardigen en talentvollen, maar voor de kerk gevaarlijk geworden geestelijke, den weg tot den terugkeer te openen? De goede ontvangst door den paus vervulde Loyson's vrienden met vreugde, maar de vader, die vast besloten was den strijd voort te zetten, was teleur gesteld. In een brief aan Mevr. Meriman, dezelfde waarmede hij weldra in den echt zou worden vereenigd, schreef hij: Gij ziet dat ik gelijk had, het U te zeggen: de berg heeft een muis gebaard. Mijne vrien den alliier zijn even verrast als verrukt. Ik alleen ben diep bedroefd. Kan men zoo iets noemen: de kerk Gods besturen? Ik bloos en zwijg." In een meer of minder engen kring had vader Hyacinthe reeds enkele malen zijne verwantschap met het protestantisme bekend. Men verweet hem, en dat niet zonder reden, dat hij te langen tijd was voortgegaan, door zijne prediking proselieten te winnen voor hetzelfde Katholicisme waarvan hij de grondslagen ondermijnde. In September 1869 deed hij den stap, die logisch volgde uit de door hem aangenomen houding. Sedert lange jaren was zijn plaats niet meer in de Roomsche kerk, en wellicht had hij de hevige aanvallen van Louis Veuillot en van diens medestanders niet moeten afwachten om uit zijne orde te treden. Na 1871 zijn zulke botsingen als die tusschen de kerk en vader Hyacinthe zeldzamer en minder grootsch geworden. De kerk heeft de grens van mogelijke concessie's genaderd. Alle conflicten met moderniseerende geestelij ken zijn daardoor teruggebracht tot een een voudige autoriteitsquaestie. Door de kracht der omstandigheden is vader Hyacinthe zoo de laatste incarnatie geworden van een beroemd godsdienstig antagonisme. Voor den logischen geest biedt de kerk (elke kerk) weinig meer aan dan middelmatig gestelde en onoplosbare raadsels. Aan den anderen kant beloven de systemen der pro feten en hervormers die haar bestrijden, een korten opvleug van klaarheid, die weldra omgeven en overwonnen wordt door een diepe duisternis. Hetgeen den wijsgeerigen geest belang inboezemt, is het schouwspel van deze twee godsdienstige beginselen, gelijkelijk on vergankelijk, en waarvan de strijd een logisch en eeuwig gevolg is van 's menschen denken en handelen. L. H. G R o N D ij s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl