Historisch Archief 1877-1940
3 Febr. 23. - No. 2380
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND
HET AFROEPEN DER VERTREKUREN BIJ DE SPOORWEGEN AFGESCHAFT
Tetkenlnf voor de Amsterdammer" van Job. Braakensleh
De restaurateur: Ik be»i de eenige, die er wel bijvaart"
tllHIIIIIIIIIIIIIIII
MMiumiiiimii
CHARIVARI A
DE BODE :J?Excellentie daar is een depu
tatie van de arbeiders."
DE MINISTER: Laat de heeren binnen."
DE BODE: Pardon, Excellentie, ik ver
sprak me: 't zijn leeraren."
DE MINISTER: Belet."
Seutfchlanb, eutfcïjlanb ueber 9KUe§!
De uitvoering was in de denkbaar
voortreffelijkste handen." (Hbl.)
Dada heeft geen
eeuwigheidsbestrevingen." (Theo v. Doesburg)
Stemt twee violen en een alt ab
soluut rein." (Caec)
Het vraagstuk werd aan een in
gaand onderzoek onderworpen."
(N. R C.)
Bedrijfsvaardige toestand."
(N. R. C.)
De meesters
Hij zit maar niet zoo voor zijn
pleizier de meest genoegelijke dwaas
heden aan elkaar te rijmen." (Prof.
Prinsen in de Groene)
Van beiden is hij de meest oor
spronkelijke." (Caec.)
De dadaïst is de meest vrije, meest
rustige, gelijkmoedige mensch ter
wereld." (Dada)
De meest belangrijke instellingen
en de meest invloedrijke en geziene
persoonlijkheden." (De Journalist.)
taal, zonder haar in eenig opzicht geweld aan
te doen.
Ik krijg natuurlijk weer ongelijk. Maar ik
blijf, zoolang ik niet waarlijk overtuigd ben,
rustig doorfnuiten en doorfnoveren. Gefnaft
heb ik nooit, en ik beloof plechtig mij daaraan
nooit te zullen schuldig maken.
Antw. Het naar omlaag rijden had ook
zonder van een vaag vermoeden bij mij
gewekt,[dat de ruiters eerst boven waren geweest,
maar ik beloof u dat ik defnoveraars'n beetje
met rust zal laten.
Niet meer dan behoorlijk
Bal masqué. Zonder costuum geen
toegang." (Circ. Soc. Amst.)
Engaged to be married:
KURT KÖHLER,
WILLY SCHREUDER.
17 Januari.
Soesterberg. Luchtvaart. Afd.
Rotterdam, Mathenesserlaan 410."
(Adv. N. R. C.)
Meilleurs voeux !
Heinrich Freddy Charivaritis.
CORRESPONDENTIE
Aan v. H. te D. Het Antwoord van
Deodaat" is goed, maar me dunkt we hebben nu
genoeg van die nonsens opgedischt en met
zeer ondadaïstische duidelijkheid getoond hoe
de Groene over het dadaïsme denkt. Meer is
die potsenmakerij niet waard.
P. M. te A. Als ik zeg: de buurvrouw sloeg
haar steeds met bijzondere belangstelling
gade van over de horretjes" dan druk ik
iets op schilderachtiger wijze en klaarblijke
lijk juister uit, dan wanneer ik van" had
weggelaten: In het eerste wek ik de voor
stelling eener intermitteerende werkzaamheid
van uitkijken op, in het tweede een beweging
loosheid, die ik niet beschrijven wilde.
Evenzoo b.v. met het zinnetje: De ruiters kwamen
van over den heuvelbrug naar omlaag rijden."
Dat zeg ik, omdat ik wil te kennen geven,
dat de ruiters eerst boven op den heuvelkam
waren en toen over de glooiing naar beneden
kwamen. Dat is dus beter en schilderachtiger
dan enkel: over. Ik verrijk op die wijze de
TEGEN DE
T AALVERWOESTING
waar zij het moesten laten, en rnm niet om
schrijven, waar zij 't juist moesten doen.
3. Misbruik van het attributief.
Als we zeggen: Die roos is mooi", is mooi
een deel van het gezegde en wordt het pre
dicatief gebruikt. Spreken we van een
mooie roos", dan is een mooie" een attribu
tieve bepaling. In het eerste geval verbuigen
wij niet, in het andere wel. Simple comme
bonjour; en ziet nu, hoe roekeloos deze taai
natuurwet wordt geschonden:
De tegenstelling kapitalisme en socialisme
is geen hoogst belangrijke (i. p. v.
is niet hoogst belangrijk). Zijn bevordering
mag een welverdiende (i. p. v.
welverdiend) worden geheeten. De voorstelling
van risteravond is een se li i t t e r (Mi d e
(schitterend) geweest. Dit werk Kan niet
een geslaagd (geslaagd) worden genoemd
De keuze van hem is een gelukkige
(gelukkig) geweest. Zijn houding was e e n
l ij d z a m e (lijdzaam) en g e d u l cl i g e
geduldig). De adv.-generaal noemde deze
zaak een juridisch eenvoudige
(juridisch eenvoudig).
De oorzaken zijn verschillende
(verschillend) geweest. De klank-expressie
zal een andere (anders) moeten zijn.
Beide laatste voorbeelden zijn van Willem
Kloos, die nog een summum haalt met: zijn
(L'oorenbos') invloed is stellig een dan
kbaar te erkennene g eweest (i. p. v.
heeft men dankbaar moeten erkennen.)"
Hoeveel fouten er in deze laatste constructie
liggen opgestapeld, kan ik niet bepalen.
In geen van deze en in meer gevallen zonder
tal is de flexie van het predicatieve bijv.
naamwoord en zijn vervorming tot een
attributief ook maar eenigszins te verdedigen.
Zouden wij soms ook moeten schrijven:
Deze menschen zijn goede", Die soep is
een aangebrande", Deze koffie is mij een
te heete"? Dit laatste is iets voor De Prins
of voor de Haarlemsche Ct., twee fameuze
kleine taal- en stijlclowns, om te lanceeren.
Alleen dan heeft de verbuiging van liet
predicaat reden, wanneer men het substantief,
waarop het slaat, beoogt te brengen tot een
bepaalde soort of in te deelen bij een bepaalde
groep, waarbij men als vanzelf onderscheid
maakt met de tegenstelling. Zijn methode
was de klassieke" is goed. omdat
men hier een erkende soort van methode voor
zich ziet en tevens aan de niet-klassieke
denkt. Deze questie is hier de o v e
rh e e r s c h e n d e" kan ook verdedigd wor
den, omdat men hier een indeeling maakt
tegenover minder gewichtige aan de orde zijnde
vraagpunten. Intusschen moeten vooral zij, die
hun schrijftaal zuiver willen houden, maar
zich hierin nog niet te sterk oordeelen,
liever vooreerst op veiligen afstand blijven
van de verbuiging van het gezegde-adjectief.
DK. CH. F. H A j ie
VRIENDEN EN BEKENDEN
Teekeningen voor de Amsterdammer" van
Bernard van Vlijmen
met toelichtende bijschriften van Charivarius.
IV.
Ik, oude graaf,
Ik leefde braaf,
Maar 'k heb 't nooit overdreven:
Mijn eene oogj' is bijna dicht,
Maar in liet and re is 't gezicht
Nog opperbest gebleven.
Vooral, als 'k, zooals nu... hi! hi!
Zoo'n weergaasch aardig kipje zie.
Onder 2. Misbruik van den niet omschreven
comparatief (nummer van 2üjan.) was weg
gevallen de opmerking, dat men die fout in
zeer veel gevallen kan vermijden door om
schrijving met meer, dat dan niet een hooger
graad van het adjectief aangeeft, maar geheel
overeenkomt met vrij, tamelijk, betrekkelijk.
Bijv.: In de meer gewone omstandig
heden des levens handelt men zoo niet" (men
denkt hierbij immers niet aan omstandig
heden, die meer dan gewoon zijn). Op
meer hooge geografische breedte komen deze
verschijnselen niet voor" (men denkt dan
eenvoudig aan vrij hooge breedte, niet
aan meer dan hooge). Menschen van meer
r ij p e n leeftijd zouden er dit van oordeelen"
(men denkt dan niet aan menschen van
meer dan rijpen leeftijd).
Bij vergelijking met hetgeen gezegd is in
1. Vernieling van de trappen van vergelijking
zal men hier opmerken, dat onze
taalverbroddelaars den comparatief omschrijven,
KREKELZANGEN
HET POPULIERTJE
Populiertje, tenger boompje,
In een breede straat geplant,
Oploop, dienders, gummiestokken,
Iets bijzonders aan de hand.
Vier gemeente-tuinarbeiders
Komen met het boompje aan,
Putje graven op het plekje,
Waar het stammetje zal staan.
Ernstig wordt het werk voltrokken,
Boompje staat een tikje schuin
Vier gemeente-tuinarbeiders
Weer naar den gemeente-tuin.
Twee gemeente-stratenmakers
Leggen dan het plekje dicht,
Passen, kloppen, wringen, meten,
En de arbeid is verricht.
Een gemeente-schilder schildert
Dan het paaltje bij den stam,
Als 't klaar is en kan drogen,
Stapt hij rustig op de tram.
Een gemeente-ijzerwerker,
Onder toezicht van een baas,
Spant dan fluks rond paal en boompje
Een cylinder kippengaas.
Een gemeente-hekwerkmaker
Neemt een randje prikkeldraad,
Dat hij om den gaascylinder
Tegen jeugd-aanvallen slaat.
Een gemeente-karrevoerder
Komt met paard en wagen aan,
Waarin zand en losse steenen,
En een beetje vuilnis gaan.
Tien gemeente-arbeidslieden,
Plus en wagen en een paard,
Hebben rustig met hun tienen,
Weer iets wonderlijks gebaard.
J. H. S p E E N n o F F
IIIIIIIIIIIIIIIIIIU
UNIE BANK
voor NEDERLAND en KOLONIËN
AMSTERDAM
en ROTTERDAM
Agentschappen in Nederland:
's-GRAVENHAÖE, TILBURG,
LEEUWARDEN. OISTERWIJK,
UDENHOUT, LOCHEM en BORGULO.
Agentschappen in Indië:
BATAVIA, SOERABAYA,
8EM1HANG, BANDOENG, M E DAN en
WELTEVREDEN
minimum tniiiiiiiitniiii
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM
een weekblad, dat de leiding in een andere
richting zoude moeten geven, uw
L. J. C. VAN G o R K o M
II!
DE FRIESE BEWEGING
BUITEN FRIESLAND
DE RUHR-BEZETTING
Aan de Redactie van de Amster
dammer" Weekblad voor Nederland.
Ik kan niet nalaten, u te zeggen, hoezeer
ik teleurgesteld ben en er waarlijk leed van
gevoel wanneer ik in uw invloedrijk weekblad
uwe houding zie in zake de Roer-bezetting.
Het zal u weinig aangaan, wat een leeraartje
in de geschiedenis ergens in het Zuiden daar
van denkt en voelt, maar ik wil het u zeggen:
<d.an ben ik het kwijt.
Zóó .spreekt dus professor Kernkamp bij
?de ongehoorde poging tot moord op een krach
tig volk, dat zich niet meer verdedigen kan?
Moet dus ook Bismarck's werk maar te
gronde gericht worden? Is dat niet erg? Was
zijn werk een wangedrocht? En moeten wij
er kalm en koel bij gaan zitten, wanneer Tilsitt
vél erger wordt herhaald?
Ik vind het eenvoudig vreeselijk en ergerlijk,
om het u ronduit te zeggen, dat de beste
Nederlandsche historici zóó spreken en het
Nederlandsche volk in den waan laten, alsof
het even kalm en zelfgenoegzaam den onder
gang van het Duitsche Rijk zoude kunnen
bijwonen als in 1648.
Waarlijk, u spreekt als een Amsterdammer
van het jaar 1648. Maar ik geloof, dat u bezig
bent, u op een gruwelijke wijze te vergissen.
U zoudt het, geloof ik, ook niets erg vinden,
als de Fransche invloed maar weer eens heel
groot werd in Europa. Uw uiterst koele hou
ding tegenover het Vlaamsche vraagstuk zou
dat doen veronderstellen. Wanneer
Engelschen en Amerikanen, die de zaken van nabij
hebben gevolgd, overtuigd zijn van
Duitschland's voldoende praestaties, dan heeft pro
fessor Kernkamp toch wel reden, hen te
volgen.
En ik heb reden, om te gelooven, dat
hoogleeraren in de geschiedenis van een der oudste
universiteiten van Engeland over de
FranschDuitsche verhoudingen anders denken dan
professor Kernkamp.
Intusschen met alle verschuldigde gevoelens
maar met diep leedwezen over de houding van
Dat woord beweging" zit mij weliswaar
altijd een beetje dwars, omdat ik er iets
opstandigs in gevoel, wat er in de Fryse
selskippen" niet ligt, laat staan dat het er uit
zou oplaaien tegen het Hollands of tegen
Holland. Het lijkt mij nodig on tussen de
uitersten, die in dit weekblad hun meningen
uiteengezet hebben, post te vatten en de
spreuk: tsjerke en toer midden yn it doarp"
in toepassing te brengen. Cannegieter heeft
die selskippen en hun werk wellicht te hoog,
maar Sybesma in felle bestrijding van de
lofredenaar, stellig te laag aangeslagen.
Daarom eerst tot het laatste uiterste.
We roepen niet om eenFriesche Hoogeschool,
maar wel zullen we ons uitrusten om te stiijden
voor dat vrije Friesland, waarvan geheel ons
leven vervuld zal zijn", schrijft hij. Mochten
er Hollanders zijn die aan Adeelen denken,
Stavoren en Willem IV, dan moeten zij vooral
alle aandacht vestigen op het laatste 7-tal
woorden; dan vallen de zwaarden, mitrail
leurs en onderzeeërs terstond weg van
hunjverschrikte ogen. Te strijden in die zin valt er
niet; de dwaas, de DonQuichot, die met der
gelijke gedachten in zijn brein omgaat, blijft
de eenzaam dolende ridder in Friesland.
Wat er dan met dat strijden voor 't vrije
Friesland" bedoeld wordt? Retoriek, lezer!
Niets dan dat. Het klinkt mooi. Immers
Friesland heeft nu al het volste recht,
algehele vrijheid, om zich to ntjaen",
tot ntjowing", om uit te groeien, om
op te bloeien. En ieder op zijn manier
werken vele verenigingen in die richting.
Wat er groeien en bloeien moet, is het zelf
bewustzijn, dat men eigen mooi als een schat
te hoeden heeft en schoon te maken van het
stof der eeuwen, dat hij vreemd en eigen in
alle schoonheidsgloed voor ogen sta, de eigen
welluidende Friese taal, de eigen daarin
geschreven kunst, het eigen denkleven. De
Friezen buiten hun gewest zijn daar op
z'n minst even fel op, als die daarbinnen.
Evengoed als wij het eens zijn met het
volgende: Wat Friesland als een heilig voor
recht te bewaren heeft, dat zal wel altijd rond
z'n blauwe meren blijven, wij kunnen het niet
naar elders dragen, het ligt daar nu eenmaal
door de eeuwen heen, ongekend door velen,
fel bemind door enkelen". Natuurlik, wij
missen veel, droevig veel; omstandigheden en
treklust dreven ons ver van die meren en wij
moesten het onzegbaar hecrlike daar laten.
Maar.... de herinnering ook? Kunnen kunste
naars als Marten Baersma en Sim Klooster
man ons er niet op de vleugelen der herinne
ring terugbrengen en legt niet onder de
voorlezing van dat kunstenaarsschoon een hele
vergadering die herinneringstocht af, allen,
van welke stand ook, arbeiders, winkeliers,
onderwijzers, leraars en geldmensen? Kom t dan
niet uit onze diepten opwellen het geestelike
leven van onze jeugd, van vaders thuiskomst,
van moeders verhaal en is dat geen factor
van geestelijk leven", meneer Sybesma? Ver
langenwij dan niet zulke boeken te hebben en
daarmee ons te verdiepen? Worden zelfs
moeilike woorden door minder ontwikkelden niet
begrepen met de ziel, omdat zij zelf op die
meren gezeild, in die beemden gehooid, op
die heide gedwaald hebben en er alles zich
nog herinneren !! Neen,over Gothiek, Goethe's
Faust en Vondel's Reyen" praten we niet
want onze graalburg, "Friesland, trekt al ons
denken, maar gebeurt dat dan ergens? Komt
men ergens als Friezen voor zo'n doel bijeen?
Dan toch zeker een heel klein onder onsje 1),
niet verenigingen als ik ze ken met alle
standen samen. Hier raakt men nooit uit
gepraat over Friesland, van alle kanten
bekeken, over het Friesland van nu, maar
vooral van onze jonkheid.
Nu kom ik echter bij Sybesma op alweer
een ander verwijt, doch meteen moet mij
de vraag van het hart: waartoe die verwijten?
Omdat wij buiten Friesland wonen? Maar
dat hangt immers van zoveel omstandig
heden af! Of omdat wij hier het wagen naar
Friesland terug te zien? Maar mag men het
wel aan iemand verwijten, als hij zijn vaderlik
huis, zijn moeders gezicht zich weer te binnen
wil brengen in die ogenblikken, die hij aan
zich zei; en eigen genoegen mag wijden?
Bewijst dat een bedenkelijk tekort", een
zich niet te huis gevoelen, samen scholen
in eigen kringetje om niets te leren en niets te
vergeten?" Zijn dit zwakheden?" Och ja,
een fors man denkt nooit eens aan vroeger.
niet waar? Die ziet altijd maar met op elkaar
gebeten tanden en felle wilskracht vooruit.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll111111"
De stumper! Wie beroemt" er zich echter
op, dat men bijeenkomt? Wel niemand.
maar wij beroemen er ons op, als wij het
vijfentwintig jaren volgehouden hebben, zon
der'door twist verdeeld geraakt te zijn. Dat
wil wat zeggen bij individueel aangelegden
als de Friezen.
En, als dan zo'n vereniging aan een feest
avond wat kleur wil bijzetten en schoon
heid van vroeger dagen, zeker, maar schoon
heid van kledij samen brengt in een feestzaal;
bovendien, als daarmee het schone geslacht
in een tedere snaar getroffen wordt, omdat
de Friese dracht de gestalten zo kantig
omlijnt (in tweeerlei betekenis) en het aange
zicht verjengdigt, moet dan -- nog we! een
jonge Fries, ai is hij Jong-Fries, een lans;
gezicht zetten?
Neen, de heer Cannegieter, die trouwens
zelf in het geval is van de Friezen-om-utens",
heeft beter kijk er op, dan de heer Sybesma,
die in Friesland blijkbaar vastgeroest is
in de gedachten van een kleine kring,
aristokrateii der letteren, die aan het gewone feest
niet meer kunnen doen, die, zinnende op een
edele, heerlike, gulden toekomst, de gewone
mens niet weten aan te pakken: die is maar
zo gewoon ! Maar ook Cannegieter lijkt mij
de zaak wel wat te hoog op te schroeven naar
zijn sfeer toe. Hierin vergeestelikt het geheel;
hier hoort C. aangename klanken uit een ver
verleden en die doen hem soezen en hoger
verwachtingen hebben van volksfeest, volks
geest en volksgodsdienst" dan w;ij, gewone
leden van een Friese vereniging. Dit schrijven
doet daarom toch wel aangenaam aan, maar
iemand, die zich niet schaamt om zoveel
dikke Franse woorden te gebruiken over
zulke eenvoudige dingen- voor n
repristinatie", heeft men noch aan van Dale, noch
aan 't Frans woordenboek iets; daarvoor
moet het oude Latijnse voor 't licht gehaald
worden ! zo iemand moet uit de hogere
sferen der denkwereld afdalen en met een
sprongetje midden in de,.beweging" gaan staan,
midden in de Skotse trije". Dat is beter voor
hem en voor zijn oordeel over de Friese
beweging buiten Friesland".
Januarie 1923.
Dr. J. B. S c u r: i> r, R s
l IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIM
1) En in deze kleine kringetjes kan nooit
het voornaamste, het sociale doel der Friese
verenigingen lot z'n ivcht komen. Zij blijven,
dunkt me, onvruchtbaar.
DE MIDDELBARE SCHOOL
VOOR MEISJES
Naar aanleiding van de artikelen van
Mevrouw Aalbers-Hamaker in de Gids van
Sept. 1922 en in Ervarings-Opvoedkunde van
Dec. 1922, zou ik gaarne het volgende willen
opmerken.
Het verwondert me zeer, dat voora! na het
laatste artikel van Mevrouw Aalbers-Hamaker
in Ervarings-Opvoedkunde niemand zich
geroepen voelt om een lans te breken voor
het werk van directrices der M.S.S. v. M.
en van de Inspecteurs, vooral, dat niemand
opkomt tegen de zeer onjuiste voorstelling
alsof alleen de meening van genoemde personen
van invloed zou geweest zijn op het ontwerp
van de nieuwe M.S.v.M.
Mevrouw Aalbers-Hamaker behoorde te
weten, dat de Commissie van advies aan den
Onderwijsraad in Juni 1920 zich wendde
tot de directrices van de M.S.S. v. M. met
verzoek aan de docenten in een vergadering
eenige vragen voor te leggen. Deze vragen
waren o.a.:
I. Wenscht gij afzonderlijke Meisjesscholen
tot opleiding voor de studie aan de Univer
siteit (H.B.S., Lyceum, Gymnasium)?
II. a. Wenscht gij instandhouding der
tegenwoordige M.M.S. als instituut voor
algemeene ontwikkeling enz.?
c. Wenscht gij wettelijke regeling met
wettelijk eindexamen voor die scholen? Zoo
ja, welke rechten zoudt gij aan het diploma
willen zien toegekend ?
Er is dus aan de docenten gelegenheid
gegeven zich over al deze kwesties te uiten.
Ik weet natuurlijk niet, wat alle scholen op
deze vragen geantwoord hebben. Wel weet ik,
dat men te Utrecht met algemeene stemmen
was voor oprichting van afzonderlijke H.B.S.,
Lycea en Gymnasia voor Meisjes, vóór in
standhouding der M.S.S.v.M. als instituut voor
algemeen vormend onderwijs met het recht
o.a. van,vrijstelling voor het Staatsexamen in
verscheiden vakken.
O]) dergelijke adviezen van docenten is
voortgebouwd.
De vereeniging van directrices is pas eind
Mei '21 opgericht, heeft dus als zoodanig geen
invloed gehad op het eerste wetsontwerp M.O.
De eerste vergadering van Inspecteurs met
Directrices vond plaats 24 Mei '22. Van een
oligarchie van Inspecteurs en Directrices
kan geen sprake zijn. Wij docenten van de
M. S. S. v. M. kunnen het alleen op hoogen
prijs stellen, dat ons op 25 November '22
gelegenheid werd gegeven om met docenten
van andere scholen over het toekomstige leer
plan en eindexamen te spreken.
N. K i- A A s s E N
Lecrares H.B.S. v. M. te Utrecht.