Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
B1JKOMSTIGHEDEN
LVIII
Ik kreeg een brief van iemand, die begon
met te zeggen, dat hij zich niet herinnerde,
of ik den titel van mijn rubriek
bijkomstigheden" indertijd had gemotiveerd. En
omdat ik juist dezer dagen in Aurora Leigh
een citaat vond, dat voortreffelijk als motto
voor al deze schrijfsels had kunnen dienen,
kom ik op deze kwestie gaarne terug.
The human race
To you means such a child or such a man,
Vou saw one morning waiting in trre cold,
Beside that gate, perhaps. You gather up
A few such cases, and, when strong, sometimes
Will write of factor ies and of slaves, as ii
Your father was a negro, and your son
A spinner in the milis all's yours and you,
All, coloured with your blood, or otherwise
Just nothing to you...."
Dit is het verwijt, dat Romney Leigh tot
zijn nicht Aurora richt, en ik geloof niet, dat
ik ooit ergens zóó zuiver de qualiteiten en de
zwakheden van d e vrouwelijke mentaliteit aan
gegeven heb gevonden. Want onze
quick-breathed hearts" kunnen nooit het groote benaderen
dan via het kleine, het,, bijkomstige", nooit
de idee vatten, dan via het concrete, en ik
had b.v. nooit zoo goed begrepen, wat de
bezetting van het Roergebied voor de heele
wereld beteekent, als toen gisteren een oud,
krom ventje, aan een afgelegen station mij
met een zieligen nadruk vroeg, om m'n
koffertje te mogen dragen, omdat, nu de
treinen uit Duitschland^niet meer aankwamen,
hij nog niet het zout in zijn eten verdienen
kon." Daarom noemde ik, in wijze voorzich
tigheid, deze rubriek bijkornstigheden",
opdat niet iemand er ongeduldig zijn schouders
over ophalen zou en zeggen: Geen breede
kijk".
Maar de vraag naar den oorsprong van mijn
betiteling was niet het meest treffende van
den bovenbedoelden brief: er was een bank
biljet in bevestigd, bestemd voor het fonds
ter ondersteuning van noodlijdende kunste
naars.", (welk bedrag ik dadelijk aan den
fonds-kassier, Bankassociatie, Utrecht heb door
gezonden), en de schrijver motiveerde zijn
daad op de volgende wijze: Waar moet het
heen, wanneer de bron van alle schoonheid
verdroogt? Dus: niets dan egoïsme drijft ons
het stoffelijke welzijn van hen, die ons de
schatten geven, die, met die der wetenschap,
het Leven waard maken, te bevorderen, opdat
niet de geestelijke waarden, die alleen aan het
harmonisch wezen van den kunstenaar kunnen
ontspruiten, ophouden haar noodwendigen
plicht te volbrengen."
Dit schreef een man, die zelf midden in
het leven van de daad staat, en wiens krachten
aan het in practijk brengen van de resul
taten der wetenschap zijn gewijd; daarom
verheugde zijn motiveering mij nog meer
dan de gave zelf, en ik voel mij geroepen
zijn heele beschouwing hier te laten volgen,
omdat ik geloof, dat deze stem uit déwereld
der nuttige" menschen overtuigender pleit
voor de Kunstenaars-in-nood, dan iemand,
die zelf eenigszins in verband staat met het
gilde, ooit zou kunnen doen.
Ik weet niet meer, of de titel van uw ru
briek Bijkomstigheden" in den aanvang
gemotiveerd is. hen titel is zelve een bijkom
stigheid, toegegeven.
Ik weet ook niet, of een gedachte, een
bedoeling van andere zijde dan de uwe, als
bijkomstigheid kans heeft vriendelijk te wor
den aanvaard en ....gedrukt!
Hoe het zij, ik wentel mij in Bijkomstig
heden, nu ik mij moet uiten over iets, dat
mij ter harte gaat, en, dat weet ik wel, u ook !
Alleen, U kunt er geen bijkomstigheid in zien,
want voor u is het: pure hoofdzaak. U kunt ?
er geen bijkomstigheid over schrijven, want 't
zou een oratio pro domo worden voor
wie u het naaste staan. Daarom schrijf ik
er over, want ik ben outsider, voor wie de
kunst helaas l bijkomstigheid moet zijn. Even
als echter uw rubriek slechts dien naam draagt,
maar een eereplaats inneemt bij voor vrou
wen", evenzoo kan, gelukkig, een bijkomstig
heid, als Kunst, een vervulling zijn in
oogenblikken, dat onze plichten ons vrijlaten..
Wat heb ik nu te zeggen?
fk heb te zeggen, dat de kiesche steun, die
de kunstenaars noodig hebben, moeilijk door
een kunstzuster kan worden gevraagd. Be
scheidenheid verbiedt haar collegiale aanbe
veling te geven in het openbaar: want de
reputatie van de dienaresse der Kunst is een
uiterst delicate zaak, die niet door haar
zelve wordt gevestigd en gepropageerd, doch
door haar Kunst, indien ze die vermag te
scheppen. Wee, wanneer de Nijd het gevoel
vol woord over de waarde van de kunst voor
het leven, (en men moet toch over kunst
schrijven, als men den verkondigers van de
schoonheid een pleitrede schenkt) beschouwt
en veroordeelt als eigenwaan !
Geen collecte, die is als een zwijgende
aalmoes, kan het woord-uit-het-hart voor
de lijdende kunst, die de leidster moet zijn
in het Leven, naast de Liefde, de Wetenschap
en de Plicht missen, nu er werkelijk iets gedaan
moet worden voor het materieele bestaan van
zijn schepper, opdat het geestelijke gedije!
Aan U, mevrouw, het verzoek, óver of
mét deze mijn zwakke maar welgemeende
woorden een Bijkomstigheid voor Vrouwen
en mannen te schrijven, Uw faam blijft
dan ongerept, want Gij blijft slechts bijkom
stigheid in uw Bijkomstigheid."
Inderdaad ben ik deze week zoozeer bij
komstig, dat ik het nauwelijks waag onder
deze kolom mijn naam te zetten. Ik doe
het dan ook alleen bij wijze van
adhaesiebetuiging.
ANNIE SALOMONS
HET BEZOEKEN VAN ZIEKEN
Als onze vrienden door ziekte bezocht
worden, moeten ook wij hen bezoeken, vin
den wij. Maar wij willen toch geen tweede
bezoeking aan de eerste toevoegen? Wij be
doelen toch iets meer dan een acte de présence?
Wij willen wat afleiding brengen en een bewijs
geven van onze hartelijkheid en ons mede
leven.
Maar aan 't laatste juist hapert het veelal,
ondanks ons beste bedoelen, omdat het leven
zoo druk is.
Onze vrienden verzuimden ons te vragen
of hun ziek-zijn ons gelegen kwam en plot
seling komt het ziekenbezoek zich als een
lastig extraatje dringen tusschen de vele
nummers van ons dag-programma. In een
galopje doen wij, tusschen de druppeltjes door,
ook dit even af, bij 't binnentreden van de
ziekenkamer overleggend wat wij na ons ver
trek het eerst doen zullen.
De meeste zieken zijn uiterst gevoelig;
aanstonds bespeuren zij onze nauwbedwongen
jacht en er is veel kans dat ons bezoek voor
beide partijen in hooge mate onbevredigend
blijft en den zieke, door ergernis, mogelijk
schade doet. Wie werkelijk geen andere
keuze heeft dan een zieke op deze wijze te
bezoeken of niet, doet beter zich aan liet
laatste te liouden en door een geschreven
woordje te kennen te geven: ik denk wel aan je.
Wie een zieke wil bezoeken, behoorde zich
te voren even al was 't maar vijf minuten
tijd te gunnen zich met volle concentratie in
te stellen op den patiënt, trachtend zich in
te denken injdiens geesteshouding ten opzichte
van zijn ziekte en de omstandigheden van
werk, gezin en mogelijke finantieele zorgen,
die met elkaar den toestand vormen. Natuur
lijk blijft het hier in vele opzichten bij gissen
en raden, maar wie zoo, in liefdevol bedoelen
de geestelijke wichelroede hanteert, zal aan
een enkel woord, een blik of gebaar misschien,
genoeg hebben om zich omtrent de
zielegesteldheid te priënteeren en zal op zijn beurt
door een kleinigheid kunnen toonen dat hij
den 'zieke begrijpt.
En is er in onzen omgang met menschen
wel iets dat wij meer behoeven dan begrepen
te worden? Meestal is het niet-begrijpen, het
langs-elkaar-heen-praten niet het gevolg van
diepgaand karakterverschil, maar van doodge
wone gemakzucht, en laag-bij-den-vloersch
? flIllltllllllllllllllllllllllllllllllllltlMMIIllllllllllllllllllMI, IIMIIIHIIMIIIII
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SXPKES TT A ATtliEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
opzien tegen de moeite om in het geval in
te komen". Waar het begrijpen is, daar komt
de rust en het gevoel van veiligheid, dat den
tnensch tot het vertrouwen brengt zich te
geven zooals hij is, ecnvoudig-weg, onopge
smukt. Een zieke vooral heeft dit gevoel zoo
noodig, hij mist immers de energie eri de veer
kracht, die het ons in het dagelijksch leven
mogelijk maken ons op te houden.
Wie zóó een zieke nadert, heeft kans iets
op te merken of mede te brengen van die
gelukkige sfeer, die een mensen boven het
alledaagsche uittilt en zou niet in vele ge
vallen van voorbijgaande ongesteldheid juist
dit het verborgen doel zijn?
Ziek zijn is het beste middel orn gezond
te worden" las ik eens ergens. Ik geloof dat
er een diepe, ook geestelijke waarheid ligt
in deze schijnbare paradox.
Tracht uw zieke zonder woorden het besef
bij te brengen dat ziek zijn heel vaak is: a
blessing in disguise en dat het een interessante
ptizzle is te ontdekken wat er onder het on
aantrekkelijk mom der ziekte verscholen ligt
en hoe de blessing er uit zal zien. En wie zal
ten slotte kunnen schatten de waarde van de
rust voor den geest, die op het ziekbed gevon
den kan worden? Wie zal bepalen de schoon
heid en de liefelijkheid van de stille gedachten,
die uit de bonte roezemoes van het drukke
leven, waarin zij dreigden te vergaan, voorzich
tig en schuchter opstijgen als bellen door kin
deren geblazen en daarheen geworpen in den
zonneschijn, waar zij de wereld weerkaatsen in
teedere ronding en wonderbare kleurvloeiing?
En voor den practischen kant van ons zie
kenbezoek nog dit:
Kleed u met zorg. De zieke, die voor zooiets
gevoelig is, zal deze kleine attentie dankbaar
opmerken.
Breng zoo mogelijk een kleinigheid mee,
liefst iets van geringe geldswaarde, maar
waaraan te bespeuren valt dat ge u moeite
gegeven hebt te zoeken naar iets dat wer
kelijk genoegen geven kan.
Blijf na de begroeting niet aan het hoofd
einde van het bed staan praten, waardoor
de zieke, wil hij u aanzien, zich tot een onge
makkelijke, misschien pijnlijke houding zou
moeten forceeren. »
Ga niet met uw rug naar het licht zitten.
De patiënt zou dan zijn oogen moeten ver
moeien door juist in het licht te kijken.
Stoot niet tegen het ledikant.
Toon uwe deelneming in niet al te veel
woorden, maar. liever door belangstellend
S luisteren naar wat de zieke u over zijn toe
stand vertellen wil. Is hij geneigd te veel er
over uit te weiden, leid dan voorzichtig het
gesprek naar iets anders, iets prettigs en aan
trekkelijks dat niet vermoeit en niet verveelt.
..Don 't talk illness".
Blijf nooit te lang, maak uw afscheid kort
en laat een indruk van gezondheid en levens
kracht achter.
A. H. L O E F F B O K M A
illlllllililiMllliiiiiiililiilmiiiiiiiiiimiiiiiiHlllllflIlllllttiiilllllllllllltllll
SPEELGOED-GESPREKKEN
(Met teekeningen voor,, De Amsterdammer" van
Sijtje Aa f j es).
IN DE WIEG.
De baby ligt op het kleedkussen en juicht
een dadaïstisch hooglied, terwijl haarmoeder
haar uitkleedt voor het bad. In de wieg een
vilten fox-terriër met een waterhoofd en
uitpuilende zwarte kraaloogjes, met zijn
kop over den rand. Op het kussen een
fluweelen poes. Een rammelpop zonder lede
maten op een stokje aan het voeteneinde.
De rammelpop, de hond en de poes.
?
De poes (weinig geïnteresseerd) Waar
kijk je naar? m
De hond. Naar de baby natuurlijk.
De poes. Je lijkt wel gek.
De rammelpop. Gaat ze weer mee?
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllklIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlIIIIIIIIIIIMnlllllllllll'lllllinillllllllI
VOGELZANG
n
;De groote menigte der zanglijsters zijn dit
jaar bij ons begonnen te zingen op 29 Januari.
Het lijdt geen twijfel, dat deze zangers pas
aangekomen waren uit den vreemde. Wij
bekijken onze buurt nog al goed eti weten dat
er den heelen winter door hier wel een paai
zanglijsters rondzwerven, maar stellig niet
meer dan een stuk of drie, in het gebied, waar
nu op dien 29sten Januari er een tiental zaten
te zingen in de schemering van den vroegen
morgen, 't Is wel aardig, om midden in den
winter eens hier of daar een zanglijster te
hooren, maar dat haalt niet hij de innige ver
heugenis en het heerlijk welkom, waarmee
wij deze eersten luiden lentezang begroeten.
Het geschal van die zanglijsters en van de
groote lijsters, die ongeveer tegelijker tijd
aankomen vervult niet een partijtje bosch,
maar het heele land, wijd en zijd en toovert
ons voor den geest al wat er gebeurt, al wat
er gaat gebeuren langs de vijvers en de beken,
aan de hellingen en in de valleien, overal waar
maar dichte struiken en hooge boomen-het
land voor die vogels bewoonbaar maken. Het
onbegrijpelijke is, dat hier buiten nog honder
den en honderden menschen deze blijde eerste
feestdagen van de lijsters niet beseffen of be
grijpen. En anderen zijn er,die nog maar altijd
vreezen dat dit zachte weer ons zal opbreken,
dat de bloemen zullen bevriezen, dat het
jonge groen van kamperfoelie en spiroea zal
verdorren en dat de juichtonen der vogels
zullen vèrkeeren in jammergepiep. Het kan
niet dikwijls genoeg herhaald worden, dat
voor ons onvolprezen landje de kwakkelwinter
UB normale winter is en dat in negen van de
neming. Van zingen komt hetdan vaak tot
vechten en van vechten tot zingen. Verleden
jaar op 2 Maart leverden twee paren van groote
lijsters elkander slag in de toppen der beuken
van het Kennemer Lyceum. Het ging blijk
baar niet om de wijfjes, maar om het terrein
en elk wijfje hielp haar man. Het aardigst
was wel, dat de overwinnaar, na zijn vijanden
verdreven te hebhen luidkeels zingend een
afstand van vijftig meter terugvloog hoog
hoven het bosch, zijn wijfje achter hem aan.
Dat was buitengewoon mooi en krachtig
en vroolijk.
Naast de strijd roepen vergast de zang
lijster ons ook op echten vreugdezang, 't Is
nu de gemakkelijkste tijd om den niorgenzang
tien jaren de eerste groote lijsterzang, de
bloei van sneeuwklokjes en hazelaren, het
afwerpen van de schubben der bloeiknoppen
van den iep valt in de laatste week van Januari
of nog eerder.
Wie nog verzuimd heeft de liederun der
vogels te leeren onderscheiden, kan 't best
in Februari beginnen zijn schade in te halen.
Het is gemakkelijk genoegde meezengeluiden
te onderscheiden, omdat de meezen zelf in
al hun kleurigheid zoo gemakkelijk zijn waar
te nemen. Daarna komt de zanglijster, die
zoo gemakkelijk te herkennen is aan de kracht
van zijn geluid en aan zijn besliste articulatie.
Hij spreekt woorden en soms is zijnVgeluid,
zoo zuiver van toon, dat wij het kunnen op
schrijven. Ik hoorde zanglijster
altijd' roepen: Pietje" of
Frederii>k"uf: ,,freekic'k", natuur
lijk naast een ov.ervloeil
van andere geluiden. In een
aardig Engelsch boekje
over vogelliederen van Prof.
Garstang komt een aardig ver
haaltje voorover het sprekende
van den lijsterzang. Ken kind
vertelt het in een opstelletje,
dat ze voor school maakte. In
Engeland en in Amerika laat
mende kinderen graag
(ipstelIctjes maken over wat zij in
de vrije natuur waarnemen
of beleven.
Dat kind vertelt dan van
een zanglijster die duidelijk
riep Mistress Hewitt, Mistress
Hewitt, zoo duidelijk dat een
heusche dame, die zoo heette,
naar buiten kwam, om te.vra
gen wie |haar riep. 't Is waar
gebeurd en ik wil het graag
gelooven. Dikwijls genoeg kan
ik ook geen onderscheid hoo
ren tusschen het gefluit van
lijsters en boomklevers en de
geluiden van kinderen.
Natuurlijk is een groot ge
deelte van den lijsterzang al
weer proclamatie van in-bezit- De jonge zanger, die 't nest verlaat
De hond (vol aandacht) Ik kan het nog
niet zien.
De poes. Zijn jullie weer jaloersch?
De rammelpop (eenigszins verdrietig): Ze
mag ook altijd mee en wij nooit.
De poes. Ik zou voor geen geld willen.
De hond. (met een snauw) Jij wilt ook
nooit wat, en ie doet altijd leelijk over de
baby.
De poes. Nog al reden om aardig te zijn
tegen iemand, die je je snorharen uitrukt
en je buik open peutert, dat het kapok er
uit komt. Ik heb er nog een leeg gevoel
van in mijn maag.
De hond. Ik geloof dat ze weer mee gaat.
De poes. (sarrend) Zij liever dan ik.
De rammelpop. (geïnteresseerd) Gaan ze
al in het water?
De hond. Bijna, en hij heeft haar al in zijn
handje.
Geplens van water. De baby schatert
en kraait en slaat met armen en beenen.
De hond steekt zijn kop nog verder over
den rand. De poes blijft zich van hef geheele
geval niets aantrekken.
De rammelpop. O, om maar een keertje
mee te mogen, wat moet dat heerlijk zijn.
De poes. Je zou er niet eens tegen kunnen.
De hond (vinnig). Ze kan anders meer ver
dragen dan jij, ze is nog nooit stuk geweest.
De poes. Jullie zijn veel te dom om mee
te praten. Heb je wel eens in de pap gelegen?
Zoo stel ik het me nu ongeveer voor.
De hond en de rammelpop glimlachen
minachtend.
De rammelpop. Zijn ze er nog in?
De hond. Ja, ze spelen. Het wasschen is
afgeloopen.
De rammelpop. Kan je ze allebei zien?
Ik zie alken de baby die komt met haar
hoofd boven den rand uit.
De hond. Nee, alleen de baby, die komt
met haar hoofd boven den rand uit.
De rammelpop. Ik wou dat ik ook eens op
mijn stokje kon staan om te kunnen kijken.
De /wes.Nog al veel aan te zien. Ik word
al ziek als ik denk aan dat griezelige water.
De hond. De baby gaat er uit.
De rammelpop. En.. . . ?
De hond. Die wordt vergeten.
De baby steekt,terwijl zij wordt afgedroogd,
een dadaïstisch manifest af.
De rammelpop (in spanning). Word' ze
heelemaal vergeten?
De hond. Misschien wel. Ik wacht a..
Stilte in de wieg, terwijl de babv wordt
aangekleed en allerlei plezierige geluiden
maakt, ten teeken van groote ingenomenheid
met haar bestaan. Na een poosje.:
De rammelpop. Wat zou er gebeuren, als
zij heelemaal vergeten wordt.
De poes. Ik begrijp niet waar jullie je mee
bemoeit. Wat kan je zoo'n nietig kaal prul
in hemelsnaam schelen.
De hond (pathetisch). Er staat een
poppenbestaan op het spel.
De poes (minachtend^. Stil laten staan.
De rammelpop. Gebeurt er al wat?
De hond. De baby is bijna klaar.
De rammelpop. En dan?
De hond. Dan komt zij hier en dan wordt
het badje schoongemaakt.
De poes. Wat zeuren jullie vanochtend
toch vreeselijk.
De baby wordt, onder een vloed van lieve
woordjes en liefkoozingen triomfantelijk naar
de wieg gedragen. De poes wordt weggenomen
van het kussentje, de rammelpop aangeboden
aan de baby, die liaar glimlachend accepteert.
MtllMIMHtHHIIIMHIIMMIMIHIIHIIII
(Foto A.
der vogels te hooren vóór hel opkomen van
de zon, want waarlijk is het geen kunst om
nu eens tegen zeven uur een morgenwande
lingetje te doen. Dan beginnen opeens alle
zanglijsters nit de buurt te gelijk te zingen
en op h .m mooist. Spoedig worden ze begeleid
door het mooie schrille liedje van de
heggemuschj'es en de velerlei trillers en loopjes
der rcodborsten. Later volgen de musschen,
.spreeuwen en meezen. Het orkest heeft nog
lang i.iiet zijn volle bezetting en is dus nu nog
gemakkelijk te ontcijferen. Er komen in
Februari maar heel weinig nieuwe geluiden
hij. Misschien treft ge het als onlangs ik en
da', ge het moogt aanzien dat een zanglijster
ontwaakt n-pjzijn lage slaapplaats en zingend
springt van tak op tak tot hij
den top van een hoogen boom
bereikt en daar nu eens goed
en uitvoerig begint te zingen.
Nn blijkt, dat die zanglijs
ter niet alleen een goed zanger,
maar ook een goed luisteraar
is, want bij zijn eigen,
oorspronkelijke geluiden voegt
hij nu van allerlei, wat hij van
andere vogels hoorde en
daarbij blijkt hij instaat, den
omvang, de diepte, het timbre
van zijn stem tot in het
oneindige te wijzigen. Soms
is het geluid zoo dun en hoog,
dat ge liet niet voor dat van
een lijster zotidt houden, indien
de vogel niet in levenden lijve
voor u zat. Ook luistert hij
naar zichzelf, herhaalt zijn
loopjes en poetst en polijst er
aan, om ze mooi en gladjes
te krijgen. Het maakt dan
werkelijk den indruk, dat de
vogel dan voor zijn eigen
plezier zit te vocaliseeren,
strevend naar mooier. Nog
duidelijker blijkt dat, wan
neer ge hem er op betrapt,
dat hij naar een anderen lijster
luistert en diens geluid
naBurdet) bootst, dikwijls aanvullend
ontvingen (lelnieuwe zending
JAPANSCHE KARPETTEN
in alle maten en dessins
o.a. 245 X 32O f 5O.BO
185 X S75 » «VS.50
140 X 20O 1O,OO ene.
De moeder verlaat de kamer met het
kinderbadje waarin het benijde badpopje
drijft.
De rammelpop en de hond zijn in groote
spanning.
Benige oogenblikken later komt de moeder
terug zonder badpopje en met een leege
badkuip. Het schrikkelijk pleit is beslecht.
Het badpopje is door de goot verzwolgen.
De rammelpop slikt een traan weg, terwijl
een vroolijk gebel uit zijn ingewanden komt.
De hond is diep bedroefd, maar zegt vrien
delijk piep, omdat de baby hem tegen zijn
buik schopt. De poes ligt dood stil aan
het voeteneinde.
A R i
lllllllllllltlllllMIflIlllllltlllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllll
OVER BOEKEN EN TIJD
SCHRIFTEN
Op onze boekentafel trekt de aandacht
een uiterlijk zeer goed verzorgd boek, welks
papieren omslag een leuk kinderkopje ver
toont : Onze jonge kinderen" door
J.RiemensReurslag met een voorwoord van Dr. C. P.
Gunning, verschenen bij Johannes Muller.
Boekhandel en Uitg. Maatsch. Amsterdam.
Het is een aantrekkelijk boek, de toon is
hartelijk en eenvoudig, het heeft geen pretenties
ties en stelt geen bijzondere eischen aan zijn
lezeressen en lezers. Over de lezers heeft
Dr. Gunning het o.a. in zijn voorwoord.
Vaders moeten zulke boeken ook inzien en
hij hoopt dat vader en moeder het samen
zullen lezen, er hun eigen voordeel en onder
vinding aan zullen toetsen en zoodoende het
leven hunner jonge kinderen meer bewust
/.uilen mede leven.
Juist om cien eenvoudig-hartelijken
niet-opdringenden toon, waarin de schrijfster met
liefde het door haar bestudeerde onderwerp
behandelt kan dit boek welkom zijn in
jonge gezinnen.
Een stapeltje van acht boeken ligt ook voor
ons. 't Zijn werken van ander gehalte. Toch
leerzaam maar in andere richting. rt Zijn de
Temina-handwerkboeken (Uitg. A. W. Sijthoff
Uitg. Maatsch. Leiden) Deze boeken zijn de
in het Hollandsch bewerkte ,,Beyer's
Handarbeitsbücher", Aan velen onzer bekend.
Het komt ons voor, dat met deze uitgave
een goed werk wordt verricht in de eerste
plaats voor» het zelfstandig aanleeren der
verschillende handwerktechnieken, die, in elk
boek in plaat en woord /.eer duidelijk verklaard,
worden behandeld. Maar ook om te doen
zien, hoeveel genoegeli.jks er met eenige
vaardigheid door ons vrouwen te maken is
van vele huishoudelijke gebruikstukken in
onze omgeving. Met de afgebeelde werkstukken
gaan wij niet altijd accoord. Ze geven Duitsche
nijverheidkunst, die ons vreemd is. Maar
wat nood. Als de uit het hoek aangeleerde
techniek ons eenmaal in de vingeren zit,
dan kunnen wij zelf ontwerpen, zelf scheppen
en dienen de platen der werkstukken alleen
als wegwijzers.
Steekje voor steekje nawerken, dat past
niet voor kinderen en menschen van onzen
tijd. Zelf willen is ook in dezen zelf kunnen !
De rijk geïllustreerde boeken tot nu toe
in deze serie verschenen, zijn: Festoneerwerk
(Richelieu). Kruissteek. Frivolité.
Breipatronen voor Kjnderkleeding. Doorstopwerk.
Het haken I. Tenerif f e-werk. Het T>reien en
haken van Jersey's, jumpers, enz. Mogen er
spoedig meer volgen.
en verbeterend. Inderdaad is dan daar een
virtuoos aan het werk. De zangerigheid van
deze vogels uit zich ook in het feit, dat de
jongen al zingen in het nest. Wie genoeg
dichte conifeertjes in zijn tuin heeft,
thuja's, cypressen, sparretjes kan met reden
verwachten er een zang lijsternest in te
krijgen en daarmee een rijke bron van
genoegen, en niets is aardiger dan zoo'n
stelletje jonge lijstertjes met het vlassige
dons op htm kop, fideel in 't nest te hooren
neuriën, want anders is 't nog niet.
Veel van wat ik hier van den zanglijster
vertelde geldt ook voor zijn grooter verwant,
den grooten lijster,diete kennen is aan hetwit
van zijn buitenste staartveeren, het blinkend
wit onder zijn vleugels en zijn grooter afme
tingen. Hij roept niet Pietje" of Frederik",
maar een paar lettergrepen meer, zoo iets als
,,Elisc van Brienen" en hij denkt stellig dat
/,c óf doof of heel ver weg is, want hij roept
wel dubbel zoo luid als de zanglijster. Ook hij
oefent en imiteert als ieder braaf muziek
student.
J A c. P. T n i.i s s K
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiit iiiiiiiiiiiiitiiiiilliitii
UITGEBREIDE
COLLECTIE
ROTSPLANTEN
= iiutttiiiiitiutituni £
I MOERHEIM" (
| DEDEMS VAART j
riiniiiiiifiiiiiiifiifinfiiffiMffiffffiiifMfrifiifiifrfiiiiifiiirtfniiiiiiiiiiiiiiin