De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 februari pagina 5

10 februari 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND B1JKOMSTIGHEDEN LVIII Ik kreeg een brief van iemand, die begon met te zeggen, dat hij zich niet herinnerde, of ik den titel van mijn rubriek bijkomstigheden" indertijd had gemotiveerd. En omdat ik juist dezer dagen in Aurora Leigh een citaat vond, dat voortreffelijk als motto voor al deze schrijfsels had kunnen dienen, kom ik op deze kwestie gaarne terug. The human race To you means such a child or such a man, Vou saw one morning waiting in trre cold, Beside that gate, perhaps. You gather up A few such cases, and, when strong, sometimes Will write of factor ies and of slaves, as ii Your father was a negro, and your son A spinner in the milis all's yours and you, All, coloured with your blood, or otherwise Just nothing to you...." Dit is het verwijt, dat Romney Leigh tot zijn nicht Aurora richt, en ik geloof niet, dat ik ooit ergens zóó zuiver de qualiteiten en de zwakheden van d e vrouwelijke mentaliteit aan gegeven heb gevonden. Want onze quick-breathed hearts" kunnen nooit het groote benaderen dan via het kleine, het,, bijkomstige", nooit de idee vatten, dan via het concrete, en ik had b.v. nooit zoo goed begrepen, wat de bezetting van het Roergebied voor de heele wereld beteekent, als toen gisteren een oud, krom ventje, aan een afgelegen station mij met een zieligen nadruk vroeg, om m'n koffertje te mogen dragen, omdat, nu de treinen uit Duitschland^niet meer aankwamen, hij nog niet het zout in zijn eten verdienen kon." Daarom noemde ik, in wijze voorzich tigheid, deze rubriek bijkornstigheden", opdat niet iemand er ongeduldig zijn schouders over ophalen zou en zeggen: Geen breede kijk". Maar de vraag naar den oorsprong van mijn betiteling was niet het meest treffende van den bovenbedoelden brief: er was een bank biljet in bevestigd, bestemd voor het fonds ter ondersteuning van noodlijdende kunste naars.", (welk bedrag ik dadelijk aan den fonds-kassier, Bankassociatie, Utrecht heb door gezonden), en de schrijver motiveerde zijn daad op de volgende wijze: Waar moet het heen, wanneer de bron van alle schoonheid verdroogt? Dus: niets dan egoïsme drijft ons het stoffelijke welzijn van hen, die ons de schatten geven, die, met die der wetenschap, het Leven waard maken, te bevorderen, opdat niet de geestelijke waarden, die alleen aan het harmonisch wezen van den kunstenaar kunnen ontspruiten, ophouden haar noodwendigen plicht te volbrengen." Dit schreef een man, die zelf midden in het leven van de daad staat, en wiens krachten aan het in practijk brengen van de resul taten der wetenschap zijn gewijd; daarom verheugde zijn motiveering mij nog meer dan de gave zelf, en ik voel mij geroepen zijn heele beschouwing hier te laten volgen, omdat ik geloof, dat deze stem uit déwereld der nuttige" menschen overtuigender pleit voor de Kunstenaars-in-nood, dan iemand, die zelf eenigszins in verband staat met het gilde, ooit zou kunnen doen. Ik weet niet meer, of de titel van uw ru briek Bijkomstigheden" in den aanvang gemotiveerd is. hen titel is zelve een bijkom stigheid, toegegeven. Ik weet ook niet, of een gedachte, een bedoeling van andere zijde dan de uwe, als bijkomstigheid kans heeft vriendelijk te wor den aanvaard en ....gedrukt! Hoe het zij, ik wentel mij in Bijkomstig heden, nu ik mij moet uiten over iets, dat mij ter harte gaat, en, dat weet ik wel, u ook ! Alleen, U kunt er geen bijkomstigheid in zien, want voor u is het: pure hoofdzaak. U kunt ? er geen bijkomstigheid over schrijven, want 't zou een oratio pro domo worden voor wie u het naaste staan. Daarom schrijf ik er over, want ik ben outsider, voor wie de kunst helaas l bijkomstigheid moet zijn. Even als echter uw rubriek slechts dien naam draagt, maar een eereplaats inneemt bij voor vrou wen", evenzoo kan, gelukkig, een bijkomstig heid, als Kunst, een vervulling zijn in oogenblikken, dat onze plichten ons vrijlaten.. Wat heb ik nu te zeggen? fk heb te zeggen, dat de kiesche steun, die de kunstenaars noodig hebben, moeilijk door een kunstzuster kan worden gevraagd. Be scheidenheid verbiedt haar collegiale aanbe veling te geven in het openbaar: want de reputatie van de dienaresse der Kunst is een uiterst delicate zaak, die niet door haar zelve wordt gevestigd en gepropageerd, doch door haar Kunst, indien ze die vermag te scheppen. Wee, wanneer de Nijd het gevoel vol woord over de waarde van de kunst voor het leven, (en men moet toch over kunst schrijven, als men den verkondigers van de schoonheid een pleitrede schenkt) beschouwt en veroordeelt als eigenwaan ! Geen collecte, die is als een zwijgende aalmoes, kan het woord-uit-het-hart voor de lijdende kunst, die de leidster moet zijn in het Leven, naast de Liefde, de Wetenschap en de Plicht missen, nu er werkelijk iets gedaan moet worden voor het materieele bestaan van zijn schepper, opdat het geestelijke gedije! Aan U, mevrouw, het verzoek, óver of mét deze mijn zwakke maar welgemeende woorden een Bijkomstigheid voor Vrouwen en mannen te schrijven, Uw faam blijft dan ongerept, want Gij blijft slechts bijkom stigheid in uw Bijkomstigheid." Inderdaad ben ik deze week zoozeer bij komstig, dat ik het nauwelijks waag onder deze kolom mijn naam te zetten. Ik doe het dan ook alleen bij wijze van adhaesiebetuiging. ANNIE SALOMONS HET BEZOEKEN VAN ZIEKEN Als onze vrienden door ziekte bezocht worden, moeten ook wij hen bezoeken, vin den wij. Maar wij willen toch geen tweede bezoeking aan de eerste toevoegen? Wij be doelen toch iets meer dan een acte de présence? Wij willen wat afleiding brengen en een bewijs geven van onze hartelijkheid en ons mede leven. Maar aan 't laatste juist hapert het veelal, ondanks ons beste bedoelen, omdat het leven zoo druk is. Onze vrienden verzuimden ons te vragen of hun ziek-zijn ons gelegen kwam en plot seling komt het ziekenbezoek zich als een lastig extraatje dringen tusschen de vele nummers van ons dag-programma. In een galopje doen wij, tusschen de druppeltjes door, ook dit even af, bij 't binnentreden van de ziekenkamer overleggend wat wij na ons ver trek het eerst doen zullen. De meeste zieken zijn uiterst gevoelig; aanstonds bespeuren zij onze nauwbedwongen jacht en er is veel kans dat ons bezoek voor beide partijen in hooge mate onbevredigend blijft en den zieke, door ergernis, mogelijk schade doet. Wie werkelijk geen andere keuze heeft dan een zieke op deze wijze te bezoeken of niet, doet beter zich aan liet laatste te liouden en door een geschreven woordje te kennen te geven: ik denk wel aan je. Wie een zieke wil bezoeken, behoorde zich te voren even al was 't maar vijf minuten tijd te gunnen zich met volle concentratie in te stellen op den patiënt, trachtend zich in te denken injdiens geesteshouding ten opzichte van zijn ziekte en de omstandigheden van werk, gezin en mogelijke finantieele zorgen, die met elkaar den toestand vormen. Natuur lijk blijft het hier in vele opzichten bij gissen en raden, maar wie zoo, in liefdevol bedoelen de geestelijke wichelroede hanteert, zal aan een enkel woord, een blik of gebaar misschien, genoeg hebben om zich omtrent de zielegesteldheid te priënteeren en zal op zijn beurt door een kleinigheid kunnen toonen dat hij den 'zieke begrijpt. En is er in onzen omgang met menschen wel iets dat wij meer behoeven dan begrepen te worden? Meestal is het niet-begrijpen, het langs-elkaar-heen-praten niet het gevolg van diepgaand karakterverschil, maar van doodge wone gemakzucht, en laag-bij-den-vloersch ? flIllltllllllllllllllllllllllllllllllllltlMMIIllllllllllllllllllMI, IIMIIIHIIMIIIII VRUCHTENKOEKJES VAN SXPKES TT A ATtliEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak opzien tegen de moeite om in het geval in te komen". Waar het begrijpen is, daar komt de rust en het gevoel van veiligheid, dat den tnensch tot het vertrouwen brengt zich te geven zooals hij is, ecnvoudig-weg, onopge smukt. Een zieke vooral heeft dit gevoel zoo noodig, hij mist immers de energie eri de veer kracht, die het ons in het dagelijksch leven mogelijk maken ons op te houden. Wie zóó een zieke nadert, heeft kans iets op te merken of mede te brengen van die gelukkige sfeer, die een mensen boven het alledaagsche uittilt en zou niet in vele ge vallen van voorbijgaande ongesteldheid juist dit het verborgen doel zijn? Ziek zijn is het beste middel orn gezond te worden" las ik eens ergens. Ik geloof dat er een diepe, ook geestelijke waarheid ligt in deze schijnbare paradox. Tracht uw zieke zonder woorden het besef bij te brengen dat ziek zijn heel vaak is: a blessing in disguise en dat het een interessante ptizzle is te ontdekken wat er onder het on aantrekkelijk mom der ziekte verscholen ligt en hoe de blessing er uit zal zien. En wie zal ten slotte kunnen schatten de waarde van de rust voor den geest, die op het ziekbed gevon den kan worden? Wie zal bepalen de schoon heid en de liefelijkheid van de stille gedachten, die uit de bonte roezemoes van het drukke leven, waarin zij dreigden te vergaan, voorzich tig en schuchter opstijgen als bellen door kin deren geblazen en daarheen geworpen in den zonneschijn, waar zij de wereld weerkaatsen in teedere ronding en wonderbare kleurvloeiing? En voor den practischen kant van ons zie kenbezoek nog dit: Kleed u met zorg. De zieke, die voor zooiets gevoelig is, zal deze kleine attentie dankbaar opmerken. Breng zoo mogelijk een kleinigheid mee, liefst iets van geringe geldswaarde, maar waaraan te bespeuren valt dat ge u moeite gegeven hebt te zoeken naar iets dat wer kelijk genoegen geven kan. Blijf na de begroeting niet aan het hoofd einde van het bed staan praten, waardoor de zieke, wil hij u aanzien, zich tot een onge makkelijke, misschien pijnlijke houding zou moeten forceeren. » Ga niet met uw rug naar het licht zitten. De patiënt zou dan zijn oogen moeten ver moeien door juist in het licht te kijken. Stoot niet tegen het ledikant. Toon uwe deelneming in niet al te veel woorden, maar. liever door belangstellend S luisteren naar wat de zieke u over zijn toe stand vertellen wil. Is hij geneigd te veel er over uit te weiden, leid dan voorzichtig het gesprek naar iets anders, iets prettigs en aan trekkelijks dat niet vermoeit en niet verveelt. ..Don 't talk illness". Blijf nooit te lang, maak uw afscheid kort en laat een indruk van gezondheid en levens kracht achter. A. H. L O E F F B O K M A illlllllililiMllliiiiiiililiilmiiiiiiiiiimiiiiiiHlllllflIlllllttiiilllllllllllltllll SPEELGOED-GESPREKKEN (Met teekeningen voor,, De Amsterdammer" van Sijtje Aa f j es). IN DE WIEG. De baby ligt op het kleedkussen en juicht een dadaïstisch hooglied, terwijl haarmoeder haar uitkleedt voor het bad. In de wieg een vilten fox-terriër met een waterhoofd en uitpuilende zwarte kraaloogjes, met zijn kop over den rand. Op het kussen een fluweelen poes. Een rammelpop zonder lede maten op een stokje aan het voeteneinde. De rammelpop, de hond en de poes. ? De poes (weinig geïnteresseerd) Waar kijk je naar? m De hond. Naar de baby natuurlijk. De poes. Je lijkt wel gek. De rammelpop. Gaat ze weer mee? lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllklIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMlIIIIIIIIIIIMnlllllllllll'lllllinillllllllI VOGELZANG n ;De groote menigte der zanglijsters zijn dit jaar bij ons begonnen te zingen op 29 Januari. Het lijdt geen twijfel, dat deze zangers pas aangekomen waren uit den vreemde. Wij bekijken onze buurt nog al goed eti weten dat er den heelen winter door hier wel een paai zanglijsters rondzwerven, maar stellig niet meer dan een stuk of drie, in het gebied, waar nu op dien 29sten Januari er een tiental zaten te zingen in de schemering van den vroegen morgen, 't Is wel aardig, om midden in den winter eens hier of daar een zanglijster te hooren, maar dat haalt niet hij de innige ver heugenis en het heerlijk welkom, waarmee wij deze eersten luiden lentezang begroeten. Het geschal van die zanglijsters en van de groote lijsters, die ongeveer tegelijker tijd aankomen vervult niet een partijtje bosch, maar het heele land, wijd en zijd en toovert ons voor den geest al wat er gebeurt, al wat er gaat gebeuren langs de vijvers en de beken, aan de hellingen en in de valleien, overal waar maar dichte struiken en hooge boomen-het land voor die vogels bewoonbaar maken. Het onbegrijpelijke is, dat hier buiten nog honder den en honderden menschen deze blijde eerste feestdagen van de lijsters niet beseffen of be grijpen. En anderen zijn er,die nog maar altijd vreezen dat dit zachte weer ons zal opbreken, dat de bloemen zullen bevriezen, dat het jonge groen van kamperfoelie en spiroea zal verdorren en dat de juichtonen der vogels zullen vèrkeeren in jammergepiep. Het kan niet dikwijls genoeg herhaald worden, dat voor ons onvolprezen landje de kwakkelwinter UB normale winter is en dat in negen van de neming. Van zingen komt hetdan vaak tot vechten en van vechten tot zingen. Verleden jaar op 2 Maart leverden twee paren van groote lijsters elkander slag in de toppen der beuken van het Kennemer Lyceum. Het ging blijk baar niet om de wijfjes, maar om het terrein en elk wijfje hielp haar man. Het aardigst was wel, dat de overwinnaar, na zijn vijanden verdreven te hebhen luidkeels zingend een afstand van vijftig meter terugvloog hoog hoven het bosch, zijn wijfje achter hem aan. Dat was buitengewoon mooi en krachtig en vroolijk. Naast de strijd roepen vergast de zang lijster ons ook op echten vreugdezang, 't Is nu de gemakkelijkste tijd om den niorgenzang tien jaren de eerste groote lijsterzang, de bloei van sneeuwklokjes en hazelaren, het afwerpen van de schubben der bloeiknoppen van den iep valt in de laatste week van Januari of nog eerder. Wie nog verzuimd heeft de liederun der vogels te leeren onderscheiden, kan 't best in Februari beginnen zijn schade in te halen. Het is gemakkelijk genoegde meezengeluiden te onderscheiden, omdat de meezen zelf in al hun kleurigheid zoo gemakkelijk zijn waar te nemen. Daarna komt de zanglijster, die zoo gemakkelijk te herkennen is aan de kracht van zijn geluid en aan zijn besliste articulatie. Hij spreekt woorden en soms is zijnVgeluid, zoo zuiver van toon, dat wij het kunnen op schrijven. Ik hoorde zanglijster altijd' roepen: Pietje" of Frederii>k"uf: ,,freekic'k", natuur lijk naast een ov.ervloeil van andere geluiden. In een aardig Engelsch boekje over vogelliederen van Prof. Garstang komt een aardig ver haaltje voorover het sprekende van den lijsterzang. Ken kind vertelt het in een opstelletje, dat ze voor school maakte. In Engeland en in Amerika laat mende kinderen graag (ipstelIctjes maken over wat zij in de vrije natuur waarnemen of beleven. Dat kind vertelt dan van een zanglijster die duidelijk riep Mistress Hewitt, Mistress Hewitt, zoo duidelijk dat een heusche dame, die zoo heette, naar buiten kwam, om te.vra gen wie |haar riep. 't Is waar gebeurd en ik wil het graag gelooven. Dikwijls genoeg kan ik ook geen onderscheid hoo ren tusschen het gefluit van lijsters en boomklevers en de geluiden van kinderen. Natuurlijk is een groot ge deelte van den lijsterzang al weer proclamatie van in-bezit- De jonge zanger, die 't nest verlaat De hond (vol aandacht) Ik kan het nog niet zien. De poes. Zijn jullie weer jaloersch? De rammelpop (eenigszins verdrietig): Ze mag ook altijd mee en wij nooit. De poes. Ik zou voor geen geld willen. De hond. (met een snauw) Jij wilt ook nooit wat, en ie doet altijd leelijk over de baby. De poes. Nog al reden om aardig te zijn tegen iemand, die je je snorharen uitrukt en je buik open peutert, dat het kapok er uit komt. Ik heb er nog een leeg gevoel van in mijn maag. De hond. Ik geloof dat ze weer mee gaat. De poes. (sarrend) Zij liever dan ik. De rammelpop. (geïnteresseerd) Gaan ze al in het water? De hond. Bijna, en hij heeft haar al in zijn handje. Geplens van water. De baby schatert en kraait en slaat met armen en beenen. De hond steekt zijn kop nog verder over den rand. De poes blijft zich van hef geheele geval niets aantrekken. De rammelpop. O, om maar een keertje mee te mogen, wat moet dat heerlijk zijn. De poes. Je zou er niet eens tegen kunnen. De hond (vinnig). Ze kan anders meer ver dragen dan jij, ze is nog nooit stuk geweest. De poes. Jullie zijn veel te dom om mee te praten. Heb je wel eens in de pap gelegen? Zoo stel ik het me nu ongeveer voor. De hond en de rammelpop glimlachen minachtend. De rammelpop. Zijn ze er nog in? De hond. Ja, ze spelen. Het wasschen is afgeloopen. De rammelpop. Kan je ze allebei zien? Ik zie alken de baby die komt met haar hoofd boven den rand uit. De hond. Nee, alleen de baby, die komt met haar hoofd boven den rand uit. De rammelpop. Ik wou dat ik ook eens op mijn stokje kon staan om te kunnen kijken. De /wes.Nog al veel aan te zien. Ik word al ziek als ik denk aan dat griezelige water. De hond. De baby gaat er uit. De rammelpop. En.. . . ? De hond. Die wordt vergeten. De baby steekt,terwijl zij wordt afgedroogd, een dadaïstisch manifest af. De rammelpop (in spanning). Word' ze heelemaal vergeten? De hond. Misschien wel. Ik wacht a.. Stilte in de wieg, terwijl de babv wordt aangekleed en allerlei plezierige geluiden maakt, ten teeken van groote ingenomenheid met haar bestaan. Na een poosje.: De rammelpop. Wat zou er gebeuren, als zij heelemaal vergeten wordt. De poes. Ik begrijp niet waar jullie je mee bemoeit. Wat kan je zoo'n nietig kaal prul in hemelsnaam schelen. De hond (pathetisch). Er staat een poppenbestaan op het spel. De poes (minachtend^. Stil laten staan. De rammelpop. Gebeurt er al wat? De hond. De baby is bijna klaar. De rammelpop. En dan? De hond. Dan komt zij hier en dan wordt het badje schoongemaakt. De poes. Wat zeuren jullie vanochtend toch vreeselijk. De baby wordt, onder een vloed van lieve woordjes en liefkoozingen triomfantelijk naar de wieg gedragen. De poes wordt weggenomen van het kussentje, de rammelpop aangeboden aan de baby, die liaar glimlachend accepteert. MtllMIMHtHHIIIMHIIMMIMIHIIHIIII (Foto A. der vogels te hooren vóór hel opkomen van de zon, want waarlijk is het geen kunst om nu eens tegen zeven uur een morgenwande lingetje te doen. Dan beginnen opeens alle zanglijsters nit de buurt te gelijk te zingen en op h .m mooist. Spoedig worden ze begeleid door het mooie schrille liedje van de heggemuschj'es en de velerlei trillers en loopjes der rcodborsten. Later volgen de musschen, .spreeuwen en meezen. Het orkest heeft nog lang i.iiet zijn volle bezetting en is dus nu nog gemakkelijk te ontcijferen. Er komen in Februari maar heel weinig nieuwe geluiden hij. Misschien treft ge het als onlangs ik en da', ge het moogt aanzien dat een zanglijster ontwaakt n-pjzijn lage slaapplaats en zingend springt van tak op tak tot hij den top van een hoogen boom bereikt en daar nu eens goed en uitvoerig begint te zingen. Nn blijkt, dat die zanglijs ter niet alleen een goed zanger, maar ook een goed luisteraar is, want bij zijn eigen, oorspronkelijke geluiden voegt hij nu van allerlei, wat hij van andere vogels hoorde en daarbij blijkt hij instaat, den omvang, de diepte, het timbre van zijn stem tot in het oneindige te wijzigen. Soms is het geluid zoo dun en hoog, dat ge liet niet voor dat van een lijster zotidt houden, indien de vogel niet in levenden lijve voor u zat. Ook luistert hij naar zichzelf, herhaalt zijn loopjes en poetst en polijst er aan, om ze mooi en gladjes te krijgen. Het maakt dan werkelijk den indruk, dat de vogel dan voor zijn eigen plezier zit te vocaliseeren, strevend naar mooier. Nog duidelijker blijkt dat, wan neer ge hem er op betrapt, dat hij naar een anderen lijster luistert en diens geluid naBurdet) bootst, dikwijls aanvullend ontvingen (lelnieuwe zending JAPANSCHE KARPETTEN in alle maten en dessins o.a. 245 X 32O f 5O.BO 185 X S75 » «VS.50 140 X 20O 1O,OO ene. De moeder verlaat de kamer met het kinderbadje waarin het benijde badpopje drijft. De rammelpop en de hond zijn in groote spanning. Benige oogenblikken later komt de moeder terug zonder badpopje en met een leege badkuip. Het schrikkelijk pleit is beslecht. Het badpopje is door de goot verzwolgen. De rammelpop slikt een traan weg, terwijl een vroolijk gebel uit zijn ingewanden komt. De hond is diep bedroefd, maar zegt vrien delijk piep, omdat de baby hem tegen zijn buik schopt. De poes ligt dood stil aan het voeteneinde. A R i lllllllllllltlllllMIflIlllllltlllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllll OVER BOEKEN EN TIJD SCHRIFTEN Op onze boekentafel trekt de aandacht een uiterlijk zeer goed verzorgd boek, welks papieren omslag een leuk kinderkopje ver toont : Onze jonge kinderen" door J.RiemensReurslag met een voorwoord van Dr. C. P. Gunning, verschenen bij Johannes Muller. Boekhandel en Uitg. Maatsch. Amsterdam. Het is een aantrekkelijk boek, de toon is hartelijk en eenvoudig, het heeft geen pretenties ties en stelt geen bijzondere eischen aan zijn lezeressen en lezers. Over de lezers heeft Dr. Gunning het o.a. in zijn voorwoord. Vaders moeten zulke boeken ook inzien en hij hoopt dat vader en moeder het samen zullen lezen, er hun eigen voordeel en onder vinding aan zullen toetsen en zoodoende het leven hunner jonge kinderen meer bewust /.uilen mede leven. Juist om cien eenvoudig-hartelijken niet-opdringenden toon, waarin de schrijfster met liefde het door haar bestudeerde onderwerp behandelt kan dit boek welkom zijn in jonge gezinnen. Een stapeltje van acht boeken ligt ook voor ons. 't Zijn werken van ander gehalte. Toch leerzaam maar in andere richting. rt Zijn de Temina-handwerkboeken (Uitg. A. W. Sijthoff Uitg. Maatsch. Leiden) Deze boeken zijn de in het Hollandsch bewerkte ,,Beyer's Handarbeitsbücher", Aan velen onzer bekend. Het komt ons voor, dat met deze uitgave een goed werk wordt verricht in de eerste plaats voor» het zelfstandig aanleeren der verschillende handwerktechnieken, die, in elk boek in plaat en woord /.eer duidelijk verklaard, worden behandeld. Maar ook om te doen zien, hoeveel genoegeli.jks er met eenige vaardigheid door ons vrouwen te maken is van vele huishoudelijke gebruikstukken in onze omgeving. Met de afgebeelde werkstukken gaan wij niet altijd accoord. Ze geven Duitsche nijverheidkunst, die ons vreemd is. Maar wat nood. Als de uit het hoek aangeleerde techniek ons eenmaal in de vingeren zit, dan kunnen wij zelf ontwerpen, zelf scheppen en dienen de platen der werkstukken alleen als wegwijzers. Steekje voor steekje nawerken, dat past niet voor kinderen en menschen van onzen tijd. Zelf willen is ook in dezen zelf kunnen ! De rijk geïllustreerde boeken tot nu toe in deze serie verschenen, zijn: Festoneerwerk (Richelieu). Kruissteek. Frivolité. Breipatronen voor Kjnderkleeding. Doorstopwerk. Het haken I. Tenerif f e-werk. Het T>reien en haken van Jersey's, jumpers, enz. Mogen er spoedig meer volgen. en verbeterend. Inderdaad is dan daar een virtuoos aan het werk. De zangerigheid van deze vogels uit zich ook in het feit, dat de jongen al zingen in het nest. Wie genoeg dichte conifeertjes in zijn tuin heeft, thuja's, cypressen, sparretjes kan met reden verwachten er een zang lijsternest in te krijgen en daarmee een rijke bron van genoegen, en niets is aardiger dan zoo'n stelletje jonge lijstertjes met het vlassige dons op htm kop, fideel in 't nest te hooren neuriën, want anders is 't nog niet. Veel van wat ik hier van den zanglijster vertelde geldt ook voor zijn grooter verwant, den grooten lijster,diete kennen is aan hetwit van zijn buitenste staartveeren, het blinkend wit onder zijn vleugels en zijn grooter afme tingen. Hij roept niet Pietje" of Frederik", maar een paar lettergrepen meer, zoo iets als ,,Elisc van Brienen" en hij denkt stellig dat /,c óf doof of heel ver weg is, want hij roept wel dubbel zoo luid als de zanglijster. Ook hij oefent en imiteert als ieder braaf muziek student. J A c. P. T n i.i s s K iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiit iiiiiiiiiiiiitiiiiilliitii UITGEBREIDE COLLECTIE ROTSPLANTEN = iiutttiiiiitiutituni £ I MOERHEIM" ( | DEDEMS VAART j riiniiiiiifiiiiiiifiifinfiiffiMffiffffiiifMfrifiifiifrfiiiiifiiirtfniiiiiiiiiiiiiiin

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl