De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 februari pagina 9

10 februari 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

10 Febr. 23. - No. 2381 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Teekenlng voor de Amsterdammer" van Joh. Braakensleh l N 8. D. A. ARTIKELEN PROTE ST TEGEN BEZETTING RUHR rijmen op populaire wijzen brengen afwisse ling. De kostuums maken de meisjes met be hulp van moeder en zuster zelf, en de jon gens zorgen voor de eenvoudige requisieten. Kinderen van 10 tot 15 jaar vinden hier heerlijk emplooi. Op voor de blozende wangen en glinsterende oogen! Men wende zich tot het auteursbureau J. W. Brouwersplein 29, Amsterdam. T. TRONIES Teekeningen voor De Ameterdawmer" van Bernard vanVlijmeri), met toelichtende bijschriften van Charivarius. V. nmiiiiiiiiimi KREKELZANGEN DANSEN ZONDER SUBSIDIE Lilly Green krijgt geen subsidie Van dien harden Haagschen Raad. Dansen keurt hij overbodig, Als 't om de duiten gaat. Hoe Patijn zich ook verweerde, En de danskunst aanbeval, Duymaer en zijn koude oomes Gaven nopjes", niemendal. Al dat huppelen en draaien Is geen openbaar belang; 't Is voor ons fatsoenlijk Haagje Het begin van ondergang. Ook de socies dankten lekker Voor dat bourgeoisie-gedoe: Geeft den werkeloozen eten, Want dien komt het eerder toe. Coltof dacht er milder over, Niet zoo vegetarisch kil, En de zes gevraagde rugjes Stond hij gaarne toe aan LilP. Voor de rechtsche, wijze mannen Was het stuitend dat gepraat. Onlangs wat komedianten, Nu danseuses in den Raad. Doch als Lilly voor de stemming In de zaal had rondgezweefd, Zou ze weten, dat 'n Raadslid Ook gevoel voor schoonheid heeft. Velen van de tegenstemmers Hebben haar nog nooit gezien. Ze vermoeden rarigheden In de kunst van Lilly Green. J. H. S p E E N H o F F Ik was mooi mannelijk bshaard, En droeg een dikke, volle baard, Nou d'operatie is verricht, Met een Gilette, Weet ik niet wat voor een gezicht Ik op zal zette. Troelstra: ,,Wij hebben er wel niets mee te maken, maar in dezen slappen tijd moet je wat doen voor de reclame". BERICHTEN CHARIVARIA eutfchlanb, eut[cf)lanb uebet 2IUe§! Het scheen mij nuttig toe het bovenstaande te bestatigen." (De R. K. Werkgever.) Nooit zal ik het oogenb.ik ver geten, toen hij te spreken aanving." (U. D.) volgde wanneer men niet het geluk had direct dood te zijn." (O. H. C.) Het is dwaas," schrijft de kunstcriticus (gelukkig maar ad. int.) van het U. D. dat weinigen zich de gelegenheid hadden onthou den deze moderne muziek te gaan hooren." Wij, die niets voor de nieuwe school voelen, zijn het met den criticus eens maar zóó bedoelt hij 't niet. geschrifte, verduistering en poging tot inbraak. Hij is breed geschouderd, draagt een bronskleurige overjas, en grijzen deukhoed. Hij is hartstochtelijk voetballer." (A/g. Pol. bl.) 't Verwondert me niets. KINDERTOONEEL Rule Britannia Maar dit zou nauwelijks ooit behooien te gebeuren." (N. v. d. D.) Deelwoordenj ammer Al bladerend werd mijn aandacht getrokken." (Caec.) Nu eens terug, dan weer vooruithollende hing de lange tong hem weldra uit den geopenden bek." (O.H.C.) Vivisectie Vergadering van de Nederlandsche R. K- Journalistenvereeniging. Agenda: I. Opening van den Voor zitter." Utt de hoogeschool der journalistiek Nadat allen gezeten waren (velen moesten zich zelfs met een staanplaats vergenoegen) opende de voorzitster de vergadering." (H. D.) De slagzin is getracht 'tusschen de regels doorlezend' door de horizontale strepen voor te stellen." (Reclame) Een klein meeningsverschil deed tot nog toe honderd duizenden menschen met de sabel, bajonet, geweer, enz. afmaken en werd bitter weinig acht geslagen op het enorm lijden dat Boven de Maas, waar spr. zijn studiën maakte, daar is ook bij velen het gevoel voor kunst aanwezig, maar ook bij zeer vele anderen heeft hij 't niet kunnen ontdekken, 't Zelfde is ook in andere gewesten aan te wijzen en in elk werelddeel." (B. Ct.) Hij zet wat. Maar een avond als die van gis teren, vond een leege zaal, al waren dan de besten onzer mtiziekkenners aanwezig." (U. D.) Trekt het je niet aan, muziekkenners. De Burgemeester van Lohuizen verzoekt aanhouding van W. Smit. Hij wordt verdacht van valschheid in Men heeft mij in mijn hoedanigheid van dilettantentooneel-specialist want dat ben ik, zoowaar! zoo dikwijls vergeefs naar kinderstukjes gevraagd, dat ik blij ben ein delijk iets gevonden te hebben, dat ik zonder voorbehoud kan aanbevelen: JAN ALTIJD TEVREDEN, tooneelstuk in n bedrijf naar een sprookje van Andersen, door H. G. CANNEGIETER, Eikelboom en Timmer, Bloemendaal. De onbluschbaar optimistische herbergier en zijn vrouw zijn de hoofdpersonen, verder heeft men een boer, een boerin, een herder, een herderin, een Engelschman, en Amerikaan, een koe, een schaap, een gans, een kip de laatste vier alleen achter de coulissen, is 't niet om van te watertanden? De dialoog is voortreffelijk vlot en levendig en aardige iiiiiiiimiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiniiiimiiiiiii iiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Vraag aan Uwen boekhandelaar HET SEXUEELE LEVEN DOOR Dr. C. J. WIJNAENDTS FRANCKEN Ing. f 4.90. Geb. f 5.90. ,,Het is weldoend een boek als Het bovengenoemde onvoorwaardelijk te kunnen aanbevelen." rC. E.-M. in De Vrouw} Uitgaaf van H. D. TJEENK WlLL NK & ZOON Haarlem GIOLITTI'S MEMOIRES. De tachtig jarige Giovanni Giolitti, die gedurende tal van jaren ministerpresident en weinig minder dan dic tator in Italiëwas, heeft dezer dagen zijn levensherinneringen uitgegeven, (Giovanni Giolitti, Memorie dell amia vita. Milan, Treves 1922. 2 vols 50 Lire), die zonder twijfel tot de belangrijkste politieke geschriften van den laatsten tijd behooren en een waarde vol historisch en biografisch dokument uit maken. Er leeft voorzeker in het tegenwoordige Europa geen staatsman die zulk een langen tijd en met zulk een gezag de binnen- en buitenlandsche staatkunde van zijn land heeft geleid. Giolitti werd voor de eerste maal in 1892 tot hoofd der italiaansche regeering benoemd en de laatste maal in 1920. De politieke geschie denis van Italiëin de laatste dertig jaren blijft ten nauwste aan zijn naam verbonden. EEN VOORREDE VAN POINCARÉBIJ DE GESCHIEDENIS-TABELLEN VAN DEN EX-KEIZER. Een fransche uitgave van de Geschichtstabellen van Keizer Wilhelm is bij den uit gever Alfred Costes te Parijs verschenen. Tege lijkertijd en in hetzelfde formaat verscheen bij hem een antwoord daarop, bewerkt door de geschiedkundigen Charles Appuhn en Pierre Renouvin, waarin de door den Keizer aan gevoerde bewijzen kritisch weerlegd worden. Voor deze weerlegging heeft Poincaréeen voorrede geschreven waarin hij tracht te bewijzen dat die Geschichtstabellen op geschied kundige waarde geen aanspraak kunnen rnaken. DE CHIOI-BIBLIOTHEEK IN HET VATIKAAN. De italiaansche staat heeft aan den pauselijken stoel een kerstgeschenk van onschatbare waarde gegeven. Bij besluit van den italiaanschen ministerraad is de beroemde Biblioteca Chigïana, die tot nogtoe was onderge bracht in het bekende Chigi-paleis, den vroegeren zetel van het Oostenrijksche gezantschap, naar de Vatikaansche bibliotheek overge bracht. Naar men zegt heeft Pius XI, toen hij als monseigneur Ratti nog prefect der pause lijke bibliotheek was, reeds ijverige pogingen gedaan om in het bezit der bibliotheek Chigi te komen. Het is een bewijs van de goede betrekkingen van het tegenwoordige itali aansche ministerie tot het pauselijk hof dat liet op voorstel van den minister van onderwijs prof. Giovanni Gentile zich beijverd heeft om aan den wensch van den Paus op zoo edel moedige wijze te voldoen. Het Chigi-paleis is met de bibliotheek en zijne mede niet onbelangrijke kunstverzame lingen sedert het jaar 1918 eigendom van de italiaansche regeering en sedert eenige maan den de zetel van het ministerie van buitenlandsche zaken. Zoowel het paleis als de bibli otheek Chigi hebben hun ontstaan te danken aan den kardinaal Fabio Chigi, een rijn ge schoold boekenliefhebber en kunstvriend, die in 1655alsAlexander VII den pauselijken Stoel besteeg. iiiiiiimiiiiniiiiiiiiiiiiiiifii UNIE. B ANK voor NEDERLAND en KOLONIËN AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: 's-GRAVENHAGE, TILBURG, LEEUWARDEN, OISTERWIJK, UDENHOUT, LGCHEM en BORGULO. Agentschappen in Indië: BATAVIA, SOERABAYA, SEMARANG, BANDOENG, MEDAN en WELTEVREDEN uiiitimimmiiiiiiiiii iiiiimiffifliiiifiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii iimiiiiiMiiiiiiiiiiiiiitiiiimiiijiiiii TEGEN DE TAALVERWOESTING 4. Aanlijming van adjectief aan substantief. Wij kennen in onze taal dusgenaamde possessieve samenstellingen als: blauwoog, roodhuid, zwartbroek, domkop, slapjanus, zooveel als wij er maken willen. Hier is de aanduiding van uiterlijk, eigenschap of kleeding met het hoofdwoord saamgebracht tot een geheel, dat daardoor meteen een persoons naam is geworden. De taal kan op dit veld allerlei dartele sprongen doen en zeer on hoffelijk zijn. Kunnen zulke koppelingen plotseling te voorschijn schieten, een ander soort is er, die pas langzamerhand gevormd wordt, namelijk wanneer een bepaald substantief gewoonlijk in gezelschap van een bepaald adjectief gezien en genoemd wordt. Men ontmoet ze bijgevolg veel in de namen van plaatsen en buurten als Hoogezand, Koudekerke, Breestraat, Hoog straat, Dubbelebuurt. De beste, immers de lenigste en vloeiendste, lijken deze, die nog de buiging van het adjectief vertoonen, en bij welke, om onweersprekelijk van hun samengroeiing te getuigen, het accent een oversprong heeft gedaan, bijv. hoogeschóól, (uit: hóóge school), hoogepriéster, vasteland, jongeheer, roodekool, Leidschestraat, Nieuwendijk, Oudegracht. Bij andere is wel de buigingsletter weggedrukt, maar getuigt toch de accentverplaatsing van de echtheid der koppeling: koudvuur, goudtiéntje, Nieuwmarkt. Er is altijd een schakeering van beteekenis op te merken tusschen de koppeling, die hieraan haar recht van bestaan ontleent,en den ongescheiden vorm. De laatste generaliseert, de eerste specialiseert. Zoo was een hooge priéster een hooge priester bepaaldelijk bij de Israëlieten, zoo is niet elke schoondochter een schoone dochter, een edelman is iets min der dan een edel man en niet iedere beste kamer behoeft een bestekamer te zijn. Dus, zou men besluiten, een goede koppe ling moet zich kenmerken liefst door ver bindingsletter en accentverschuiving op het hoofdwoord of als dat niet wil, althans vol doen aan deze eene voorwaarde, dat er een behoorlijk verschil van beteekenis zij met den niet gescheiden vorm. Om haar schoon heid en gratie kunnen zij lang niet alle be geerd worden, want missen zij de verbindings letter en het slotaccent of betoonen zij niet, gelijk in juffer en jonkman, een min of meer innige assimilatie, dan zien zij eruit als een kop op een romp zonder nek. 1) Wat nu zien wij gebeuren bij de nieuwe koppelingen, die bij menigte onguur komen aanjagen ! In de eerste plaats heeft men haar geen tijd gegund, om kalm en natuurlijk te ont staan. Ze zijn met kunst en vliegwerk saamgeflanst. Ze doen zich daarom voor als brutale groene jongens. Het bewijs van haar vreemde herkomst is bijna altijd te leveren. Zij missen alle de verbindingsletter, bij geen harer wordt het slotaccent gehoord en eindelijk, hetgeen de deur toedoet, ze zijn overbodig, want alleen uitpeuteraars en opstrijders zouden kunnen beweren, dat zij iets anders beteekenden dan haar vrije vormen deden. Waarom moest de groote industrie de grootindustrie heeten? Als de natuurkundige van hooge spanning sprak instede van hoogspan ning wat zou hij dan verkeerd zeggen? Wat is het kleinbedrijf anders dan het kleine bedrijf? Waarom moest het smalspoor worden en kon het niet smal spoor blijven? Waarom moest in het schaak spel een vrije pion met alle geweld een vrij pion worden? Wat voor nut hebben deze sameniijmsels, wat rechtvaardigt hun pe danterie en arrogantie? 2) (Wordt vervolgd). DR. CH. F. H A j E 1) In hooge hoed, leeren lap, vrije vrouw en meer van zulke echte koppelingen toont het Ned., dat niet steeds zoo licht te brengen is lot het weergeven van de koppeling in 't schrift. Een prikkel temeer voor de bedervers van de geschieven taal om haar met risten van valsche koppelingen te plezieren. 2) Men schuwt zelfs niet, van ouds be staande zuivere koppelingen te gaan bederven. Zoo valt daarjuist mijn oog op een adver tentie, waarin een eigen kolenkooper doovekool" heeft verkratest tot doofkooP, Illlllll Mttllll IIIIIIIIIIIIIIH IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII TAALVERWOESTING (Ingezonden) Nu Dr. Haje in De Amsterdammer" weder om een reeks artikelen over de taaiverwoesting zal schrijven, zij het me toegestaan, eenige opmerkingen over dit vraagstuk te maken, dat overigens hier slechts even aangeroerd kan worden. Taal is niet, maar wordt. ledere wording nu bereikt een stadium van verwording, wan neer het bloeitijdperk voorbij is. Uit de ver wording evenwel wordt iets anders. Dr. Haje stelt zich de vraag, of er iets beters uit wordt. Doch wat is goed" in een taal? Het is be krompen, te meenèn dat de Vries en Te Winkel of T. Terwey het goede" vertegen woordigen. Want taai wordt niet in de stu deerkamer gemaakt. Zij is ontstaan in en wordt vervormd door de collectiviteit. Indien zij voertuig is der gedachten, is zij het best te vergelijken bij een omnibus, zoo ze niet gelijk een vuilniskar gebruikt wordt. Voor de massa toch is zij nimmer doel (noch wat schoonheid, noch wat taalkunde betreft) doch steeds mid del. Alleen de enkeling, die zich bewust is van zin en klank der taal, zal haar individueel bewerktuigen. hij heeft een stijl. De massa echter is stijlloos; daarom is haar taal en journalistiek wanstaltig.... voor den enkeling. Zij zelve is er tevreden mede. Ik vrees echter, dat Dr. Haje ook hen, die per soonlijk de taal vervormen, te lijf zal gaan, en noch Is. Querido noch Prof. Byvanck met rust zal laten. Mijn persoonlijke voorkeur verzet zich vaak tegen de woordkunst (of woordenkunstenmakerij) van tal van auteurs, die een eigen stijl hebben. Doch dat is mijn voorkeur, m. a. w. niet algemeen geldend. Ik vind het dwaas, wanneer Dr. Haje op de kaak stellen" schrijft, omdat ik gewend ben aan aan de kaak stellen" en ik vind het ouderwetsch om uitbarsten" als een sterk werkwoord te ver voegen, waar de algemeene neiging tot het zwak" vervoegen der werkwoorden ook dit uitbarsten" moderniseerde. Het woord inwoekeren" klinkt voor mijn taalgevoel on zuiver, enz. Men meene nu niet, dat ik stijl en taal ver war. Juist het feit, dat de eerste de laatste omsmeedt, bewerktuigt, gebruikt, zeg in woede prostitueert juist dit feit doet Dr. Haje te velde trekken. Doch wat vermag de taaigeleerde tegen de collectiviteit, die haar eigen gang gaat? De gesproken taal heeft eeuwig haar dia lecten en tongvallen gekend, en niemand stoorde er zich veel aan. Thans wordt ze in haar duizenderlei wijzigingen geschreven, en men verwijt de massa, dat ze de taal verwoest! Men kan evengoed een koe verwijten, dat ze bloemen vreet zonder ze te bewonderen. Ik geloof, dat Dr. Haje zich zeer wél zou gevoelen, indien de taal (de geschrevene dan) het monopolie zijn kon eener welopgevoede en in taal goed bestudeerde elite. Ze zou dan als beschaafd voertuig eener beschaafde kaste even beschaafd.... versteenen. Waar dit evenwel onmogelijk is, zullen wij ons allen verzoenen moeten met de gedachte, dat naar mate de scheiding" onder de menschen grooter wordt, ook de taalverschillen groeien; dat voorzoover de splitsing tot individualisatie leidt, ook de taal wordt geïndividualiseerd; en dat Spencer's ontwikkeiingsgedachte ru'et zoo erg onjuist is geweest. Waarbij we dan wél mogen bedenken, dat Dr. Haje, die thans zijn taal conserveeren wil, zelf een der ver tegenwoordigers is van de verwoestere der nederduitsche taal uit de gouden eeuw.... Bij voorbaat moet dus Dr. Haje's studie van de algemeen beschaafde schrijftaal" (en welke is dat?) eenzijdig zijn, omdat het de onbeschaafden" van heden zijn die de be schaving" van morgen vormen; welke een zijdigheid nog toeneemt, indien gallicismen toegevender worden behandeld dan germanis men. Of ziet Dr. Haje niet in, dat een Neder lander, niet het minst in taal, cosmopoliet zijn moet op straffe van ondergang? A. L CONSTANDSE Het betoog des heeren Constandse is zeker lezenswaardig op zich zelf. Doch langs mijn proeve van taalkritiek glijdt het af. Ik heb in mijn inleiding voldoende te kennen gegeven dat ik mij houd buiten elke bespiege ling betreffende het wezen van taal. Dat zal toch altijd keuvelen blijven ot water-enmelkpraat worden. Ik heb mij dadelijk op vas ten grond geplaatst en het terrein afgebakend, te weten den hedendaagschen toestand van de algemeene schrijftaal, zooals ieder, die leest, hem kan zien. A;, n den stijl der lite ratoren mag ik niet raken, maar wel hen noemen, als zij de algemeene taal geweld aandoen. En in mijn kritiek gebruik ik al lén argumenten, die uit verstandelijke over weging voortkomen, alsook die worden ver schaft door den goeden smaak, gegrond op verstandelijk inzicht. Ik wensch niet te redekavelen niet te filosofeeren, ik wensch te argumenteeren en te bewijzen. Uit de manier, waarop ik reeds begonnen ben, de stor te rang schikken en in behandeling te brengen, zal dan toch ook wel duidelijk gebleken zijn, wat ik wil en hoe ik doe. Alleen dus wanneer men voortaan de pun ten zelf, die ik aanstip en beoordeel, op rede lijke gronden bestrijdt, zal ik van re pliek dienen. Zoo bijv. wanneer de heer C. stelde en betoogde, dat het niet moest luiden de volste zalen", 1) maar de meest volle" of wanneer hij vond, dat men wei moest schrijven dikkere menschen zijn gauw benauwd" in plaats van dikke 1)menschen..." Ofwanneer men dan mij zelf meent te betrappen op verkeerdheden, zooals de heer C. 't meent met op de kaak stellen" (?aan de kaak" is natuur lijk ook goed; had ik soms het tegendeel be weerd?), mag men zich niet van de zaak af maken met een qualificatie als dwaas", maar moet men dien term toelichten. Ik meen dit ook te doen bij het bezigen van zulke sterke uitdrukkingen. Aan beweringen, die met een lammerig enz." bekroond worden, mijnheer C., heeft men niets. En indien U ervan opkeek, dat ik uitbarsten" nog sterk durfde vervoegen, had iemand van uw taalsmaak toch wel kunnen begrijpen, dat van een ouderwetschen vorm zekere ironie pleegt uit te gaan en dat zekere ironie niet misstond in het gezelschap van Neerlandia, orgaan van het Algemeen Nederlandsch Verbond, een zegelied'zingende over de vondst van een duimspijke:tje dooreen boerke. De heer C. moet ook in het vervolg iets beter beproeven te lezen. De reden, waarom uitdrukkingen, aan het Fransen ontleend wel te onderscheide!>van gallicismen min der gevaarlijk zijn dan insluipsels uit het Duitsch stond in mijn woord vooraf vermeld, en alleen wanneer de heer C. deze reden aan tastte, zou ik hem een tegenantwoord kunnen geven. Thans is zijn verwijt van eenzijdigheid nauwelijks kennisneming waard. Evenmin gaat het op, hier van taalversteening te soreken, daar ik de wederkeerigheid van schrijftaal en spreektaal met in stemming al erkend had. Beide zullen zij el kaar frisch en levend houden. De een vordert echter meer orde en regel dan de ander, omdat haar nu eenmaal de veerkracht en de herstel baarheid van het gesproken woord ontbreken. Op de slotvraag van den geachten inzender heb ik slechts te antwoorden, dat de Neder lander Nederlandsen moet gaan schrijven op straffe van ondergang" en dat ik hoop?den heer Constandse hiertoe nog eens gebracht te mogen Weten. In dat geval zal ik htm niet als omgesmeed", maar als hersmecd begroeten. H. 1) Is dit soms mijn taal of mag het nog altijd Nederiandsch heeten?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl