De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 februari pagina 1

17 februari 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 17 Februari A". 1928 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten Onze vragen aan de lezers Een zeer groot aantal lezers heeft ge volg gegeven aan ons verzoek om de vragen te beantwoorden, die wij op blz. 57 van ons Kerstnummer 1922 stelden. Tot ons genoegen is ons gebleken, dat de inhoud van ,,de Amsterdammer ' door nagenoeg allen wordt gewaardeerd. Verschillende wenschen en opmer kingen, die te onzer kennis werden gegebracht, namen wy reeds ter harte; nieuwe rubrieken zijn ingevoegd, terwyl wtf voor anderen nog overleg plegen met de door ons meest gewenschte medewerkers. Verreweg het grootste gedeelte van hen, die zich uitlieten over de voor gestelde verandering van formaat, ver klaarde zich voor het behoud van den tegenwoordigen vorm. Nu de meening onzer lezers hierover zoo ondubbelzinnig is gebleken, zullen wij voorloopig niet tot verandering overgaan. Redactie en Uitgevers van de Amsterdammer" Weekblad voor Nederland INHOUD: 1. De Roomsche Universiteit, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp De Internationale puzzle, door Brandaris Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck 2. Spreekzaal Prof. Mr. J. A. van Hamel, teekening van B. van Vlijmen Christen dom en Natuurwetenschap, door Prof. Dr. G. van Rijnberk 3. Noorsche letterkunde, door Dr. J. de Vries 5. Voor Vrouwen (red. Elis M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salotnons Uit Joosje's levensboek, door J. C. van Domburg Huishoudelijkheid, door Getrtr. Cajelsen ? Wat de mode brengt Juiia Cuypers Uit de Natuur: Een nieuwe jachtwet, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. De Lach der Goden, tooneelteekeningen van B. van Vlijmen Schilderkunstkroniek, door Alb. Plasschaert Dram. Kroniek, door Top Naeff 7. Financiën en Economie, door Pau' Sabel 8. Boekbespreking, door B. M. Noach Kunst en Sport Dostojewsky (slot), door A. Plasschaert 0. Poincar Napoleon, teekening van Joh. Braakensiek -Charivaria, door Charivarius Taaiverwoes ting, door Dr. Ch. F. Haje Krekelzang, door J. H. Speenhoff Oradendag aan de Univer siteit, door M. D. v. H. 10. Rijm-Kronyck, door Melis Stoke Nieuwe boeken, door H. Salomonson Uit het kladschrift van Jantje Feuilleton: Uit het dagboek van prof. Aug. Schulze, door Dr. A. Eloesser-- Omslag: Het pleizierreisje, door Al ie Smeding Bridge, door B. M. Bijvoegsel: Turkije en de Mogendheden, Teekening van Joh. Braakensiek. iitiiiiiiiiiii i IIMIIIIIIIIIIII minimi <iifiniiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiMH DE ROOMSCHE UNIVERSITEIT Jarenlang is er aan de stichting van een Roomsche universiteit ge werkt" ; de zaak schijnt nu haar beslag te zullen krijgen; vermoedelijk zal aan Nijmegen het voorrecht te beurt val len, de zetel der nieuwe universiteit te worden. Niet de geheele bevolking van die stad heeft intusschen getoond, dit als een voorrecht te waardeeren. Met een meerderheid van slechts ne stem besloot de gemeenteraad jaarlijks een ton subsidie aan de instelling te geven; alle niet-katholieke leden verklaarden zich daartegen. Misschien achtten zij de cultureele en materieele voordeelen, die de Nijmegenaars van de universiteit mogen verwachten, te duur gekocht voor een ton gouds; misschien waren er ook, die er in principe bezwaar tegen hadden, niet-katholieken te laten bijdragen aan de kosten van een Roomsche univer siteit. Gedeputeerde Staten van Gel derland zullen hebben te beslissen of er termen zijn om het Nijmegensche raadsbesluit te vernietigen. Mocht dit laatste wat ons niet waarschijnlijk voorkomt geschie den, dan zal een Brabantsche stad zich wel haasten aan het bestuur der Radboud-stichting verleidelijke gel delijke aanbiedingen te doen. Zelfs een passende naam zal in het aanbod kunnen worden begrepen. Te Nijmegen had men reeds den klinkenden naam van Keizer-Karel-Universiteit bedacht. Maar ook de Brabanders hebben hunne historische herinneringen. Wordt den Bosch de gelukkige, dan zal de Room sche universiteit Frederik Hendrik als peetvader kunnen krijgen; in Tilburg leeft de gedachtenis nog aan Koning Willem II; mocht Breda met de prijs gaan strijken, de stad, wier geschie denis zoo nauw verbonden is aan die van het Oranjehuis, welken gelukkiger naam zou men dan voor de Roomsche universiteit kunnen bedenken dan dien van Oranje-universiteit? Maar al mag het dan nog niet vol maakt zeker zijn, in welke stad de Roomsche universiteit zal worden ge huisvest, komen doet zij er. Indien wij dan ook enkele naar onze meening minder gewenschte gevolgen van haar oprichting gaan opsommen, dan geschiedt dit alleen om ons reken schap te geven van den toestand, die er over eenige jaren zal geboren wor den. Aan het principieele recht van een Roomsche universiteit willen wij niet tornen. Niet alle Roomsche studenten, die op dit oogenblik in Leiden, Utrecht, Amsterdam of Groningen studeeren, zullen onmiddellijk naar Nijmegen of waarheen dan ook verhuizen; wie met hunne studie al een heel eind gevor derd zijn, zullen vermoedelijk nog wel afstudeeren aan de universiteit, waar zij aankwamen; en voor deRoomsche studenten in de faculteiten van ge neeskunde en wis- en natuurkunde zal de Roomsche universiteit vermoede lijk nog in geruimen tijd hare poorten niet openen, omdat zij gebruik maakt van het recht om met drie facultei ten te beginnen, de minst dure, die van godgeleerdheid, rechten en let teren en wijsbegeerte. Maar over eenige jaren zullen de Roomsche studenten in rechten en letteren slechts sporadisch meer voor komen aan de rijksuniversiteiten of aan die van Amsterdam; alleen die genen zullen er misschien blijven, wier ouders in de stad wonen, waar een der bedoelde universiteiten gevestigd is, en de studiekosten van hunne kinderen niet zouden vermogen op te brengen, wanneer deze elders huisvesting zou den moeten zoeken. Over eenige jaren zullen in elk geval de meeste Roomsche juristen om alleen hen te noemen hunne oplei ding ontvangen aan een Roomsche universiteit. Zooals zij reeds op de lagere en middelbare school buiten aanraking bleven met kinderen uit niet-Roomsche gezinnen, zullen zij ook in hun studententijd de gelegenheid daartoe missen. Het afscheidingsstelsel zal dan tot in zijne perfectie zijn opge voerd. Zoowel vo.or Roomsche als nietRoomsche studenten acht ik dat te betreuren. Beiden kunnen slechts ge baat worden door den omgang met andersdenkenden"; vooral in den studententijd, waar men elkaar zoo volkomen leert kennen, kunnen Protestanen en Roomschen sommige vooroordeelen kwijt raken. Die gelegenheid tot betere onderlinge waardeering zal voortaan voor de meesten ontbreken; er zullen geen betrekkingen worden aangeknoopt, die het latere maat schappelijk verkeer vergemakkelijken. Ook in Roomsche kringen wordt wel degelijk gevoeld, dat de stichting van een eigen universiteit hare be zwaren medebrengt afgezien van de geldelijke offers, die men zich zal moeten getroosten. Ook onder de Roomschen zijn er velen, die juist om maatschappelijke redenen hunne kin deren liever aan een andere universi teit dan aan specifiek Roomsche willen laten studeeren. Juist door gebrek aan medewerking bij hen heeft de voor bereiding der plannen, die thans uit gevoerd zullen worden, zoolang ge duurd. Maar ten slotte heeft de wil van hen gezegevierd, die zooveel gees telijk heil verwachten van een door Roomsche beginselen doortrokken uni versiteit, dat zij bezwaren van maatschappelijken aard gering tellen. De uittocht van Roomsche studen ten zal vermoedelijk langzamerhand gepaard gaan met een vermindering van het aantal Roomsche hoogleeraren aan de universiteiten van het Rijk en die van Amsterdam. Voor de bizondere Roomsche leer stoelen, die aan sommige universitei ten, in partibus infidelium, waren gevestigd, schijnt de reden van be staan wel niet geheel te zijn vervallen immers, voor de faculteiten van genees- en wis- en natuurkunde kan men voorloopig aan de Roomsche uni versiteit nog niet terecht maar financieele redenen zullen misschien dwingen ze op te heffen. In elk geval, het aantal Roomsche hoogleeraren in andere faculteiten dan de zooeven genoemde zal aan de overige universi teiten op den duur al heel gering worden; zooveel verschot aan candidaten voor een hoogleeraarsambt heb ben de Roomschen nog niet, dat zij zich de weelde kunnen veroorloven van een eigen universiteit (die zij immers met hunne beste menschen zullen wil len bezetten) en tevens nog geleerden zouden overhouden, die in aanmer king zouden komen voor een leerstoel aan een andere universiteit. Ook hierdoor zal het isolement van de Roomschen, zoowel in geestelijk als maatschappelijk opzicht, grooter worden. De Roomsche universiteit zal ook de gelegenheid bieden om opgeleid te worden voor middelbare examens. Zij sluit hare deur niet voor nietRoomschen. Alleen in hare theolo gische faculteit kan men zich kwalijk Protestantsche studenten voorstellen. Maar waarom zouden ouders uit Nij megen en omstreken, die hunne kin deren willen laten studeeren in de rechten, de oude letteren, Nederlandsen Fransch, Engelsch en Duitsch, geen gebruik maken van de goedkooper gelegenheid, die hun thans wordt ver schaft? Er zijn tal van vakken van wetenschap, waar de godsdienstige over tuiging van den docent er niets toe afdoet; indien de straksgenoemde vak ken aan de Roomsche universiteit worden gedoceerd door uitstekende leerkrachten, waarom zullen Protesstanten dan dit onderwijs niet volgen? Het zou mij niet verwonderen, als velen dit doen. Vooral zij, die opgeleid wenschen te worden voor een middel baar examen. De Regeering heeft tot nog toe de opleiding van leeraren bij het middel baar onderwijs schromelijk verwaar loosd. Aan hare nalatigheid zal het te wijten zijn. wanneer de Roomsche universiteit ook studenten tot zich trekt, die niet bij voorkeur zich tot haar wenden. Ik denk hier met name aan studenten in de moderne talen. Ook deze studie zal aan de Roomsche universiteit be oefend kunnen worden; alleen voor het Engelsch schijnt men er nog niet dadelijk gereed te zijn, maar deze leemte zal wel spoedig worden aange vuld. Voor aanstaande leeraren in de moderne talen uit het Zuiden en midden en Oosten van ons land zou Utrecht de aangewezen universiteit geweest zijn, omciat de meesten hunner reeds een betrekking bij het onderwijs heb ben en zij dus alleen enkele middagen colleges kunnen volgen, en dan nog slechts in een niet verafgelegen uni versiteitstad. De Regeering heeft ik zou bijna schrijven: opzettelijk nagelaten om in Utrecht voldoende gelegenheid te geven vor de studie van de moderne talen. Ook thans, nu het Academisch Statuut de mogelijk heid heeft geschapen om academische examens af te leggen in moderne talen, bestaat te Utrecht die mogelijkheid nog slechts voor het Germaansch. De Regeering heeft het alleen noodig geacht aan de Groninger universi teit, d.w.z. aan de universiteit, die het slechtst bereikbaar was, volledige gelegenheid te geven voor de bestu deering van de moderne talen. Te Leiden is die gelegenheid slechts gebrekkig, te Utrecht nog gebrekkiger. Voorde studie van de klassieke talen kan men aan elke universiteit terecht; de opleiding van leeraren in de moderne talen, wier aantal zooveel grooter is dan dat van de klassieke litteratoren, heeft de Regeering willen concentreeren in Groningen ! De Roomsche universiteit zal hier zijde bij spinnen. Nijmegen ? ik ver onderstel nu maar, dat deze stad uit verkoren wordt ligt voor de meeste studenten, die het hier betreft, minder gunstig dan Utrecht. Maar wanneer de Roomsche universiteit gelukkig is in hare keuze van docenten voor de mo derne talen, durf ik haar voor die vakken een grooten toeloop voorspellen ook van Protestantsche studenten. Zoolang althans nog niet wat reeds lang had behooren te gebeuren aan de Utrechtsche universiteit de ge legenheid voor deze studies is geopend. KERNRAMP DE INTERNATIONALE PUZZLE Midden Februari 1923. De Angora-houding toont weer eens, hoe ondoenlijk het is internationale onderhande lingen te voeren volgens den wil van nationale vergaderingen. En dit is wel in het bijzonder 't geval met deTurksche nationale vergadering, die buitengewoon geïsoleerd en ver van de betreffende kwestie's af zit. Zij vertegen woordigt bovendien een zoo enge, scherpe en men mag zeggen geborneerde geestesge steldheid, en zij is zoo intransigant, dat zij be hoorlijke oplossingen niet kan doorzien. Dat is de moeilijkheid, waarin Ismet Pascha ver keert, die bovendien door de sneeuw in Roemeniëhet nog moeilijker heeft gevonden, met zijne souvereine vergadering in contact te treden. Telkens heeft men bij hem en de zijnen denzelfden geestestoestand op kunnen merken,die ook geregeld de gedelegeerden eener andere regeering, die te Moscou, kenmerkt. Het is de tweestrijd tusschen den wil om tot het tot stand komen van redelijke regelingen mede te werken, en de vrees voor het intransigantisme thuis. Dat intransigantisme is zóó sterk, dat het als een schrikbeeld uit de oogen der onderhandelaren straalt, en telkens, wanneer zij onder den invloed der be sprekingen persoonlijk de neiging hebben doen blijken de onderhandelingen tot een goed eind te brengen, schijnen zij, in zichzelve teruggekeerd, zich nog op het laatste oogen blik te bedenken.-De vrees voor de verwijten en den last, die hun bij hun terugkeer zullen worden aangedaan, een vrees die inder daad, wanneer zij 't in vertrouwen kunnen bekennen, een vrees voor de eigen persoon lijke veiligheid wordt, dwingt hen tot den noodlottigen stap om maar weer liever alles ongedaan te laten. Erzberger is pas later, en door sluipmoord, als offer gevallen voor de handteekening onder het wapenstilstands verdrag geplaatst. In oostelijker gelegen landen deinst de regeering er niet van terug zulke maatregelen tegen haar terugkeerende plenipotientiarissen meer direct zelve ter hand te nemen. Hun positie is dan ook veelal hoogst pijnlijk. De strijd tusschen rede en benauwdheid iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiii u minimum AAN DEN ANDEREN KANT V Een boef die gevangen heeft gezeten wordt in het beste gezelschap niet geduld, zelfs niet in romans", was de stelregel van Bill Porter (O'Henry) om zich te excuseeren, wanneer hij een treffend verhaal van zijn vriend Al Jennings niet met al zijn donkere punten onder zijn kleine verhaaltjes wilde opnemen. Hij dacht daarbij niet alleen aan zijn kunst, maar misschien wel in de eerste plaats aan het lot, dat hem persoonlijk beschoren zou zijn als hij na zijn straftijd in de maatschappij terug zou komen. Voor Jennings, zelfs als hij er voor gevoelig was geweest, bestond die vrees niet, want hij was levenslang gevangen, maar voor Bill Porter werd het hoe langer hoe meer een pijnigende obsessie. Niemand mag weten, dat ik hier mijn kost en mijn logies heb ge vonden, ik zal den naam van Bill Porter in de uiterste diepten der vergetelheid verzinken. Ik wil niet dat onderzoekende blikken van stomme menschenoogcn naar mij heen loenschen, ik wil geen paria zijn". Toen de tijd naderde dat hij zou worden ont slagen, werd hij luimiger, en het was dikwijls een booze luim. De beide vrienden, als men weet, waren ingelijfd bij de administratie van de gevange nis, Bill Porter had de controle op de leveran ties der voedingsmiddelen. Daarbij kwamen de grofste misbruiken voor: men kreeg de slecht ste, de bedorvenste waar voor den hoogsten prijs. Bill Porter was verontwaardigd. Hij wilde den post neerleggen dien hij zoo pas had ge kregen en een aanklacht indienen tegen den roover van staatsgelden. Jennings hield zich kalm en bood hem een glas bourgogne aan, van den wijn dien zijn voorganger in den post nog had gespaard. Hoe vruchteloos het was om in de gevange nis op te komen voor het recht, toonde hij Bill Porter aan: de wachters zouden iets tegen hem vinden, en hij zou worden gedegra deerd, misschien gegeeseld; men hield op discipline in de gevangenis, wie zich niet zonder kikken aan de tucht onderwierp, voor dien werd het leven ondragelijk gemaakt. ,,'t Is onze ziel en niet alleen ons lichaam die hier gevangen zijn," zcide hij. Wat 'n isolement is 't voor ons hier! Iedereen heeft ons vergeten, niemand geeft meer om ons ! Ik had toch gedacht dat er nog vrienden waren, zij hadden mij wel een pardon kunnen bezorgen, want zij waren machtig. Maar neen en zoo is het zeker beter, ik ben niemand iets verplicht en meester van mijn lot. Hoeveel van die leverings-contracten zal ik nog moeten opmaken, Kolonel?" Nu, veel zullen uw geweten niet meer hoeven te bezwaren. Laat ons daarop dan nog een glaasje drinken." Het eene glas ging na het andere, de eene vinger whiskey volgde op den ander, zoo zaten die twee in het postbureau en genoten van het goede. Bill Porter, nu hij weldra de wereld buiten de omsluitingsmuren zou moeten te woord staan, had allerhande vraagstukken waarvoor hij nop een oplossing zocht. Hij vroeg zich af, wat grooter was, de vrees voor den dood of de vrees voor het leven, wanneer men telkendag voor het feit stond, dat iemand zou kunnen ontdekken uit welke gevangenis de vrijgelatene was gekomen. Ik", zei Jennings, zou het met pleizier erkennen, aan den eersten den besten, en er bij zeggen: als je 't soms niet goed vindt, loop naar den donder !" Bill Porter begon luid te lachen om den uitval, maar hij bleef bij zijn vraag: ik zou willen weten wat precies de gevoelens waren van een die voor den dood stond, niet als voor een vraagstuk maar voor een zeker feit. Op dat oogenblik was er in de gevangenis een die nog maar weinig dagen had te leven, een man, ter dood veroordeeld omdat hij een kameraad moedwillig had verdronken. De laatste dagen was het de gewoonte den schul dig verklaarde eenige voorrechten te geven, hij mocht zijn eten kiezen, op het gevangenis plein wandelen en was niet geheel afgesloten. Jennings moest bij de executie van het vonnis op den electrischen stoel tegenwoordig zijn. Hij kon Bill Porter in aanraking brengen met den veroordeelde. De proefnemer kwam echter geheel ontsteld bij Jennings aan. Maar het is nog een kind, die misdadiger," riep Bill Porter, daar moet iets aan worden gedaan, hij is zeker onschuldig en zoo vol vertrouwen, dat men hem geen kwaad wil!" Wat vermocht de stem van een convict binnen de muren der gevangenis? Het is een van de aangrijpendste hoofdstukken van Jcnning's boek, waar hij den dood beschrijft van dat kind en zijn houding in het laatste oogen blik. Als ik bleef denken aan wat van daag is gebeurd, zou ik alle vertrouwen, alle blijd schap verliezen, ik zou geen hoopvollen regel kunnen schrijven". Later bleek: de jury had verkeerd ge oordeeld. De jongen was onschuldig, men had het lijk van een ander voor zijn slachtoffer ge houden. Het kwam aan 't licht een paar maan den na Bill Porter's vertrek uit de staats gevangenis. Op den kalender van de drie genooten stond de dag der bevrijding aangeteekend; hij was nu heel dicht bij, de zenuwachtige onrust van Bill Porter maakte plaats voor een jolige op winding. Hoe was het ook te verwachten, dat hem ooit een gevoel van gemis zou bekruipen naar de voorbijgegane dagen. Dadelijk moes ten zij in 't niet verzinken. Hij kwam met zijn eigen half schuchtere, half komische manier bij Jennings en openbaarde hem zijn onge legenheid. Kolonel, je moet me nog eens een pleizier doen, ik kan het je niet terug vergelden, ge moet het maar op mijn rekening zetten, want van terug betalen is geen sprake. Ge weet van wat voor stof de pakken zijn gemaakt, die men bij het weggaan krijgt. Ze smelten in de zon en ze lossen op in een regenbak. Daaren boven houd ik niet van het gevangenisgrijs. Het is dezen zomer geen modekleur". En daarbij bekeek hij zich met een half beschaamd, half dandy-achtig gebaar. Ik voel me zoo iets als een bruid die het vaderlijk dak verlaat. Bezorg me wat dat er goed uit ziet, het moet donkerbruin zijn". Iedereen, wachters en kleermakers, deed zijn best. De kleeding zat als aangegoten. Den avond van te voren kwam Porter repetitie houden alsof het een bijzonder drama was dat zou worden opgevoerd. f En dien laatsten dag hadden zij nog zooveel te zeggen en te bepraten. De cipier had andere dingen te doen, hij liet de vrienden samen bijeen. Jennings kreeg al het officieele van het vertrek te regelen. Bill Porter zag er uit als een die op het punt stond de wereld te gaan veroveren. Hij was gedurende de meer dan drie jaar dat hij opge sloten was geweest toch wel iets ouder ge worden; lijnen waren in zijn gezicht getrok ken, rimpels kwamen op, maar ook daardoor lag er een zekere waardigheid en distinctie over hem. Hij stond voor het raam. Jennings had zich achter het bureau gepos teerd, en vond het wel wat heel onverschillig dat hun kameraad al deed of hij buiten be hoorde. Hij kon dat niet goed uitstaan; zijn stem werd heesch van aandoening en van humeur. Kan je niet de laatste minuten dat we bijeen zijn nog even naar ons kijken?" Al, hier is een boek dat ik voor je heb laten komen"; hij stak Jennings zijn hand toe en gaf hem de gedichten van Omar Khayan. Eigenlijk was dat alles, hij ging op de deur toe, dan kwam zijn oude stem met haar grappen-makenden toon op, het oog had even de oude lichtflits. Kolonel, ik zie je in New-York terug; natuurlijk wacht ik je daar". Hij verdween door de opening. De lichtende, troostende verschijning was heengegaan. Weken gingen voorbij, de kameraden had den zoo zeker op een brief gewacht! Eindelijk uit Pittsburgh kwam er een: Het is hier het laagste gat van het aardoppervlak. De men schen zijn de onwetendste, slechtst opgevoede, verachtelijkste.... beesten die men zich op aarde kan denken.... Ik ben aan het arti kels schrijven voor tijdschriften en noemde onlangs als titel: de Kunst en de humor van treinroof. Is dit niet iets voor u om je kracht op te probeeren?" W. G. C. B -i' v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl