Historisch Archief 1877-1940
Zaterdag 17 Februari
A". 1928
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25.
Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam
Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten
Onze vragen aan de lezers
Een zeer groot aantal lezers heeft ge
volg gegeven aan ons verzoek om de
vragen te beantwoorden, die wij op blz.
57 van ons Kerstnummer 1922 stelden.
Tot ons genoegen is ons gebleken, dat
de inhoud van ,,de Amsterdammer ' door
nagenoeg allen wordt gewaardeerd.
Verschillende wenschen en opmer
kingen, die te onzer kennis werden
gegebracht, namen wy reeds ter harte;
nieuwe rubrieken zijn ingevoegd, terwyl
wtf voor anderen nog overleg plegen
met de door ons meest gewenschte
medewerkers.
Verreweg het grootste gedeelte van
hen, die zich uitlieten over de voor
gestelde verandering van formaat, ver
klaarde zich voor het behoud van den
tegenwoordigen vorm. Nu de meening
onzer lezers hierover zoo ondubbelzinnig
is gebleken, zullen wij voorloopig niet
tot verandering overgaan.
Redactie en Uitgevers van
de Amsterdammer"
Weekblad voor Nederland
INHOUD: 1. De Roomsche Universiteit,
door Prof. Dr. G. W. Kernkamp De
Internationale puzzle, door Brandaris
Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck
2. Spreekzaal Prof. Mr. J. A. van Hamel,
teekening van B. van Vlijmen Christen
dom en Natuurwetenschap, door Prof. Dr.
G. van Rijnberk 3. Noorsche letterkunde,
door Dr. J. de Vries 5. Voor Vrouwen (red.
Elis M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie
Salotnons Uit Joosje's levensboek, door
J. C. van Domburg Huishoudelijkheid, door
Getrtr. Cajelsen ? Wat de mode brengt
Juiia Cuypers Uit de Natuur: Een nieuwe
jachtwet, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. De
Lach der Goden, tooneelteekeningen van B.
van Vlijmen Schilderkunstkroniek, door
Alb. Plasschaert Dram. Kroniek, door Top
Naeff 7. Financiën en Economie, door Pau'
Sabel 8. Boekbespreking, door B. M.
Noach Kunst en Sport Dostojewsky
(slot), door A. Plasschaert 0. Poincar
Napoleon, teekening van Joh. Braakensiek
-Charivaria, door Charivarius Taaiverwoes
ting, door Dr. Ch. F. Haje Krekelzang, door
J. H. Speenhoff Oradendag aan de Univer
siteit, door M. D. v. H. 10. Rijm-Kronyck,
door Melis Stoke Nieuwe boeken, door H.
Salomonson Uit het kladschrift van Jantje
Feuilleton: Uit het dagboek van prof.
Aug. Schulze, door Dr. A. Eloesser-- Omslag:
Het pleizierreisje, door Al ie Smeding
Bridge, door B. M.
Bijvoegsel: Turkije en de Mogendheden,
Teekening van Joh. Braakensiek.
iitiiiiiiiiiii i IIMIIIIIIIIIIII minimi <iifiniiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiMH
DE ROOMSCHE UNIVERSITEIT
Jarenlang is er aan de stichting
van een Roomsche universiteit ge
werkt" ; de zaak schijnt nu haar beslag
te zullen krijgen; vermoedelijk zal aan
Nijmegen het voorrecht te beurt val
len, de zetel der nieuwe universiteit
te worden.
Niet de geheele bevolking van die
stad heeft intusschen getoond, dit
als een voorrecht te waardeeren. Met
een meerderheid van slechts ne stem
besloot de gemeenteraad jaarlijks een
ton subsidie aan de instelling te geven;
alle niet-katholieke leden verklaarden
zich daartegen.
Misschien achtten zij de cultureele
en materieele voordeelen, die de
Nijmegenaars van de universiteit mogen
verwachten, te duur gekocht voor een
ton gouds; misschien waren er ook, die
er in principe bezwaar tegen hadden,
niet-katholieken te laten bijdragen aan
de kosten van een Roomsche univer
siteit. Gedeputeerde Staten van Gel
derland zullen hebben te beslissen of
er termen zijn om het Nijmegensche
raadsbesluit te vernietigen.
Mocht dit laatste wat ons niet
waarschijnlijk voorkomt geschie
den, dan zal een Brabantsche stad
zich wel haasten aan het bestuur der
Radboud-stichting verleidelijke gel
delijke aanbiedingen te doen. Zelfs
een passende naam zal in het aanbod
kunnen worden begrepen. Te Nijmegen
had men reeds den klinkenden naam
van Keizer-Karel-Universiteit bedacht.
Maar ook de Brabanders hebben hunne
historische herinneringen. Wordt den
Bosch de gelukkige, dan zal de Room
sche universiteit Frederik Hendrik als
peetvader kunnen krijgen; in Tilburg
leeft de gedachtenis nog aan Koning
Willem II; mocht Breda met de prijs
gaan strijken, de stad, wier geschie
denis zoo nauw verbonden is aan die
van het Oranjehuis, welken gelukkiger
naam zou men dan voor de Roomsche
universiteit kunnen bedenken dan dien
van Oranje-universiteit?
Maar al mag het dan nog niet vol
maakt zeker zijn, in welke stad de
Roomsche universiteit zal worden ge
huisvest, komen doet zij er.
Indien wij dan ook enkele naar onze
meening minder gewenschte gevolgen
van haar oprichting gaan opsommen,
dan geschiedt dit alleen om ons reken
schap te geven van den toestand, die
er over eenige jaren zal geboren wor
den. Aan het principieele recht van
een Roomsche universiteit willen wij
niet tornen.
Niet alle Roomsche studenten, die
op dit oogenblik in Leiden, Utrecht,
Amsterdam of Groningen studeeren,
zullen onmiddellijk naar Nijmegen of
waarheen dan ook verhuizen; wie met
hunne studie al een heel eind gevor
derd zijn, zullen vermoedelijk nog wel
afstudeeren aan de universiteit, waar
zij aankwamen; en voor deRoomsche
studenten in de faculteiten van ge
neeskunde en wis- en natuurkunde zal
de Roomsche universiteit vermoede
lijk nog in geruimen tijd hare poorten
niet openen, omdat zij gebruik maakt
van het recht om met drie facultei
ten te beginnen, de minst dure, die
van godgeleerdheid, rechten en let
teren en wijsbegeerte.
Maar over eenige jaren zullen de
Roomsche studenten in rechten en
letteren slechts sporadisch meer voor
komen aan de rijksuniversiteiten of
aan die van Amsterdam; alleen die
genen zullen er misschien blijven, wier
ouders in de stad wonen, waar een der
bedoelde universiteiten gevestigd is,
en de studiekosten van hunne kinderen
niet zouden vermogen op te brengen,
wanneer deze elders huisvesting zou
den moeten zoeken.
Over eenige jaren zullen in elk geval
de meeste Roomsche juristen om
alleen hen te noemen hunne oplei
ding ontvangen aan een Roomsche
universiteit. Zooals zij reeds op de
lagere en middelbare school buiten
aanraking bleven met kinderen uit
niet-Roomsche gezinnen, zullen zij ook
in hun studententijd de gelegenheid
daartoe missen. Het afscheidingsstelsel
zal dan tot in zijne perfectie zijn opge
voerd.
Zoowel vo.or Roomsche als
nietRoomsche studenten acht ik dat te
betreuren. Beiden kunnen slechts ge
baat worden door den omgang met
andersdenkenden"; vooral in den
studententijd, waar men elkaar zoo
volkomen leert kennen, kunnen
Protestanen en Roomschen sommige
vooroordeelen kwijt raken. Die gelegenheid
tot betere onderlinge waardeering zal
voortaan voor de meesten ontbreken;
er zullen geen betrekkingen worden
aangeknoopt, die het latere maat
schappelijk verkeer vergemakkelijken.
Ook in Roomsche kringen wordt
wel degelijk gevoeld, dat de stichting
van een eigen universiteit hare be
zwaren medebrengt afgezien van de
geldelijke offers, die men zich zal
moeten getroosten. Ook onder de
Roomschen zijn er velen, die juist om
maatschappelijke redenen hunne kin
deren liever aan een andere universi
teit dan aan specifiek Roomsche willen
laten studeeren. Juist door gebrek aan
medewerking bij hen heeft de voor
bereiding der plannen, die thans uit
gevoerd zullen worden, zoolang ge
duurd. Maar ten slotte heeft de wil
van hen gezegevierd, die zooveel gees
telijk heil verwachten van een door
Roomsche beginselen doortrokken uni
versiteit, dat zij bezwaren van
maatschappelijken aard gering tellen.
De uittocht van Roomsche studen
ten zal vermoedelijk langzamerhand
gepaard gaan met een vermindering
van het aantal Roomsche hoogleeraren
aan de universiteiten van het Rijk en
die van Amsterdam.
Voor de bizondere Roomsche leer
stoelen, die aan sommige universitei
ten, in partibus infidelium, waren
gevestigd, schijnt de reden van be
staan wel niet geheel te zijn vervallen
immers, voor de faculteiten van
genees- en wis- en natuurkunde kan
men voorloopig aan de Roomsche uni
versiteit nog niet terecht maar
financieele redenen zullen misschien
dwingen ze op te heffen. In elk geval,
het aantal Roomsche hoogleeraren in
andere faculteiten dan de zooeven
genoemde zal aan de overige universi
teiten op den duur al heel gering
worden; zooveel verschot aan
candidaten voor een hoogleeraarsambt heb
ben de Roomschen nog niet, dat zij
zich de weelde kunnen veroorloven van
een eigen universiteit (die zij immers
met hunne beste menschen zullen wil
len bezetten) en tevens nog geleerden
zouden overhouden, die in aanmer
king zouden komen voor een leerstoel
aan een andere universiteit.
Ook hierdoor zal het isolement van
de Roomschen, zoowel in geestelijk
als maatschappelijk opzicht, grooter
worden.
De Roomsche universiteit zal ook
de gelegenheid bieden om opgeleid te
worden voor middelbare examens.
Zij sluit hare deur niet voor
nietRoomschen. Alleen in hare theolo
gische faculteit kan men zich kwalijk
Protestantsche studenten voorstellen.
Maar waarom zouden ouders uit Nij
megen en omstreken, die hunne kin
deren willen laten studeeren in de
rechten, de oude letteren, Nederlandsen
Fransch, Engelsch en Duitsch, geen
gebruik maken van de goedkooper
gelegenheid, die hun thans wordt ver
schaft? Er zijn tal van vakken van
wetenschap, waar de godsdienstige over
tuiging van den docent er niets toe
afdoet; indien de straksgenoemde vak
ken aan de Roomsche universiteit
worden gedoceerd door uitstekende
leerkrachten, waarom zullen
Protesstanten dan dit onderwijs niet volgen?
Het zou mij niet verwonderen, als
velen dit doen. Vooral zij, die opgeleid
wenschen te worden voor een middel
baar examen.
De Regeering heeft tot nog toe de
opleiding van leeraren bij het middel
baar onderwijs schromelijk verwaar
loosd. Aan hare nalatigheid zal het te
wijten zijn. wanneer de Roomsche
universiteit ook studenten tot zich
trekt, die niet bij voorkeur zich tot
haar wenden.
Ik denk hier met name aan studenten
in de moderne talen. Ook deze studie
zal aan de Roomsche universiteit be
oefend kunnen worden; alleen voor het
Engelsch schijnt men er nog niet
dadelijk gereed te zijn, maar deze
leemte zal wel spoedig worden aange
vuld.
Voor aanstaande leeraren in de
moderne talen uit het Zuiden en midden
en Oosten van ons land zou Utrecht
de aangewezen universiteit geweest
zijn, omciat de meesten hunner reeds
een betrekking bij het onderwijs heb
ben en zij dus alleen enkele middagen
colleges kunnen volgen, en dan nog
slechts in een niet verafgelegen uni
versiteitstad. De Regeering heeft
ik zou bijna schrijven: opzettelijk
nagelaten om in Utrecht voldoende
gelegenheid te geven vor de studie
van de moderne talen. Ook thans, nu
het Academisch Statuut de mogelijk
heid heeft geschapen om academische
examens af te leggen in moderne talen,
bestaat te Utrecht die mogelijkheid
nog slechts voor het Germaansch.
De Regeering heeft het alleen
noodig geacht aan de Groninger universi
teit, d.w.z. aan de universiteit, die
het slechtst bereikbaar was, volledige
gelegenheid te geven voor de bestu
deering van de moderne talen. Te Leiden
is die gelegenheid slechts gebrekkig, te
Utrecht nog gebrekkiger. Voorde studie
van de klassieke talen kan men aan
elke universiteit terecht; de opleiding
van leeraren in de moderne talen,
wier aantal zooveel grooter is dan dat
van de klassieke litteratoren, heeft
de Regeering willen concentreeren in
Groningen !
De Roomsche universiteit zal hier
zijde bij spinnen. Nijmegen ? ik ver
onderstel nu maar, dat deze stad uit
verkoren wordt ligt voor de meeste
studenten, die het hier betreft, minder
gunstig dan Utrecht. Maar wanneer de
Roomsche universiteit gelukkig is in
hare keuze van docenten voor de mo
derne talen, durf ik haar voor die
vakken een grooten toeloop voorspellen
ook van Protestantsche studenten.
Zoolang althans nog niet wat
reeds lang had behooren te gebeuren
aan de Utrechtsche universiteit de ge
legenheid voor deze studies is geopend.
KERNRAMP
DE INTERNATIONALE
PUZZLE
Midden Februari 1923.
De Angora-houding toont weer eens, hoe
ondoenlijk het is internationale onderhande
lingen te voeren volgens den wil van nationale
vergaderingen. En dit is wel in het bijzonder
't geval met deTurksche nationale vergadering,
die buitengewoon geïsoleerd en ver van de
betreffende kwestie's af zit. Zij vertegen
woordigt bovendien een zoo enge, scherpe
en men mag zeggen geborneerde geestesge
steldheid, en zij is zoo intransigant, dat zij be
hoorlijke oplossingen niet kan doorzien. Dat
is de moeilijkheid, waarin Ismet Pascha ver
keert, die bovendien door de sneeuw in
Roemeniëhet nog moeilijker heeft gevonden,
met zijne souvereine vergadering in contact
te treden. Telkens heeft men bij hem en de
zijnen denzelfden geestestoestand op kunnen
merken,die ook geregeld de gedelegeerden eener
andere regeering, die te Moscou, kenmerkt.
Het is de tweestrijd tusschen den wil om tot
het tot stand komen van redelijke regelingen
mede te werken, en de vrees voor het
intransigantisme thuis. Dat intransigantisme is zóó
sterk, dat het als een schrikbeeld uit de oogen
der onderhandelaren straalt, en telkens,
wanneer zij onder den invloed der be
sprekingen persoonlijk de neiging hebben
doen blijken de onderhandelingen tot een
goed eind te brengen, schijnen zij, in zichzelve
teruggekeerd, zich nog op het laatste oogen
blik te bedenken.-De vrees voor de verwijten
en den last, die hun bij hun terugkeer
zullen worden aangedaan, een vrees die inder
daad, wanneer zij 't in vertrouwen kunnen
bekennen, een vrees voor de eigen persoon
lijke veiligheid wordt, dwingt hen tot den
noodlottigen stap om maar weer liever alles
ongedaan te laten. Erzberger is pas later, en
door sluipmoord, als offer gevallen voor de
handteekening onder het wapenstilstands
verdrag geplaatst. In oostelijker gelegen
landen deinst de regeering er niet van terug
zulke maatregelen tegen haar terugkeerende
plenipotientiarissen meer direct zelve ter
hand te nemen. Hun positie is dan ook veelal
hoogst pijnlijk.
De strijd tusschen rede en benauwdheid
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiii u minimum
AAN DEN ANDEREN KANT
V
Een boef die gevangen heeft gezeten wordt
in het beste gezelschap niet geduld, zelfs niet
in romans", was de stelregel van Bill Porter
(O'Henry) om zich te excuseeren, wanneer hij
een treffend verhaal van zijn vriend Al
Jennings niet met al zijn donkere punten onder
zijn kleine verhaaltjes wilde opnemen. Hij
dacht daarbij niet alleen aan zijn kunst, maar
misschien wel in de eerste plaats aan het lot,
dat hem persoonlijk beschoren zou zijn als hij
na zijn straftijd in de maatschappij terug zou
komen.
Voor Jennings, zelfs als hij er voor gevoelig
was geweest, bestond die vrees niet, want hij
was levenslang gevangen, maar voor Bill
Porter werd het hoe langer hoe meer een
pijnigende obsessie. Niemand mag weten,
dat ik hier mijn kost en mijn logies heb ge
vonden, ik zal den naam van Bill Porter in de
uiterste diepten der vergetelheid verzinken.
Ik wil niet dat onderzoekende blikken van
stomme menschenoogcn naar mij heen
loenschen, ik wil geen paria zijn".
Toen de tijd naderde dat hij zou worden ont
slagen, werd hij luimiger, en het was dikwijls
een booze luim.
De beide vrienden, als men weet, waren
ingelijfd bij de administratie van de gevange
nis, Bill Porter had de controle op de leveran
ties der voedingsmiddelen. Daarbij kwamen de
grofste misbruiken voor: men kreeg de slecht
ste, de bedorvenste waar voor den hoogsten
prijs.
Bill Porter was verontwaardigd. Hij wilde
den post neerleggen dien hij zoo pas had ge
kregen en een aanklacht indienen tegen den
roover van staatsgelden. Jennings hield zich
kalm en bood hem een glas bourgogne aan,
van den wijn dien zijn voorganger in den post
nog had gespaard.
Hoe vruchteloos het was om in de gevange
nis op te komen voor het recht, toonde hij
Bill Porter aan: de wachters zouden iets
tegen hem vinden, en hij zou worden gedegra
deerd, misschien gegeeseld; men hield op
discipline in de gevangenis, wie zich niet
zonder kikken aan de tucht onderwierp, voor
dien werd het leven ondragelijk gemaakt.
,,'t Is onze ziel en niet alleen ons lichaam
die hier gevangen zijn," zcide hij. Wat
'n isolement is 't voor ons hier! Iedereen heeft
ons vergeten, niemand geeft meer om ons !
Ik had toch gedacht dat er nog vrienden
waren, zij hadden mij wel een pardon kunnen
bezorgen, want zij waren machtig. Maar neen
en zoo is het zeker beter, ik ben niemand iets
verplicht en meester van mijn lot. Hoeveel
van die leverings-contracten zal ik nog moeten
opmaken, Kolonel?"
Nu, veel zullen uw geweten niet meer
hoeven te bezwaren. Laat ons daarop dan nog
een glaasje drinken."
Het eene glas ging na het andere, de eene
vinger whiskey volgde op den ander, zoo zaten
die twee in het postbureau en genoten van
het goede.
Bill Porter, nu hij weldra de wereld buiten
de omsluitingsmuren zou moeten te woord
staan, had allerhande vraagstukken waarvoor
hij nop een oplossing zocht.
Hij vroeg zich af, wat grooter was, de vrees
voor den dood of de vrees voor het leven,
wanneer men telkendag voor het feit stond,
dat iemand zou kunnen ontdekken uit welke
gevangenis de vrijgelatene was gekomen.
Ik", zei Jennings, zou het met pleizier
erkennen, aan den eersten den besten, en er
bij zeggen: als je 't soms niet goed vindt,
loop naar den donder !"
Bill Porter begon luid te lachen om den
uitval, maar hij bleef bij zijn vraag: ik zou
willen weten wat precies de gevoelens waren
van een die voor den dood stond, niet als
voor een vraagstuk maar voor een zeker
feit.
Op dat oogenblik was er in de gevangenis een
die nog maar weinig dagen had te leven, een
man, ter dood veroordeeld omdat hij een
kameraad moedwillig had verdronken. De
laatste dagen was het de gewoonte den schul
dig verklaarde eenige voorrechten te geven,
hij mocht zijn eten kiezen, op het gevangenis
plein wandelen en was niet geheel afgesloten.
Jennings moest bij de executie van het vonnis
op den electrischen stoel tegenwoordig zijn.
Hij kon Bill Porter in aanraking brengen met
den veroordeelde.
De proefnemer kwam echter geheel ontsteld
bij Jennings aan. Maar het is nog een kind,
die misdadiger," riep Bill Porter, daar
moet iets aan worden gedaan, hij is zeker
onschuldig en zoo vol vertrouwen, dat men
hem geen kwaad wil!"
Wat vermocht de stem van een convict
binnen de muren der gevangenis? Het is een
van de aangrijpendste hoofdstukken van
Jcnning's boek, waar hij den dood beschrijft van
dat kind en zijn houding in het laatste oogen
blik. Als ik bleef denken aan wat van daag
is gebeurd, zou ik alle vertrouwen, alle blijd
schap verliezen, ik zou geen hoopvollen regel
kunnen schrijven".
Later bleek: de jury had verkeerd ge
oordeeld.
De jongen was onschuldig, men had het
lijk van een ander voor zijn slachtoffer ge
houden. Het kwam aan 't licht een paar maan
den na Bill Porter's vertrek uit de staats
gevangenis.
Op den kalender van de drie genooten stond
de dag der bevrijding aangeteekend; hij was
nu heel dicht bij, de zenuwachtige onrust van
Bill Porter maakte plaats voor een jolige op
winding. Hoe was het ook te verwachten, dat
hem ooit een gevoel van gemis zou bekruipen
naar de voorbijgegane dagen. Dadelijk moes
ten zij in 't niet verzinken. Hij kwam met zijn
eigen half schuchtere, half komische manier
bij Jennings en openbaarde hem zijn onge
legenheid.
Kolonel, je moet me nog eens een pleizier
doen, ik kan het je niet terug vergelden, ge
moet het maar op mijn rekening zetten, want
van terug betalen is geen sprake. Ge weet van
wat voor stof de pakken zijn gemaakt, die
men bij het weggaan krijgt. Ze smelten in de
zon en ze lossen op in een regenbak. Daaren
boven houd ik niet van het gevangenisgrijs.
Het is dezen zomer geen modekleur".
En daarbij bekeek hij zich met een half
beschaamd, half dandy-achtig gebaar. Ik
voel me zoo iets als een bruid die het vaderlijk
dak verlaat. Bezorg me wat dat er goed uit
ziet, het moet donkerbruin zijn".
Iedereen, wachters en kleermakers, deed
zijn best. De kleeding zat als aangegoten. Den
avond van te voren kwam Porter repetitie
houden alsof het een bijzonder drama was
dat zou worden opgevoerd.
f En dien laatsten dag hadden zij nog zooveel
te zeggen en te bepraten.
De cipier had andere dingen te doen, hij
liet de vrienden samen bijeen. Jennings kreeg
al het officieele van het vertrek te regelen.
Bill Porter zag er uit als een die op het punt
stond de wereld te gaan veroveren. Hij was
gedurende de meer dan drie jaar dat hij opge
sloten was geweest toch wel iets ouder ge
worden; lijnen waren in zijn gezicht getrok
ken, rimpels kwamen op, maar ook daardoor
lag er een zekere waardigheid en distinctie
over hem.
Hij stond voor het raam.
Jennings had zich achter het bureau gepos
teerd, en vond het wel wat heel onverschillig
dat hun kameraad al deed of hij buiten be
hoorde. Hij kon dat niet goed uitstaan; zijn
stem werd heesch van aandoening en van
humeur. Kan je niet de laatste minuten dat
we bijeen zijn nog even naar ons kijken?"
Al, hier is een boek dat ik voor je heb laten
komen"; hij stak Jennings zijn hand toe en
gaf hem de gedichten van Omar Khayan.
Eigenlijk was dat alles, hij ging op de deur
toe, dan kwam zijn oude stem met haar
grappen-makenden toon op, het oog had even de
oude lichtflits.
Kolonel, ik zie je in New-York terug;
natuurlijk wacht ik je daar".
Hij verdween door de opening. De lichtende,
troostende verschijning was heengegaan.
Weken gingen voorbij, de kameraden had
den zoo zeker op een brief gewacht! Eindelijk
uit Pittsburgh kwam er een: Het is hier het
laagste gat van het aardoppervlak. De men
schen zijn de onwetendste, slechtst opgevoede,
verachtelijkste.... beesten die men zich op
aarde kan denken.... Ik ben aan het arti
kels schrijven voor tijdschriften en noemde
onlangs als titel: de Kunst en de humor van
treinroof. Is dit niet iets voor u om je kracht
op te probeeren?"
W. G. C. B -i' v A N c K