De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 februari pagina 10

17 februari 1923 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, \V E E K B L A V U U i< NEDERLAND 17 Febr. '23. - No. 2382 RIJM-KRONYCK NIEUWE BOEKEN ACH GEEF MIJ OOK EEN STUKJE AAN DE GRAVERS IN HET EGYPT ISCHE KONINGSGRAF intusschen duurt de belangstelling van heel de wereld in de ontdekkingen voort en uit zich in een stroom van telegram men en van brieven aan lord Carnarvon en mr. Carter. Er komen brieven van handschoenmakers die naar de hand schoen vragen, van zaadhandelaars die naar zaad vragen uit de tombe, van handelaars in koloniale waren die naar stukjes geconserveerd voedsel vragen. Ontelbaar zijn de verzoeken om souve nirs, zooals kralen, zandkorrels of een blad van de bloemen uit het konings graf. Vele dezer verzoeken zijn' af komstig van kinderen, die smeekende brieven schrijven.... (DagbladbericM). Ach.... geef mij óók een stukje, een stukje uit het graf Nu 't tóch wordt overhoop gehaald, en j'er in rondwroet als een vaalt, kan dat er nog wel af.... Ach geef mij óók een stukje van wat«daar, al dien tijd, in duisternis, de eeuwen door gelegen heeft.... Wie heeft er voor zoo'n oud graf pié'teit.... ? De jonge, doode koning werd zachtjes weggelegd. En alles werd in 't graf gedaan, omdat hij later op zou staan. (dat hadden z'em gezegd). Nu hij drie-duizend jaren daar vrucht'loos heeft gewacht, nu blijkt die hoop vergeefsch.... Zijn lijk lef jullie maar gerust te kijk.... En alles weggebracht.... ! Ach.... geef mij óók een stukje van die vervlogen hoop. ... van dien gestorven koningszoon: ..zijn kinderhandschoentje., zijn kroon.. of zet je dien te koop?.... Och.... kon 'k maar even komen, daarginds in die vallei.... en graaien., (doen 't er niet een boel?) ..in al dien rommel.. Hè., daar voel je zeker wel iets bij.... Ach.... geef mij óók een stukje (al is 't ook geen heel wiel..) Want 'k leg het vóór me, op m'n bureau, en, als 'k het zie, dan denk ik: zóó doen rncnschen met een ziel.... MEI. is STOKE iiiinniiiinniiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiitiiiiii Historisch-Idealisme of Historisch-Materialisme'? Opbouwen of ondermijnen? door E. Van Dieren, Arts. In twee deelen (565 bldz.). Uitgevers- en Drukkers maatschappij van F. van Rossen, Amster dam 1922. Toen wij dezen titel, waarop bovendien nog een zestal diverse citaten afgedrukt staan, welke reeds aanstonds een gevaarlijken polemiek-toon verraden, onder den knie hadden, sloeg ons laten wij eerlijk zijn de schrik om het hart. Want, nietwaar, een polemisch artikel, dat gaat nog., desnoods ook eene polemische brochure... . maar twee lijvige deelen, door een huisarts met drukke practijk met verwonderlijke:! hartstocht bijeen-gepend.... neen.... men vergeve het een ongelukkiger! criticus.... maar daar loopt zijn pen bij over. In een bijliggend rose papier worden deze deelen aanbevolen als Geen beter Kerst geschenk" (vooral voor ontwikkelde jonge lieden).Wij zouden schuchter willen verklaren, zonder toch ook weer geheel af te willen wijzen de qualificatie van een ontwikkelde jongeman te zijn dat ons, persoonlijk, aangenamere kerstgeschenken voor den geest gezweefd hebben. Niet dat'deze XXXI II hoofdstukken niet veel zouden bevatten.... er staat nu letterlijk van alles en over alles in, van de stelling dat Einstein evenals Marx een NeoKabbalist is tot en met de beschuldiging aan het adres van Proff. van Dijk en Gunning, dat hunne scherpzinnigheid niet in staat is hen er in te doen slagen om te weten te komen hoeveel bij Spinoza de brillen kostten. De aandachtige lezer zal ons onmiddellijk toegeven, dat tusschen deze beide beweringen een zoo groot terrein van studie en vergelij kend onderzoek ligt, dat vele jongemannen hiermede hunne Kerst wat zeg ik, groote vacanties mee kunnen vullen.... hoewel wij nog altijd niet wenschen toe te geven, dat ze dat niet op betere wijze zouden kunnen doen.... op dokters-attest bijvoorbeeld. Spinozana 1897?1922, bevattende uit treksels uit de Jaarverslagen van den Secretaris der Vereeniging Het Spinozahuis" benevens een levensbericht om trent DR. W. MEIJER en eene lijst van diens geschriften. Uitg. Curis Societatis Spinozanae. Amsterdam: Menno Hertz berger, Singel 364. Hoewel dit gedenkboek waarschijnlijk zeer tot ergenis van E. van Dieren, Arts, niets bevat omtrent den prijs van brillen, en deze geachte auteur daartiit dus waar schijnlijk onaangename conclusiën zou trekken ten opzichte van de scherpzinnigheid der samenstellers zonden wij het eene keurig verzorgde uitgave willen noemen, en eeiv waardig huldigingsgeschenk van de vereeni ging het Spinoza-huis aan haren tachtigjarigen secretaris, wiens Spinoza-geschriften iitiiiiiiiifiiliiiiiiiiimimiiiiiiiiiittiiiiiniiiiiiiii H IIIIIMIII Minimi minimi Gillette HETVCILI6HEIDSSO1 , BIJ UITNEMENDHEID IAAT l U NIMMER IN OEN STEEK.' CENSCHKRRIEM is OVERBODIG: eu BEHOEFT : OOK NIET TE WACHTEN TOT UW SCHEERMES VAN DEN .BU WIEN O HET AANZLTTEN.TERUGKOmr fN TOOI SCHEERT U ZICH ALTIJD ONBE RISPELIJK eiAD. SNEL EN MET VEEL COHFOBT p. GILLETTE SAFETy RAZO JKEIZCRSCRACHT7 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii min UIT HET DAGBOEK VAN PROF. AUGUST SCHULZE uitgegeven door A R T H U R E I. O E S S U K. Professor August Schulze, de ver buiten de grenzen van zijn land geëerde Duitsche kenner van het Oosten, wordt sedert eenige weken in een zenuwinrichting verpleegd, welke hij, naar men vreest, wel niet meer zal verlaten. De beroemde geleerde is lijdend aan een plot selinge zielsstoornis, waaraan als eenig symp toom voorafging dat hij, de laatste hand leglend aan zijn nieuw werk: Vormen van huis houdelijk beheer in het oude Babyion", zijn manuscript onafgebroken met getallen en onoplosbare rekensommen bedekte. V; n daag heeft mijn uitgever mij met de aangename tijding verrast, dat hij, niettegen staande den papiernood, door buitengewone offers zijnerzijds, in staat is van een mijner oudste werken: De ontwikkelingsgang der Hammurabiërs" een nieuwen druk uit te geven. Zeer gelegen komt mij de arbeid, die daaraan verbonden is, niet, daar ik mij uit sluitend op de Vormen van huishoudelijk beheer in het oude Babyion" hoopte te concentreeren. Maar ik ben toch wel verplicht het resultaat der navorschingen van mijn collegae Lenoir en Whitman, waarover ik mij gedurende den oorlog met zooveel moeite de litteratuur aanschafte, in den nieuwen druk te verwerken. En dan levert het mij toch ook weer zesduizend mark op. In den tegenwoordigen tijd zeer welkom ! Hoe dat echter met den verkoop moet gaan, nu de uitgever den prijs van het boek twintig maal vermenigvuldigd heeft? Mijn vrouw vindt dat nu ook het honorarium naar verhouding zou moeten worden verhoogd. Maar aangezien de uitgever, naar hij zegt, zich toch al buiten gewone offers getroosten moet. . . . Mijn vrouw scheldt mij uit voor een slecht koopman. Ja, de oude Babyloniërs, Phoeniciërs, Aegyptenaren en mijn overige Semitische vrienden zullen waarschijnlijk wel betere zijn geweest. Maar dat waren vermoedelijk geen professo ren in de Geschiedenis en Oudheidkunde. Het honorarium komt intusschen uitste kend te pas, daar onze huisbaas ons juist weer vijfduizend Mark heeft opgeslagen. Dat zit daarin, dat hem de centrale verwarming zoo veel meer kost. In elk geval dank ik aan de kleine opfleuring,die mij de brief gaf, een hoogst gelukkige, en ik geloof, fundamenteele vondst betreffende de tegelbakkerij in het oude Babyion. Op deze wijze knoopt zich het ver leden van duizende jaren aan het heden. Men moet nooit uit het oog verliezen, dat ook dit verleden eenmaal heden was, en zijn kopzorgen meebracht. De tijd leert ons praktisch te worden; men kan tegenwoordig de staatshuishoud kunde besturjeeren aan zijn eigen lijf. Mijn vrouw, die helaas nog niet van de griep her steld is, zond mij vandaag naar de weduwe van onzen onvergetelijke!! collega Muller, die een zoogenaamd sportcostuum te koop aanbood. Volgens haar opdracht nam ik t onzen zoon mee, opdat hij een en ander meteen 'aanpassen kon. Gedurende ons gesprek in de tram men ziet zijn kinderen zoo zelden kwam ik tot de minder aangename overtui ging, dat bij ons op het Gymnasium, niettegen staande mijn volledig gedocumenteerde leer stellingen, op de onafhankelijkheid der Grieksche Cultuur, van de Semitische, en vooral van de Aegyptische, altijd nog te weinig den nadruk wordt gelegd. Het sportpak paste en, volgens de afspraak, leverde ik daarvoor de, bij gelegenheid van mijn heerlijke reis door Si'purla, in 1893, opgegraven zilveren gesp, waarvan Mevrouw Muller zich een broche wil laten maken. Opmerkelijk, deze terugkeer -:- J. H DE BOIS -:HAAKLEM 68 KRUISWEG PRENT KUIVST UIT HET KLADSCHRIFT VAN JANTJE een groote vermaardheid bezitten. In een voorbericht geeft W. C. van der Tak eene levensbeschrijving van Dr. W. Meyer op wiens persoonlijkheid hij Spinoza's om schrijving van den vrijen mensen toepast. Hierop volgt een aanzienlijke lijst van de geschriften van den jubilaris enz. Voor den Spinozist een voortreffelijke hand leiding voor litteratuur. Uitgave van dezelfde vereeniging: Die Schriften des Uriel da Costa. Mit Einleitung, Uebertragung und Regesten herausgegeben von Carl Gebhardt MCMXXII. De inleiding bevat de geschiedenis van de vestiging der Portugeesche Joden te Amster dam en de grondvesting van hunne gemeen schap. Da Costa wordt geschetst en hoe hij naar voren trad uit de gemeenschap der Marranen, als philosoof, en vervolgens, tot op zekere hoogte, de voorlooper van Spinoza werd, een soort Mozes, die het beloofde land der Spinozistische mythe van verre zag, maar nimmer bereiken mocht. Spinoza en Da Costa, de twee denkers die voortgebracht zijn door den merkwaardigen geloof sterugkeerderMarranen, en wier bewustzijnssplitsing een mijlpaal vormt in de wereldgeschiedenis van den geest, vinden in de Spinoza-vereeniging de piëteit die hunne nagedachtenis toekomt en die, door uitgaven als deze, in ruimer kring ge bracht wordt dan die van de geleerde debaters. Sinieloenaoeii, door J. Tideman, Stoomdrukkerij Louis H. Becherer, Leiden. Het boek van een Assistent-Resident over de ontwikkeling van een landschap, (liet land der Tinioer-Bataks) tot een deel van het cultuurgebied van de Oostkust van Sumatra. Dit is een serieuse studie van een regeeringsambtenaar wiens toewijding aan zijn werk blijkt uit de grondige kennis die aan zijn ge schrift ten grondslag ligt. Door samenwerking van het Bataksch- en het Oostkust van Sumatra-Instituut is deze uitgave mogelijk gemaakt. Men mag deze instituten gelukwenschen met een studie als de voor ons lig gende, die vele collega's van den heer Tide man als voorbeeld kunnen nemen bij de uit oefening vau de belangrijke functie'n van vertegenwoordiger van het Nederlandsen gezag en van ouderen, leidenden broeder in onzen archipel. ,,letter wcrdt ^eaclit de wet ie kennen", door Dr. |. P. Fockema Andreae. Uitgave van H. de Vroede, Utrecht, H>22. De burgemeester van Utrecht blijkt een humorist te xijn, want de titel van zijn boek staat tusschen aanhalingsteekens en ver raadt de ironische strekking er van. Maar zijn boek is een wei-gedocumenteerd pleidooi met niet uitsluitend juridische, maar ook, en vooral, staatkundige en maatschappelijke strekking, en waarvan de conclusie ligt in de slotwoorden:.... ....het is de recht vaardigheid, welke zich niet met den ouden rechtsregel verdraagt, en in haar naam moeten rechtsgeleerden en leekeu samenwerken om krachtiger en doelbewuster dan tot dusver den strijd te voeren tegen de spreuk, welke meeren meer geworden is tot een dwa/.e, wreede en onwaardige fictie. ..." De burgemeester van Utrecht blijkt zilfs nog buiten de grenzen zijner gemeente, maar, blijkens zijn studie, binnen die zijner compe tentie, der gemeenschap nuttig te willen zijn. Ook wij, die geacht worden de wet te kennen, en onmiddellijk volmondig toegeven dat zulks geheel ten onrechte geschiedt, sluiten ons geheel aan zijn betoog aan....: pourvu que M.M. les juristes commencenr. . . . En om tenslotte te doen uitkomen hoezeer de uitgevers ons het geraken tot een volle diger kennis van de Nederlandsche wet moge lijk trachten te maken, eindigen wij deze op somming van ontvangen boekwerken met: nog te noemen : Gnmiiwet voor liet Koninkrijk tier Nederlanden jo?_' Iste-KMe Duizend. N.V. Johannes Muller, Amsterdam 1922. en: (irondi\'etslier?ieiiin(> /o_'_' en Kieswetsin'/J/jji'/;» /r/?>7 door A. Fecnstra. L'itg. J. Noorduyn en Zoon, Gorinchem. 1922. H. S A I. O M o N S l) N. tot den primitieven ruilhandel, ik was daar toen al, op mijn reis in het Oosten, door ge troffen. Het is een vreemd verschijnsel, maar een lichtzinnige daad bezorgt ons vaak minder gewetenswroeging dan zuinigheid en overleg. Vandaag boden onze naaste buren ons ecu kalfsfricandeau aan, die drie pond weegt en vijfduizend Mark zou moeten kosten. Sinds mijn vrouw mij nadrukkelijk aan het verstand heeft gebracht, dal vrienden en bekenden, die kalfsfricandeaus aanbieden, gewoonlijk het beste eruit gesneden hebben, zoodat er niet veel meer dan de beenen overblijft, ben ik voor dergelijke inkoopen niet meer te vinden. Maar achteraf bezwaart het mijn geweten ten op zichte van mijn vrouw en kinderen, die wel wat .bleek zien. Gisteravond bij mijn ouden uitgever en vriend in zijn prachtige villa te gast geweest. Ik zat op de eereplaats naast de vrouw des huizes, die zich werkelijk buitengewoon inte resseerde voor de Vormen van huishoudelijk beheer in het oude Babyion." Hen stoet van gerechten, bijna als vóór den oorlog. Nu, ge lukkig, dat de uitgevers nog wat hebben om hun rnond open te houden. Wat zon er anders van ons terecht moeten komen ! Mipi vrouw vindt het onbehoorlijk, dat ik alles van het dessert, vruchten en chocolaadjes. in mijn zak heb gestoken voor de kinderen. Maar ten eerste nam ik niet meer dan mij, voor mijn deel, toekwam,en bovendien hebben de kinderen een kleine afwisseling stellig meer noodig dan ik. ik voel me uitstekend. En trouwens, ik heb mezelf ook niet vergoten. De sigaar, die ons na de voortreffelijke inokka gepresenteerd werd, had ik nog voor de helft bewaard en vandaag, omdat het Zondag is, met genot op gerookt. In elk geval heel wat beter dan de pijp, die ik mij, met mijn oude lichtzinnigheid, nog alle dagen na liet eten veroorloof. Altijd weer hetzelfde refrein ! Mijn vrouw is er achter gekomen, dat ik de boterhammen, die ik naar de Universiteit mee moet nemen, aan e kinderen voor op school nu-cgal. \Yat maakt dat nu uit ! Bij de oude Cultuur-volken werd het in het algemeen als barbaarsch beschouwd, boter te eten; alleen de wilde Skythen gebruikten ze in de plaats der edele oliëen. En de kinderen hebben de boter wer kelijk meer noodig dan ik. Wij. mannen, kunnen, ons toch eigenlijk nooit met de vrouwen vergelijken. Terwijl ik maandenlang zit te piekeren of ik de Vasariuitgave, welke ik van mijn besten oom, den romanschrijver, heb geërfd, naar den antiquair zal brengen, heeft zij, onmiddellijk beraden, onze zilveren fruitmand, het huwelijksgeschenk van wijlen onze lieve ouders, verkocht. Zij vond, en dit bijna met bitterheid,dat nu we toch geen vruchten meer konden kóopen. . .. Intussclieu voel ik mij nu schuldig tegenover de leege plek op het buffet. En dan te denken, dat ir.ij eens, na de wel geslaagde opgravingen in Sirpurla, door een Ainerikaansch tijdschrift vijfhonderd dollar zijn aangeboden voor de eerste aankondiging, en dat ik er toen de voorkeur aan heb gegeven, het artikel aan de Göttinger-gids af te staan ! Hoeveel zou dat in den tegenwoordigen tijd wel uitmaken? Honderdduizend Mark? Of tweehonderdduizend? of misschien wel drie honderdduizend? Zonderling ! In den laatsten tijd moet ik aldoor rekenen. Met het werk vlot het niet best. Een soort matheid in mijn ledematen. Maar overigens voel ik me uitstekend. Nadat ik mijn vrouw, met de hand op het hart verzekerd had, dat mij volstrekt niets mankeerde, heeft zij de opbrengst van de fruitmand niet besteed aan mijn gezondheid, maar er voor mij en de kinderen nieuwe schoenen van gekocht. Merkwaardig niet hoeveel meer zelfvertrouwen men in een paar nieuwe en nog ongelapte schoenen optreedt. Maar nu is het de kunst ze heel te houden ! Gisteravond heb ik, mijn Semitische vrien den in den steek latend, een nauwkeurige berekening gemaakt, hoe lang ons klein ver mogen, in verband met de tegenwoordige prij zen, nog toereiken kan. Stel echter, dat de prijzen nog meer stijgen? Men moet zich altijd op verergering van den toestand voorberei den. Aan dergelijke calculaties verspil ik tegenwoordig heel wat tijd. Maar intusschen is her een goede oefening met het oog op de statistische bazis van mijn Babylonische vormen van huishoudelijk beheer". Ik heb het al zoo ver gebracht de wisselkoersen te lezen. Op het oogenblik zijn de Amerikanen er weer. Vijfhonderd dollar ! Dat maakt vandaag vijf millioen Mark, naar de berekening die ik zoo even gemaakt heb. Vannacht heb ik ook uit gerekend hoeveel ik zon hebben verdiend wanneer ik op het juiste moment. . och, hoe heeten die stukken ook weer?., gekocht had. Gistermorgen is mij, terwijl ik anders zoo gemakkelijk weet wat ik wil, een geval van besluiteloosheid overkomen, waarover ik achterna haast lachen moet. Om voor mijn Vormen van huishoudelijk beheer" een be langrijke bron te raadplegen, wilde ik naar de bibliotheek trammen. Plotseling bedacht ik me, dat het tarief weer verhoogd was. Zou ik rijden of loopen? Wat zou nu meer kosten, de nieuwe prijs, of hetgeen ik aan mijn nieuwe zolen verslijt gedurende een half uur gaans? En toen ik het probleem zoo gauw niet op kon lossen, keerde ik nadat ik een tijdlang voor de deur had gestaan om, en bleef thuis. Het probleem moei echter worden opgelost. Ten eerste kan worden uitgemaakt: wat kos ten op dit oogenblik een paar zolen en hoe lang duren ze? Mis ! Dat hangt natuurlijk af van de eischen, die men er aan stelt. Beter: hoeveel kilometer kunnen een paar schoenzolen af leggen vóór ze onbruikbaar zijn? Ik moet de lengte van mijn dagelijkschen weg berekenen. Naar de Universiteit, naar de Bibliotheek, naar het Museum. Wandelingen moet ik natuurlijk, met het oog op de nieuwe schoenen, van heden af vermijden. De formule was zoo goed als gevonden toen het tramtarief opnieuw verhoogd werd. Jammer ! Maar wat kan men er tegen doen ! Ik moet nu nog eens uitrekenen. . . . l'yp. Anist Bnek- ui SteeiHliukkmj, \norleui Kleiman, llaims iV O

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl