De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 februari pagina 5

17 februari 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

17 Febr. '23. - No. 2382 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN LX. (RAADGEVINGEN AAN EEN JONG VRIENDIN NETJE IN^ HAAR BRUIDSDAGEN). -Ik weet wel, dat je op het oogenblik nau welijks tijd zult hebben zoo'n langen brief te lezen; want je wordt den heelen dag opgebeld over lampekappen, stamrozen, geysers en fauteuil-bekleedingen, ieder oogenblik houdt de postwagen of de wagen van Van Gend en Loos voor je deur stil, en moet je uit houtwol en kranten het een of andere present opdie pen, en als je een rustig moment hebt, (of zelfs op een onrustig) moet je op het post papier met je meisjesnaam, dat nu toch weldra niet bruikbaar meer zal zijn, het eene briefje na het andere pennen aan ooms, aan tantes, aan vrienden van je ouders, aan neven en nichten, die je nauwelijks kent, aan school vriendinnen, die je bijna vergeten was en aan leeraressen, met wie je eens hebt gedweept, om ze te bedanken voor de groote verrassing" om ze te verzekeren ,?dat het veel te veel is"; om voor de zooveelste keer te herhalen, dat ze je zoo vréselijk verwennen, in deze dagen En terwijl je dit schrijft, herinner je je nog vagelijk, dat, toen je hun kaasstolp uitpakte, je zuster zei, dat het wel erg jammer was, dat hij een heel ander slijpsel had dan je beschuitbus en je botervlootjes; of dat ze je het zesde zuurstel of de derde hors d'oeuvreschaal hebben vereerd Maar die gedachte verontrust je ook al weer niet; ze is après tout maar een klein onderdeeltje van de algemeene onwezenlijkheid en onwaarachtigheid, waarin je deze weken ademen moet. Want, honderd tegen n, voel je je op het oogenblik niet gelukkig: je bent in de eerste , plaats te moe, en in de tweede plaats ben je te zeer een echt modern mensch, om niet terug te schrikken voor de verantwoordelijkheid, nu het ernst wordt met de plannen, die je toch al jaren lang in je omgedragen hebt. leder dozijn theedoeken, ieder linoleum en ieder couvert vischzilver duwt je als het ware onontkoombarer naar die onbekende toekomst waar je vroeger vredig en verlangend heen ge leefd hebt, maar die je nu opeens benauwt, juist omdat alles zoo zakelijk vastgelegd wordt, met een complete keukeninrichting, een dikke gangmat, een piano en glazen platen op alle kasten. Als je zoo maar, vrij op hem had kunnen toestappen, en had kun nen zeggen: ,,nu verder wij samen", zou je niet geaarzeld hebben. Maar nu gaat elke beginnende vreugde onder in den kaleidoscoop van zorgen, opgedreven dankbaarheid, op gedreven vertoon van opgetogenheid; en je omgeving, die dat alles toch aanvoelen kon; of die het uit eigen herinnering kon weten, houdt niet op ie te suggereeren, dat deze tijd een hoogtepunt in je leven beteekent; ze kijken je met stralende oogen aan, en vragen je: hoe voel je je nu wel?" op een toon, waar op maar n antwoord passen kan: geluk zalig"; hemelsch"; terwijl je eigenlijk pijn in je rug hebt en een roezig hoofd; en voor het oogenblik veel liever op je eentje een fietstocht zoudt gaan maken, of ergens aan een slootkantje gaan zitten soezen, dan de blije bruid te moeten spelen, en voor sentimenteele juffrouwen iets poëtisch" te moeten voorstellen. En lieve meisje, even onwezenlijk en on waarachtig als je bruidsdagen geënsceneerd worden, even onecht is de soort van geluk, die de meeste goede vrienden je toewenschen. Niets dan zonneschijn"; een man, die je aanbidt"; iedere dag een feestdag"; een liefde die nooit verandert"; dit is maar een sobere bloemlezing uit de lyriek, waaraan men zich bij een huwelijk pleegt te buiten te gaan, en ieder woord ervan is eigenlijk een onwaarheid. Hoe durven de rnenschen zulke dingen eigenlijk nog opschrijven, terwijl toch ieder om zich heen de teleurgestelde vrouwen, de verbitterde mannen kent, teleurgesteld en verbitterd juist omdat ze die onmogelijke, die roman-achtige wonderbaarlijkheden van het nieuwe bestaan verwacht hebben, die het natuurlijk niet te geven heeft. Want je zult moeilijke en donkere dagen kennen; je liefde zal veranderen, omdat ze met je mee groeit, en er is weinig kans, dat je man je elk uur van den dag aanbidden zal. Kijk je nu ongelukkig, en denk je, dat ik je alles nog zwaarder maken wil, terwijl je je toch al zoo moedeloos en bedrukt voelt? Maar mijn lief vriendinnetje, ik wilde juist zoo graag, dat je beseft, wat de echte waarde en de menschelijke^schoonheid van jullie samenleving'kan zijn; maar dan moet je al dien'onwarehjschijn en die leugenachtige onmenschelijkheid meteen opgeven. Want je kunt niet opeens boven je vroegere bestaan uitstijgen; al ben je getrouwd, je neemt jezelve mee, met al je stemmingen, je vreug den, je angsten; en de man, die tot nu toe toch alt,ijd nog iets ver's voor je was, zal nu het bekende voor je worden ook met stemmingen, met eigenaardigheden, met bijkomstigheden" die je graag anders wilde, en die onverwrikbaar zullen blijken; met andere belangstelling voor andere kleinigheden, een anderen smaak; andere behoefte aan rust en andere hoofdpijn .. En jij zult hem ook bekend en vertrouwd worden; hij zal niet iedere minuut, die jullie samen bent. in je verdiept zijn; hij zal zijn krant lezen, als je piano speelt, hij zal niet onmiddellijk opmerken, als je je kapsel hebt veranderd; hij zal op tijd naar zijn werk willen, en weieens te laat zijn aan het eten;.. wil je dan niet boudeeren; wil je niet het ver wende poppetje spelen, waar hij nu nog wel om lacht, maar dat hem weldra zal irriteeren ? Een huwelijk is op den duur geen spel van bekoren-willen en bekoord-worden; de vrouw, die den man niet laat ervaren, dat er dieper roerselen in haar liefde bestaan, dan het laten glanzen van haar haren en het lachen van haar mond, zal hem, na korter of langer tijd, aan een andere lokkende en lachende verliezen, omdat op dit niveau van gevoel het nieuwe altijd de meeste charme bezit. Maar wat een man onverbrekelijk bindt aan het eigen gezin, aan de eigen vrouw, dat is de zuivere genegen heid, de blije goedheid, de klare toewijding, die maakt, dat die vrouw zonder er bij te denken iederen dag haar heele liefde over hem uitstort, omdat zejweet, dat ze zich voor altijd, en geheel aan hem heeft weggegeven; maar die haar in hem verdiept, en voor hem bezorgd doet zijn, alsof iedere dag de laatste van hun heil kon wezen. Laat je man niet eenzaam zijn naast je, vooral niet in den eersten tijd. Als je moeite hebt je weg te vinden in je nieuwe ondervin dingen, als je je verward en alleen voelt, herinner je dan, dat hij, van den anderen kant af, even verdwaald loopt te zoeken als jij; dat jouw aanvoelen van het nieuwe hem even zeer ontgaat, als het zijne jou; strek je handen naar hem uit over den afgrond; leer van het begin af aan samen de waarheid onder de oogen te zien, dat een man en een vrouw soms met de armen om elkaar door het leven kunnen gaan, maar dat ze elkaar^ nooit geheel kunnen doorgronden. En als je nu meer dan ooit tegen een samen gaan met zoo'n anders-geaarde opziet, be denk dan eens, hoe roerend en plechtig het is, dat iemand zijn toekomst, het heil van zijn leven, in jouw handen heeft gelegd. Jij alleen kunt hem gelukkig of ongelukkig" maken; want de vrouw bepaalt de sfeer in huis; zij bepaalt de toon, waarop wordt gesproken; zij bepaalt zelfs min of meer de gezichts uitdrukking, van hen, die om haar heen leven. Ik weet, hoe je moeder haar huis heeft ge maakt, tot een veilige woonstee, waar het goed is te verblijven". En als de eerste jaren voorbij zijn, zul je merken, dat de liefde voor je man veel meer verwant is aan de genegen heid voor je ouders, dan je eerst vermoedde. Ze nemen beiden het besten van je hart in be slag; en beiden maken op mystieke wijze deel uit van het allerinnerlijkste van je wezen, zooals je bloed en je ademhaling.. A N N I E S A I. O M ONS UIT J O OS J E S LEVENSBOEK We hebben erg met haar naam getobd. We vonden, dat het geven van den naam een praedestinatie is, min of meer. Nu zijn er vele goede namen, sterke en rijke, reine en schoone namen en zoo nog lang voort, maar geen van allen was volkomen en voor ons kindje goed genoeg dus. Tenslotte hebben we haar genoemd naar haar beide Grootmoeders, niet zoozeer uit wanhoop dan wel omdat de opzettelijkheid van ons zoeken ons ging tegenstaan, en een eenvoudig eeren onzer Moeders in haar naam ons voor ons kindje nog het kostelijkst geschenk scheen. Maar die namen passen niet. Ze passen heelemaal niet; de vele andere, die we verwierpen, trouwens evenmin. Het kindje is er van die alle gén. Ze groeit zich een eigen naam en breekt zich tot onzen trots dwars door alle praedestinatie heen. II. Het vleesch is zwak. De bonbonnière en de suikerpot staan op een laag tafeltje in een hoek en Joosje kan er gemakkelijk bij. Wel hangt om heel dat hoekje een zwaar verbod en meestal wordt dit taboe dan ook niet doorbroken; bovendien staat dicht er bij de WAT DE MODE BRENGT Teekening voor de Amsterdammer" van Marietje Heiligers Qekleede japon van molgrijze Cr peQeorgette, versierd met een veelkleurige sjerp van gaze de soie. De vilten hoed is gevoerd met dezelfde kleur als die van de japon. iiinuMfiiiiiintiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiillliiliilii EEN NIEUWE JACHTWET Jaren geleden zat ik eens in den sneltrein uit het Noorden en toen stapte in Assen een mijnheer in, die zag er zoo gebruind en tevre den uit en had zoo'n kennelijk gaaienveertje op zijn hoed, dat ik onwillekeurig al dadelijk vroeg, of hij een goede jacht gehad had. En daar begon hij over te koken. Of ik zelf jager was. Neen. O, dan miste ik het beste, wat het leven kan schenken. Zoo'n mooien nazomerdag van 's morgens vroeg in de heldere zon in de bloeiende hei en over de stoppelvelden met rechts en links|een goeden vriend,die je begrijpt en honden, die evenveel plezier in de jacht hebben als jijzelf. De aandacht en de vaardig heid, als de patrijsjes opgaan en 't aardige gezicht als 'de overblijvenden met de vleugels omlaag wegzweven over den heuvelkling. Dan de rust op een begroeide top met het wijde veld rondom, de lekkere boterhammen, de sigaret of het dutje en dan weer opnieuw op stap en nu lekker loom en moe in den trein naar huis met een herinnering van iets onovertreffelijks. 't Ging eigenlijk niet om de buit, maar misschien toch wel, want anders zou je er niet toekomen, om zoo echt den heelen dag buiten te zijn. Ik had toen net Handley Cross" gelezen en hij deed mij denken aan den ouden Jorrocks, maar dan een heel stuk beschaafder. Hij bleef overkoken tot Amersfoort, daar raakte ik hem kwijt, want hij was een zakenman uit Rotterdam, naam «nbtkend. «okik behi«ld mijn incognito, want ik was toen in sommige jagerskringen niet heel erg in de pas in ver band met vogelbescherming. Maar ik houd mij ervan overtuigd, dat mijn reisgenoot een van de Rotterdammers is, die indertijd zoo flink geholpen hebben bij den aankoop van het Naardermeer. Dertigduizend pulden in een week, alleen uit de Maasstad. Dat waren goede tijden. Zulke jagers tellen mee onder de beste natuurvrienden. Over het algemeen zijn in Nederland de jacht en de jagers niet erg getapt en het voor werp van velerlei onvriendelijke opmerkingen, vaak het gevolg van snobisme van de eene en jaloerschheid van de andere zijde. Als alle menschen wijs waren, dan zouden zij er vrede mee hebben, dat de jachtlust tot onze oer instincten gerekend moet worden en hoop putten uit de omstandigheid, dat velen onzer niet meer jagen met het geweer, maar met kijker en camera en dat levende gebeurtenissen ons als buit minstens even welkom zijn als een lekker boutje. Het is een gecompliceerd geval, dat met welwillendheid beschouwd moet worden. Ik zou hier nog geweldig over kunnen uitweiden met allerelei ervaringen van mijn vrienden en mijzelf, maar dan kom ik niet tot mijn eigenlijke onderwerp: een bespreking van het onderwerp voor een jachtwet, dat binnenkort in behandeling komt in de Tweede Kamer. Dezer dagen hebben we gezien, dat de Mi nister van Binnenlandsche Zaken zeer bereid willig het Ontwerp van Wet op het Middel baar en Lager Landbouwonderwijs terug nam, omdat de voorlichting onvoldoende was geweest, of zoo iets. Eigenlijk moest dat met deze Jachtwet ook maar gebeuren. Er zit zeer''veel goeds in en de bedoelingen zijn na tuurlijk' uitstekend, maar als dit ontwerp ongewijzigd tot wet verheven werd, dan zou het er binnenkort in Nederland heel raar uit zien met de jachtdieren, met de in ons land in het wild levende dieren, met de natuurbe scherming «n met de tpenbare veilighei d kachel, die zoo verschrikkelijk knetteren kan en die dan bij verkeerde neigingen zoo wel een woordje ten goede mee wil spreken. Maar toch, een kindje kan dat alles wel eens ververgeten en als je er eenmaal bij staat, dan gaan je handen van zelf, alles gaat dan verder heelemaal van zelf en het is niet meer tegen te houden. Zoo staat ze dan soms te grabbelen en te proeven en onderwijl schudt ze hevig van neen en gebaart zeer afkeurend over zichzelve. Moeder zegt dan maar niet veel en verlost haar alleen maar van den Booze. III. Een fijn genoegen is onze wederzijdsche hoffelijkheid. We begroeten elkaar meestal zwijgend; we staan dan even heel stil, en onze oogen glanzen om deze bijzondere en zoo heel verrassende ontmoeting; is het ook geen wonder eigenlijk, telkens weer, elkaar zoo maar tegen te komen? Dan loopen we blij en vlug op elkaar toe en we zeggen wat vriendelijks en het is net of we nooit van elkaar weg geweest zijn. Ook als we elkaar wat geven, zijn er aangename plichtplegingen; het eenvoudigste wordt als een kostbaar geschenk ontvangen en we danken elkaar wederkeerig. Ze geeft en aanvaardt met gracelijke gebaartjes en een stille spanning in de oogen. IV. Wanneer ze zich pijn doet, wordt het ongeluk afgekoesterd; meestal streelen we het pijnlijke plekje even en spoedig vertrekt ze dan weer, volkomen bevredigd. Maar het duurt niet lang, of ze heeft den weg ontdekt, die van de deernis tot de liefde voert en wanneer ze zich nu wat eenzaam en verlaten voelt, de groote menschen zijn soms wel eens wat al te onattent , dan slaat ze zich liet handje zeer en presenteert het daarop, met donker gefronste wenk brauwen en een meewarig geluidje, ter streeling. Ik ben zeker, dat ze zich echt zeer slaat. V. Haar liefde kent gelnkkig maar n tempo: hevig. Ze kust en slaat het beminde hartsiilii ui ilillimiiiimmliiiiiiiiiiilliiiiiiiimillliil iillllliilllllilll VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM zij u voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak MUI iiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiliiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiilitiiiiiiii Dit ligt in hoofdzaak aan het hybridisch karakter van deze wet, die eigenlijk meer be doeld is tot bescherming van den landbouw dan tot regeling van de jacht en daardoor in beide richiingen misslaat. In hoofdzaak gaat het toch om de bestrijding van het schadelijk gedierte" en dat moet dan onderscheiden worden in jachtdieren, die schadelijk zijn voor den landbouw, andere dieren, schadelijk voor den landbouw en dieren, schadelijk voor de jacht en visscherij. Daarbij doet zich dan nog de interessante complicatie voor, dat sommige dieren, die uiterst nuttig zijn voor den land bouw, van ouds beschouwd zijn als jachtdieren en dat vele jagers een nog grooter aantal andere dieren houden voor schadelijk voor de jacht, terwijl diezelfde dieren alweer zeer nuttig zijn voor den landbouw. Daarbij komt dan nog, dat niet een van deze meeningen be rust op ruim opgevat wetenschappelijk onder zoek. Uit den treure kunnen wij herhalen, dat verreweg de meeste, zoo niet alle ge wervelde dieren, die als schadelijk beschouwd worden, ook hun goede zijde hebben en bij nadere kennismaking buitengewoon meevallen. Behalve de veldmuizen en het konijn heeft geen hunner ooit een catastrofe veroorzaakt, en zelfs de schade, die dit tweetal aanricht, zou van veel minder beteekenis zijn, indien zij zich niet konden verheugen in het bond genootschap van vele menschen, die hun natuurlijke vijanden onder den duim houden. Eigenlijk ligt de schuld bij de oudeRomeinen, die hier het konijn en waarschijnlijk ook de fazant hebben ingevoerd en het konijn is dan in de eerste plaats de bron van alle kwaad. Dit dier is werkelijk in staat, om heele land schappen te beheerschen, oogsten in gevaar te brengen, plantensoorten uit te roeien, duinen te vernielen, zandverstuivingen te veroorzaken, natuurlijken boomgroei te be lemmeren en wat al niet meer. Hij gedraagt zich werkelijk als een vreemdeling in vijan delijk gebied. Maar 't is een aardig en belang wekkend dier, schilderachtig en met aantrektochtelijk, met opeengeklemde tandjes. Ik houd dat slaan voor een uiting van bezitsweelde, of liever gezegd van weelde om het aanzijn van den ander. De Moeder, dat Groote Goede, dat is, dat is daar, o goddelijke zaligheid. VI. Ze heeft plotselinge verteederingen; dan grijpt ze je om de beenen en duwt haar kopje tegen rok of broek. Aan de zachtste kleeren biecht ze zich het liefste. VII. Ze is belust op het leven, dat vol is van allerlei pleizier. Ze kan uit haar bedje klimmen met een gezichtje zoo vol moed en lust en zekerheid van weer v eel genot likkebaardend naar 's levens realiteiten, dat het'benij denswaardig is. Maar heimelijk, als ik haar dat zoo wijzig ouwelijk benijd, word 'k dan wel heel trotsch, als ik mezelf erkennen moet, dat ook ik toch eigenlijk nog met dezelfde beluste verwachting iederen ochtend weer mijn . jungle intrek. VIII. Moeder kleedt haar regels meestal aldus in, dat het kindje natuurlijk dit of dat niet doen mag, of natuurlijk zus of zoo doen moet, en ze brengt mij daarmee in een moeilijk parket. Want ik word hopeloos kribbelig bij menschen, voor wie alles zoo vanzelf spreekt; als ze in godsnaam dien draai maar niet in haar hoofdje krijgt. Voorloopig echter is het mis schien wel practisch. Maar in stilte beloof ik je, mijn kleine onderzoeker, dat als je me van mijn leven de ruiten gaat ingooien, ik zelf het hardst zal meehelpen. IX. Het kindje spreekt niet vóór ze klaar is met denken. X. Joosje verstaat veel meer dan ze, mechanischverstandelijk begrepen, kan" verstaan. De uitleg, dat dit komt, omdat ze zoo bijzonder vlug is, schijnt wat al te prettig en eenvoudig. Zou het niet eerder zijn, omdat wij wel eens vergeten, dat elkaar-begrijpen steeds en alleen een zaak is van onmiddellijk contact? Waarbij de woorden slechts grof-schematische aan leidingen zijn? Dat het kindje bovendien nog bijna niet gehinderd wordt door de stugheid der begrips-clichés, die den volwas sene, wiens denken zoo licht in de vastgegetreden paadjes verloopt en zoo moeilijk vaak den ingewenden dwang en knelling van namen overwinnen kan, de zuivere aan sluiting aan des anders bewegen belet? Haar denkentje is nog bijna naamloos, alles vloeit nog, zoo is een aansluiting mogelijk als die van het water aan de bedding. Haar on wetendheid onthoudt haar de aanleidingen die woorden zijn, maar zij bespaart haar ook hunne afleidingen. Wie ontvangt uw woorden ? zoo gaaf en zuiver als het kindje? Ge moogt wel oppassen, dat ge voorzichtig schrijft op dat blank papier. Het kindje van veertien maanden, dat haalt en brengt, wat Moeder vraagt, dat nog zoo'n geheimzinnig taaltje babbelt, maar toch al zoo wonderveel ver staat, is zij geen kunstenaresje in de signifiek? Och, ze is heel gewoon; alleen verleerde zij het zuivere luisteren nog niet. Moesten we ons eigenlijk niet een beetje schamen met onze signifieken? XI. Ze liep om de tafel, met een zakdoekje. Toen begon haar Moeder een wijsje te neuriën van de speelplaats, een eentonig schoolkinder-deuntje, met aan het eind alleen een climax en een valletje. Dan moest het zak doekje neergelegd worden. En werkelijk aan het eind van 't wijsje, dat ze gretig vatte als een dansje om op te loopen, gaat het kindje niet den zakdoek zitten, met een blij gezichtje. De theosofische tante begon, bij de algemeene verbazing over dit wonderlijk feit, al van een vorig leven" te praten, toen we bedachten dat ze natuurlijk den climax herkend had uit de andere wijsjes, die we wel eens met haar zongen en waarbij dan ook in een put gevallen moest worden of iets dergelijks. Zoo vatte zij dan ook dadelijk het pleiziertje van dit spel. J. C. VAN DOMBURG Teekening voor ,,de Amsterdammer" van B. van Vlijmen HUI SH OUDELIJKHEID Een groepje aan een raam gezeten menschen vermaakte zich onlangs met de letters boven een winkeldeur aan den overkant der straat: Luxe- en huishoudelijke artikelen." Toen doemde de vraag op: of de uitgestalde artikelen recht hadden op den eernaam van huishoudelijk"? O neen, 't was alleen de bedoeling, dat ze door huishoudelijke menschen gebruikt zouden worden. En daarna was er slechts n stap naar de beteekenis van huishoudelijk" als menschelijke, speciaal JULIA3CUYPERS, vierde onlangs haar~40 jarig tooneeljubileum. IHIIIIIIIIIIIIIIIII kelijke gewoonten en maniertjes, bovendien een geschikt doel voor middelmatige jagers en om zijn bont en wildbraad nog altijd wel een schot waard. Dat is het jagersstandpunt en onze nieuwe wet moet nu dit drietal: landbou wer, jager, konijn met elkaar tot overeenstem ming brengen. Wij zullen zien, dat ter wille van deze toch niet te verkrijgen harmonie an dere, zeer groote belangen zouden worden op geofferd. Maar eerst nog de fazant. Ook dit klassieke dier wordt door het wetsontwerp gebrand merkt als schadelijk Wie volgt? Je moet maar durven. En dat wordt dan maar meteen vast gelegd in een wet. Nu zijn tegenwoordig de wetten al lang zoo rotsvast niet meer, als ze eigenlijk behoorden te zijn, maar er is toch altijd een heel apparaat en tijdsverloop mee gemoeid, om ze gewijzigd te krijgen. De voor lichters hebben in dezen alweer eens in het geheel geen rekening gehouden met de vorde ringen van de wetenschap of met het bestaan van wetenschappelijke lichamen en onder zoekers. Voor zoover ik weet is er in den laatsten tijd slechts tweemaal een ernstig onder zoek ingesteld naar de economische beteekenis van de jachtfazant en wel door het Ornithológisch Station te Heumen, dat gewerkt heeft onder toezicht van de Nederlandsche Ornithologische Vereeniging en door den Engelschen onderzoeker Walter Collinge, die tegenwoordig wel beschouwd mag worden als de beste werker op dit gebied. Beide keeren was de uitkomst gunstig voor onze langstaart; het nut, dat deze vogel sticht voor landbouw en houtteelt overtreft de schade. Maar het is weer het oude liedje, de schade valt in het oog, het nut blijft onopgemerkt. Wij hebben het zelfde beleefd met den Reiger, die in weerwil van het rapport der Nederlandsche Hei demaatschappij toch op de zwarte lijst is terecht gekomen, om de visschers tevreden te stellen, die wel kunnen zien, dat een reiger een paling opyreet, maar geen begrip hebben van de quantitatieve en qualitatieve samen Prijsverlaging Linoleum vrouwelijke eigenschap. Nu was het vermakelijk, hoe de jongere elementen van het gezelschap het huistioudonderwijs roemden: het voorrecht van zich op een goede school te bekwamen in alle huishoudelijken arbeid, met name in koken, en al wat daarmee^samenhangt. Een oude dame sprak dit niet tegen, maar bracht toch in het midden, hoe er in een vorig geslacht vele prachtige huismoeders geweest zijn, die zelf noch konden koken, noch schrobben, noch de wasch doen. Zij zorgden alleen, met haar geoefend organisatie-talent, dat dit alles in haar huis perfect gebeurde. Natuurlijk volgde er nu een kleine discussie. Het jongste element beweerde dat het toch veel beter is zelf alle bezigheden in keuken en waschkamer, enz. te kunnen verrichten. Zeker, stemde het oudste element toe. Vooral tegenwoordig is dit veel meer nood zakelijk dan vroeger, omdat men toen meer kans had, goede dienstboden te krijgen. De huismoeders, ook in hoogere standen, zijn, nu wel genoodzaakt, meer de eigen handen uit de mouw te steken. Daar staat intusschen tegenover, dat allerlei huishoudgereedschap, getuige de uitstalling van den winkel aan de overzijde, hAl wat doelmatiger is ingericht dan vroeger, veel meer tijdbesparing mogelijk maakt Gelukkig kwam men, alvorens te scheiden, tot overeenstemming in het besef: dat huis houdelijkheid", meer nog dan in bekwaamheid wat betfeft speciale werkzaamheden, bestaat in een kloek overzicht over het huishoudelijk geheel en vooral warme toewijding aan de ondernomen bestuurstaak. GEERTRUIDA C ARELSEN innnfiiiiiiiniiiiifHllnntiiiiiHiiiiititniiBiiiilllii " Hlilliillinin Gevoelt gij U slap en lusteloos? l De Aoerikaanscbe vicc-admiraal, J l Charles D. SIgsbee, scherft: I l »Na gr°ndig proef genomen te hebben ] l met Sanatogen, ben ik overtuigd van l zijn verdiensten als zenuwsterkend | voedsel. Zijn weldadige werking boven allen twijfel verheven:" SANATOG^H Het Zenuwsterkend Voedsel stelling van de levensgemeenschap van sloot en plas. Wij staan pas aan het begin van het wetenschappelijk onderzoek aangaande de economische beteekenis van de in het wild le vende planten en dieren, maar weten nu toch al wel, dat wij ons in elk geval moeten ont houden van een algemeen oordeel, zoowel ten kwade als ten goede. Afwachten is de bood schap en wat ik onlangs van den ijsvogel zei, geldt ook|voor de meeste planten en dieren. Wij moeten nog eens eenige jaren studeeren en ons zoolang onthouden van alles wat tot uit roeiing leiden kan. Zoo zal het dan misschien mogelijk zijn, om binnenkort eens te spreken over een Wet ter Bescherming van de in het wild levende planten en dieren. Naar die wet zullen dan de Jacht- en Visscherijwetten zich hebben te richten, wat betreft de levende have, en geen regeling mag getroffen worden, die schade aanbrengt aan onze flora en fauna. Daarover de volgende week. (Wordt vervolgd). JAC. P. T H i J s s E ??iiiiiiui iiiiiininiiiiiiim iimiiiiimiiniiiiiii uu l» ( MOERHEIM" j | DEDEIVISVAART ] l HEEFT EEN AFDEEL'NG f ( TUINARCHITECTUUR j Tlllll lllimiMHllMIIIHIMNIttMMIIIIMHIlimNimilllll' M l IIIII l IIMMMI

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl