Historisch Archief 1877-1940
17 Febr. '23. - No. 2382
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
LX.
(RAADGEVINGEN AAN EEN JONG VRIENDIN
NETJE IN^ HAAR BRUIDSDAGEN).
-Ik weet wel, dat je op het oogenblik nau
welijks tijd zult hebben zoo'n langen brief te
lezen; want je wordt den heelen dag opgebeld
over lampekappen, stamrozen, geysers en
fauteuil-bekleedingen, ieder oogenblik houdt
de postwagen of de wagen van Van Gend en
Loos voor je deur stil, en moet je uit houtwol
en kranten het een of andere present opdie
pen, en als je een rustig moment hebt, (of
zelfs op een onrustig) moet je op het post
papier met je meisjesnaam, dat nu toch
weldra niet bruikbaar meer zal zijn, het eene
briefje na het andere pennen aan ooms, aan
tantes, aan vrienden van je ouders, aan neven
en nichten, die je nauwelijks kent, aan school
vriendinnen, die je bijna vergeten was en aan
leeraressen, met wie je eens hebt gedweept,
om ze te bedanken voor de groote verrassing"
om ze te verzekeren ,?dat het veel te veel is";
om voor de zooveelste keer te herhalen, dat
ze je zoo vréselijk verwennen, in deze
dagen En terwijl je dit schrijft, herinner
je je nog vagelijk, dat, toen je hun kaasstolp
uitpakte, je zuster zei, dat het wel erg jammer
was, dat hij een heel ander slijpsel had dan
je beschuitbus en je botervlootjes; of dat ze
je het zesde zuurstel of de derde hors
d'oeuvreschaal hebben vereerd Maar die gedachte
verontrust je ook al weer niet; ze is après
tout maar een klein onderdeeltje van de
algemeene onwezenlijkheid en onwaarachtigheid,
waarin je deze weken ademen moet.
Want, honderd tegen n, voel je je op het
oogenblik niet gelukkig: je bent in de eerste
, plaats te moe, en in de tweede plaats ben je
te zeer een echt modern mensch, om niet terug
te schrikken voor de verantwoordelijkheid,
nu het ernst wordt met de plannen, die je
toch al jaren lang in je omgedragen hebt. leder
dozijn theedoeken, ieder linoleum en ieder
couvert vischzilver duwt je als het ware
onontkoombarer naar die onbekende toekomst
waar je vroeger vredig en verlangend heen ge
leefd hebt, maar die je nu opeens benauwt,
juist omdat alles zoo zakelijk vastgelegd
wordt, met een complete keukeninrichting,
een dikke gangmat, een piano en glazen
platen op alle kasten. Als je zoo maar, vrij
op hem had kunnen toestappen, en had kun
nen zeggen: ,,nu verder wij samen", zou je
niet geaarzeld hebben. Maar nu gaat elke
beginnende vreugde onder in den kaleidoscoop
van zorgen, opgedreven dankbaarheid, op
gedreven vertoon van opgetogenheid; en je
omgeving, die dat alles toch aanvoelen kon;
of die het uit eigen herinnering kon weten,
houdt niet op ie te suggereeren, dat deze tijd
een hoogtepunt in je leven beteekent; ze
kijken je met stralende oogen aan, en vragen
je: hoe voel je je nu wel?" op een toon, waar
op maar n antwoord passen kan: geluk
zalig"; hemelsch"; terwijl je eigenlijk
pijn in je rug hebt en een roezig hoofd; en
voor het oogenblik veel liever op je eentje
een fietstocht zoudt gaan maken, of ergens
aan een slootkantje gaan zitten soezen, dan
de blije bruid te moeten spelen, en voor
sentimenteele juffrouwen iets poëtisch" te
moeten voorstellen.
En lieve meisje, even onwezenlijk en on
waarachtig als je bruidsdagen geënsceneerd
worden, even onecht is de soort van geluk,
die de meeste goede vrienden je toewenschen.
Niets dan zonneschijn"; een man, die je
aanbidt"; iedere dag een feestdag"; een
liefde die nooit verandert"; dit is maar
een sobere bloemlezing uit de lyriek, waaraan
men zich bij een huwelijk pleegt te buiten te
gaan, en ieder woord ervan is eigenlijk een
onwaarheid. Hoe durven de rnenschen zulke
dingen eigenlijk nog opschrijven, terwijl toch
ieder om zich heen de teleurgestelde vrouwen,
de verbitterde mannen kent, teleurgesteld
en verbitterd juist omdat ze die onmogelijke,
die roman-achtige wonderbaarlijkheden van
het nieuwe bestaan verwacht hebben, die
het natuurlijk niet te geven heeft. Want je
zult moeilijke en donkere dagen kennen;
je liefde zal veranderen, omdat ze met je mee
groeit, en er is weinig kans, dat je man je elk
uur van den dag aanbidden zal.
Kijk je nu ongelukkig, en denk je, dat ik
je alles nog zwaarder maken wil, terwijl je je
toch al zoo moedeloos en bedrukt voelt?
Maar mijn lief vriendinnetje, ik wilde juist
zoo graag, dat je beseft, wat de echte waarde
en de menschelijke^schoonheid van jullie
samenleving'kan zijn; maar dan moet je al
dien'onwarehjschijn en die leugenachtige
onmenschelijkheid meteen opgeven. Want je
kunt niet opeens boven je vroegere bestaan
uitstijgen; al ben je getrouwd, je neemt
jezelve mee, met al je stemmingen, je vreug
den, je angsten; en de man, die tot nu toe toch
alt,ijd nog iets ver's voor je was, zal nu het
bekende voor je worden ook met stemmingen,
met eigenaardigheden, met bijkomstigheden"
die je graag anders wilde, en die
onverwrikbaar zullen blijken; met andere belangstelling
voor andere kleinigheden, een anderen smaak;
andere behoefte aan rust en andere hoofdpijn ..
En jij zult hem ook bekend en vertrouwd
worden; hij zal niet iedere minuut, die jullie
samen bent. in je verdiept zijn; hij zal zijn
krant lezen, als je piano speelt, hij zal niet
onmiddellijk opmerken, als je je kapsel hebt
veranderd; hij zal op tijd naar zijn werk
willen, en weieens te laat zijn aan het eten;..
wil je dan niet boudeeren; wil je niet het ver
wende poppetje spelen, waar hij nu nog wel
om lacht, maar dat hem weldra zal irriteeren ?
Een huwelijk is op den duur geen spel van
bekoren-willen en bekoord-worden; de vrouw,
die den man niet laat ervaren, dat er dieper
roerselen in haar liefde bestaan, dan het laten
glanzen van haar haren en het lachen van haar
mond, zal hem, na korter of langer tijd, aan
een andere lokkende en lachende verliezen,
omdat op dit niveau van gevoel het nieuwe
altijd de meeste charme bezit. Maar wat een
man onverbrekelijk bindt aan het eigen gezin,
aan de eigen vrouw, dat is de zuivere genegen
heid, de blije goedheid, de klare toewijding,
die maakt, dat die vrouw zonder er bij te
denken iederen dag haar heele liefde over
hem uitstort, omdat zejweet, dat ze zich voor
altijd, en geheel aan hem heeft weggegeven;
maar die haar in hem verdiept, en voor hem
bezorgd doet zijn, alsof iedere dag de laatste
van hun heil kon wezen.
Laat je man niet eenzaam zijn naast je,
vooral niet in den eersten tijd. Als je moeite
hebt je weg te vinden in je nieuwe ondervin
dingen, als je je verward en alleen voelt,
herinner je dan, dat hij, van den anderen kant
af, even verdwaald loopt te zoeken als jij;
dat jouw aanvoelen van het nieuwe hem even
zeer ontgaat, als het zijne jou; strek je handen
naar hem uit over den afgrond; leer van het
begin af aan samen de waarheid onder de
oogen te zien, dat een man en een vrouw soms
met de armen om elkaar door het leven kunnen
gaan, maar dat ze elkaar^ nooit geheel kunnen
doorgronden.
En als je nu meer dan ooit tegen een samen
gaan met zoo'n anders-geaarde opziet, be
denk dan eens, hoe roerend en plechtig het is,
dat iemand zijn toekomst, het heil van zijn
leven, in jouw handen heeft gelegd. Jij alleen
kunt hem gelukkig of ongelukkig" maken;
want de vrouw bepaalt de sfeer in huis; zij
bepaalt de toon, waarop wordt gesproken;
zij bepaalt zelfs min of meer de gezichts
uitdrukking, van hen, die om haar heen leven.
Ik weet, hoe je moeder haar huis heeft ge
maakt, tot een veilige woonstee, waar het
goed is te verblijven". En als de eerste jaren
voorbij zijn, zul je merken, dat de liefde voor
je man veel meer verwant is aan de genegen
heid voor je ouders, dan je eerst vermoedde.
Ze nemen beiden het besten van je hart in be
slag; en beiden maken op mystieke wijze
deel uit van het allerinnerlijkste van je
wezen, zooals je bloed en je ademhaling..
A N N I E S A I. O M ONS
UIT J O OS J E S LEVENSBOEK
We hebben erg met haar naam getobd.
We vonden, dat het geven van den naam een
praedestinatie is, min of meer. Nu zijn er
vele goede namen, sterke en rijke, reine en
schoone namen en zoo nog lang voort, maar
geen van allen was volkomen en voor ons
kindje goed genoeg dus. Tenslotte hebben we
haar genoemd naar haar beide Grootmoeders,
niet zoozeer uit wanhoop dan wel omdat de
opzettelijkheid van ons zoeken ons ging
tegenstaan, en een eenvoudig eeren onzer
Moeders in haar naam ons voor ons kindje
nog het kostelijkst geschenk scheen.
Maar die namen passen niet. Ze passen
heelemaal niet; de vele andere, die we verwierpen,
trouwens evenmin. Het kindje is er van die
alle gén. Ze groeit zich een eigen naam en
breekt zich tot onzen trots dwars door alle
praedestinatie heen.
II.
Het vleesch is zwak. De bonbonnière en de
suikerpot staan op een laag tafeltje in een
hoek en Joosje kan er gemakkelijk bij. Wel
hangt om heel dat hoekje een zwaar verbod
en meestal wordt dit taboe dan ook niet
doorbroken; bovendien staat dicht er bij de
WAT DE MODE BRENGT
Teekening voor de Amsterdammer" van
Marietje Heiligers
Qekleede japon van molgrijze Cr
peQeorgette, versierd met een veelkleurige
sjerp van gaze de soie. De vilten hoed is
gevoerd met dezelfde kleur als die van de japon.
iiinuMfiiiiiintiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiillliiliilii
EEN NIEUWE JACHTWET
Jaren geleden zat ik eens in den sneltrein
uit het Noorden en toen stapte in Assen een
mijnheer in, die zag er zoo gebruind en tevre
den uit en had zoo'n kennelijk gaaienveertje
op zijn hoed, dat ik onwillekeurig al dadelijk
vroeg, of hij een goede jacht gehad had. En
daar begon hij over te koken. Of ik zelf jager
was. Neen. O, dan miste ik het beste, wat het
leven kan schenken. Zoo'n mooien nazomerdag
van 's morgens vroeg in de heldere zon in de
bloeiende hei en over de stoppelvelden met
rechts en links|een goeden vriend,die je begrijpt
en honden, die evenveel plezier in de jacht
hebben als jijzelf. De aandacht en de vaardig
heid, als de patrijsjes opgaan en 't aardige
gezicht als 'de overblijvenden met de vleugels
omlaag wegzweven over den heuvelkling.
Dan de rust op een begroeide top met het wijde
veld rondom, de lekkere boterhammen, de
sigaret of het dutje en dan weer opnieuw op
stap en nu lekker loom en moe in den trein
naar huis met een herinnering van iets
onovertreffelijks. 't Ging eigenlijk niet om de buit,
maar misschien toch wel, want anders zou je
er niet toekomen, om zoo echt den heelen dag
buiten te zijn.
Ik had toen net Handley Cross" gelezen en
hij deed mij denken aan den ouden Jorrocks,
maar dan een heel stuk beschaafder. Hij bleef
overkoken tot Amersfoort, daar raakte ik
hem kwijt, want hij was een zakenman uit
Rotterdam, naam «nbtkend. «okik behi«ld
mijn incognito, want ik was toen in sommige
jagerskringen niet heel erg in de pas in ver
band met vogelbescherming. Maar ik houd mij
ervan overtuigd, dat mijn reisgenoot een van
de Rotterdammers is, die indertijd zoo flink
geholpen hebben bij den aankoop van het
Naardermeer. Dertigduizend pulden in een
week, alleen uit de Maasstad. Dat waren goede
tijden. Zulke jagers tellen mee onder de beste
natuurvrienden.
Over het algemeen zijn in Nederland de
jacht en de jagers niet erg getapt en het voor
werp van velerlei onvriendelijke opmerkingen,
vaak het gevolg van snobisme van de eene
en jaloerschheid van de andere zijde. Als alle
menschen wijs waren, dan zouden zij er vrede
mee hebben, dat de jachtlust tot onze oer
instincten gerekend moet worden en hoop
putten uit de omstandigheid, dat velen onzer
niet meer jagen met het geweer, maar met
kijker en camera en dat levende gebeurtenissen
ons als buit minstens even welkom zijn als een
lekker boutje. Het is een gecompliceerd geval,
dat met welwillendheid beschouwd moet
worden. Ik zou hier nog geweldig over kunnen
uitweiden met allerelei ervaringen van mijn
vrienden en mijzelf, maar dan kom ik niet
tot mijn eigenlijke onderwerp: een bespreking
van het onderwerp voor een jachtwet, dat
binnenkort in behandeling komt in de Tweede
Kamer.
Dezer dagen hebben we gezien, dat de Mi
nister van Binnenlandsche Zaken zeer bereid
willig het Ontwerp van Wet op het Middel
baar en Lager Landbouwonderwijs terug
nam, omdat de voorlichting onvoldoende was
geweest, of zoo iets. Eigenlijk moest dat met
deze Jachtwet ook maar gebeuren. Er zit
zeer''veel goeds in en de bedoelingen zijn na
tuurlijk' uitstekend, maar als dit ontwerp
ongewijzigd tot wet verheven werd, dan zou
het er binnenkort in Nederland heel raar uit
zien met de jachtdieren, met de in ons land in
het wild levende dieren, met de natuurbe
scherming «n met de tpenbare veilighei d
kachel, die zoo verschrikkelijk knetteren kan
en die dan bij verkeerde neigingen zoo wel
een woordje ten goede mee wil spreken.
Maar toch, een kindje kan dat alles wel eens
ververgeten en als je er eenmaal bij staat, dan
gaan je handen van zelf, alles gaat dan
verder heelemaal van zelf en het is niet meer
tegen te houden.
Zoo staat ze dan soms te grabbelen en te
proeven en onderwijl schudt ze hevig van
neen en gebaart zeer afkeurend over zichzelve.
Moeder zegt dan maar niet veel en verlost
haar alleen maar van den Booze.
III.
Een fijn genoegen is onze wederzijdsche
hoffelijkheid. We begroeten elkaar meestal
zwijgend; we staan dan even heel stil, en
onze oogen glanzen om deze bijzondere en
zoo heel verrassende ontmoeting; is het
ook geen wonder eigenlijk, telkens weer,
elkaar zoo maar tegen te komen? Dan loopen
we blij en vlug op elkaar toe en we zeggen
wat vriendelijks en het is net of we nooit
van elkaar weg geweest zijn.
Ook als we elkaar wat geven, zijn er
aangename plichtplegingen; het eenvoudigste
wordt als een kostbaar geschenk ontvangen
en we danken elkaar wederkeerig. Ze geeft
en aanvaardt met gracelijke gebaartjes en een
stille spanning in de oogen.
IV.
Wanneer ze zich pijn doet, wordt het
ongeluk afgekoesterd; meestal streelen we
het pijnlijke plekje even en spoedig vertrekt
ze dan weer, volkomen bevredigd.
Maar het duurt niet lang, of ze heeft den
weg ontdekt, die van de deernis tot de liefde
voert en wanneer ze zich nu wat eenzaam
en verlaten voelt, de groote menschen zijn
soms wel eens wat al te onattent , dan
slaat ze zich liet handje zeer en presenteert
het daarop, met donker gefronste wenk
brauwen en een meewarig geluidje, ter
streeling.
Ik ben zeker, dat ze zich echt zeer slaat.
V.
Haar liefde kent gelnkkig maar n tempo:
hevig. Ze kust en slaat het beminde
hartsiilii ui ilillimiiiimmliiiiiiiiiiilliiiiiiiimillliil iillllliilllllilll
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
zij u voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
MUI iiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiliiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiilitiiiiiiii
Dit ligt in hoofdzaak aan het hybridisch
karakter van deze wet, die eigenlijk meer be
doeld is tot bescherming van den landbouw
dan tot regeling van de jacht en daardoor in
beide richiingen misslaat. In hoofdzaak gaat
het toch om de bestrijding van het schadelijk
gedierte" en dat moet dan onderscheiden
worden in jachtdieren, die schadelijk zijn voor
den landbouw, andere dieren, schadelijk voor
den landbouw en dieren, schadelijk voor de
jacht en visscherij. Daarbij doet zich dan nog
de interessante complicatie voor, dat sommige
dieren, die uiterst nuttig zijn voor den land
bouw, van ouds beschouwd zijn als jachtdieren
en dat vele jagers een nog grooter aantal
andere dieren houden voor schadelijk voor de
jacht, terwijl diezelfde dieren alweer zeer
nuttig zijn voor den landbouw. Daarbij komt
dan nog, dat niet een van deze meeningen be
rust op ruim opgevat wetenschappelijk onder
zoek. Uit den treure kunnen wij herhalen,
dat verreweg de meeste, zoo niet alle ge
wervelde dieren, die als schadelijk beschouwd
worden, ook hun goede zijde hebben en bij
nadere kennismaking buitengewoon meevallen.
Behalve de veldmuizen en het konijn heeft
geen hunner ooit een catastrofe veroorzaakt,
en zelfs de schade, die dit tweetal aanricht,
zou van veel minder beteekenis zijn, indien
zij zich niet konden verheugen in het bond
genootschap van vele menschen, die hun
natuurlijke vijanden onder den duim houden.
Eigenlijk ligt de schuld bij de oudeRomeinen,
die hier het konijn en waarschijnlijk ook de
fazant hebben ingevoerd en het konijn is
dan in de eerste plaats de bron van alle kwaad.
Dit dier is werkelijk in staat, om heele land
schappen te beheerschen, oogsten in gevaar
te brengen, plantensoorten uit te roeien,
duinen te vernielen, zandverstuivingen te
veroorzaken, natuurlijken boomgroei te be
lemmeren en wat al niet meer. Hij gedraagt
zich werkelijk als een vreemdeling in vijan
delijk gebied. Maar 't is een aardig en belang
wekkend dier, schilderachtig en met
aantrektochtelijk, met opeengeklemde tandjes. Ik
houd dat slaan voor een uiting van
bezitsweelde, of liever gezegd van weelde om het
aanzijn van den ander. De Moeder, dat
Groote Goede, dat is, dat is daar, o goddelijke
zaligheid.
VI.
Ze heeft plotselinge verteederingen; dan
grijpt ze je om de beenen en duwt haar
kopje tegen rok of broek. Aan de zachtste
kleeren biecht ze zich het liefste.
VII.
Ze is belust op het leven, dat vol is van
allerlei pleizier. Ze kan uit haar bedje klimmen
met een gezichtje zoo vol moed en lust en
zekerheid van weer v eel genot
likkebaardend naar 's levens realiteiten, dat het'benij
denswaardig is.
Maar heimelijk, als ik haar dat zoo wijzig
ouwelijk benijd, word 'k dan wel heel
trotsch, als ik mezelf erkennen moet, dat
ook ik toch eigenlijk nog met dezelfde beluste
verwachting iederen ochtend weer mijn .
jungle intrek.
VIII.
Moeder kleedt haar regels meestal aldus in,
dat het kindje natuurlijk dit of dat niet doen
mag, of natuurlijk zus of zoo doen moet, en
ze brengt mij daarmee in een moeilijk parket.
Want ik word hopeloos kribbelig bij menschen,
voor wie alles zoo vanzelf spreekt; als ze in
godsnaam dien draai maar niet in haar
hoofdje krijgt. Voorloopig echter is het mis
schien wel practisch. Maar in stilte beloof
ik je, mijn kleine onderzoeker, dat als je me
van mijn leven de ruiten gaat ingooien, ik
zelf het hardst zal meehelpen.
IX.
Het kindje spreekt niet vóór ze klaar is
met denken.
X.
Joosje verstaat veel meer dan ze,
mechanischverstandelijk begrepen, kan" verstaan. De
uitleg, dat dit komt, omdat ze zoo bijzonder
vlug is, schijnt wat al te prettig en eenvoudig.
Zou het niet eerder zijn, omdat wij wel eens
vergeten, dat elkaar-begrijpen steeds en alleen
een zaak is van onmiddellijk contact? Waarbij
de woorden slechts grof-schematische aan
leidingen zijn? Dat het kindje bovendien
nog bijna niet gehinderd wordt door de
stugheid der begrips-clichés, die den volwas
sene, wiens denken zoo licht in de
vastgegetreden paadjes verloopt en zoo moeilijk
vaak den ingewenden dwang en knelling van
namen overwinnen kan, de zuivere aan
sluiting aan des anders bewegen belet?
Haar denkentje is nog bijna naamloos, alles
vloeit nog, zoo is een aansluiting mogelijk als
die van het water aan de bedding. Haar on
wetendheid onthoudt haar de aanleidingen
die woorden zijn, maar zij bespaart haar ook
hunne afleidingen. Wie ontvangt uw woorden ?
zoo gaaf en zuiver als het kindje? Ge moogt
wel oppassen, dat ge voorzichtig schrijft op
dat blank papier. Het kindje van veertien
maanden, dat haalt en brengt, wat Moeder
vraagt, dat nog zoo'n geheimzinnig taaltje
babbelt, maar toch al zoo wonderveel ver
staat, is zij geen kunstenaresje in de signifiek?
Och, ze is heel gewoon; alleen verleerde zij het
zuivere luisteren nog niet.
Moesten we ons eigenlijk niet een beetje
schamen met onze signifieken?
XI.
Ze liep om de tafel, met een zakdoekje.
Toen begon haar Moeder een wijsje te neuriën
van de speelplaats, een eentonig
schoolkinder-deuntje, met aan het eind alleen een
climax en een valletje. Dan moest het zak
doekje neergelegd worden. En werkelijk aan
het eind van 't wijsje, dat ze gretig vatte als
een dansje om op te loopen, gaat het kindje
niet den zakdoek zitten, met een blij gezichtje.
De theosofische tante begon, bij de algemeene
verbazing over dit wonderlijk feit, al van
een vorig leven" te praten, toen we bedachten
dat ze natuurlijk den climax herkend had
uit de andere wijsjes, die we wel eens met
haar zongen en waarbij dan ook in een put
gevallen moest worden of iets dergelijks.
Zoo vatte zij dan ook dadelijk het pleiziertje
van dit spel.
J. C. VAN DOMBURG
Teekening voor ,,de Amsterdammer" van
B. van Vlijmen
HUI SH OUDELIJKHEID
Een groepje aan een raam gezeten menschen
vermaakte zich onlangs met de letters boven
een winkeldeur aan den overkant der straat:
Luxe- en huishoudelijke artikelen."
Toen doemde de vraag op: of de uitgestalde
artikelen recht hadden op den eernaam van
huishoudelijk"? O neen, 't was alleen
de bedoeling, dat ze door huishoudelijke
menschen gebruikt zouden worden. En daarna
was er slechts n stap naar de beteekenis van
huishoudelijk" als menschelijke, speciaal
JULIA3CUYPERS,
vierde onlangs haar~40 jarig tooneeljubileum.
IHIIIIIIIIIIIIIIIII
kelijke gewoonten en maniertjes, bovendien
een geschikt doel voor middelmatige jagers en
om zijn bont en wildbraad nog altijd wel een
schot waard. Dat is het jagersstandpunt en
onze nieuwe wet moet nu dit drietal: landbou
wer, jager, konijn met elkaar tot overeenstem
ming brengen. Wij zullen zien, dat ter wille
van deze toch niet te verkrijgen harmonie an
dere, zeer groote belangen zouden worden op
geofferd.
Maar eerst nog de fazant. Ook dit klassieke
dier wordt door het wetsontwerp gebrand
merkt als schadelijk Wie volgt? Je moet maar
durven. En dat wordt dan maar meteen vast
gelegd in een wet. Nu zijn tegenwoordig
de wetten al lang zoo rotsvast niet meer, als
ze eigenlijk behoorden te zijn, maar er is toch
altijd een heel apparaat en tijdsverloop mee
gemoeid, om ze gewijzigd te krijgen. De voor
lichters hebben in dezen alweer eens in het
geheel geen rekening gehouden met de vorde
ringen van de wetenschap of met het bestaan
van wetenschappelijke lichamen en onder
zoekers. Voor zoover ik weet is er in den
laatsten tijd slechts tweemaal een ernstig onder
zoek ingesteld naar de economische beteekenis
van de jachtfazant en wel door het
Ornithológisch Station te Heumen, dat gewerkt heeft
onder toezicht van de Nederlandsche
Ornithologische Vereeniging en door den
Engelschen onderzoeker Walter Collinge, die
tegenwoordig wel beschouwd mag worden
als de beste werker op dit gebied. Beide keeren
was de uitkomst gunstig voor onze langstaart;
het nut, dat deze vogel sticht voor landbouw
en houtteelt overtreft de schade. Maar het is
weer het oude liedje, de schade valt in het oog,
het nut blijft onopgemerkt. Wij hebben het
zelfde beleefd met den Reiger, die in weerwil
van het rapport der Nederlandsche Hei
demaatschappij toch op de zwarte lijst is
terecht gekomen, om de visschers tevreden te
stellen, die wel kunnen zien, dat een reiger
een paling opyreet, maar geen begrip hebben
van de quantitatieve en qualitatieve samen
Prijsverlaging
Linoleum
vrouwelijke eigenschap.
Nu was het vermakelijk, hoe de jongere
elementen van het gezelschap het
huistioudonderwijs roemden: het voorrecht van zich
op een goede school te bekwamen in alle
huishoudelijken arbeid, met name in koken, en
al wat daarmee^samenhangt.
Een oude dame sprak dit niet tegen, maar
bracht toch in het midden, hoe er in een vorig
geslacht vele prachtige huismoeders geweest
zijn, die zelf noch konden koken, noch
schrobben, noch de wasch doen. Zij zorgden
alleen, met haar geoefend organisatie-talent,
dat dit alles in haar huis perfect gebeurde.
Natuurlijk volgde er nu een kleine discussie.
Het jongste element beweerde dat het toch
veel beter is zelf alle bezigheden in keuken
en waschkamer, enz. te kunnen verrichten.
Zeker, stemde het oudste element toe.
Vooral tegenwoordig is dit veel meer nood
zakelijk dan vroeger, omdat men toen meer
kans had, goede dienstboden te krijgen.
De huismoeders, ook in hoogere standen, zijn,
nu wel genoodzaakt, meer de eigen handen
uit de mouw te steken. Daar staat intusschen
tegenover, dat allerlei huishoudgereedschap,
getuige de uitstalling van den winkel aan de
overzijde, hAl wat doelmatiger is ingericht
dan vroeger, veel meer tijdbesparing
mogelijk maakt
Gelukkig kwam men, alvorens te scheiden,
tot overeenstemming in het besef: dat huis
houdelijkheid", meer nog dan in bekwaamheid
wat betfeft speciale werkzaamheden, bestaat
in een kloek overzicht over het huishoudelijk
geheel en vooral warme toewijding aan de
ondernomen bestuurstaak.
GEERTRUIDA C ARELSEN
innnfiiiiiiiniiiiifHllnntiiiiiHiiiiititniiBiiiilllii " Hlilliillinin
Gevoelt gij U slap
en lusteloos?
l De Aoerikaanscbe vicc-admiraal, J
l Charles D. SIgsbee, scherft: I
l »Na gr°ndig proef genomen te hebben ]
l met Sanatogen, ben ik overtuigd van l
zijn verdiensten als zenuwsterkend |
voedsel. Zijn weldadige werking
boven allen twijfel verheven:"
SANATOG^H
Het Zenuwsterkend Voedsel
stelling van de levensgemeenschap van sloot
en plas. Wij staan pas aan het begin van het
wetenschappelijk onderzoek aangaande de
economische beteekenis van de in het wild le
vende planten en dieren, maar weten nu toch
al wel, dat wij ons in elk geval moeten ont
houden van een algemeen oordeel, zoowel ten
kwade als ten goede. Afwachten is de bood
schap en wat ik onlangs van den ijsvogel
zei, geldt ook|voor de meeste planten en dieren.
Wij moeten nog eens eenige jaren studeeren en
ons zoolang onthouden van alles wat tot uit
roeiing leiden kan. Zoo zal het dan misschien
mogelijk zijn, om binnenkort eens te spreken
over een Wet ter Bescherming van de in het
wild levende planten en dieren. Naar die wet
zullen dan de Jacht- en Visscherijwetten zich
hebben te richten, wat betreft de levende
have, en geen regeling mag getroffen worden,
die schade aanbrengt aan onze flora en fauna.
Daarover de volgende week.
(Wordt vervolgd).
JAC. P. T H i J s s E
??iiiiiiui iiiiiininiiiiiiim iimiiiiimiiniiiiiii uu l»
( MOERHEIM" j
| DEDEIVISVAART ]
l HEEFT EEN AFDEEL'NG f
( TUINARCHITECTUUR j
Tlllll lllimiMHllMIIIHIMNIttMMIIIIMHIlimNimilllll' M l IIIII l IIMMMI