Historisch Archief 1877-1940
24 Febr. '23. - No. 2383
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
DE VOLKSKUNST DER ZEVEN
BERGER HONGAREN
De Volkskunst uit Hongarije, wie, die ze
niet kent. Ze kwam tot ons, in de laatste jaren
meer dan ooit, want de kunst uit de verarmde
streken moet te gelde gemaakt worden om in
het onderhoud te voorzien.Gebrektaan welvaart
brengt alle kunst aan den rand van den af
grond, zoo ook de volkskunst. Doch deze
laatste grijpt ze aan in haar diepste wezen,
want ware volkskunst is een weeldekunst, 't Is
de handvaardigheid waar vrouwen en mannen
in verre, stille, meest bergachtige streken den
wintertijd mede korten, als het vee in de
stallen staat en de harde verkilde grond den
veldarbeid onmogelijk maakt. Dan zit 't
gezin te zamen in de eenvoudige vertrekken,
en alles rondom heeft de eigenaardige beko
ring, van te zijn eigen handwerk. Deuren en
wanden zijn versierd met snij- en schilderwerk;
weef- en borduurlappen sieren de witte mu
ren; opeengestapeld beddegoed toontj in de
fijnste, pittigste ornamentiek hoe de huis
vrouw haar pronkbed in eere houdt; elk stuk
huisraad is gekorven, gesierd; elk
kleedingstuk heeft zijn gespeel van kleuren en bonte
vormen, die de blijheid zijn van de
vrouwendracht.
De winter is lang, de wegen zijn drassig en
slecht, geen loop van trein of tram brengt de
onrust van het verkeer, alleen de dennen zwie
pen de regendruppels van hur eeuwig groene
takken, daarboven weiver zich de stapel
wolken-luchten of het r.me blauw van den
wolkeloozen hemel.
Volkskunst is de kunst der traditie, de
kunst van rust van stilte, van welvaart!
Onze tijd befrekent haar dood. Want in
onze dagen ken', men geen rust, geen welvaart.
Al wat der traditie is, wordt heden uitgescha
keld. Nieuw leven, fiïssche levenskracht en
levensmoed, vast geloof in de toekomst zijn
de hartslagen van het tegenwoordige.
Individueele, karaktervolle arbeid verdringt onze
belangstelling voor het verleden.
De volkskunst, de kunst der traditie !
Tragisch feit! Zij valt en in haar va verandert
De dracht der Zevenberger meisjes
iiiiillliillllilliiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
haar wezen. \Zij is niet
langer het rus'tige
weeldewerk, zuiver uitgevoerd uit
genot tot het schoone en
gemaakt voor eigen huis,
eigen kleeding, zij wordt
noodgedrongen middel van
bestaan. De volkskunst is
geworden massaproductie
op de wereldmarkt, de
machine heeft een deel van
den arbeid overgenomen,
en heeft haar ijskoud
stempel gedrukt op al dien
gevoelsarbeid. 't Zijn im
mers slechts de kleuren en
vormen die waarde hebben,
zoo meent men.
Wie dat zegt, heeft het
wezen der volkskunst niet
begrepen. Tot hem spreekt
niet het zielvolle van den
arbeid, dat rein-ware, fan
tastische, warmgevoelige,
waardoor elk primitief
werkstuk van welken aard
ook zóó aantrekkelijk is.
De machine steunt en
stompt regelmatig,
werktuigelijk voort. Gedachte
loos is haar werk. Doch
beitel en naald brengen elke
gedachte van den werker in
vorm op de grondstof over
en het werkstuk heeft zoo
doende iets eigens dat
spreekt tot hem en haar,
die de taal kunnen
tverstaan.
Vóór mij ligt een mooi
boek. De Volkskunst der
Zevenberger Hongaren", uit
het Hongaarsch vertaald
door A. S. C. Wallis, de
bekende Nederlandsche
schrijfster die jaren in
Oostenrijk-Hongarije ver
toefde, wellicht er nog
verblijft. (Uitg. H. . D. Tjeenk Willink &
Zoon Haarlem.) Het komt mij voor, dat het
oorspronkelijke werk, waaruit naast den be
langrijken tekst over het beoefenen der volks
kunst in het district Zevenbergen de talrijke
kleurplaten zijn overgenomen, niet van
recenten datum is. Mocht dit toch zoo zijn, dan
heeft men in dit werk bijeengebracht de tal
rijke traditioneele oude werkstukken die in
vroeger tijden zoo schitterend de Zevenberger
volkskunst typeerden. Het
Peasantart-Nr. 1911 Austria-Hungary van
the Studio wijdde reeds een aantal
bladzijden aan die Zevenberger
boerenkunst, met recht het kost
baarste wat Hongarije op dit gebied
kan geven. Wat ons ook thans weer
op de kleurige gebruiksstukken treft,
is het beschaafde in tint en toon.
De aarden kannen inhungrijs-bruine
grondtint, beschilderd met bruin en
blauw, de aarden borden met hun
gele, groene en blauwe decors, de
haardtegels in hun vlakke, teere
tinten, de houtbewerking en -ver
siering in haar veelheid van vormen,
dat alles doet evenwichtig en
genoegelijk aan. Hoe verre staat deze
arbeid in voornaamheid boven het
Beiersche schiderwerk, dat hoewel
vroolijk, toch in vele gevallen zoo
opdringerig is.
En het borduurwerk ! Is zij geen
pronkje dat Zevenbergsche meisje,
zooals ze daar staat in haar
waaiervormig geplisseerden witten rok, den
zwarten bovenrok omgeslagen zoodat
de felroode tegenzijde te zien komt,
haar wit katoenen blousje met
bovenmouw- en polsborduursel, haar blauw
plisséschortje met de twee veelkleu
rige banden, zoo menigmaal hier te
lande getoond, en dan haar kost
baarste kleedingstuk: het gebor
duurde overjakje. Dat jakje, ge kunt
het op de kleurplaten in het boek
zien, geeft een schat van bloemen in
compacte, frissche samenstelling.
Zooals bij de volkskunst in andere
landen zullen ook hier wel patroon en
kleuren verband houden met jeugd,
welgesteldheid, huwelijk, of
weduwschap.
De Zevenberger vrouwen zijn be
roemd om haar borduursels. Onder
de vele wijzen van uitvoering is
het Geschriebenes" wel de meest
Aarde kannen uit Zevenbergen
gebruikte techniek. Oude vrouwen schrijven
met een pen met roet het veelal ingewikkelde
patroon op linnen, meest de grondstof
van het volksborduurwerk. De lijnen worden
dan met wol of zijde in breedc trekken met
een soort tweezijdigen festonsteek op het doek
gewerkt, de Hongaarsche werksteek, die ons
door zijn eenvoudige effectvolle uitvoering
telkens weer treft.
Er is nog veel meer te zien en op te
merken in dit boek van de traditie. Waarlijk
in geen onzer kunstbibliotheken mag het
ontbreken, want uit het verleden van de
volkskunst met haar logischen eenvoud, haar
ongerepte schoonheid en waarh eid, is ook
voor onze vrouwelijke handenarbeid nog
zooveel te leeren.
E L i s. M. R o o c; E
BIJKOM STIGHEDEN
LXI.
The secret places of the Heart, bij H. G.
Wells.
Cassell and Company, Ltd. London,
NewYork, Toronto and Melbourne.
Er is nu al zooveel geschreven over het
mysterie van de vrouw, de vrouw als de
sfynx, de sfynx zonder raadsel, dat het einde
lijk tijd wordt, zich in het mysterie van den
man te gaan verdiepen, dat après tont wel eens
nogjgecompliceerderen nog onoplosbaarderzou
kunnen blijken te zijn. Want een vrouw is,
om zoo te zeggen openhartig gecompliceerd;
ze is betrouwbaar-onbetrouwbaar, en we
kunnen rekenen op haar onberekenbaarheid;
het mysterieuse" van haar wezen ligt
er dik-op, in haar vagen blik, in haar
drootnerige gebaren; maar een man spreekt
en doet en kijkt, alsof hij een
logischdenkend, een nuchter-beheerscrit, een schepsel
uit-én stuk, een actief bouwer van werkelijk
heden ware; hij gelooft dat wellicht zelf ook,
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIFKES HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
? lllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllltlMIIIIIIIIIII
EEN NIEUWE JACHTWET
In'vroeger eeuwen reden de jagers ongege
neerd door den te veld staanden oogst, en als
de boer wat tegenpruttelde dan kreeg hij nog
ransel op den koop toe. Hier en daar stond
een flinke eik, daar konden heel geriefelijk
stroopers aan worden opgehangen. Ge weet
de eik maakt van die mooie lange zijtakken,
loodrecht uit den stam. Of dit nu allemaal in
ons land gebeurde weet ik niet, maar in
Frankrijk en Engeland lijkt dat heel gewoon
geweest te zijn. In ieder geval, het ligt lang
in het verleden, maar heelemaal vergeven en
vergeten is het blijkbaar nog niet.
Tegenwoordig is de verstandhouding
tusschen jager en boer al heel wat beter en gelden
de grieven meer het wild. De haas en de kool
zijn in de volksverbeelding onafscheidelijk
aan elkander verbonden, of anders zit hij in
't knollenland. Toch, als je gaat navragen.
dan komt langoor er nog al genadig af.
Nauwkeurige gegevens over een flink tijds
verloop zijn natuurlijk alweer niet voor
handen. Daar hadden eigenlijk Nimrod of de
Nederlandsche Jager eens voor moeten zorgen.
Nu kan men slechts in het algemeen beweren,
dat de hazen nergens in Nederland buiten
gewoon talrijk zijn en dat ze zelden of nooit
iemands bedrijf ernstig schaden. Ik zou wel
eens willen weten, hoe het op Schiermonnikoog
gaat, want nergens in de wereld heb ik zoo
veel hazen gezien als kort voor den oorlog
op dat mooie eiland. Ze holden er bij halve
dozijnen tegelijk langs den buitenvoet der
duinen en schrikten de meeuwen op, die aan
strandpoelen stonden te droomen. Wie flink
over wildschade wil hooren uitpakken, moei
naar de Veluwe gaan. Het avontuur van de
Zwijnen van den Prins is nu al wel afgeloopen,
maar nog altijd zijn er reeën en herten, die
naast het gewone voedsel, dat zij normaal uit
het woud mogen betrekken ook een groote
voorliefde betoonen voor rogge en aardap
pelen, de voornaamste rijkdom van menig
Betuwnaartje. Vroeger heb ik hier al eens
verteld hoe de groote edelherten in de sche
mering en ook wel bij klaarlichten dag de
omheiningen weten te forceeren en dan met
hun voorpooten gaan delven. Als je zoo'n
hoekje omgewoeld aardappelland bekijkt, dan
geeft dat wel een sterken indruk van schade
en verwoesting, maar een catastrofe is het
toch lang niet. Ook is het gemakkelijk genoeg
om de omheining sterker en hooger te maken;
zie maar eens naar de mooie verdedigings
werken aan de Carolinahoeve, midden in de
bosschen van de vereeniging tot Behoud van
Natuurmonumenten. Maar niet iedereen kan
zulke heiningen laten maken en als je nu denkt
aan al die herten en reeën (en rendieren dolen
er ook al), dan lijkt het landbouwbedrijf op
de Veluwe we! een hachelijke bezigheid.
Doch net als bij de hazen valt dat bij navraag
geweldig mee en blijkt ernstige schade slechts
af en toe en dan nog plaatselijk te worden
aangericht.
Zoo zouden we wildsoort voor wildsoort
kunnen beschouwen en steeds tot de slotsom
komen, dat onder onze tegenwoordige jacht
wet, die ik overigens niet bewonder, de
wildschade niet van dien aard is, dat zij niet
gemakkelijk zou kunnen worden beperkt of
voorkomen of vergoed. Ik durf het haast niet
neer te schrijven, maar ik ben van meening
dat deze optimistische opvatting zelfs gehul
digd kan blijven ten opzichte van het konijn,
het ever to be accursed" beestje van Sir
Herbert Maxwell. Indien de jagers en vooral
de jachtopzieners bijtijds hun houding hadden
kunnen wijzigen jegens het rooftuig", zooals
hermelijn en havik, dan was er heel wat
minder moeite. Hier zou het
Staatsboschbeheer ons ook behartigenswaarde wenken
kunnen geven, n.a. omtrent de manier, waarop
het de bebosschingen van de Schoorlsche
duinen vrij van konijnen heeft weten te
krijgen en te houden.
De ontwerpers van de nieuwe jachtwet
hebben gemeend, den grondgebruiker op meer
afdoende wijze te moeten en te kunnen be
schermen, en wel door hem eenvoudig het
jachtrecht op te dragen op het door hem
gepachte gebied. Nu lijkt alles op -eens zeer
eenvoudig: de pachter neemt voor een beetje
geld een jachtacte, schaft zich geweer en
patronen aan, desnoods ook de door de wet
vergunde strikken en netten en kan nu niet
alleen zijn kool en koren verdedigen, maar
ook zoolang als het duurt, alle dagen
wildbraad eten of voordeelige transacties sluiten
met den poclier. Heeft hij er geen zin aan,
dan kan hij zijn recht verpachten aan derden.
Ge ziet, dat op deze wijze het aantal jagers
legio zal worden. Er komen voor korten tijd
gouden dagen voor de handelaars in
jachlartikclen en de Schatkist boekt een poosje
grootere ontvangsten aan groote en kleine
jachtakten. Het wild wordt goedkoop; de
venters loopen de deur plat met hazen, ko
nijnen, fazanten, reebout en herterug en al
de dieren, die nog al tamelijk vaag en on
wetenschappelijk in de wet worden genoemd
als ,,wild". De nieuwe jagers zullen voor het
meerendeel zeer sterk geraken onder de
romantische bekoring van het jachtbedrijf en
met voorbijzien van hun eigen
landbouwbelang krijg gaan voeren tegen het rooftuig",
dat hem behoeden moet tegen muizen en
insecten. Alle kortzichtigheid en domheid
waar de jacht tot nu toe mee behept was en
waarvan zij langzamerhand begon te genezen,
komt nu weer honderdvoud te voorschijn.
O, ik ken wel grondgebruikers, die zich
allerkeurigst zouden gedragen, maar de meerder
heid zou het in weinige jaren zoover brengen,
dat niet alleen het wild was uitgeroeid maar
ook tal van onze mooiste wilde zoogdieren
en vogels. In plaats van de nu nog te voor
komen of te vergoeden schade aan den land
bouwer, komt dan een onherstelbare schade
aan de Nederlandsche Levende Natuur.
(want wil een mensen eenige
rol ter wereld goed spelen,
1 dan moet hij die ook voort
durendvoorzichzelf spelen;)
tot er toevallig iets aan
den dag komt, dat in de
schaduw van al zijn luide
daden en grootsche onder
nemingen verdoken was: een
sentimentaliteit, een troe
bele stroom van
onbeheerscht gevoel, een honger
naar teederheid, een angst
zijn intiemste verhoudingen
eerlijk te stellen, die we
onmogelijk in verband.weten
te brengen met het
zakelijk-zuivere,
maatschappelijk-onkreukbare van zijn
verdere bestaan.
Mysterie van den man,
door Wells aangegrepen om
een van zijn boeiende up to
date romans over te schrij
ven, waarin het geheim
....niet onthuld wordt;
het wordt ons slechts als
geheim getoond; we vra
gen: ja maar wat is het
nu eigenlijk?" en de schrij
ver glimlacht zwijgend,
omdat hij te lang in de
wereld heeft rondgekeken
om het te wagen n be
vredigende verklaring van
een aantal
karaktereigenaardigheden voor te stellen,
omdat hij de ervaring, die
Arnold Bennett door den
mond van Mr. Prohack laat
uitspreken tot de zijne heef t
gemaakt: Naarmate ik
ouder word, ben ik een
boon, als ik niet steeds
minder van het . leven
begrijp."
Het boek begint, zeer
actueel, met een beschrij
ving, hoe'Sir Richmond Hardy, oppositie-Iid
van de groote brandstoffencommissie, bij
den psychiater dr. Martineau op bezoek
gaat, omdat hij niet werken kan; omdat hij
er zich voortdurend over agiteert, dat de
wereld een verschrikkelijke katastrophe
nadert;. . .. en nu komt hij om een drankje
vragen, een kalmeerend drankje, opdat hij
weer kan slapen. Hij is overwerkt; hij moet
gekalmeerd worden; dat is alles, wat hij
noodig heeft....
Hoe voortreffelijk teekent Wells onmid
dellijk in dit eerste hoofdstuk den Man voor
ons, wiens leven aan alle kanten uit zijn voegen
hangt, die niet in of uit weet met al zijn
ziele-complicaties, die hem innerlijk onder
mijnen, maar die voortdurend zijn vertel
bare" moeilijkheden op den voorgrond schuift:
de tegenwerking in de commissie, de ver
blinding van de meeste menschen tegenover
de oeconomische ontreddering; zijn
overkropt-zijn met werk.
Maar Dr. Martineau loopt er niet in; terwijl
de ander praat over de belangrijkheid van
zijn taak, die hij niet in den steek kan laten;
terwijl hij zich verontrust over de toekomst
van Europa, als het zich niet eindelijk tot
zijn ideeën bekeert, maakt hij het plan
er drie weken met zijn nieuwen patiënt op
uit te trekken,, om te praten over alles wat
zich voordoet op hun weg, en zoo geleidelijk
uit te vinden, hoe de innerlijke machinerie
van dezen actieven en intelligenten mensch
zoo in de war is geraakt, dat ze in het verkleind
een beeld geeft van de verwarde wereld.
Het begin van de reis is een succes1 in alle
opzichten; Sir Richmond is niet alleen iemand
met een verrassende phantasie en een schit
terend vernuft," zoodat alles, wat ze in het
voorbijgaan opmerken, een aanleiding wordt
tot een interessant gesprek, maar hij blijkt
ook bereid den dokter den weg te wijzen in
de kronkels van zijn innerlijk: hij vertelt zijn
huwelijk met een goede vrouw, dat toch geen
succes werd; zijn kortstondige relaties met
allerlei soorten van dames en juffers; hij
bekent zijn vasteren band met een geestig,
jong meisje, dat humoristische teekeningen
voor een tijdschrift maakt; dat hem eerst
met haar onafhankelijk intellect betooverde
en hem nu gevangen houdt door haar af
hankelijke hart; en als hij, zooals hij het
zelf noemt takes the machine to pieces,"
komt hij tot de verrassendste zelf-inzichten:
I have been a busy and responsible man
throughout my life. I have handled
complicated public and industria! affairs not
unKLEURECHTE
STREEPSTOFFEN
120 cM. breed, Fl. 1.20 p. Meter.
successfully and discharged quite big
obligations fully an^l faithfully. And all the time,
hidden away from the public eye, my life has
been laced bij the thread of these what
can one cal l them? love ad ventures. How
many? you ask. I don 't know. Never have
I been a whole hearted lover; neverhave I
been able to leave love alone.... Never has
love left me alone."
De dokter maakt zich al illusies in de drie
weken, die ze samen zullen doorbrengen, heel
wat te zullen bereiken, nu de eerste dagen
al zooveel toenadering hebben opgeleverd,
als er plotseling een kink in den kabel komt,
in den vorm van een bekoorlijke, zeer vrije,
zeer moderne Amerikaansche jonge vrouw,
dochter van een petroleummagnaat, die met
een oudere juffrouw als schaduw door Europa
trekt, en van het eerste kwartier af, dat ze
hem ziet, met Sir Richmond groote gesprekken
begint te houden over den toestand van
Europa, over brandstoffen-voorziening, over
archaeologie en een nieuwe samenleving,
zoodat dr. Martineau zich met de onbelang
rijke schaduw" opgescheept ziet, en niet
meer in staat is met zijn patiënt ook maar
een woord te wisselen. Deze schijnt trouwens
alle gedruktheid te zijn vergeten; hij praat,
praat, alsof hij maanden had moeten zwijgen;
hij vindt bij intuïtie de eenig-juiste woorden,
21/vindt bij intttitie de eenig-juiste antwoorden ;
beiden leven verre boven zich zelf uit in een
vervoering om zich aan elkaar te verklaren, om
de kostbare uren uit te buiten, om te genieten
van elk nieuw oogenblik. Ze kunnen hun
toenadering om niets ter wereld opgeven,
niet om de rechtmatige verwijten van den
dokter, die ten slotte teleurgesteld wegtrekt;
niet om de zekerheid, dat haar verloofde binnen
enkele dagen in Engeland zijn zal; niet
terwille van zijn wettige, en zelfs niet ter wille
van zijn onwettige vrouw, die hem beiden
wachten; ze móeten deze onverwachtsche
ontmoeting tot den bodem toe proeven,
al duurt hun heil maar enkele dagen.
En toch is het dezelfde man, die, ziek
en uitgeput.doorwerken blijft in zijn commissie,
omdat zijn buitengewoon plichtsgevoel hem
gebiedt niet zijn taak in den steek te laten,
die voor de gemeenschap zooveel belang heeft,
zelfs niet al kostte het zijn leven.
Het kost hem zijn leven ; en als dr. Martineau,
die meer van hem weet dan iemand anders,
aan zijn eenzaam sterbed zit, (hij heeft nie
mand willen zien, omdat hij zich niet in
staat voelde de vriendelijke, troostrijke
woorden te spreken, die ze van hem zouden
verwachten), dan kan hij. niet anders dan
in zijn hard voor hem pleiten, omdat hij van
hem hield, omdat er van dit wezen met zijn
zeer gecompliceerd karakter, een kracht en
een bekoring uitging, die deden voelen, dat
Iemand hem begrijpen en liefhebben moest.
Iemand die ook the secret places of the
heart" doorgrondt.
A N N i E SALOMONS
SNEEUWKLOKJES
En er zou niets tegen te doen zijn. Zelfs
de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu
menten zou niet vrij zijn op haar eigen grond.
Ik noemde daareven de Carolinenhoeve, een
boerenbedrijf dat aan de Vereeniging behoort.
Ook bezit zij de Lappendeken en den
Rouwenbcrg, bouwland, dat in perceelen verpacht
wordt. Ook landerijen in het Naardermeer
worden verpacht. Deze verpachtingen ge
schieden altijd onder beding, dat de pachters
zich hebben te houden aan de beginselen der
Vereeniging en dus geen plant of dier mogen
,,verdelgen". Onder dezelfde voorwaarden
wordt ook de jacht verpacht. Indien nu
artikel 4 van de nieuwe jachtwet van kracht
wordt, dan krijgen al onze pachters het
jachtrecht en volgens dezelfde wet mag het
pachtcontract geen bepalingen bevatten, die dat
jachtrecht aantasten. Wij kunnen dus niet
eens bedingen, dat de pachter dat recht weer
aan de Vereeniging over draagt, noch dat hij
in de jachtwet genoemde dieren zal bescher
men. Wu zouden alleen pachters kunnen
hebben, die uit beginsel niet jagen en die zijn
er niet. Wel heeft de Vereeniging pachters,
die nu reeds echte Nimrods zijn, al jagen zij
nu volgens contract niet op ons gebied. Eén
enkele kwaadwillige pachter, wicn de een of
andere door ons getroffen maatregel niet naar
den zin is (zulke dingen komen voor) zou in
n seizoen onze reeën kunnen opruimen met
sanctie van de wet en zou, veel gemakkelijker
dan nu, ook in de gelegenheid zijn, om allerlei
ander onheil aan te richten. Het is de vraag,
of de ontwerpers van artikel 4 dit alles wel
overwogen hebben.
De versnippering van het jachtgebied zou
ook ten gevolge hebben dat de bewaking er
minder op werd en dat het gilde der
jachtopzieners of koddebeiers al spoedig tot het
verleden zou behooren. De grondgebruikers
zelven zouden voor koddebeier moeten gaan
spelen, maar daar het ondoenlijk is aan
zoovelen de bevoegdheid van onbezoldigd
rijksveldwachter te verleenen, zou de bewaking
a! gauw achterwege blijven of ontaarden in
een soort van vuistrecht. Het kan niet dikwijls
Nu heffen de knopjes, de witte,
Weer schuchter zich op uit den grond;
Zij doen als verrassende boden
Het blijde ontwaken ons kond;
Zij zijn als de blanke herauten
Van een wonder, dat niemand vergeet;
Het wonder, dat elk jaar terugkeert,
Het wonder, dat lentetijd heet!
A. KLEI N?v. D. L E i j
genoeg herhaald worden, dat wij den vogel
rijkdom van ons land voor een groot deel te
danken hebben aan de strenge er) voort
durende bewaking der jachtvelden. Artikel 4
van de nieuwe jachtwet zou door dit alles een
dikke streep halen.
Ik hoop daarom van harte, dat er iets
anders op wordt gevonden. Er bestaat geen
enkele reden, om in dezen overijld te werk te
gaan. Mij dunkt er kan wel iets op gevonden
worden om de bezitters of pachters van de
jacht aansprakelijk te stellen voor de wild
schade van eenig belang en hen te verplichten
tot schadevergoeding, tot beschermings
maatregelen of tot inperking van het schade
lijk wild en begunstiging van de natuurlijke
vijanden van het wild. De oude koddebeiers
beschouwen dezen laatsten maatregel wel als
pure krankzinnigheid, maar de jongeren zien
liet al veel beter in.
Vóór alles is het gewenscht, dat een wet
als deze, die betrekking heeft op het nog
oudoorgrond leven en samenleven in de natuur
zoo plooibaar is, dat zij op elk gewenscht
oogenblik de gelegenheid kan geven, om de
voorschriften te brengen in overeenstemming
met de vorderingen van de wetenschap.
JAC. P. T H i j s s E
iiiiiiiliiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimii
N.V. KONINKLIJKE KWEEKERIJ l
j MOERHEIM" |
( DEDEMSVAART j
[LEVERT BOVEN TIEN GULDEN[
I FRANCO l
j STATION VAN BESTEMMING i
MIIIMIMIIIIIIIMfllllllllflIIIIIIIimmilUIIIMIIIIIIIIIIIIIItllllflIIIIIIIMIIIflII