De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 februari pagina 5

24 februari 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

24 Febr. '23. - No. 2383 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND DE VOLKSKUNST DER ZEVEN BERGER HONGAREN De Volkskunst uit Hongarije, wie, die ze niet kent. Ze kwam tot ons, in de laatste jaren meer dan ooit, want de kunst uit de verarmde streken moet te gelde gemaakt worden om in het onderhoud te voorzien.Gebrektaan welvaart brengt alle kunst aan den rand van den af grond, zoo ook de volkskunst. Doch deze laatste grijpt ze aan in haar diepste wezen, want ware volkskunst is een weeldekunst, 't Is de handvaardigheid waar vrouwen en mannen in verre, stille, meest bergachtige streken den wintertijd mede korten, als het vee in de stallen staat en de harde verkilde grond den veldarbeid onmogelijk maakt. Dan zit 't gezin te zamen in de eenvoudige vertrekken, en alles rondom heeft de eigenaardige beko ring, van te zijn eigen handwerk. Deuren en wanden zijn versierd met snij- en schilderwerk; weef- en borduurlappen sieren de witte mu ren; opeengestapeld beddegoed toontj in de fijnste, pittigste ornamentiek hoe de huis vrouw haar pronkbed in eere houdt; elk stuk huisraad is gekorven, gesierd; elk kleedingstuk heeft zijn gespeel van kleuren en bonte vormen, die de blijheid zijn van de vrouwendracht. De winter is lang, de wegen zijn drassig en slecht, geen loop van trein of tram brengt de onrust van het verkeer, alleen de dennen zwie pen de regendruppels van hur eeuwig groene takken, daarboven weiver zich de stapel wolken-luchten of het r.me blauw van den wolkeloozen hemel. Volkskunst is de kunst der traditie, de kunst van rust van stilte, van welvaart! Onze tijd befrekent haar dood. Want in onze dagen ken', men geen rust, geen welvaart. Al wat der traditie is, wordt heden uitgescha keld. Nieuw leven, fiïssche levenskracht en levensmoed, vast geloof in de toekomst zijn de hartslagen van het tegenwoordige. Individueele, karaktervolle arbeid verdringt onze belangstelling voor het verleden. De volkskunst, de kunst der traditie ! Tragisch feit! Zij valt en in haar va verandert De dracht der Zevenberger meisjes iiiiillliillllilliiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii haar wezen. \Zij is niet langer het rus'tige weeldewerk, zuiver uitgevoerd uit genot tot het schoone en gemaakt voor eigen huis, eigen kleeding, zij wordt noodgedrongen middel van bestaan. De volkskunst is geworden massaproductie op de wereldmarkt, de machine heeft een deel van den arbeid overgenomen, en heeft haar ijskoud stempel gedrukt op al dien gevoelsarbeid. 't Zijn im mers slechts de kleuren en vormen die waarde hebben, zoo meent men. Wie dat zegt, heeft het wezen der volkskunst niet begrepen. Tot hem spreekt niet het zielvolle van den arbeid, dat rein-ware, fan tastische, warmgevoelige, waardoor elk primitief werkstuk van welken aard ook zóó aantrekkelijk is. De machine steunt en stompt regelmatig, werktuigelijk voort. Gedachte loos is haar werk. Doch beitel en naald brengen elke gedachte van den werker in vorm op de grondstof over en het werkstuk heeft zoo doende iets eigens dat spreekt tot hem en haar, die de taal kunnen tverstaan. Vóór mij ligt een mooi boek. De Volkskunst der Zevenberger Hongaren", uit het Hongaarsch vertaald door A. S. C. Wallis, de bekende Nederlandsche schrijfster die jaren in Oostenrijk-Hongarije ver toefde, wellicht er nog verblijft. (Uitg. H. . D. Tjeenk Willink & Zoon Haarlem.) Het komt mij voor, dat het oorspronkelijke werk, waaruit naast den be langrijken tekst over het beoefenen der volks kunst in het district Zevenbergen de talrijke kleurplaten zijn overgenomen, niet van recenten datum is. Mocht dit toch zoo zijn, dan heeft men in dit werk bijeengebracht de tal rijke traditioneele oude werkstukken die in vroeger tijden zoo schitterend de Zevenberger volkskunst typeerden. Het Peasantart-Nr. 1911 Austria-Hungary van the Studio wijdde reeds een aantal bladzijden aan die Zevenberger boerenkunst, met recht het kost baarste wat Hongarije op dit gebied kan geven. Wat ons ook thans weer op de kleurige gebruiksstukken treft, is het beschaafde in tint en toon. De aarden kannen inhungrijs-bruine grondtint, beschilderd met bruin en blauw, de aarden borden met hun gele, groene en blauwe decors, de haardtegels in hun vlakke, teere tinten, de houtbewerking en -ver siering in haar veelheid van vormen, dat alles doet evenwichtig en genoegelijk aan. Hoe verre staat deze arbeid in voornaamheid boven het Beiersche schiderwerk, dat hoewel vroolijk, toch in vele gevallen zoo opdringerig is. En het borduurwerk ! Is zij geen pronkje dat Zevenbergsche meisje, zooals ze daar staat in haar waaiervormig geplisseerden witten rok, den zwarten bovenrok omgeslagen zoodat de felroode tegenzijde te zien komt, haar wit katoenen blousje met bovenmouw- en polsborduursel, haar blauw plisséschortje met de twee veelkleu rige banden, zoo menigmaal hier te lande getoond, en dan haar kost baarste kleedingstuk: het gebor duurde overjakje. Dat jakje, ge kunt het op de kleurplaten in het boek zien, geeft een schat van bloemen in compacte, frissche samenstelling. Zooals bij de volkskunst in andere landen zullen ook hier wel patroon en kleuren verband houden met jeugd, welgesteldheid, huwelijk, of weduwschap. De Zevenberger vrouwen zijn be roemd om haar borduursels. Onder de vele wijzen van uitvoering is het Geschriebenes" wel de meest Aarde kannen uit Zevenbergen gebruikte techniek. Oude vrouwen schrijven met een pen met roet het veelal ingewikkelde patroon op linnen, meest de grondstof van het volksborduurwerk. De lijnen worden dan met wol of zijde in breedc trekken met een soort tweezijdigen festonsteek op het doek gewerkt, de Hongaarsche werksteek, die ons door zijn eenvoudige effectvolle uitvoering telkens weer treft. Er is nog veel meer te zien en op te merken in dit boek van de traditie. Waarlijk in geen onzer kunstbibliotheken mag het ontbreken, want uit het verleden van de volkskunst met haar logischen eenvoud, haar ongerepte schoonheid en waarh eid, is ook voor onze vrouwelijke handenarbeid nog zooveel te leeren. E L i s. M. R o o c; E BIJKOM STIGHEDEN LXI. The secret places of the Heart, bij H. G. Wells. Cassell and Company, Ltd. London, NewYork, Toronto and Melbourne. Er is nu al zooveel geschreven over het mysterie van de vrouw, de vrouw als de sfynx, de sfynx zonder raadsel, dat het einde lijk tijd wordt, zich in het mysterie van den man te gaan verdiepen, dat après tont wel eens nogjgecompliceerderen nog onoplosbaarderzou kunnen blijken te zijn. Want een vrouw is, om zoo te zeggen openhartig gecompliceerd; ze is betrouwbaar-onbetrouwbaar, en we kunnen rekenen op haar onberekenbaarheid; het mysterieuse" van haar wezen ligt er dik-op, in haar vagen blik, in haar drootnerige gebaren; maar een man spreekt en doet en kijkt, alsof hij een logischdenkend, een nuchter-beheerscrit, een schepsel uit-én stuk, een actief bouwer van werkelijk heden ware; hij gelooft dat wellicht zelf ook, VRUCHTENKOEKJES VAN SIFKES HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak ? lllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllltlMIIIIIIIIIII EEN NIEUWE JACHTWET In'vroeger eeuwen reden de jagers ongege neerd door den te veld staanden oogst, en als de boer wat tegenpruttelde dan kreeg hij nog ransel op den koop toe. Hier en daar stond een flinke eik, daar konden heel geriefelijk stroopers aan worden opgehangen. Ge weet de eik maakt van die mooie lange zijtakken, loodrecht uit den stam. Of dit nu allemaal in ons land gebeurde weet ik niet, maar in Frankrijk en Engeland lijkt dat heel gewoon geweest te zijn. In ieder geval, het ligt lang in het verleden, maar heelemaal vergeven en vergeten is het blijkbaar nog niet. Tegenwoordig is de verstandhouding tusschen jager en boer al heel wat beter en gelden de grieven meer het wild. De haas en de kool zijn in de volksverbeelding onafscheidelijk aan elkander verbonden, of anders zit hij in 't knollenland. Toch, als je gaat navragen. dan komt langoor er nog al genadig af. Nauwkeurige gegevens over een flink tijds verloop zijn natuurlijk alweer niet voor handen. Daar hadden eigenlijk Nimrod of de Nederlandsche Jager eens voor moeten zorgen. Nu kan men slechts in het algemeen beweren, dat de hazen nergens in Nederland buiten gewoon talrijk zijn en dat ze zelden of nooit iemands bedrijf ernstig schaden. Ik zou wel eens willen weten, hoe het op Schiermonnikoog gaat, want nergens in de wereld heb ik zoo veel hazen gezien als kort voor den oorlog op dat mooie eiland. Ze holden er bij halve dozijnen tegelijk langs den buitenvoet der duinen en schrikten de meeuwen op, die aan strandpoelen stonden te droomen. Wie flink over wildschade wil hooren uitpakken, moei naar de Veluwe gaan. Het avontuur van de Zwijnen van den Prins is nu al wel afgeloopen, maar nog altijd zijn er reeën en herten, die naast het gewone voedsel, dat zij normaal uit het woud mogen betrekken ook een groote voorliefde betoonen voor rogge en aardap pelen, de voornaamste rijkdom van menig Betuwnaartje. Vroeger heb ik hier al eens verteld hoe de groote edelherten in de sche mering en ook wel bij klaarlichten dag de omheiningen weten te forceeren en dan met hun voorpooten gaan delven. Als je zoo'n hoekje omgewoeld aardappelland bekijkt, dan geeft dat wel een sterken indruk van schade en verwoesting, maar een catastrofe is het toch lang niet. Ook is het gemakkelijk genoeg om de omheining sterker en hooger te maken; zie maar eens naar de mooie verdedigings werken aan de Carolinahoeve, midden in de bosschen van de vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Maar niet iedereen kan zulke heiningen laten maken en als je nu denkt aan al die herten en reeën (en rendieren dolen er ook al), dan lijkt het landbouwbedrijf op de Veluwe we! een hachelijke bezigheid. Doch net als bij de hazen valt dat bij navraag geweldig mee en blijkt ernstige schade slechts af en toe en dan nog plaatselijk te worden aangericht. Zoo zouden we wildsoort voor wildsoort kunnen beschouwen en steeds tot de slotsom komen, dat onder onze tegenwoordige jacht wet, die ik overigens niet bewonder, de wildschade niet van dien aard is, dat zij niet gemakkelijk zou kunnen worden beperkt of voorkomen of vergoed. Ik durf het haast niet neer te schrijven, maar ik ben van meening dat deze optimistische opvatting zelfs gehul digd kan blijven ten opzichte van het konijn, het ever to be accursed" beestje van Sir Herbert Maxwell. Indien de jagers en vooral de jachtopzieners bijtijds hun houding hadden kunnen wijzigen jegens het rooftuig", zooals hermelijn en havik, dan was er heel wat minder moeite. Hier zou het Staatsboschbeheer ons ook behartigenswaarde wenken kunnen geven, n.a. omtrent de manier, waarop het de bebosschingen van de Schoorlsche duinen vrij van konijnen heeft weten te krijgen en te houden. De ontwerpers van de nieuwe jachtwet hebben gemeend, den grondgebruiker op meer afdoende wijze te moeten en te kunnen be schermen, en wel door hem eenvoudig het jachtrecht op te dragen op het door hem gepachte gebied. Nu lijkt alles op -eens zeer eenvoudig: de pachter neemt voor een beetje geld een jachtacte, schaft zich geweer en patronen aan, desnoods ook de door de wet vergunde strikken en netten en kan nu niet alleen zijn kool en koren verdedigen, maar ook zoolang als het duurt, alle dagen wildbraad eten of voordeelige transacties sluiten met den poclier. Heeft hij er geen zin aan, dan kan hij zijn recht verpachten aan derden. Ge ziet, dat op deze wijze het aantal jagers legio zal worden. Er komen voor korten tijd gouden dagen voor de handelaars in jachlartikclen en de Schatkist boekt een poosje grootere ontvangsten aan groote en kleine jachtakten. Het wild wordt goedkoop; de venters loopen de deur plat met hazen, ko nijnen, fazanten, reebout en herterug en al de dieren, die nog al tamelijk vaag en on wetenschappelijk in de wet worden genoemd als ,,wild". De nieuwe jagers zullen voor het meerendeel zeer sterk geraken onder de romantische bekoring van het jachtbedrijf en met voorbijzien van hun eigen landbouwbelang krijg gaan voeren tegen het rooftuig", dat hem behoeden moet tegen muizen en insecten. Alle kortzichtigheid en domheid waar de jacht tot nu toe mee behept was en waarvan zij langzamerhand begon te genezen, komt nu weer honderdvoud te voorschijn. O, ik ken wel grondgebruikers, die zich allerkeurigst zouden gedragen, maar de meerder heid zou het in weinige jaren zoover brengen, dat niet alleen het wild was uitgeroeid maar ook tal van onze mooiste wilde zoogdieren en vogels. In plaats van de nu nog te voor komen of te vergoeden schade aan den land bouwer, komt dan een onherstelbare schade aan de Nederlandsche Levende Natuur. (want wil een mensen eenige rol ter wereld goed spelen, 1 dan moet hij die ook voort durendvoorzichzelf spelen;) tot er toevallig iets aan den dag komt, dat in de schaduw van al zijn luide daden en grootsche onder nemingen verdoken was: een sentimentaliteit, een troe bele stroom van onbeheerscht gevoel, een honger naar teederheid, een angst zijn intiemste verhoudingen eerlijk te stellen, die we onmogelijk in verband.weten te brengen met het zakelijk-zuivere, maatschappelijk-onkreukbare van zijn verdere bestaan. Mysterie van den man, door Wells aangegrepen om een van zijn boeiende up to date romans over te schrij ven, waarin het geheim ....niet onthuld wordt; het wordt ons slechts als geheim getoond; we vra gen: ja maar wat is het nu eigenlijk?" en de schrij ver glimlacht zwijgend, omdat hij te lang in de wereld heeft rondgekeken om het te wagen n be vredigende verklaring van een aantal karaktereigenaardigheden voor te stellen, omdat hij de ervaring, die Arnold Bennett door den mond van Mr. Prohack laat uitspreken tot de zijne heef t gemaakt: Naarmate ik ouder word, ben ik een boon, als ik niet steeds minder van het . leven begrijp." Het boek begint, zeer actueel, met een beschrij ving, hoe'Sir Richmond Hardy, oppositie-Iid van de groote brandstoffencommissie, bij den psychiater dr. Martineau op bezoek gaat, omdat hij niet werken kan; omdat hij er zich voortdurend over agiteert, dat de wereld een verschrikkelijke katastrophe nadert;. . .. en nu komt hij om een drankje vragen, een kalmeerend drankje, opdat hij weer kan slapen. Hij is overwerkt; hij moet gekalmeerd worden; dat is alles, wat hij noodig heeft.... Hoe voortreffelijk teekent Wells onmid dellijk in dit eerste hoofdstuk den Man voor ons, wiens leven aan alle kanten uit zijn voegen hangt, die niet in of uit weet met al zijn ziele-complicaties, die hem innerlijk onder mijnen, maar die voortdurend zijn vertel bare" moeilijkheden op den voorgrond schuift: de tegenwerking in de commissie, de ver blinding van de meeste menschen tegenover de oeconomische ontreddering; zijn overkropt-zijn met werk. Maar Dr. Martineau loopt er niet in; terwijl de ander praat over de belangrijkheid van zijn taak, die hij niet in den steek kan laten; terwijl hij zich verontrust over de toekomst van Europa, als het zich niet eindelijk tot zijn ideeën bekeert, maakt hij het plan er drie weken met zijn nieuwen patiënt op uit te trekken,, om te praten over alles wat zich voordoet op hun weg, en zoo geleidelijk uit te vinden, hoe de innerlijke machinerie van dezen actieven en intelligenten mensch zoo in de war is geraakt, dat ze in het verkleind een beeld geeft van de verwarde wereld. Het begin van de reis is een succes1 in alle opzichten; Sir Richmond is niet alleen iemand met een verrassende phantasie en een schit terend vernuft," zoodat alles, wat ze in het voorbijgaan opmerken, een aanleiding wordt tot een interessant gesprek, maar hij blijkt ook bereid den dokter den weg te wijzen in de kronkels van zijn innerlijk: hij vertelt zijn huwelijk met een goede vrouw, dat toch geen succes werd; zijn kortstondige relaties met allerlei soorten van dames en juffers; hij bekent zijn vasteren band met een geestig, jong meisje, dat humoristische teekeningen voor een tijdschrift maakt; dat hem eerst met haar onafhankelijk intellect betooverde en hem nu gevangen houdt door haar af hankelijke hart; en als hij, zooals hij het zelf noemt takes the machine to pieces," komt hij tot de verrassendste zelf-inzichten: I have been a busy and responsible man throughout my life. I have handled complicated public and industria! affairs not unKLEURECHTE STREEPSTOFFEN 120 cM. breed, Fl. 1.20 p. Meter. successfully and discharged quite big obligations fully an^l faithfully. And all the time, hidden away from the public eye, my life has been laced bij the thread of these what can one cal l them? love ad ventures. How many? you ask. I don 't know. Never have I been a whole hearted lover; neverhave I been able to leave love alone.... Never has love left me alone." De dokter maakt zich al illusies in de drie weken, die ze samen zullen doorbrengen, heel wat te zullen bereiken, nu de eerste dagen al zooveel toenadering hebben opgeleverd, als er plotseling een kink in den kabel komt, in den vorm van een bekoorlijke, zeer vrije, zeer moderne Amerikaansche jonge vrouw, dochter van een petroleummagnaat, die met een oudere juffrouw als schaduw door Europa trekt, en van het eerste kwartier af, dat ze hem ziet, met Sir Richmond groote gesprekken begint te houden over den toestand van Europa, over brandstoffen-voorziening, over archaeologie en een nieuwe samenleving, zoodat dr. Martineau zich met de onbelang rijke schaduw" opgescheept ziet, en niet meer in staat is met zijn patiënt ook maar een woord te wisselen. Deze schijnt trouwens alle gedruktheid te zijn vergeten; hij praat, praat, alsof hij maanden had moeten zwijgen; hij vindt bij intuïtie de eenig-juiste woorden, 21/vindt bij intttitie de eenig-juiste antwoorden ; beiden leven verre boven zich zelf uit in een vervoering om zich aan elkaar te verklaren, om de kostbare uren uit te buiten, om te genieten van elk nieuw oogenblik. Ze kunnen hun toenadering om niets ter wereld opgeven, niet om de rechtmatige verwijten van den dokter, die ten slotte teleurgesteld wegtrekt; niet om de zekerheid, dat haar verloofde binnen enkele dagen in Engeland zijn zal; niet terwille van zijn wettige, en zelfs niet ter wille van zijn onwettige vrouw, die hem beiden wachten; ze móeten deze onverwachtsche ontmoeting tot den bodem toe proeven, al duurt hun heil maar enkele dagen. En toch is het dezelfde man, die, ziek en uitgeput.doorwerken blijft in zijn commissie, omdat zijn buitengewoon plichtsgevoel hem gebiedt niet zijn taak in den steek te laten, die voor de gemeenschap zooveel belang heeft, zelfs niet al kostte het zijn leven. Het kost hem zijn leven ; en als dr. Martineau, die meer van hem weet dan iemand anders, aan zijn eenzaam sterbed zit, (hij heeft nie mand willen zien, omdat hij zich niet in staat voelde de vriendelijke, troostrijke woorden te spreken, die ze van hem zouden verwachten), dan kan hij. niet anders dan in zijn hard voor hem pleiten, omdat hij van hem hield, omdat er van dit wezen met zijn zeer gecompliceerd karakter, een kracht en een bekoring uitging, die deden voelen, dat Iemand hem begrijpen en liefhebben moest. Iemand die ook the secret places of the heart" doorgrondt. A N N i E SALOMONS SNEEUWKLOKJES En er zou niets tegen te doen zijn. Zelfs de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten zou niet vrij zijn op haar eigen grond. Ik noemde daareven de Carolinenhoeve, een boerenbedrijf dat aan de Vereeniging behoort. Ook bezit zij de Lappendeken en den Rouwenbcrg, bouwland, dat in perceelen verpacht wordt. Ook landerijen in het Naardermeer worden verpacht. Deze verpachtingen ge schieden altijd onder beding, dat de pachters zich hebben te houden aan de beginselen der Vereeniging en dus geen plant of dier mogen ,,verdelgen". Onder dezelfde voorwaarden wordt ook de jacht verpacht. Indien nu artikel 4 van de nieuwe jachtwet van kracht wordt, dan krijgen al onze pachters het jachtrecht en volgens dezelfde wet mag het pachtcontract geen bepalingen bevatten, die dat jachtrecht aantasten. Wij kunnen dus niet eens bedingen, dat de pachter dat recht weer aan de Vereeniging over draagt, noch dat hij in de jachtwet genoemde dieren zal bescher men. Wu zouden alleen pachters kunnen hebben, die uit beginsel niet jagen en die zijn er niet. Wel heeft de Vereeniging pachters, die nu reeds echte Nimrods zijn, al jagen zij nu volgens contract niet op ons gebied. Eén enkele kwaadwillige pachter, wicn de een of andere door ons getroffen maatregel niet naar den zin is (zulke dingen komen voor) zou in n seizoen onze reeën kunnen opruimen met sanctie van de wet en zou, veel gemakkelijker dan nu, ook in de gelegenheid zijn, om allerlei ander onheil aan te richten. Het is de vraag, of de ontwerpers van artikel 4 dit alles wel overwogen hebben. De versnippering van het jachtgebied zou ook ten gevolge hebben dat de bewaking er minder op werd en dat het gilde der jachtopzieners of koddebeiers al spoedig tot het verleden zou behooren. De grondgebruikers zelven zouden voor koddebeier moeten gaan spelen, maar daar het ondoenlijk is aan zoovelen de bevoegdheid van onbezoldigd rijksveldwachter te verleenen, zou de bewaking a! gauw achterwege blijven of ontaarden in een soort van vuistrecht. Het kan niet dikwijls Nu heffen de knopjes, de witte, Weer schuchter zich op uit den grond; Zij doen als verrassende boden Het blijde ontwaken ons kond; Zij zijn als de blanke herauten Van een wonder, dat niemand vergeet; Het wonder, dat elk jaar terugkeert, Het wonder, dat lentetijd heet! A. KLEI N?v. D. L E i j genoeg herhaald worden, dat wij den vogel rijkdom van ons land voor een groot deel te danken hebben aan de strenge er) voort durende bewaking der jachtvelden. Artikel 4 van de nieuwe jachtwet zou door dit alles een dikke streep halen. Ik hoop daarom van harte, dat er iets anders op wordt gevonden. Er bestaat geen enkele reden, om in dezen overijld te werk te gaan. Mij dunkt er kan wel iets op gevonden worden om de bezitters of pachters van de jacht aansprakelijk te stellen voor de wild schade van eenig belang en hen te verplichten tot schadevergoeding, tot beschermings maatregelen of tot inperking van het schade lijk wild en begunstiging van de natuurlijke vijanden van het wild. De oude koddebeiers beschouwen dezen laatsten maatregel wel als pure krankzinnigheid, maar de jongeren zien liet al veel beter in. Vóór alles is het gewenscht, dat een wet als deze, die betrekking heeft op het nog oudoorgrond leven en samenleven in de natuur zoo plooibaar is, dat zij op elk gewenscht oogenblik de gelegenheid kan geven, om de voorschriften te brengen in overeenstemming met de vorderingen van de wetenschap. JAC. P. T H i j s s E iiiiiiiliiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimii N.V. KONINKLIJKE KWEEKERIJ l j MOERHEIM" | ( DEDEMSVAART j [LEVERT BOVEN TIEN GULDEN[ I FRANCO l j STATION VAN BESTEMMING i MIIIMIMIIIIIIIMfllllllllflIIIIIIIimmilUIIIMIIIIIIIIIIIIIItllllflIIIIIIIMIIIflII

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl