De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 februari pagina 8

24 februari 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Febr. '23. - No. 2383 DE PASSIEBLOEM (La Malquerida) van Jacinto Benavente (opgevoerd d or de N. V. Het Schouwtoneel"; Teekeningen voor ,,de Amsterdammer'" door B. van Vlijmen TIO EUSEBIO (Co Balfoort) iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in 11 ACCACIA (Kitty Perin?Kluppel) C. B. VAN BOHEMEN RESTAURATEUR VAN OUDE SCHILDERIJEN f door Dr. Bredlus als zoodanig erkend) HELMERSSTR. 57 DEN HAAG SCHILDERKUNSTKRONIEK diner i £ £ ooed tx>efc, mjouar hek 'ÉoouUle duurt / "i" minimi iiiiiiiiiiii i i HUI m Vraag aan Uwen boekband; laar HET SEXUEELE LEVEN DOOR Dr. C. J. WIJNAENDTS FRANCKEN Ing. f 4.90. Qeb. f 5.90. ,,Het is weldoend een boek als liet bovengenoemde onvoorwaardelijk te kunnen aanbevelen." (C. E.-M. in De Vrouw) Uitgaaf van H. D TJEENK WILL NK & ZOON - Haarlem iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiii JAC. URLUS HAVANA 12 Ct. SIttAAR bij KATTINUCoJembrandtpl.Uinstelstf, IN ,,ARTI" TE AMSTERDAM. Deze tentoonstelling van een vijftal schil ders, verschillend van wezen en van voor dracht daardoor, brengt geen enkele fel naar voren. Sam van Beek, de teekenaar van vogels, verdraagt het groote aantal, opeens tot beziens geboden, niet; zijn zwarte plekken worden te duidelijk; er is een gebrek aan kracht, een gebrek aan innerlijk, dus aan diepte, aan forschheid van lijn en kleur. Het beste is de bruine bril-uil. Gerdes is soms moedwillig-romantisch en dat is zijn eigen wezen toch niet. Ik noem vau hem de droom gezichten, een portret, 't vergeten dorp. Hulshojf?Pol is daarentegen een roman tische natuur, die den zwier der romantiek heeft, en soms de leegte, die romantici kan overkomen (het beste zijn een interieur, de oude kerk, de studie van een boerderij enz.). Germ. de Jong is tiet zuiverst bewogen, en het meest geschakeerd. Hij heeft een goed winter landschap, groot en zuiver, een Ilusie", koel als een ijspegel, een Maannacht, een bloem stuk terwijl er ook een voorbeeld van fijn, fransch cubistne onder zijn werken is. Het aardigste ding van G. Westermann, den schil der van paarden (die beter kan, dan ge na dit alles mocht meenen) is het zwarte veulen, een studie, die bij den ingang hangt. Van de por tretten der paardrijdenden is No. 114,,Buiten" bij verre het beste; van de andere portretten is dat van Neuromo van Amerongen het levendst. Zijn romantische figuren (als ,,phantasie" etc.), al hebben ze bij buien iets, dat niet geheel te verwerpen is, zijn nooit belangrijk genoeg; ze missen verfijning, zuiverheid of grootheid in den droom. MARIANNE HARTONG (VUURSLAG, SCIIEVENINÜEN). Er zijn van Marianne Hartong drie soorten schilderijen te zien in den Vuurslag" alle ESTEBAN (Jan Musch) RAIMUNDA (Wilh. v.d. Horst-v, d. LugtMelsert) l l III III IUIIMIII l III III HUI | IIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII RUBIO (Sam de Vries) uit n wezen afkomstig, maar verschillend door schakeering. De eerste soort is die, waarachter ge Suze Robertson's zwaarder natuur voelt; de appelen op de schaal (No. 18) zijn hiervan het ken merkend voorbeeld. De factuur, dat spreekt van zelf, is daar duidelijk en zwaar. De tweede soort is die, waarin de vorm zui verder benaderd, de kleur meer verdroomd is. De witte Aaronskelken (No. 24), een schilderij, dat in het benedendeel wat te leeg is, zijn de uitdrukking van deze tweede schakeering. De derde soort is 't werk, waarin het schilde rij zijn geslotenheid verloor; waar de kleur rijk en toch verzonken is. (No. 23) Zoo'n schil derij met zijn bedeesde toch niet arme kleurbekoring is geen geheel; het lijkt een deel van een grooter eenheid het mist dus een ele ment, hier noodzakelijk, en dat is een te constateeren gebrek. De heele verzameling is een uiting van een teruggetrokken, eer schuw gevoel, dat niet zonder hevigheid begonnen, ten slotte op teederder trant zich zal uiten. WlLLEM ROELOFS JR. (IN PULCHRI STUDIO). Zelden zag ik een tentoonstelling, die zóó zeer in twee deelen van verschillende waarde uiteen viel, en die toch niets dan schilderijen, etc. van n schilder bevat. De visschen-stillevens zijn eindeloos veel beter dan de overige voorstellingen. Het beste van alles is het stil leven met den rog en met den lantaarn (in bruiner). Zonder den zwier van Vollou te bereiken, getuigt dit werk van een kunde in Willem Roelofs en van zijn vermogen een groot, uit verschillende deelen samengesteld geheel, te beheerschen, dat ge niet zoudt ver wachten, zoo ge alleen zijn laatste stillevens kendet met de harde, te harde, of te troebele kleuren, en met de meedoogenlooze blinklichten. Het tweede groote visschenstuk is niet zóó goed; er is daar op verschillende plaatsen te veel handigheid zonder diepte, te veel uiterlijks zonder dwang of drang van binnen. Hetzelfde is aan te voeren tegen de inooten visch, het groene teiltje tegen de witte tegels; te waardeeren zijn weer de sprotjes, met de touwtjes, het witte kopje tegen een RUN-& HOEZELWIINEK raoal 11.0.80 por U WIJNHANDEL DE BARBANSON Amstal 51 Amsterdam. witten grond, een groote aquarel van visch met teil en gele kan vertoont daarentegen weer de fouten. Het overige werk zal ik niet verder bespre ken het is zonder liefde geschilderd, en daarom mislukt. LUCIE VAN DAM VAN ISSELT (IN PULCHRI STUDIO). Het wordt tijd, dat Lucie van Dam van Isselt ons weer een cactus schildert, of een stilleven van geplunderde spruit- of kool stronken, staande boven sneeuw of donkere aarde, waar zij al haar aandacht voor den vorm verbindt met de grootste innigheid van kleur, die haar mogelijk is. Het is een nood zakelijke kuur voor haar werk; iets, dat ze van tijd tot tijd moet realiseeren. Van de drie werken, die zij op Pulchri heeft, is de cactus het meest geslaagd, breed en stevig verwer kelijkt; in den kop van den dooden haan zijn de kleuren schoon-verholen levend; de mutsenbol, het eigenaardig onderwerp, moest of meer bizar zijn bekeken, of straffer uit gedrukt. VOERMAN (KUNSTHANDEL EVERTS, ROTTER DAM). Ik ben nooit een roemend beschouwer ge weest van de bloemen van Voerman. Zij mo gen het kenmerk eener persoonlijkheid vertoonen, zij zijn mij altijd te papierig; ze hebben mij altijd te veel van een patroon van een behangsel; ze zijn zonder geur of heerlijkheid (een doove zou op deze wijs muziekinstrumen ten schilderen). Maar juist dat, wat ik haast altijd in de bloemen mis (er zijn uitzonderingen en hier op de tentoonstelling is een uitzonde ring) vind ik in een landschap, waar het blauw leeft, en glorie heeft en innerlijks. In da1 blauw, etc. is die diepe beweeglijkheid, die ook in Voerrnan's bloemen altijd moest zijn; zij toch geeft naast de kleur-, de geursensatie. Maar naast twee werken te prijzen om deze eigenschap (l en 13), zijn er een aantal andere, die vol charme zijn. Ze hebben niet het per fecte maar koele, dat Voerman zich ten doel stelt en onwillekeurig bereikt, ze hebben de levende noteering van den vorm bijv. van een stadsprofiel onder een lucht, en ze hebben de frischheid van het voorjaar aan zich; ze zijn jong; het gevoel is jong i n hen (zie bijv. 12). Een boschgrond in dezen kunsthandel is een eigenaardig werk (er zijn meer eigenaardige Voerrnan's); een spiegeling van wolken in water (een vroeg werk van de lange serie dezer weerkaatsingen) is uitgeknipt; nog wankelt hier het schoone licht niet. Te noemen is No. 6, met den wolk waarboven de lucht weer blauwt, en No. 14 de koeien aan 't water.... Om n eigenschap was deze tentoonstelling nog te waardeeren; de wanden waren niet volgepropt. PLASSCHAERT iiiiiuiimiHiiiiliiimiiiiiiuimiimiiiiiiiiituimiiut TENTOONSTELLINGEN UTRECHTSCUE KUNSTHANDEL, OUDKEKKHOF25, UTRECHT. Tentoonstelling van werken van Jan Mankes. STEDELIJK MUSEUM, AMSTERDAM. Muur schilderingen van M. J. Richters. CADILLAC Hit Meesterstuk der iutolecfiniik Importeur: K. LANDEWEER, UTRECHT iiimiiiiiimiiiiiiiiinii in n m ,, ,?, ,,,,?,,,?, ,,?, m |t , f| ( tt|| , IIIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII iiiiniiMiiiiniiiii HET LAATSTE OORDEEL Nu zou ik het dan eindelijk te weten komen ! Zoo talloos vele malen had ik mij n.I. in het leven afgevraagd of de mensch na zijn dood geoordeeld zou worden, en, zoo ja, waarin dan toch de straffen zouden bestaan. En naar mate ik me meer ontwikkeld had, van het wezen der dingen soms iets was gaan begrijpen, had zich mijne meening dienaangaande ge wijzigd. Oorspronkelijk had ik met zoovelen, wien dat geleerd wordt, geloofd, dat er niet alleen een laatste oordeel was, maar dat dit werd uitgesproken door een verheven Vierschaar onder leiding van God zelf en dat de meest voorkomende straf was een veroordeeling tot, al dan niet eeuwig, verblijf in een hel. Maar later, toen ik begreep dat de Godheid nimmer een menschelijken indruk kon maken en nimmer iets zou doen op het voorbeeld van ons menschen, dat bovendien Zijn algoedheid Hem er van moest weerhouden om, ook nimmereindigende, straffen uit te spreken, begreep ik dat deze opvatting omtrent laatste oordeel en hel toch al te naief is. Ik begreep dat.... als er na den dood een oordeel en straffen waren.... dat die dan geheel anders moeten zijn, dan wij hier op aarde gewoon zijn. En hoewel ik er me hoe langer hoe minder een voorstelling van kon maken, hoe het dan hiernamaals zou toegaan, begreep ik meer en meer dat zelfs bij een op vatting van een min of rneer persoonlijken God Diens alliefde en albegrijpen ten gevolge moesten hebben dat van een straf in onzen zin nimmer sprake kon zijn, dat er dan ten hoogste iets kon zijn van een VaderlijkMoederlijk begrijpend woord, dat toch tot kalme vermaning strekte, dat ons opwekte tot een hooger moraal, dat ons voorbereidde voor de uiteindelijke gelukzaligheid van den Hemel, die op den duur toch door ons allen bereikt moet kunnen worden. Maar hoe zou het de Godheid dan mogelijk zijn, voor ieder onzer de vermaning te vinden, welke juist streng en toch altijd liefderijk genoeg was, welke steeds het volledig besef van de gemaakte fout bijbracht en toch nim mer wanhopig maakte? Ik had er veel en veel over gepeinsd, maar hoe langer hoe meer ver vluchtigden zich mijne ideeën dienaangaande. En nu zou ik het dan eindelijk gewaarworden; wel is waar aan den lijve.... en dies was ik wel zeer onrustig, maar de onzekerheid zou dan toch ten minste eindelijk uit zijn. Eindelijk zou ik het weten, waarnaar ik zoo lange jaren in steeds sterker mate gehunkerd had. Want gisteren was ik zacht en vredig gestorven en reeds heden had ik de oproeping ontvangen om voor het Hemelsche Gerecht te verschijnen. Er was in den vorm van den oproep niets wat schrik aanjoeg, maar de oproep zelf, of beter nog mijn geweten, dat tijdens m'n leven dikwijls zoo geweldig had geknaagd, veront rustte me in de hoogste mate. Wel had ik op aard altijd wat men noemt fatsoendelijk" geleefd (ik voelde me verbazend veel beter dan dieven, moordenaars en zelfs dan andere veel minder slechte" menschen), wel had ik nooit eenige gemeenheid begaan, waarvoor ik me voor den rechter of zelfs maar voor de publieke opinie had beh oeven te verantwoor den wel was ik op aarde zelfs door m'n niedeinenschenom m'n rechtschapenheid geëerd ge weest, maar toch hier aan de andere zijde, te midden van de smettelooze reinheid van de hemelingen, omtrent wier rechts- en moraliteitsregelen ik toch maar nooit zekerheid had kunnen krijgen, hier voelde ik m'n zelfver trouwen ineen schrompelen en ik vroeg mij af of ik après tout toch misschien niet nog een wat pover figuur zou maken, want ineens bedacht ik me wie wel eens als mijn rechters zouden kunnen fungeeren. Was het niet denkbaar dat hiervoor waren gekozen de besten onder de besten van alle tijden? En dan niet de besten onder de rechters, maar onder de menschen; ja bedacht ik mij met schrik wat zou er van mij worden als tegen over Boeddha, Confucius, Jesus zelf mijn te kortkomingen zouden worden opgesomd? Maar ik hernam mij en, gedachtig aan wat ik op aarde zoo dikwijls had vernomen en ook zelf had gepredikt, dat n.I. een mensch de consequenties van zijn daden heeft te aan vaarden en zich over niets ongerust behoeft te maken, zoolang hij oprecht naar het goede heeft gestreefd, maakte ik mij op om aan mijn oproep gehoor te geven, en toen ik aan de opgegeven plaats kwam overheerschte weer de heerlijke verwachting, dat mijn raadsel thans stond te worden opgelost. Maar waar verzocht men mij binnen te gaan? Niet weinig was ik verbaasd; want in stede van de stemmige atmosfeer van iets wat op een rechtszaal op een verheven rechtsnatuur in den Hemel leek, zag ik mij plot seling verplaatst in iets wat ik met den besten wil niet anders kon vergelijken dan met wat men op aarde een bioscooptheater noemt. Het was een uiterst smaakvolle zaal van strengen harmonieusen eenvoud, van zeer groote af metingen: op het eerste gezicht herkende ik onder de toeschouwers'?geen plaats was onbe zet ??familieleden, vrienden, kennissen, ook schrijvers, schilders, componisten uit alle tijden en landen, met wier werken ik op aarde had kennis gemaakt of over wie ik wel eens een oordeel had uitgesproken; ook waren er tallooze mij volslagen vreemden, maar allen in liernelsche verschijning. Hoewel het reeds uit het vorenstaande volgt, vermeld ik nog uitdrukkelijk dat ik ook de groote godsdienst stichters herkende en op de eereplaats stoelde de Godheid zelf: verschijning van niet te beschrijven verhevenheid, maar zonder het minste zweem van majesteit, van andere meerderheid, dan die welke het gevolg is van beter begrijpen. Men deed mij plaats nemen op een afzonder lijke plaats, vanwaar ik iederen aanwezige kon zien en tevens het tooneel goed kon over zien. Ik vroeg me af of dit nu dat laatste oor deel was waarover die domme levenden zich dikwijls zoo ongerust maken,, - maar ik was te vlug, want toen wist ik nog niet wat zou volgen ! Nauwelijks was ik dan gezeten of degeen van wien ik later begreep dat hij de plaats van het Openbaar Ministerie innam, vroeg of een aanvang kon worden gemaakt met mijn zaak ! Op het toestemmend antwoord begon een filmvertooning, waarvan ik niet dadelijk de bedoeling begreep, maar waarvan me toch tamelijk spoedig bleek, dat ze mijn leven op aarde in beeld bracht! Ik begon meer en meer schik in 't geval te krijgen ! Daar lag ik als baby en m'n Moeder vertroe telde me: wat een lief gezicht! Het was op zijn minst even aardig als ik op aarde mijn vrouw met m'n zoon gezien had. En nu begon ik al met m'n handjes naar Moeder te grijpen, ik begon te kraaien en te praten: ach wat was ik een aardig ventje, en wat leuk om zoo jezelf te zien op dien leeftijd ! De heele zaal had er schik in. Langzaam aan werd ik ouder, begon te loopen en een jonge tje te worden, en al was ik niet meer zoo snoezig als in 't begin, 't was toch aardig tot ineens, au wat deed dat pijn ! Hier in die volle zaal werd vertoond m'n eerste jokkentje tegen Vader en niet alleen vertoond want dan hadden de toeschouwers het misschien nog niet eens begrepen, maar het was een spre kende film en bovendien werd er nog bij verteld zoo ongeveer als in een bioscoop op aarde de voorvallen soms worden aange kondigd door korte bijschriften of worden verklaard dooreen explicateur". Ik schaamde me wel en keek tersluiks eens om me heen of het publiek" het wel had opgelet: tot m'n schrik was een ieder vol belangstelling ! En intusschen draaide de film door. Ik ging nu naar school en het leek wel of naar mate m'n bewustzijn p aarde was gegroeid, de film ook nauwkeuriger werd; wat ik me op aarde tot op lateren leeftijd had herinnerd -en meer dan dat werd in kleuren en geuren vertoond. Er bleven gelukkig telkens aller aardigste episoden komen: alle voorvallen waarin ik een mooie rol had gespeeld, ze werden uitvoerig vertoond: wat flink had ik als schooljongen m'n Moeder verdedigd, m'n kleine zusjes geholpen, gestreden tegen verkeerde dingen bij m'n schoolkameraadjes. De heele zaal genoot ervan. En wat ook aardig was, was dat bij elke episode die ver toond werd, de overigen die er een rol in gespeeld hadden, hetzij levend, hetzij reeds gestorven, uit het aanwezige publiek naar voren kwamen, om zoo noodig nadere ver klaring te geven. Dat verhoogde niet alleen het genot van de episoden welke ook reeds op aarde als mijn mooie" bekend waren, maar gaf boven dien een genot van heel bijzondere verfijning. Hoeveel maal had ik mij niet op aarde mis kend gevoeld ! Hoeveel malen had men mij niet veroordeeld, omdat men mij andere dan de ware motieven toeschreef ! Hier kwam dat alles uit en ik smaakte de heerlijke voldoening om hier voor dit gezelschap duidelijk gedemonstreerd te zien, dat dikwijls niet ik, maar de anderen" destijds fout geweest waren. Maar oef, daar had je 't weer, oh wat was dat vreeselijk ! Ik was nu op 't gymnasium en men vertoonde hoe ik sommige leeraren had getreiterd, hoe ik allergemeenst gespiekt" had en zelfs een keer, toen ik bijna gesnapt was, een ander er in had laten loopen; men vertoonde aller hande grootere en kleinere gemeenigheidjes, en dat alles niet zoo maar, alsof ik als het ware per ongeluk iets deed, wat ik eigenlijk zelf niet goed begreep: neen, op 't doek werd mijn volledige gedachtengang er bij geprojecteerd, zoodat ieder niet alleen het misdrijf zag, maar tevens duidelijk het opzet dat er toe aanzette. Gedachten zijn tolvrij, zegt men op aarde. Ja ! maar hier ging dat blijkbaar in 't geheel niet op; integendeel m'n daden bleven ook nunog binnen zekere perken,maar m'n gedach ten: ik ijsde er zelf van. Ik werd nu van gymnasiast jongeling en student. Ik bloosde thans hoe langer hoe meer er was reden toe, vooral als men

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl