De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 februari pagina 9

24 februari 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

24 Febr. '23. - No. 2383 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND GESCHIEDENIS Teekening voor de Amsterdammer" van George van Raemdonck De ex-keizer houdt zich volgens de bladen tegenwoordig onledig met de studie van de moderne Engelsche literatuur. Wij wenschen echter uitdrukkelijk het gerucht tegen te spreken, dat hij onder pseudoniem de nieuwe Engelsche boeken recenseert in ons blad. IIIIMIMIiml'll ?tillilliUMIMMIIIIIIIiimmiilIimillllllIIIII Illlllllll. IIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIII CHARIVARI A Tegen onzen zin versieren de uitgevers de advertentie der z.g.n. grappige Ruize-Rijmen met gunstige persbeoordeelingen. Wij vree zen, dat de lezers hoofdschuddend zullen mom pelen: goede gijn behoeft geen krant. Geld," schrijft Frederik van Eeden in De Nieuwe Eeuw, is een gevoel, meestal aangeduid als eergevoel, dat den mensch ver hindert te bestaan in een ongeordende ge meenschap," en wij spraken onlangs een handelsman, die ons bekende dat hij dit nooit geweten had. Op een bank te Arnhem heeft men / 10,000 voor hem klaar gelegen." (N. R. C.) De meesters en meerlingen Het meest ongunstige effect heeft linnen." (O. H. C.) Meer ernstige bezoekers kunnen aan de tafel verstrooiing vinden". (O. H. C.) .,De meest onwaarschijnlijke situ aties." (O. H. C.) Mag men den minister wel onge vraagd vervelen met moties?" (Ing. N. R. C.) Als de minister ons vraagt hem te vervelen met wat dan ook, weigeren wij. Ruim een kwartier voor het uit breken van den brand was de brand spuit ter plaatse." (Arnh. Ct) Zijn wij wel ingelicht, dan is dit eenvoudig volgens voorschrift van de Arnhemsche ge meente-verordening. Mee maaksels Ja, dat heb je eigenlijk niet meege maakt. Hm, dat heb je niet meege maakt. O, dat heb ik genoeg mee gemaakt. Jij weet niet wat ik al meegemaakt heb. O, ik heb zooveel meegemaakt. O, ik heb allerlei meegemaakt." (De Groene van 10 Febr.) Op het oogenblik is het in de groote zaal van Musis weer een gekakel en gekraai, dat hooren en zien vergaat. Zoo erg als op een hondententoon.stelling is het niet." (Arnh. Ct.) Natuurlijk niet. Miauwen klinkt altijd har der. Aanpasselijkheden Mits de kleeding zich slechts bij de schoonheid aanpasse." (Tel.) Het verkeer past zich bij de eischen des tijds aan." (Min. Aalberse) De dieren moeten zich aanpassen aan de bijzondere omstandigheden." (Ing. N. R. C.) Prof. Hugo de Groot, wonende te Lunteren, bereikte heden den 75jarigen leeftijd." (N. C.) Wie denkt hier niet als vanzelf aan de ont snapping uit slot Loevenstein door Hugo de Vries? De.... e mode De taak van den voorzitter is dus een zeer eenvoudige." (Hbl.) Voor de buitengewesten is de ver houding een ongunstigere." (Sinn. Post) Waar men mee omgaat wordt men mee besmet, zegt het spreekwoord." (O. H. C.) Dit is een van de vele spreekwoorden, die wij niet kennen. Het treffende woord Een sympathiek gevoel van saamgehoorigheid". (N. v. d. D.) Geen stad vormt een zoo groot contrast met New York dan New Orleans." (N. v. d. D.) IIMIIIIIIIIItlMIUIIIMIIItUI TEGEN DE TAALVERWOESTING noch de schilderkunst zijn de meest onmiddel ij ke en de meest volle dige uiting van dat poëtische." Twee zijdjes verder staat echter dat de kunst van het woord de onmiddel! ij kste en de volledigste kunst is ! Ik besluit hieruit dat de heer Verwey voor het meesterschap" toch nog niet rijp is. Dit citaat is ook wel geschikt om hen tot zwijgen te brengen, die zouden willen bekeuvelen, dat er een schiniachtig fijn onderscheid bestond tusschen de natuurlijke comparatie en de meesterij. Wij, polyglotten On demande dans une familie sans enfants, une servante Beige ou Franc,ais, en age de 25 ou 30 ans, en bouillant bon." (Haagsche Ct.) 5. De vernietiging van het adjectief van geografische namen. Niet minder afschuwelijk klinkt het gehakkel met plaatsnamen, lompweg tegen substantieven aangekletst. Het land, de streek, de stad, waarvan een product afkomstig is, of waarnaar een sub stantief in de een of andere betrekking geheeten is, worden in onze taal door, een adjectief aangeduid: Amprikaansch graan, Haarlemmer olie, Weesper taoppen, Goudsche kaas,Cypersche kat, bengaalsch vuur,Delftsche slaolie, Utrechtsche straat; Geldersche Kade, Voornsche Kanaal; Olympische spelen, Oostersche kwestie, Fransch-Duftsche oorlog. Slechts in het bijzonder geval dat men met de vorming van zulk een geografisch adjectief geen weg wist, behielp men zich met een koppeling: Manilla-sigaar, Congo-neger, Angora-kat, met of zonder streepje. Anders, wanneer het gebruik dit scheen mede te bren gen, bezigde men in plaats van een adjectief den geografischen naam zelf, doch geenszins met geweld vóór het substantief aangedraaid, maar altijd met een voorzetsel ter verbinding rhythmisch achter het substantief geplaatst: Unie van Utrecht, Congres van Weenen, reiziger in Afrika, tochtje naar Zwitserland. Evenwel kon men zich ook in die gevallen zonder bezwaar van het adjectief bedienen, wanneer dit gevoegelijk van den eigennaam kon worden gemaakt. Zoo was het, en hoe is het nu? Men ga slechts de enkele hier volgende staaltjes na, die, mocht ik de mij geboden gastvrijheid al te ruim opvatten, met twintigtallen konden wor den vermeerderd. S u m a t r a-tabak (i.p.v. Sumatraansch), J a v a-petroleum (i.p.v. Javaansch), Japanlakken (i.p.v. Japansch lakwerk), S m y rn a-tapijten (Srnyrnasche), C h i l i-salpeter (Chileensche), L i m b u r g-kolen (Limburgsche), het I n d i e-fonds (Indische of voor Indië), de J o n g-1 n d i -partijen (Jong-In dische), de W i e l i n g e n-kwestie(Wielinger), de IJ m u i d e n-schaakclub (IJmuider), het H o l l a n d-Instituut te Frankfort (Hollandsche). Te Haarlem heet een nieuwe straat deAmsterda m-straat (huiveringwekkend) en een kleedermagazijn aldaar meent heel modern te zijn met den naam: het LondenMonsterhuis (tegen de bedoeling goed gezegd, in waarheid monsterlijk). De werkstaking aan den Rand in Trans vaal zag men verknoeid tot R a n d s t a k i n g, de Conferentie tje Wasington tot W a s h i n gt o n-Conferentie; de moord op Frans Ferdinand tot S e r a j e w o-moord, alsof die heele stad was uitgemoord; en dan was het nog verkeerd gezegd geweest. Een reiziger i n Afrika wordt vermummeld tot Afrikareiziger 1); een film, v aji»of ov^r Pales tina tot P a l e s t i n a-tilm. Het departement der Aisne wordt verkauwd tot Aisnedepartement; de kwestie over Wilna (of Wilnasche) verknoeid tot W i l n a-kwestie; de slag a a n de Marne tot M a r n e-s l a g; een automobielrit tusschen Berlijn en Amsterdamïverkromd in B e r l ij n-A msterda in rit en een voetbalwedstrijd tusschen Holland en Belgiëversmeten tot HollandB e l g i -wedstrijd 2). Een der ergerlijkste staaltjes moet ik tot mijn spijt aan de Groene van ITFebr. ontleeneti; de Angorahouding" waarmede de geachte fabrikant Brandaris de houding (der regeering) van Angora schijnt te bedoelen. Groote goden, tot welke ijselijke potsierlijkheden en vergrijnzingen willen de inktmorsers het Nederlandsen toch wel aanranselen? Dr. C n. F. H A J E (Wordt vervolgd) 1) Met Poolreiziger" kan men mij hier niet bestrijden, immers Pool wordt hier meer gevoeld als substantief dan als eigennaam. (Vgl. Oceaanvaarder). 2) De fatsoenstreepjes getuigen hier ge lukkig nog van een kwaad geweten. Aanvulling op 1. de meesters", met wie Charivarius tot mijn voldoening al een appeltje is gaan schillen. Bij Alb. Verwey, Inleiding tot de Nederl. Dichtkunst bl, 7, leest men: noch de muziek, NIEUWE BOEKEN Welk een rust gaat er, in de tegenwoordige haastige tijden, uit van eene publicatie als de voor ons liggende, het: Gedenkboek van het ProvinciaalUtrechtsch Genootschap voor Kun sten en Wetenschappen, kortweg met een klank aangeduid, die aan verkoudheid her innert: Pug. Het geleerde, thans 150 jaar oude genoot schap heeft het lid der Directie Dr. N. J. Singels bereid gevonden tot de samenstelling van het gedenkboek. In hem vond het klaarblijkelijk iemand met veel toewijding en veel vrijen tijd, want de uitgave omvat niet minder dan 265 bladzijden. Zij is typografisch voortreffelijk verzorgd en zoo dik en welvarend uit Duitschland gekomen als zulks in deze tijden een Nederlander past. In verband met deze be voordeeling van de buitenlandsche industrie is het niet onaardig te herinneren aan het feit dat de allereerste van de vele prijsvragen, door het P. U. G. (in April 1770) uitgeschreven, beoogde middelen te vinden tot het doen bloeien van de [Fabrieken en Trafieken welke reeds in ons land en bijzonder in de Provincie Utrecht zijn...." Een kniesoor intusschen die uit deze feiten conclusiën zou willen trekken, te-meer waar blijkens het gedenkboek op de laatste prijs vraag, van 1905, nog geen antwoord is binnen gekomen. We hadden het echter en wederom is het geraden den scherpzinnigen lezer te verzoeken geen verband te leggen tusschen het laatst voorafgaande en hetgeen nu volgt we hadden het over de weldadige rust die van deze publicatie uitgaat. Wanneer men deze genoegelijke bladzijden doorbladert, nu eens verwijlend bij een overweldigend menu, dan weer bij een presentielijst met tallooze be langrijke handteekeningen van groote vaders van groote mannen, of vaders van groote mannen of groote vaders van mannen, na men die verbonden zijn of waren aan Neflerlansche kunsten en wetenschappen, wanneer men zich verdiept in een voortreffelijk ge stelden brief, van de soort die tegenwoordig niet meer geschreven worden, of het keurig verzorgd convocatiebiljet voor eene vergade ring op 15 Maart 1779 vergelijkt met het haastig getypte briefkaartje dat ons in den jare 1923 oproept tot gewichtige bijeenkom sten.... ja, wij zouden nog verder willen gaan: wanneer men den invloed ondergaat van de sfeer van kalmte en bezadigdheid waarin het lid der P. U. G.-directie dr. Singels het omvangrijk materiaal uit tallooze stoffige portefeuilles heeft gerangschikt en te boek gesteld wel, dan benijden wij hem en zijne voorgangers uit die 150J jaren die gezellige rust eventjes, voor we ons weer onderdompelen in het eigen jachtig bestaan. Van hen kan, in de beste beteekenis, ge zegd worden hetgeen men in politiek opzicht den Oosterschen diplomaat in deze dagen verwijt: Ie temps travai'le pour eux.... Want naarmate de eeuwen elkander zullen opvolgen, zal dit materiaal belangrijker en eer biedwaardiger worden. Reeds is er iets in ons van de huivering waarmede wij lezen van de geconserveerde eetwaren uit het Egyptisch Koningsgraf, wanneer wij vernemen wat de P. U. G.-leden, ter gelegenheid van hun 100jarig jubileum verwerkt hebben aan banket hammen, varkenspootjes, zalmen, kalkoenen, baarzen, capucijners, worteltjes, snijboontjes, bloemkool, doperwten, compötes, saladen, puddingen, soepen en sausen. Deze quantiteiten zullen voor het kunstzinnig en weten schappelijk publiek van 2023 wellicht nog aan zedekundige merkwaardigheid gewonnen hebben, en de naam van dr. Singels zal aan de zedenbeschrijving van dezen tijd verbonden zijn als die van een Casanova aan den zijne. De buitengewone stiptheid van den samen steller springt nog op tallooze andere plaatsen in het oog. Zoo bijvoorbeeld waar hij voor het nageslacht vastlegt wat er zoo al door krank zinnigen aan prijsverhandelingen is ingezon den in de jaren 1779?1836. Den belangstel lenden snuffelaar verwijzen wij naar bldz. 134?144. ? Het feit dat 1/26 deel van deze jubileumuitgave zulke droevige bladzijden bevat uit DE PET Op den Dam daar staat 'n diender Met een kwieke, nieuwe pet, Hoe manhaftig, los en zwierig, Is dat pronkstuk opgezet! Met die zwart-wit-zwarte mouwband En die slanke winterjas, Zijn de Arnsterdamsche meisjes En de dienders in hun sas. Als een trotsche vakbewnste Leiden ze het druk verkeer, Soepel, gracieus en deftig, Gaat de wijs-arm op en neer. Lik me pet!" kan hij nu zeggen, Als er weer iets kroms geschiedt, Maar hij is een wijze diender, En die zegt die woorden niet. Niemand durft meer smeeris" zeggen Als men hem zoo fier ziet staan, Met klabak" of and're titels, Spreekt men hem niet langer aan. Biekman" mag men hem niet noemen, Platpet" is bijna het woord, Wachter" is de ware titel Die bij zooveel flinks behoort. J. H. SPEENHOFF Ifllllllllllllllli .immuun iiiililiiiiiiiiililllilliuiil UNIE BANK voor NEDERLAND en KOLONIËK AMSTERDAM en ROTTERDAM Agentschappen in Nederland: Agentschappen in Indië: TILBURtt LEEUWARDEN, OISTEBWIJK DDENHOTJT. LOGHEM en BOBCULO BATAYIA, SOERABAYA, 8EMARANG, BANDOENG, M E DAN en WELTEVREDEN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiimuiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii de geschiedenis der kunsten en wetenschap pen van ons vaderland moge al-weer geen aan leiding zijn tot verdere gevolgtrekkingen. Want b.v. de bijgevoegde lijst der door' het genoot schap bekroonde verhandelingen bevat een keur van allerbelangwekkendste onderwerpen, zooals_b.v. over de levertraan (wij doenjnaar een greep zóo~Tiier" en TfaarT .óver;' bomvrije kruidmagazijnen, over de kinkhoest, de' mid delen om tweegevechten te voorkomen, ver schillende historische, philosophische en medi sche onderwerpen. Merkwaardig is het ook te lezen welke stof de meerendeels hooggeleerde?voorzitters van het P. U. G. gekozen hebben voor hunne openingsredevoeringen bij de algemeene ver gaderingen. De meesten van deze heeren heb ben mededeelingen uit hun eigen studiesfeer gedaan, enkelen hebben gesproken over de be langen van het genootschap, en, in 1867, heeft Nicolaas Beets een welkomstgroet in verzen uitgesproken, waarbij vergeleken b.v. de Nieuwjaarsrede van den burgemeester van den Haag in 1923 als zwartgallig modern proza droevig in den schaduw blijft. Dr. N. J. Singels, de tegenwoordige voor zitter, heeft reeds thans bekend gemaakt, dat hij op de a. s. algemeene vergadering de vraag zal stellen : Zijn wij waar wij wezen moeten.... ? Wij zouden niet durven uitmaken of het door hem samengestelde gedenkboek die vraag in bevestigenden zin beantwoordt. Wij willen alleen den lezer onze verontschul digingen aanbieden voor het feit dat de lectuur van dit gezellig en breedvoerig geschreven boek ons langer op den praatstoel heeft ge houden dan onze bedoeling was.... schoon de stemming waarin het ons gebracht heeft, er ons nog vele kolommen lang in zou kunnen doen verblijven. H. S A L O M O N S O N iimiiuuiiiuiiiiii lllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIUIIIII III IIIIIIIIHIIII i 111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111 bedenkt dat alles hier openlijk werd vertoond zonder eenige terughouding, onder de critiek van de allerverhevensten, die zelven zonder zonden zijn. En dat nog niet alleen, maar bovendienonder de critiek van debenadeelden, van hen, tegenover wie ik me misdragen had, of dat nu was een koetsier of kellner, dien ik op hoogst onhebbelijke of ongepaste wijze had uitgevlegeld over een eigenlijk niet eens gemaakte, maar in ieder geval onbeteekenende fout, of een professor, dien ik gesmaad in stede van gedankt had, of een medestudent dien ik in z'n ongeluk gelokt had, of een arm onschuldig meisje, dat ik niet had terug gehouden van een weg , die haar verderf werd: haar val tot in z'n uiterste consequen ties werd mede vertoond ! (In het algemeen werden van al mijn handelingen mede alle gevolgen, zoowel goede als kwade, veraan schouwelijkt.) Ik kon nu niet meer blozen: ik had lust om weg te vluchten, maar dat kon ik niet, niet tengevolgevan eenigendwang,m aar omdat telkens wanneer ik daartoe lust kreeg, men mij op allervriendelijkste wijze vroeg of 't me te veel aanpakte: men zou dan de voorstelling schorsen tot ik weer was bijgekomen; ik moest me overigens niet te naar maken, men vond dat ik 't tot dusverre heusch niet bonter had gemaakt dan de meeste overige aanwezigen. En dan draaide de film maar weer verder. Niets werd me gespaard ! M'n huwelijksleven werd tot in bijzonderheden uitgeplozen; men herinnere zich dat niet alleen mijn daden, maar ook mijn gedachten werden vertoond. Zoo had ik op aarde de reputatie gehad van een model echtgenoot te zijn, althans in dezen zin, dat ik tenminste nimmer ontrouw was geweest aan mijn vrouw. Die reputatie was inderdaad juist en dat bleek dan ook hier wel, maar tevens bleek hoe weinig me dat als verdienste kon worden aangerekend, want met pijnelijke nauwgezetheid werd uit m'n gedachtenleven aangetoond, dat die lof felijke trouw in daden veel meer het gevolg was geweest van een soort braafheid uit gewoonte, van angst voor de mogelijke scha delijke ^gevolgen van ontrouw en in het alge meen van een gebrek aan moed om te durven wat ik eigenlijk gewild had. De ontrouw in gedachten bleek althans verontrustende af metingen te hebben aangenomen. Ook in anderen zin kwam aan het licht hoe onwaardig ik me veelal tegenover mijn vrouw had gedragen; wat was ik dikwijls onredelijk tegenover haar geweest, hoe had ik vaak haar andere, haar vrouwelijke natuur miskend door dingen van haar te verlangen of mij te ergeren over haar handelen of haar nalaten in gevallen waarin thans duidelijk werd dat ze 't volkomen bij het goede eind had gehad. Gelukkig bleek daartegenover ook wel hoe warm en met hoe groote liefde ik haar steeds door had liefgehad, maar dat kon naar mijn gevoel m'n tekortkomingen niet meer goed maken. Een andere pijnlijke verhouding was die tot mijn kinderen. Tegenover hen had ik in mijn leven mijn vaderlijk gezag altijd flink weten te handhaven en ik had me verbeeld dat ik door dat te doen, ze gewende aan orde en tucht en ze opvoedde tot flinke burgers. Hier bleek veeleer hoe deze motieven waren voorgeschoven om te bedekken een lust tot tyrannie, om een verontschuldiging te zijn voor mijn gebrek aan zelfbeheersching, voor mijn drift. Wat had ik hun teere, fijne zieltjes blijkbaar dikwijls mishandeld! En hoe had ik hun, in stede van ze op te voeden tot menschen aan wie de maatschappij wat heeft, juist dikwijls belet om zich ten volle te ontplooien: ik had hun warme en ont vankelijke gemoedjes verkild en toegeschroefd. Ik zat af en toe te snikken maar er viel niets meer aan te verhelpen; het was alles gebeurd, er was geen terug meer mogelijk: de film liep verder. Het zou te lang worden wanneer ik U alles tot in bijzonderheden vermeldde; wel licht zou dat ook geen nut hebben. Laat ik daarom volstaan met U te vertellen, dat de film zich natuurlijk niet bepaalde tot m'n meer intieme leven, maar dat hij geheel, zonder eenige coupure vertoond werd. Zoo kwam dus ook m'n openbare leven bloot te liggen. En daar ik b.v. ook in de politiek een rol en in mijn omgeving een vooraanstaande rol had gespeeld, was het lang niet altijd aangenaam om te zien vertoonen hoe ik soms een dag nadat ik in openbare vergaderingen den kiezers de grootste heerlijkheden had be loofd, ze had verraden" door binnens kamers m'n stem te verkwanselen voor politiek gewin. En ook werd vertoond hoe ik het naief vertrouwen van groote catego rieën volks geschonden had door niet mijn bekwaamheden tot het uiterste in te spannen, maar een gemakzuchtig leventje te leiden, waarin ik meer eigen eer dan het algemeen belang had gediend. Wanneer men in 't kort zou moeten zeggen welken indruk de held" van deze film maakte, dan zou dit aldus moeten zijn: meer schijn dan wezen." Lezer, voelt gij hoe die held" zich voelde toen hij tot deze conclusie kwam? Gelukkig, de filmvertooning was uit. Het stuk was uit, maar ik zat volkomen gebroken, suf voor me uit te staren: ik was zoover heen dat ik totaal vergeten was waar ik was en wie er om mij heen waren: ik wist maar n ding en dat was dit, dat ik me nimmer ellendiger had gevoeld dan thans. Moralischer Kater was een begrip, dat me op aarde niet vreemd was geweest; maar zoo hevig als thans had ik er nog nooit last van gehad. Het moet geruimen tijd geduurd hebben dat ik daar zoo geheel in mijzelf teruggetrokken heb zitten piekeren, toen ik tot de werkelijkheid werd teruggeroepen door den Vader zelf: de zaal was thans leeg of ever, door Zijn wil alleen wist hij de omgeving zóó te veranderen, dat we plotseling geheel alleen waren in een kleine ruimte vol intimi teit. Hij zeide niets en deed ook niets, maar Zijn blik alleen was het heerlijkst geestelijke bad ! Als door een tooverslag deed die mij mijn ellende vergeten en herkende ik de volle kracht van het goede en de zekerheid van de overwinning van het goede over het kwade. Die eene blik voorspelde met onbetwistbare zekerheid, dat er geen atoom van het goede verloren kon gaan en dat er dus ook voor mij redding mogelijk was. In blindelingsch vertrouwen gaf ik mij over, bekende eigenlijk overbodig m'n op rechte goede bedoelingen en vroeg of ik voortaan op de leiding zou mogen rekenen, die m'n zwakheid zoo van noode had. Der Godheid antwoord klonk daarop on verwacht. Niet alleen mocht ik daarop reke nen, als ik die thans nog zou behoeven, maar de vertooning van mijn film had in vergelijking met die van zoovele andere menschen een figuur gemaakt dat voor de toekomst veel goeds deed hopen. Ik had tenminste op aarde reeds het goede aangevoeld. Het kwade geweten dat ik er zoo dikwijls gevoeld had, was juist een aanwijzing voor een goed, dat is behoorlijk werkend geweten geweest en ten slotte had ik me op aarde ten minste strebend bemüht"; welnu dat deed ver wachten dat ik thans, meer bewust, gemakke lijker den juisten weg zou weten te behouden. Klonk dit reeds bemoedigend, nog gerust stellender werd het, toen mij erop werd gewezen, dat wij menschen in den regel niet zoo zeer uit boosheid verkeerd doen, dan wel uit onverstand of liever ten gevolge van de beperktheid van de ons ten dienste staande middelen. M.a.w. ik had met m'n nog pas ontwakend hemelsch bewustzijn tn'n eigen levensfilm niet billijk beoordeeld; ik had m'n eigen leven gemeten naar den maatstaf van onbeperkte mogelijkheden. En die fout maakte iedere nieuweling in den hemel, tengevolge waarvan eenerzijds ieder door die filmvertooning zelf zoo hevig werd geschokt, maar anderzijds de overige aan wezigen met langere hemelervaring nage noeg altijd tot veel meer waardeering bereid bleken. Hij -- God zelf had in volledig begrijpen in den loop der eeuwen slechts in hoogst enkele gevallen aanleiding gevonden tot een overigens nog slechts zeer zachte critiek. En hiermede kon ik gaan: ik werd nu weer aan mijzelf, aan mijn verdere ontwikkeling, thans in zooveel gunstiger omstandigheden overgelaten. Mijn raadsel is nu opgelost: ik weet thans wat het laatste oordeel is. Ik deel het U, lezer, mede, omdat gij wellicht door een soortgelijke onrust gekweld wordt als mij het leven soms schier ondragelijk maakte. Ge verzoekt me U nog slechts deze vraag te beantwoorden: langs welken weg ik U het vorenstaande heb kunnen laten weten? Die vraag mag ik U niet beantwoorden. De waar heid mag den levenden slechts voorzichtig aan, lepel voor lepel, worden toegediend. Welnu in vorenstaandegelijkenisligtreeds een zóógroote hap verborgen, dat het mij verboden is, U thans reeds ook nog te vertellen over welke communicatiemiddelen tusschen hemel en aarde beschikt kan worden. Dat komt misschien bij den volgenden medicijnlepel, maar aangezien die slechts 3 maal eeuws" worden toegediend, zult gij nog heel wat jaren geduld moeten oefenen. Oudejaar 1922. W.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl