Historisch Archief 1877-1940
S°. 3384
Zaterdag 8 Maart
1°.
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Prijs per jaargang
f 10
Per No. f 0.25.
Redactie en
Administratie :
Keizersgracht 333,
Amsterdam
Advertentiën
f 0.75 per regel
plus 20 cent
dispositiekosten
INHOUD: Toet-ank-amen, door Prof. Dr.
O. W. Kernkarnp Tijdgenooten, door Dr.
W. G. C. Bijvanck De internationale
puzzle, door Brandaris 2. De nieuwe
koers in Amerika, teekening door Jordaan
Brief uit Amerika, door Dr. H. W. van Loon
De beschermheilige der auteurs, door H. O.
Cannegieter 3. Astronomische fragmenten,
door Aerobatus Voor Vrouwen (red. Elis
M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie
Salomons Edith von Screnck, teekening van
O.Roland?Les in tuinarbeid door G. Carelsen.
Uit de Natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse
6. Tooneel te Berlijn door Cprnélie van Oos
terzee Zomertijd, teekening door George
van Raemdonck Oostersche taféreelen,
teekening door Jan Poortenaar?Dramatische
Kroniek, door Top Naeff 7. Op den
Economischen Uitkijk, door Jhr. Mr. N.
Smissaert 8. Dirk Smit, door Mr. A. B. van der
Vies, met teekening door O. Roland Pla
quettes van Wienecke, door Discipulus
Appolinis Boekbesprekingen, door Prof. Dr.
H. Brugmans, Mr. M. F. Hennus en Herman
Middendorp 9. Erasmus hoort het
vertrekuur van Mr. Zimmerman slaan, teekening
door Joh. Braakensiek Charivaria, door
Charivarius Spreekzaal Tronies
't Schietgat, door Melis Stoke 10 Uit het
Kladschrift van Jantje Rijmkronyck, door
Melis Stoke Leekenspiegel Vers, door
H. Scholte Prijsvraag: Ons wispelturig
klimaat, teekeningen door B. van Vlijmen.
Bijvoegsel: Amerika's plan om toe te treden
tot het perm. Hof van Intern. Justitie,
teekening van Joh. Braakensiek.
TOET?ANK?A MEN
Moge hij vervloekt zijn, als hij eet,
als hij drinkt, als hij waakt, als hij
slaapt, als hij gaat, als hij staat, als
hij zit, als hij ligt, als hij werkt, als hij
rust; moge hij vervloekt zijn in het
haar van zijn hoofd, in zijne slapen,
zijn voorhoofd, zijn wenkbrauwen,
zijn oogen, zijn neusgaten, zijn keel"
? en zoo gaat het voort, tot alle
lichaamsdeelen een beurt hebben ge
kregen.
Ik citeer uit mijn geheugen; als
de lezer er prijs op mocht stellen, dit
vervloekingsformulier in zijne volle
lengte te leeren kennen, zal hij zich
de moeite dienen te geven zijn Tris
tram Shandy op te slaan en de passage
op te zoeken, waar Tristram's vader
aan den verloskundige, Dr. Slop
die zich op een voor de uitoefening
van zijn beroep al bizonder ongeschikt
oogenblik in zijn duim gesneden had
de gelegenheid biedt zijn gemoed ten
volle te verlichten door hem den
uitgewerkten vloek van bisschop Ernul
phus te doen voorlezen.
Het is mij onbekend, of ook de oude
Egyptenaren reeds een dergelijke vol
maaktheid in de opstelling van ver
vloekingsformulieren hadden bereikt
als bisschop Ernulphus; in elk geval
schijnt er op de deur, die toegang ver
leende tot de grafkamer van
Toet-ankamen geen opschrift te hebben gestaan,
dat een vervloeking uitsprak over hen,
die het zouden wagen de rust van het
graf te verstoren; en zoo het er gestaan
had, zou het Lord Carnarvon en zijn
gezelschap er niet van weerhouden
hebben, in de grafkamer binnen te
dringen.
Want met zulke vervloekingen is het
als met sommige geneesmiddelen: ze
werken alleen iets uit bij hen, die aan
de kracht ervan gelooven.
Zoo heeft de ketter Robert Fruin het
dan ook bestaan, de Annalen van Frans
van Dusseldorp uit te geven, hoewel
deze Roomsche geestelijke elk, die het
wagen zou zijn handschrift wereld
kundig te maken, zonder dat de Room
sche Kerk hare sanctie daaraan had
gegeven, met de straffende hand Gods
had bedreigd.
Ja, sterker nog, Dr. Colenbrander is
er niet voor teruggedeinsd, de Gedenk
schriften van Anton Reinhard Falck te
laten drukken, hoewel deze in den aan
hef van zijn manuscript een dringende
waarschuwing tot zijne nabestaanden
had gericht, om zijne aanteekeningen
slechts aan een beperkten kring van be
langstellenden in handen te geven, en
aan die waarschuwing ten overvloede
den schrikkelijken banvloek van Er
nulphus uit Tristram Shandy had toe
gevoegd.
De heer Colenbrander is van meening,
dat Falck dien banvloek tot zijn eigen
vermaak" had afgeschreven.
Zeker, Falck was een grappenmaker;
en het is best mogelijk, dat hij ook zulke
ernstig gemeende dingen als den ban
vloek van Ernulphus niet au sérieux
heeft genomen.
Maar zou de heer Colenbrander
toch niet een beetje gegriezeld hebben,
toen hij las dat hij vervloekt was in
alle gewrichten zijner ledematen, van
de kruin van het hoofd tot de voetzolen
toe" en zich daarom want je kunt
nooit weten maar van den domme
hebben gehouden en net gedaan alsof
hij geloofde, dat Falck het niet zoo erg
had bedoeld met die vervloeking?
Het is hem gelukkig niet slecht be
komen. En het staat te vreezen, dat
nog dikwijls een geschiedvorscher zijn
voorbeeld zal volgen en een particu
liere correspondentie of andere ge
schriften, die niet voor een ieders oog
bestemd waren, aan de openbaarheid
zal prijs geven.
Maar er zullen ook altijd menschen
blijven, die dat toch eigenlijk in hun
hart niet heelemaal goed vinden. Die
het als een heiligschennis blijven be
schouwen, wanneer om een voorbeeld
te noemen de briefwisseling van Bak
huizen van den Brink met Julie
Simon voor Jan Alleman wordt bloot
gelegd.
Toen Groen van Prinsterer een begin
?had gemaakt met de uitgave der
Archives ou correspondance inédite de
la maison d'Orange-Naussau," heeft
Maurits Cornelis van Hall daarover
een polemiek met hem gevoerd. De
aanleiding daartoe was, dat van Hall
niet instemde met Groen's ongunstig
oordeel over Hendrik van Brederode
en het betreurde, dat Groen eenige
brieven van Brederode had gepubli
ceerd, die hem niet bepaald tot eere
strekten. Maar van Hall gooide het
hooger op; van de particuliere kwestie
maakte hij een algemeene; hij beweerde
niet alleen, dat Groen de voor Brede
rode compromitteerende brieven niet
had mogen drukken, maar poneerde
de stelling: het openbaar maken van
de brieven van anderen, hetzij bij hun
leven of na hun dood, zonder derzelver
daaromtrent uitgedrukten wil, is onge
oorloofd".
Het kostte Groen weinig moeite, aan
te toonen dat zulk een eisch de dood
zou zijn voor de historische studie;
immers, bij voldoening daaraan zou
men voortaan alleen mogen
publiceeren wat tot lof van overledenen strekte.
Hij handhaafde het recht der historici
om bij de uitgave van documenten
niets weg te laten, dat karakteristiek
was voor tijden en personen, ook al
zouden zij daardoor vooroordeelen
moeten kwetsen of afbreuk doen aan
reputaties; hij bewees de onmogelijk
heid van een schifting tusschen uit
latingen, die op het publiek en het pri
vaat leven betrekking hebben, zonder
zich aan willekeur en eenzijdigheid
schuldig te maken.
Sinds deze strijd is uitgevochten,
heeft niemand het meer opgenomen voor
de meening van M. C. van Hall. De
eenige beperking, die de historici
zich opleggen, bestaat hierin, dat er
een voldoende afstand moet liggen
tusschen den tijd van de documenten,
die zij publiceeren, en hun eigen tijd,
zoodat nog levende personen door
zulk een publicatie niet kunnen worden
gedeerd. Maar overigens hebben zij zich
bij de uitgave van stukken alleen af
te vragen, of hunne wetenschap daar
mede wordt gebaat.
En toch want de mensch is nu
eenmaal een vat vol tegenstrijdigheden:
ook onder de mannen van het vak zijn
er, wie soms, bij de uitoefening van
hunne wetenschappelijke werkzaam
heid, even het gevoel besluipt, dat zij in
een andermans heiligdom binnendrin
gen, dat zij een schennende hand slaan
aan wat onberoerd moest blijven. Zij
trachten dat gevoel van onbehaaglijk
heid dan af te weren met de hoop
dikwijls tegen beter weten in dat
wat zij hebben ontdekt althans voor
profane oogen verborgen zal blijven.
Met deze hoop kunnen de ontdekkers
van de grafkamer van Toet-ank-amen
zich zelfs niet paaien
De toeloop is vandaag weer zoo druk
geweest zoo leest men in een der
berichten, waarmede de
Times-Carnarvon-dicnst het publiek gerieft
dat de tijd der technische medewerkers
grootendeels in beslag werd genomen
door het rondleiden der bezoekers.
Toet-ank-amen is een nummer ge
worden op het reisprogramma van de
bevoorrechten, die de wonderen van
Egypte kunnen gaan zien. Je hoort ze van
hier zeggen: Isn't that lovely!
Perfectly charming!" Maar de
TitnesCarnarvon-dienst heeft ons al geleerd:
een eerbiedige huivering besluipt u,
wanneer gij de kamer binnentreedt".
Misschien is deze eerbiedige huivering"
dus al in het programma voorgeschre
ven.
Indien er voor mannen van weten
schap ooit aanleiding was zich beklemd
te gevoelen door den twijfel, of zij ook
heiligschennis plegen, dan zeker voor
hen, die binnendrongen in de gewijde
stilte van het graf van
Toet-ankamen.
Indien er bij een wetenschappelijke
ontdekking ooit reden bestond, het
profanum vulgus op een afstand te
houden, dan zeker bij het ontsluiten
van een grafkamer, die, altijd reeds
gewijd, in dit geval driewerf gewijd is
door de verzekerdheid van een leven
hiernamaals, waarvan hare inrichting
getuigt, en die dan ook zorgvuldig werd
dichtgemetseld en verborgen om haar
tegen schennis te beveiligen.
Tegen schennis door roovers want
alleen die konden de hand aan een graf
slaan. In Toet-ank-amen's tijd zal
niemand hebben vermoed, dat ook met
wetenschappelijke bedoelingen graf
schennis zou worden gepleegd. Anders
zou misschien nog een poging zijn ge
daan om die af te weren door een ver
vloeking a la bisschop Ernulphus.
De Egyptologie de wetenschap,
die zich de bestudeering van het oude
Egypte tot taak heeft gesteld zou
zich daardoor niet hebben laten af
schrikken. Er zal misschien eens een
tijd komen, waarin zij koningsgraven
met rust kan laten, omdat de opening
ervan weinig meer toevoegt aan hetgeen
zij reeds weet. Maar zoover schijnt zij
thans nog niet te zijn; en, aangenomen
dat de opening van Toet-ank-amen's
grafkamer groote kans bood tot ver
meerdering der kennis van de
oudEgyptische beschaving, had zij van
wetenschappelijk standpunt het
recht daartoe over te gaan. Zoo goed
als de historicus het geheim der brief
wisseling van overledenen mag schen
den. Mits n de Egyptoloog n de
historicus zich ervan bewust blijven,
dat zij hunne taak met pieteit moeten
verrichten.
Die pieteit kan men niet verwachten
, iiniiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiii m iiiiniiiiiimi uu in "l l "i "II "H u "l l " iiiniii iliiiiiiiiiiiiin n n ii u iiiiii
PRISCILLA SEVERAC
l
Priscilla Séverac, zoo is de titel van een
verhaal van Marcelle Tinayre; men zou het
kunnen noemen: de geschiedenis van een
,,eenvoudige van harte," als men daarbij maar
niet dacht aan Flaubert's: U n coeur simple. Dat
simpele hart dateert van ongeveer een halve
eeuw geleden, het is geheel opgegaan in liefde
voor een heel kleine" omgeving van een paar
menschen en van een papagaai, het heeft geen
geschiedenis en het kent geen geschiedenis.
Maar voor ons maakt de Oorlog in de laatst
verloopen vijftig jaar een geweldige insnijding.
Ook de eenvoudigen van geest zijn in beroering
en in beweging geraakt. Het is niet langer een
rustig brokje hemel dat zich afspiegelt in
hun ziel, maar de wolken jagen er over heen
en de lucht staat grillig bloedrood.
Wat heeft men niet gehoord van meisjes
in afgelegen streken van Frankrijk, die zich
geroepen voelden doorliet voorbeeld van Jeanne
d'Arc om het vaderland van vijanden te
zuiveren, en die voor een korten tijd zelfs
onder militairen hun aanhang vonden !
Hun eenvoudige vroomheid sleepte mede.
Bedevaarten werden ondernomen,
vereenigingen organiseerden zich. In een katholiek
land als Frankrijk heeft de geestelijkheid de
dweepzucht van de eenvoudigen geleid en
getemperd en ten slofte tot een effen peil
teruggebracht. '
Wonderen zijn niet altoos welkome kin
deren van het geloof.
Marcelle Tinayre heeft ons met haar ver
haal Priscilla Séverac ingewijd in het geval
van een Protestantsche Fransche wier ver
beelding, onder den indruk van de gebeurte
nissen in Rusland, bevangen werd door het
lot van den Tsaar. In hem ziet zij den Lijder,
uit den duisteren dood verrezen, tot heerlijk
heid bestemd.
Ook in de Hervormde leer vervult n.l. het
duizendjarig Rijk, na afloop van een tijd van
geweldige beroering der wereld, een gewich
tige plaats. Men leert den invloed kennen van
de denkbeelden te midden waarvan Priscilla is
opgegroeid uit de aanteekeningen en geschrif
ten door haar opgesteld. Enkele uittreksels
worden in het verhaal meegedeeld. Zij geven
den toon van waarheid en zekerheid aan de
wonderbaarlijke avonturen.
Men moet zich de vereenzaamde positie
voorstellen van enkele over het land verspreide
Protestantsche gemeenten tusschen de katho
lieke meerderheid in. Zij worden niet langer
vervolgd, maar zij hebben de herinnering be
houden aan de vervolging. In de vijandige
wereld sluiten de gezinnen zich dicht aan bij
het hoofd van het gezin. De vader wordt als
een patriarch en met het oude Testament als
geestelijk voedsel krijgt de landelijke omgeving
voor de menschen een patriarchale tint. Wel
dalen de engelen niet meer neer om deel te
nemen aan het dagelijksch leven, toch is de
betrekking tot den Allerhoogste direct.
Er is waardigheid in de beperking van het
leven.
Priscilla, de jongste van een talrijk gezin,
ontijdig geboren, was de lieveling van haar
vader. Om haar zwakte had hij haar niet
naar school laten gaan en zelf geleerd, in den
Bijbel die alle wijsheid inhield; bij zijn dood,
toen zij dertien jaar was, gaf hij haar zijn
bijzondere zegen met dien Bijbel in 't zwart
gebonden.
De jeugd was voor haar een zware beproe
ving. Vreemde ziekten bezochten de meisjes
jaren; een tijd lang was zij geheel blind, tien
jaren moest zij in een hospitaal te bed liggend
doorbrengen, zij had het gevoel dat daemonen
om haar ziel streden. De doctoren stonden ver
wonderd over haar ziekte, zij wisten ten slotte
geen raad.
Maar plotseling hielden de aanvallen op, zij
kon weder aan 't werk gaan, zij was een gewoon
mensch geworden. Alleen zij leefde niet in de
gewone wereld. God," zeide zij tot den dokter,
heeft mij in het lijden tot zijn werktuig ge
smeed, om zijn plannen te dienen. Hij heeft
ze mij geopenbaard".
Zij nam achtereenvolgens verschillende
dienstbetrekkingen aan, want zij hoorde een
stem in zich, die haar geen rust liet en haar
telkens tot een taak opriep in het groote
geestelijk drama dat de wereld vervulde. Het
was een voortzetting van den strijd die zijn
oorsprong had genomen sinds het begin der
schepping.
Waren de (oden het uitverkoren volk ge
weest, om de zaak van God voor te staan, zij
hadden afval gepleegd ondanks de roepstem
der profeten en toen de Heer zijn eigen zoon
had afgezonden was hij door hen gedood ge
worden. In dezen tijd zijn de Russen het type
van het uitverkoren volk, ook zij hebben hun
vadertje", hun tsaar, tot een martelaar ge
maakt, maar hem voor goed te dooden is hun
onmogelijk geweest, hij is van hen weggeno
men en moet in vernedering en ellende
verkeeren, om als de man der smarte van de
oude prüfetiën in den Bijbel te voorschijn te
komen op het bepaalde tijdstip en als de raad
Gods te midden der verwarring van de tijden
tegen den Antichrist te vechten en het dui
zendjarig rijk van vrede in te leiden, zooals
in de Openbaring van den Bijbel is voorzegd.
Zij, Priscilla, was de Getuige, de
Boodschapster die den Lijder moest opwekken uit
zijn vernedering.
Zoo was het werk haar opgedragen. Zij had
de stem gehoord; die wees haar haren weg.
Het spreekt van zelf dat Marcelle Tinayre,
de vaardige schrijfster, in haar verhaal de
bijzonderheden heeft ingewerkt, waar ik hier
meende van te voren eenigen nadruk op te
moeten leggen. De mystieke boodschapster
daagt door in het begin uit het duister van
een spoortreinaankomst 's avonds te Parijs,
heel onhandig en wat onthutst in de vreemde
ruimte, waarlijk geen indrukwekkende ge
stalte met haar zwarte, lang gedragen japon
en haar vermagerd en verbeend gezicht en het
zwarte hoedje dat het haar bedekt-, een dienst
bode uit de provincie, die bij kleine vulgaire
hüdjes van een voorstad van Parijs in betrek
king gaat.
Zij heeft niets om zich te onderscheiden dan
haar vormelijkheid van taal en manieren
en haar zachtheid, want als haar trekken ooit
iets aangenaams mochten hebben gehad, acht
en veertig jaren zijn over haar hoofd heenge
gaan en hebben dat uitgewischt, --- niets
aantrekkelijks is in haar gebleven, dan haar
oogen, maar die zijn als van blauw kristal van
binnen uit verlicht door een tintelend
zieleleven, ver van oorsprong en in zijn starheid
bijna verontrustend.
Die burgermenschjes waar zij bij in dienst
kwam, materieel en niet ongoedig, hoewel niet
fijn van gevoel, merkten toch dadelijk een
afstand.
Maar Priscilla, toen zij alleen op haar
dakkamertje was, maakte haar valies open en
haalde er enkele versleten kleedingstukken uit,
een paar schoenen en een zwarten Bijbel.
De kleeren werden opgehangen aan spijkers
in den muur geslagen, de schoenen onder het
bed gestopt; er bleef in de valies nog alleen
wat linnengoed.
Daar was alles bijeen wat Priscilla Séverac
in de wereld bezat, en zij had nooit meer be
zeten. Van huis tot huis was zij gegaan, blij
over haar zelfgekozen armoede, rijk door het
geheim, dat zij in haar hart droeg en vertroost
van haar moeiten door haar zwarten Bijbel.
Al was zij dood vermoeid, ging zij toch dien
avond bij de tafel zitten, en bij het flikkerende
licht, las zij de geschiedenis van Jo;:ef, als
slaaf verkocht in den vreemde in Egynteland,
in het huis der dienstbaarheid".
De inwendige stem had haar naar Parijs
gewezen als de stad waar haar de volgende
standplaats op haar weg zou worden geopen
baard. Zij wachtte af. Totdat berichten van
de dagbladen meedeelden hoe, niettegenstaan
de het gehouden onderzoek naar de omstandig
heden van den Tsarenmoord, op het land onder
de moejiks de overtuiging leefde, dat hij uit
zijn tijdelijke schuilplaats weder zou verschij
nen als de tijd rijp was; de bol-jewiki zou hij
verslaan, godsdienst en orde zou hij herstellen
en een rijk van vrede zou door hem worden
bij de reizigers, die in de laatste weken
uit louter nieuwsgierigheid, omdat
Toet-ank-arnen een modeartikel is ge
worden, zijn grafkamer hebben bezocht.
Zij kwamen alleen ten gevolge van de
Toet-ank-amen-reclame een re
clame, die een beetje belachelijk be
gint te worden, omdat zij niet bepaald
evenredig kan worden genoemd aan de
belangstelling, die er bij het gros van de
menschen voor het oude Egypte bestaat.
Maar ik wil toch geen kwaad zeggen
van den ophef, die er van
Toet-ankamen wordt gemaakt.
Want onder de duizenden, die. de
plaatsjes bekijken van de in zijne
grafkamer gevonden voorwerpen of de ver
halen daarover lezen, zullen er toch ook
zijn, die even uit hun dagelijksche
sleur gehaald worden.
Voor wie even het besef opflitst,
dat grafkamers en pyramiden getuigen
van een heel hooge, zij het dan ook een
heel vreemde" beschaving.
Die even bedenken, dat het misschien
nog wel zoo aardig is, iets van dergelijke
dingen te weten te komen, als zijn
avond in de bioscoop door te brengen.
Maar hier betreed ik een gevaarlijk
terrein. Want ik wil mij den vloek van
bisschop Ernulphus op den hals halen,
als Toet-ank-amen niet in de bioscoop
komt.
K E K x K A M P
IIIIIIIIIIIIIIIHI 'IIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII
INTERNATIONALE PUZZLE
P WELKE WIJZE IS BE.V,IDI>i:i.IN(i Tl'SSCIIKN
FRANKRIJK EN DUITSCIILAND DENKBAAR?
Einde Februari 1023.
Vastgeloopen.. ..
Zoo schijnt men er aan den Ruhr van weers
kanten voor te staan. De herinnering aan den
loopgravenoorlog keert terug. Beide partijen
hebben hunne positie ingenomen, en 't is een
wedstrijd in het uithouden. Beiden rekenen
met maanden of langer...., beiden verklaren
zich zeker van hun goed recht en van het
eindresultaat. Frankrijk denkt nauwelijksmeer
dat Duitschland in eenige weken toegeven zal.
Duitschland, dat misschien zelf verbaasd is
over 't succes van d% politiek van lijdelijk ver
zet, dat aanvankelijk zich zoo teleurgesteld
voelde toen de gehoopte interventie uitbleef,
heeft zich nu opgewerkt tot een nationale
hardnekkigheid. Het heeft zich ook
vastgewerkt in eene internationale propaganda die
van de Franschen niets heel laat en de
Duitschers op het standpunt van de vermoorde
onschuld stelt. Wolff's bureau fungeert als
in de beste dagen van den oorlog, verbreidt
de geweldigste verhalen over de
barbaarschlieid der Franschen, toovert zwarte troepen
en annexatie-intriges uit den grond, en onder
houdt den Duitschen haat. Fransche tegen
spraken helpen niet veel hiertegen en terwijl
de bewonderenswaardig geleide Duitsclie pers
oorlog naar buiten maar matig invloed heeft,
aangezien de wereld oververzadigd van derge
lijke manifestatie'» is, maakt zij inwendig het
volhouden steeds onvermijdelijke!'.
Wel kan, gezien de onbegrensde aanpas
baarheid van den Duitschen geest, elk
oogenblik een omslag van zijn houding de wereld
verrassen, maar de elementen werken daar
toch eerder tegenin.
Frankrijk rekent, dat het Duitsche leven
gesticht. Een der grootvorsten, werd bijge
voegd, deelde het geloot'der moejiks; hij had in
Constantinopel zijn toevlucht gezocht en was
van daar naar Venetiëgei>aan in het hotel
Danicli. Daar onttrok hij zich aan alle bezoek.
Terstond kwam het gebod, innerlijk, tot
Priscilla en beval haar daarheen te vertrekken.
Die vulgaire menseheu, aan wie zij dadelijk
haar dienst opzegde, wisten niet hoe zij het
met haar hadden, en of het een winst dan wel
een verlies moest worden gerekend nu
Priscilla hen verliet. Zij hutl niet :icli liet mrs.'ciiV
, hun huis i>ebruc'li>.
Recht af teekenend met zachte toetsen,
/onder al te veel satire, zijn de regels aan liet
afscheid gewijd.
De vroomheid en de eenvoud van de vrouw,
die haar taak zonder aarzelen opneemt,
stralen af in den glimp van aanhankelijkheid
en de zorg voor anderen. Het is geen wreed
boek, dit verhaal.
Wat te zeggen van de reis naar Itali
en het verblijf in de lagunenstad? Met den takt
van de gevoelvolle artiste heeft ook hier de
schrijfster den nadruk gelegd op het innerlijk
leven, en is daarbij nergens in overdrijving
vervallen. Het kleurige Venetiëwerpt even
zijn licht over de voorvallen, de hulp van de
goede menschen doet zich even gevoelen. Daar
staat Priscilla in de weidsdie vestibule van
het hotel Danieli !
De arme Priscilla heeft gedacht en gehoopt
den metgezel van den Lijder in ontbering te
vinden en hem met haar spaarpenning en haar
verzorging te kunnen bijstaan, en het is een
betreste portier die haar brief met de bood
schap voorden Allerhoogste aanneemt. Hij zal
dat stuk aan den secretaris van den
Grootvorst doen toekomen. Den grootvorst of
iemand uit zijn nabijheid te zien, maar dat
is onmogelijk !
En Priscilla gaat heen. Daarbuiten in
het zonlicht van den morgen rijst Veneti
in haar betoovering. Maar hij, de Grootvorst,
is zeker op dat ougenblik bezig haar bood
schap te lezen ! En al de schittering verzinkt
in den gloed van haar opwinding.
W. G. C. B v v A N c K