Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
3 Maart. '23. No. 2384
Teekemng voor de Amster
dammer" van Qeorge van
Raemdonck
iiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiiiiMiii
TOONEEL TE BERLIJN
Het bleek me niet meer mogelijk, zooals
mijn plan was, in het Deutsche Theater
Bertolt Brecht's Trommeln in der Nacht" te
gaan zien, want het als interessant geprezen
stuk was ber Nacht" met stille trom van
het répertoire afgezet Men fluisterde
iets van den gekrenkten regisseur
OttoFalckenberg, dre immers er voor uit München was
geroepen, waar hij in zijne Kammerspiele met
hetzelfde werk van den 24-jarigen auteur
zeer sterk de aandacht had getrokken, die
nu te Berlijn niet de waardeering vond, welke
hij verwacht had, en derhalve beleedigd ver
trokken was, evenals reeds tevoren Bertold
Viertel en de Darmstadter Intendant Startung
het Deutsche Theater teleurgesteld vaarwel
zeiden, na aanvankelijk veelbelovende op
voeringen ! Dat zou tot de steeds sterker zich
opdringende conclusie moeten leiden, dat
weliswaar orkestleiders, die als gast aan een
vreemden lessenaar komen te staan, nog kans
hebben, hunne individualiteit te ontplooien,
dat echter regie door een gast eigenlijk iets
onmogelijks is. Bovengenoemde ervaring zou
die bewering opnieuw kunnen staven, want
ongetwijfeld vond Falckenberg hier te Berlijn
een heel wat beter '?ensemble dan hij te
München bezit, en stonden hem hier ook
veel rijker middelen ter bïschikking. Edoch,
bij zulk een subtiele taak, uit te voeren
als vreemde tegenover vreemden, die zich
vaak niet dan ongaarne voor den wil en de
anders gevormde opvatting van den buiten
staander bukken; zich niet heer in huis te
voelen, en toch te moeten commandeeren,
met het bewustzijn een zware verantwoording
te dragen, het lijkt, vooral onder de huidige
tuchtlooze omstandigheden, een schier on- >
mogelijk beginnen, waarover nog heel wat te^
zeggen zou zijn, wanneer de ingewijden eens<a
openlijk van hunne ervaringen zouden willen
berichten. Bij het vreemde ensemble komt dan
nog het vreemde publiek het gevoel van on
zekerheid verhoogen. Wie, die ooit een tournee
meemaakte, weet niet, hoe totaal verschil
lend de werking van een stuk is in verschillende
steden ! En aan al die contraire stroomingen
moet een als gast genoodigd spel-leider bin
nen een paar weken glansrijk het hoofd
bieden ! Neen, een regisseur moet zich uit
zijn ensemble, mét zijne spelers ontwikkelen,
zij moeten innig met elkaar vertrouwd zijn;
hij moet de krachten die hij behoeft, zélf
kunnen observeeren en uitzoeken. Het tegen
deel leidt slag op slag tot teleurstellingen,
en daarvan schijnt ditmaal Bertolt Brecht het
offer geworden te zijn.
De naam van Stephan Zweig, wèlgekend en
geëerd als die van een fijnzinnig literator,
lokte mij naar het hartje van de stad, in het
oude Theater i.d. Kommandantenstrasse",
vroeger een tienderangs-schouwburg, daar
op scharen tooneelliefhebbers trekkend, als
tempel van het Russisch-Jiddische
Tooneelgezelschap uit Wilna, dat er avond aan avond
Dybuk" en zijne verdere répertoirestukken
speelde, op hoe merkwaardige wijze en
met welke hooge kunst weet men sindsdien
ook in Holland, en nu het uitgangspunt
geworden van een bescheiden, maar treffend
idealistisch streven, om jongeren aan het ge
sproken woord en aan meerdere bekendheid
te helpen.
Stephan's Zweig's Kammerspiel" in 3
bedrijven Legende eines Lebens" is het werk
van een fijn ontwikkeld philoloog, maar ter
nauwernood een drama, want de hoofdzaak
ontbreekt voor een groot deel: temperament.
Een met smaak en nadenkelijken geest
reproduceerend essayist greep in het volle
menschenleven, d.w.z. in het historisch literatorendom
en vond er interessante gegevens, die hem
prikkelden tot tooneelbewerking. We worden
bij dit stuk onmiskenbaar duidelijk aan Heb
bel herinnerd, aan zijne vrouw Christine, aan
de geliefde zijner jeugd, Elise Lensing,
misschien ook in de verte aan de figuur van
Cosima Wagner. De held van het drama, Kar!
Amadeus Franck, een vorst onder de dichters,
verschijnt niet ten tooneele, want hij is ai
tien jaar dood, wanneer het gordijn voor 't
eerst opgaat. Hij moet echter de onzichtbare
leider der onzichtbare wereld blijven, zelfs in
zekeren zin in onze voorstelling een
posthume ontwikkeling doormaken, een taak,
Ibsen toevertrouwd, maar niet aan Zweig.
Karl Amadeus blijft, trots alle bemoeiingen
zijns scheppers, voor ons een marmeren
grafbeeld, waarvan geen sprank hypnotiseerende
bezieling meer uitgaat. De weduwe van dezen
grooten dichter wijdt haar verder leven aan
zijn nagelaten roem, aan zijne herinnering,
aan een cultus, die hem onsterfelijkheid moet
geven. Zij vormt aldus de Legende van zijn
leven". Uit den mensch vol dwalingen en
smartelijken levensstrijd maakt zij een heilige.
Niemand lijdt sterker onder deze verheerlij
king des vaders dan de zoon Friedrich, die,
zelf scheppend kunstenaar, gebukt gaat
onder de verpletterende deugd van den ver
heven do'ode. [n deze mausoleumsatmosfeer nu
treedt een nieuw element, eene verouderde
ziekelijke vrouw, die eens den beroemden
dichter in stormachtige jongelingsjaren als
eenvoudige levensgenoote ter zijde stond,
zooals de arme naaister Elise Lensing den
jongen Friedrich Hebbel. Ook dit naaistertje
bezit brieven, die Karl Amadeus haar schreef,
en onbekende manuscripten. En de zo'in der
wettige vrouw vlucht tot haar, die hem
Hotel Duin en Daal" B1D°f?tEN
Centraal verwarmd. Vaslt waschtafels, koud- en warmwattr.
zijn vader als levend en lijdend man openbaart,
en hem van den ziekelijken druk eener legende
bevrijdde, zoozeer bevrijdde, dat hij nu
zelf den rechtschapen moed vindt, zijn eigen
Elise Lensing tot zijne vrouw te maken. De
beide vrouwen, die de dichter eens liefhad,
zij die vroeger verlaten werd, en zij die zich
nu verlaten voelt en evenmin gelukkig was,
verzoenen zich met elkaar, en aan het ele
gisch slot der boekuitgave treden zij zelfs
tezamen, in vaste omarming, aan het
graf des dichters. Een goed gedacht
motief wordt met ernst uitgevoerd. De
steeds beschaafde dialoog heeft alleen
het nadeel, dat allen zóó en niet anders spre
ken, ook niet de vrouw uit het volk, die
tegenover hare hoogontwikkelde rivale staat..
Wat geeft alle zorgvuldige literaire arbeid,
wanneer men het warme roode bloed niet
voelt bruisen in die bleeke menschengestalten;
wanneer schier geen oogenblik echte hartstocht
trilt, in onbekommerde openbaring, door de
geresigneerde atmosfeer van een kerkhof
omgeving !.... )ffa ?*»
Die hartstocht ontbrak niet in een ander
legendenspel: in dat van Oerhart Hauptmann's
Kaiser KarPs Geisel". Hier betrof het niet
een nieuw te winnen pleit, doch de her
ziening van een vroeger uitgesproken oordeel;
Felix Hollander, trouw vriend en aanhanger
van den dichter, dien Duitsche behoefte aan
aanénsluiting in diepe eenzaamheid, en
Duitsche dankbaarheid, verscherpt
doornationalen nood, misschien op een nog hooger voet
stuk plaatsten, dan anders allicht het geval
zou geweest zijn, wenschte het, 15 jaren ge
leden in OttöBrahm's Lessingtheater ver
loren proces, aan eene revisie, voor een zoo
geheel anders gerijpt publiek, te onderwerpen.
Indien hij slechts zér ten deele in zijn doel
mocht slagen, ligt dit voor een goed deel
stellig ook aan de niet gelukkige bezetting
der hoofdrollen. De zeer begaafde Elisabeth
Berger, die Hollander als voornaamste troef
wilde uitspelen, ,,streik"te op het laatste oogen
blik; de inspringende Liselotte Denera ver
mocht, met haar begrensd talent, slechts
een weinig voldoende plaatsvervangster te
zijn. En Heinrich Oeorge is een knap acteur
en gaf een waardige Keizerfiguur, doch is
geen warm en meêsleepend zegger van verzen.
De opvoering, door Hauntmann bijgewoond,
stond dus niet onder een gunstig gesternte, en
dichter noch directeur zullen zich illusies
gemaakt hebben omtrent de duurzaamheid
van het hartelijk succes, waarmede
Hauptmann geëerd werd.
Dit drama, bijna zou men kunnen zeggen:
deze monoloog in vier bedrijven, behandelt
de groote late liefde van den grijzen Carolus
Magnus voor de blonde Gersuind, waarvan de
sage ons meldt; de liefde voor het verdorven
jonge bloed, dat onder het masker eener heilige,
den ouden Keizer schier tot waanzin drijft.
Hauptmann zelf heeft dit van weemoed
gedrenkte werk vol stille resignatie bizonder
lief. Wie het leest, voelt hoe de legende slechts
den uiterlijken vorm leverde, waar de dichter
het sidderende, hartstochtelijke leven zijner
ziel in uitstortte; het overoud weemoedig
herfstiied: dat warme jeugd zich afwendt van
killen ouderdom....
Geen klagend-senielen grijsaard schiep
Hauptmann, doch een, voor wien de late
liefde, die alle zinnen in laaienden brand zet,
komt met de kracht eener furie. Trotsch en
ongebroken doch machteloos staat deze Kei
zer tegenover het noodlot. In de oude
middeleeuwsche legende welker naïeve bizonderfieden
door Hauptmann niet versmaad werden,
voelen we echter, en dat doet ons het werk
en zijn dichter liefhebben, de
oer-menschelijke tragedie van alle tijden, den
hartstochtelijken strijd van den mensch met zijn demon,
of met zijn eigen ziel en dat, wat onsterfe
lijk in haar: is de dichterskracht, om lief te
blijven hebben alles wat eeuwigheid heeft:
jeugd, geluk, schoonheid.
Hauptmann gaat geheel op in zijn hoofd
figuur, wat daaromheen zich beweegt is
merkwaardig indifferent, soms met bijna starre
liefdeloosheid behandeld, Feljx Hollander
bracht met ijver sterke bekortingen aan, doch
de noodige ontwikkeling en climax, die de
planken nu eenmaal vereischen, bleven, trots
grootere concentratie, ontbreken, en het pleit
werd dus ook ditmaal niet door Keizer Karel
gewonnen, al blijft ook een minder geslaagd
werk van Oerhart Hauptmann toch altijd
nog torenhoog staan boven tal van andere
dramatische producten, die ons voorgezet
worden.
Even breng ik nog mijn theaterlievenden
lezer naar het stillere Westen, in het kleine,
OOSTERSCHE TAFEREELEN
Teekening voor de Amsterdammer" van jan Poortenaar
POORT VAN HET WATERKASTEEL,
DJOKJAKARTA.
Vervallen mag het Waterkasteel zijn, ver
gaan veel van zijn oud ornament: ter plaatse
is het levend gebleven. Volkskunst is oerkunst
en leeft langer dan steen.
Geen sultan, ratoe, bijvrouw meer, geen
hoogwaardigheidsbekleders, schrijvers
of'dienaren, wapensmeden of hoveniers die eens
huisden in dezen verlaten lusthof. Maar in de
voorpoortjes, daar batikken de
kampongtneisjes kinderen nog het oude ornament.
En als symbool van den onvergankelijken,
steeds weer herlevenden sier-zin vinden wij
achter de poort in aangeveegde stof een plaats
waar de kinderen pas gespeeld hebben. En
daar, in die dikke laag grijze straatstof, is een
wajangfiguur geteekend met een houtje of
vingertop, vloeiend van tot ornament gewor
den lijn, statig en groot, als een schaduw langs
den muur schijnt zij te bewegen, grillig en
majestueus tegelijk. Niets, niets kan haar
redden, eeuwig-bewaren-willende Wester
lingen ! Straks is zij vertreden of verwaaid.
'Geen nood. Het ornament, het leeft onstoffe
lijk, het is onsterfelijk in al die hoofden, en
zal zich weer en nogmaals incarneeren.
JAN POORTENAAR
iti iiiiiiiiiiiitiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiinii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
fijn-intieme, dezen winter nieuw geopende
Renaissancetheater te Charlottenburg, dat
met literaire fijnproeversaspiraties begon, en
daarop gastvrijheid verleende aan enkele
achtergebleven leden van het onvergetelijk
Russisch Ensemble uit Moskou, o.a.
Germanowa, als de tweede Duse geroemd, dat
er Russische voorstellingen gaf van Tagore's
Koning in de donkere Kamer". Nu wordt er
eiken avond (weer door het Dtütsch ensemble)
een Ghettodrama van Tjirikof gespeeld, dat
te Berlijn reeds eerder, doch in zeer onvoldoen
de vertolking, op de planken van een klein
letterkundig tooneel verscheen. Ditmaal,
onder Karl Heinz Martin's leiding en met zeer
goede krachten bezet, maakte het werk een
sterken, aangrijpender! indruk. Het is geen
drama in geijkten vorm; we zien slechts losse
tafereelen uit het Russisch-Joodsche familie
leven, met de vreeselijke dreiging van po
grom steeds op den achtergrond, die ten
sjotte tot ontzettende realiteit wordt. Het
typisch Russische pessimisme, doffe berusting,
wrange moedeloosheid beheerschen het
geheele stuk, waarin naar geen uitweg gezocht,
aan verlossing ternauwernood meer geloofd
wordt, doch waarvan de treffende
karakterteekeningen een meesterhand en den
menschenkenner verraden. In het midden van dit mi
lieu staat de grijze horlogemaker Frankel, die
reeds meer dan eens als door een wonder aan
de woede van het gepeupel ontkwam, en
kracht blijft putten uit zijn vertrouwend ge
loof aan den terugkeer naar Palestina. Tegen
over hem staan de strijdlustige Zionist, die
met fanatisme aan den nieuwen Joodschen
staat als eenige oplossing geloof t, en Frankei's
beide kinderen, zoon en dochter, die te Mos
kou studeerden, er de revolutie hebben mee
gemaakt, en aan algemeenc bevrijding, ook
die der Joden gelooven. De dochter, eerst met
den Zionist verloofd, heeft hare liefde aan een
Christen geschonken, die ook haar liefheeft ert
zich vrij van vooroordeelen waant, zonder
echter den laatsten innerlijken tegenstand
in zijn ziel te kunnen overwinnen. Om deze
menschcn heen bewegen zich een aantal
Joodsche gestalten, van zeer verschillende en
fijne typeering. In deze kleine bange wereld
dringt ten slotte het dronken gepeupel; de
Christen, die zijn meisje wil verdedigen, wordt
gedood; zij zelf beneemt zich het leven, om het
ergste te ontgaan. Slechts de oude Frankel
blijft ook ditmaal gespaard, en tracht zich in
het gebed op te richten.
iiifiiiiimiiiiiiiiimiiffiiiimfiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiii
ttllllllllllllllllIUIllIllllllllllllllllllllllllI IMIIIIlllMlillllllMlimillllIlllllllllllllllt IIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHHIMimillimtlllllllMIJIIIIIIi
mUIMMIIMIIIIIM
HET ROTTERDAMSCH TOONEEL, Ratten.
Tragi-comedie van GBRHART HAUPT
MANN.
De zoogenaamd realistische Hauptmann
was mij altijd liever dan de dichter van
Hannele" en de Versunkene Glocke", en
zelden ben ik door de poëzie van zijn wezen,
die zich meer aan gestalten hecht dan dat zij
zich in taal vermag te uiten, zoo getroffen
geweest als hier, waar men dit het minst ver
wachten zou, op den duisteren rattenzolder
van een oude Berlijnsche huurkazerne het
costuumatelier van den Schmieredirecteur
Hassenreuter waar te midden der lompen
en vodden van menschelijk hopen en streven,
de macabre lauwerkransen van den overleef
den roem, en de leege champagneflesschen van
de liefde een kindje wordt geboren, als in
den stal van Bethlehem. Een Poolsch dienst
meisje brengt het daar ter wereld en de
kinderlooze metselaarsvrouw Jette John weet het
de arme, die over dezen muur van conse
quenties niet heen kan kijken, afhandig te
maken al vóór ze beseft wat het is, wat het
onder alle omstandigheden blijft: moeder te
zijn. Met het kind wordt in Piperkarcke ook
de moeder geboren; in het kind héft zij
het verhaal op den vader.... Als een
tijgerkat bespringt de eene moeder haar jong,
als een leeuwin stelt de andere moeder, wier
ijlende verbeelding dit kind, haar geschonken,
het h,are dus, met klauwen omvat, zich voor
de wieg te weer. Een strijd op leven en dood,
tusschen twee vrouwen, die tegelijkertijd
beesten en heiligen zijn. En rondom deze
Klassieke tragedie van het souverein instinct,
voert het leven met zijn levende en doode mari
onetten, met zijn maskeradepakken, zijn
blikken koningskronen en afgeknaagd
watten-hermelijn, met heel zijn verlepte panache
alles te huur bij tooneeldirecteur Hassen
reuter die inmiddels de jeugd onderwijst in
de kunst van Schiller en Goethe.... en Haupt
mann, en zijn jongste liefje kust achter de
flarden van zijn ouden roem zijn
raadselachtigen krijgsdans uit. Een chaos, waarbij
men, naar compositie niet vragend, gegrepen
wordt, nu door het eene, dan door het andere,
en teruggeduwd in weer een onverwachte
impasse. Want dit is de kunst van Hauptmann
in dit, van alle zijden aanvechtbaar, verward
en onbestemd werk, dat hij man en muis van
dit groote-stads-kazernekrot heeft laten
leven, als op heeterdaad betrapt, dat de
motten eruit op vliegen waar men het aan
raakt, en dat nog de latten, die de costuums"
dragen, een ziel hebben. Dit is geen
milieuschildering" zonder meer, geen reportage,
dit is allemaal, schots en scheef, raak en krom,
geheimzinnig en onvatbaar,ge!ijk het leven zelf,
warm gesproten uit het hart van een mensch
die dezen chaos peilde en liefhad en doorleed.
En die er dat is het bewonderenswaardige
zonder spoor van tendentie of moraal, de poëzie
van afving, de mystiek.... Ieder schepsel,
ook het geringste, is een tragi-comedie op
zichzelf, leeft duizend levens in n; hoe
kunnen wij er met ons beperkt verstand ooit
uit wijs worden, hoe kunnen wij ooit weten
wie en wat wij zijn? In de wereld, en in onze
verbeelding, die de realiteit verslaat. Jette
John had haar zoontje verloren en de hoop
opgegeven op een tweede kind, dat wil
zeggen: met haar verstand was zij tot deze
wanhoop gekomen, maar in den hemel van
haar innigst vrouw-zijn, gaf zij niets op, bleef
zij moeder," en niets dan dat. Ze stal een
kind van een ander, en ziet, het was van het
oogenblik af dat zij het in haar armen voelde,
haar eigen kind ! En juffrouw Knobbe, de aan
de morphine verslaafde slet, die weer in een
ander holletje van dit huis verscholen /.it tot
de avond valt, is in haar verdwaasde verbeel
ding een gewezen gravin ze zegt het en ze
gelooft het haar kind heeft ze van een
officier, en als het wurm gestorven is, leeft
het in haar armen nóg. Zóó arrangeert zij
haar rampzalig bestaan naar haar diepste
begeerten, en het wordt een werkelijkheid,
niet minder waarachtig wellicht dan al de rest
waarin wij meenen oprecht te zijn. De tooneel
directeur Hassenreuter een kleine Peer- Gynt
weet tusschen het to-be or not-to-be"
op deze aarde al lang geen onderscheid meer,
hij declameert zijn wereld bij elkaar, hij is
altijd en scène", hij is zelf een scène".
Zooals zijn bedrogen, kortademige vrouw, in
haar dierbare verbeelding, de vereerde ge
malin van eengroot kuns enaar is, en zooals de
student Spitta, sinds hij de theologie offerde
aan de tooneelkunst, in zijn droomen slechts
heldenrollen speelt ! Behalve wat hij is, is
ieder in dit stuk wat hij zichzelf wijsmaakt,
en wat hij aan anderen vertoont. En deze
veelvoudigheid, deze verwarring, dit, als een rat,
niet bij den staart te grijpen, glijdende, schie
tende, schichtige, dit duistere, wriemelende,
knagende, dat daar te-hoop zit en zijn kans
beloert, en omklemt wat het eenmaal tusschen
de vingers vat, deze ondefinieerbare overgan
gen tusschen wezen en schijn, dit zwevende en
rompslompige wat voor het overige Haupt
mann's tragi-comedie ook aan grove gebreken
mag vertoonen, dit alles toch heeft hij kunnen
beelden, onder den prachtigen titel Ratten",
levend, groot in het kleine, symbolisch,
diabolisch schier. Waar bij het uitgebreid en
beproefd Hauptmann-repertoire, de keuze van
juist dit werk als een late hulde aan zijn
talent in dit jubeljaar even verwonderen
kon, daar zijn wij bij nader inzien het
Rotterdanisch tooneel des te erkentelijker dit boei
end waagstuk te hebben ondernomen. Mij
althans heeft deze onvolkomen, felle, tragische
greep meer geschonken dan de meeste zijner
overige werken, die om hun degelijker deug
den worden geroemd. En dit te eer, waar de
Ji'th1" van mevrouw Tartaud, een betrek
kelijk korte, fragmentarische rol, in dit, door
internationaal tooneelspel hoog gestemd
seizoen, een schepping bleek van den eersten
rang.
Dat voor deze tragi-comedie (regie Chrispijn
Sr) de snijdend-milde toon, het rhythme, het
evenwicht alreeds gevonden zijn, mag ik niet
zeegen, maar vooreen zoo moeilijk in het vat te
gieten stuk, is bezonkenheid noodzakelijk, wil
een en ander op zijn juiste waarde en plaats
komen. Het decor maakte op mij meer den
indruk van een nette boerenwoning dan van
een stadskazerne vol trappen, hoeken en
holen, waar de menschen als ratten deur-in
deur-uit schieten, zóó zie je ze, zóó zie je ze
niet, waar ieder zijn eigen twijfelachtig
leven leidt, in bange samenscholing van buur
bij buur, waar vader en dochter hetzelfde
holletje uitzoeken voor hun respectievelijk
rendez-vous zonder elkaar te storen, waar het
leven spookt en de fantaisie louter kromme
sprongen maakt. Wi-lk een rhythme, welk een
gefluister in het onafgebroken
groote-stadsgedruisch ! In tweemaal zoo vlug tempo denk
ik me dit alles.. ..
Een regieopgave, waarvoor wellicht
Nachtasyl" nog het beste voorbeeld biedt,
maar dan op een ander levensplan. Berlijnsch !
Het bezwaar voor het welslagen dezer ver
tooning was Nico de Jong, die zonder den
fantast Hassenreuter tot leven te kunnen
brengen, hij miste daarvoor de.... fantaisie
en de souplesse, door zijn
tooneelpersoonlijkheid het tooneel nochtans overheerschte. Ook
mevrouw Hassenreuter (mevrouw van Eysden)
was een kluchtspelfiguur gebleven en als zoo
danig te demonstratief. De overige spelers
sprongen minder uit de lijst, wat al veel is;
sommigen bereikten iets dat bijblijft. Zoo
mevrouw van der Poll?Hamakers, voortref
felijk als de rampzalig-zalige juffrouw Knob
be, zoo Frits Tartaud, de metselaar John, voor
wien het leven eenvoudig is, Jules Verstraeten,
de geboren moordenaar. Verdienstelijk: Martha
Walden,die voor het smartelijke in de
liederAls onder een benauwenden druk ondergaan
we die lugubere gebeurtenissen; de beklem
mende stemming was goed vastgehouden en
superieur kan de uitbeelding van den
eerwaardigen patriarch door Alexander Granach ge
noemd worden: vol stille eenvoudige waardig
heid, en zonder eenigen valschen pathetischen
nadruk. Roma Bahn zeer goed als de jonge,
door tweestrijd gemartelde dochter; over
tuigend ook en echt: G. von Wangenheirn,
als bitter revolteerende zoon.
Een belangwekkende, goed voldragen voor
stelling, maar och, hoe troosteloos
deprimeerend, in deze donkere dagen van neer
drukkenden zorg....
CORNELIE VAN OOSTERZE-E
Wanneer gij keelpijn hebt, is
dit een bewijs dat bacteriën Uw
keel zijn binnengedrongen. «
t Gebruik dan dadelijk Formamint.
i; Het vernietigt de bacteriën van
verkoudheid, influenza, roodvonk,
'angina enz. in mond en keel.
Verkrijgbaar in alle apotheken en drogisterijen.
Let op de verpakking met rooden band.
'ormamint
beschermt tegen Besmetting,
lijke Piperkarcke een feüen toon vond zonder
ons eclner haar rol, het tegenbeeld van Jette
John, te ontvouwen. Uiterlijk goed: Jo
Steenbergen, een kleine groote-stadsrat; een
gooi naar het gro'eske deed Jan Mulder
als de student Spitta; het liefdesavontuur
tusschen hem en Walburga Hassenreuter
kan meer naar den achtergrond. Boven deze
allen echter Alida Tartaud, wier soberheid in
deze rol meer dan ooit overtuigde als het voor
recht van een groot talent. Hoe weinig scheen
zij zoo maar wat rondsloffend en kijkend
te doen, en hoeveel deed zij ! De
vleeschgeworden geborneerdheid met alleen dat ne
brandende lichtpunt in haar doffen kop:
Adelbertje," en de geheele warbundel van
sluwheid en taaie, ten slotte overweldigende
kracht die daarvan uitstraalde. Ik stel me
deze pseudo-moeder, waarvoor mevrouw Tar
taud zich blond en breed gemaakt had, juist
daaraan tegenovergesteld voor: een tanige,
dorre, hoekige schoonmaakster, midden-dertig,
te afgesloofd, te oud voor den bloei van het
moederschap. Maar dit uiterlijke deed niet
af aan het spel dat desniettemin de schrale,
dompe atmosfeer om Jette John schiep, met
den lichtkrans rond haar, over het kind ge
bogen, hoofd. De triomf van dit onwezenlijk
moeder-zijn leefde in elke beweging en ook op
de dierlijk-heftigste oogenblikken bleef zij,
als moeder, dichterlijk en schoon.
TOP N A' E F
iMASSIEVE CACHETRINGEN
GROOTSTE COLLECTIE
SPILLNER
vize/straat N?83 Amsterdam