De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 3 maart pagina 6

3 maart 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 3 Maart. '23. No. 2384 Teekemng voor de Amster dammer" van Qeorge van Raemdonck iiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiiiiMiii TOONEEL TE BERLIJN Het bleek me niet meer mogelijk, zooals mijn plan was, in het Deutsche Theater Bertolt Brecht's Trommeln in der Nacht" te gaan zien, want het als interessant geprezen stuk was ber Nacht" met stille trom van het répertoire afgezet Men fluisterde iets van den gekrenkten regisseur OttoFalckenberg, dre immers er voor uit München was geroepen, waar hij in zijne Kammerspiele met hetzelfde werk van den 24-jarigen auteur zeer sterk de aandacht had getrokken, die nu te Berlijn niet de waardeering vond, welke hij verwacht had, en derhalve beleedigd ver trokken was, evenals reeds tevoren Bertold Viertel en de Darmstadter Intendant Startung het Deutsche Theater teleurgesteld vaarwel zeiden, na aanvankelijk veelbelovende op voeringen ! Dat zou tot de steeds sterker zich opdringende conclusie moeten leiden, dat weliswaar orkestleiders, die als gast aan een vreemden lessenaar komen te staan, nog kans hebben, hunne individualiteit te ontplooien, dat echter regie door een gast eigenlijk iets onmogelijks is. Bovengenoemde ervaring zou die bewering opnieuw kunnen staven, want ongetwijfeld vond Falckenberg hier te Berlijn een heel wat beter '?ensemble dan hij te München bezit, en stonden hem hier ook veel rijker middelen ter bïschikking. Edoch, bij zulk een subtiele taak, uit te voeren als vreemde tegenover vreemden, die zich vaak niet dan ongaarne voor den wil en de anders gevormde opvatting van den buiten staander bukken; zich niet heer in huis te voelen, en toch te moeten commandeeren, met het bewustzijn een zware verantwoording te dragen, het lijkt, vooral onder de huidige tuchtlooze omstandigheden, een schier on- > mogelijk beginnen, waarover nog heel wat te^ zeggen zou zijn, wanneer de ingewijden eens<a openlijk van hunne ervaringen zouden willen berichten. Bij het vreemde ensemble komt dan nog het vreemde publiek het gevoel van on zekerheid verhoogen. Wie, die ooit een tournee meemaakte, weet niet, hoe totaal verschil lend de werking van een stuk is in verschillende steden ! En aan al die contraire stroomingen moet een als gast genoodigd spel-leider bin nen een paar weken glansrijk het hoofd bieden ! Neen, een regisseur moet zich uit zijn ensemble, mét zijne spelers ontwikkelen, zij moeten innig met elkaar vertrouwd zijn; hij moet de krachten die hij behoeft, zélf kunnen observeeren en uitzoeken. Het tegen deel leidt slag op slag tot teleurstellingen, en daarvan schijnt ditmaal Bertolt Brecht het offer geworden te zijn. De naam van Stephan Zweig, wèlgekend en geëerd als die van een fijnzinnig literator, lokte mij naar het hartje van de stad, in het oude Theater i.d. Kommandantenstrasse", vroeger een tienderangs-schouwburg, daar op scharen tooneelliefhebbers trekkend, als tempel van het Russisch-Jiddische Tooneelgezelschap uit Wilna, dat er avond aan avond Dybuk" en zijne verdere répertoirestukken speelde, op hoe merkwaardige wijze en met welke hooge kunst weet men sindsdien ook in Holland, en nu het uitgangspunt geworden van een bescheiden, maar treffend idealistisch streven, om jongeren aan het ge sproken woord en aan meerdere bekendheid te helpen. Stephan's Zweig's Kammerspiel" in 3 bedrijven Legende eines Lebens" is het werk van een fijn ontwikkeld philoloog, maar ter nauwernood een drama, want de hoofdzaak ontbreekt voor een groot deel: temperament. Een met smaak en nadenkelijken geest reproduceerend essayist greep in het volle menschenleven, d.w.z. in het historisch literatorendom en vond er interessante gegevens, die hem prikkelden tot tooneelbewerking. We worden bij dit stuk onmiskenbaar duidelijk aan Heb bel herinnerd, aan zijne vrouw Christine, aan de geliefde zijner jeugd, Elise Lensing, misschien ook in de verte aan de figuur van Cosima Wagner. De held van het drama, Kar! Amadeus Franck, een vorst onder de dichters, verschijnt niet ten tooneele, want hij is ai tien jaar dood, wanneer het gordijn voor 't eerst opgaat. Hij moet echter de onzichtbare leider der onzichtbare wereld blijven, zelfs in zekeren zin in onze voorstelling een posthume ontwikkeling doormaken, een taak, Ibsen toevertrouwd, maar niet aan Zweig. Karl Amadeus blijft, trots alle bemoeiingen zijns scheppers, voor ons een marmeren grafbeeld, waarvan geen sprank hypnotiseerende bezieling meer uitgaat. De weduwe van dezen grooten dichter wijdt haar verder leven aan zijn nagelaten roem, aan zijne herinnering, aan een cultus, die hem onsterfelijkheid moet geven. Zij vormt aldus de Legende van zijn leven". Uit den mensch vol dwalingen en smartelijken levensstrijd maakt zij een heilige. Niemand lijdt sterker onder deze verheerlij king des vaders dan de zoon Friedrich, die, zelf scheppend kunstenaar, gebukt gaat onder de verpletterende deugd van den ver heven do'ode. [n deze mausoleumsatmosfeer nu treedt een nieuw element, eene verouderde ziekelijke vrouw, die eens den beroemden dichter in stormachtige jongelingsjaren als eenvoudige levensgenoote ter zijde stond, zooals de arme naaister Elise Lensing den jongen Friedrich Hebbel. Ook dit naaistertje bezit brieven, die Karl Amadeus haar schreef, en onbekende manuscripten. En de zo'in der wettige vrouw vlucht tot haar, die hem Hotel Duin en Daal" B1D°f?tEN Centraal verwarmd. Vaslt waschtafels, koud- en warmwattr. zijn vader als levend en lijdend man openbaart, en hem van den ziekelijken druk eener legende bevrijdde, zoozeer bevrijdde, dat hij nu zelf den rechtschapen moed vindt, zijn eigen Elise Lensing tot zijne vrouw te maken. De beide vrouwen, die de dichter eens liefhad, zij die vroeger verlaten werd, en zij die zich nu verlaten voelt en evenmin gelukkig was, verzoenen zich met elkaar, en aan het ele gisch slot der boekuitgave treden zij zelfs tezamen, in vaste omarming, aan het graf des dichters. Een goed gedacht motief wordt met ernst uitgevoerd. De steeds beschaafde dialoog heeft alleen het nadeel, dat allen zóó en niet anders spre ken, ook niet de vrouw uit het volk, die tegenover hare hoogontwikkelde rivale staat.. Wat geeft alle zorgvuldige literaire arbeid, wanneer men het warme roode bloed niet voelt bruisen in die bleeke menschengestalten; wanneer schier geen oogenblik echte hartstocht trilt, in onbekommerde openbaring, door de geresigneerde atmosfeer van een kerkhof omgeving !.... )ffa ?*» Die hartstocht ontbrak niet in een ander legendenspel: in dat van Oerhart Hauptmann's Kaiser KarPs Geisel". Hier betrof het niet een nieuw te winnen pleit, doch de her ziening van een vroeger uitgesproken oordeel; Felix Hollander, trouw vriend en aanhanger van den dichter, dien Duitsche behoefte aan aanénsluiting in diepe eenzaamheid, en Duitsche dankbaarheid, verscherpt doornationalen nood, misschien op een nog hooger voet stuk plaatsten, dan anders allicht het geval zou geweest zijn, wenschte het, 15 jaren ge leden in OttöBrahm's Lessingtheater ver loren proces, aan eene revisie, voor een zoo geheel anders gerijpt publiek, te onderwerpen. Indien hij slechts zér ten deele in zijn doel mocht slagen, ligt dit voor een goed deel stellig ook aan de niet gelukkige bezetting der hoofdrollen. De zeer begaafde Elisabeth Berger, die Hollander als voornaamste troef wilde uitspelen, ,,streik"te op het laatste oogen blik; de inspringende Liselotte Denera ver mocht, met haar begrensd talent, slechts een weinig voldoende plaatsvervangster te zijn. En Heinrich Oeorge is een knap acteur en gaf een waardige Keizerfiguur, doch is geen warm en meêsleepend zegger van verzen. De opvoering, door Hauntmann bijgewoond, stond dus niet onder een gunstig gesternte, en dichter noch directeur zullen zich illusies gemaakt hebben omtrent de duurzaamheid van het hartelijk succes, waarmede Hauptmann geëerd werd. Dit drama, bijna zou men kunnen zeggen: deze monoloog in vier bedrijven, behandelt de groote late liefde van den grijzen Carolus Magnus voor de blonde Gersuind, waarvan de sage ons meldt; de liefde voor het verdorven jonge bloed, dat onder het masker eener heilige, den ouden Keizer schier tot waanzin drijft. Hauptmann zelf heeft dit van weemoed gedrenkte werk vol stille resignatie bizonder lief. Wie het leest, voelt hoe de legende slechts den uiterlijken vorm leverde, waar de dichter het sidderende, hartstochtelijke leven zijner ziel in uitstortte; het overoud weemoedig herfstiied: dat warme jeugd zich afwendt van killen ouderdom.... Geen klagend-senielen grijsaard schiep Hauptmann, doch een, voor wien de late liefde, die alle zinnen in laaienden brand zet, komt met de kracht eener furie. Trotsch en ongebroken doch machteloos staat deze Kei zer tegenover het noodlot. In de oude middeleeuwsche legende welker naïeve bizonderfieden door Hauptmann niet versmaad werden, voelen we echter, en dat doet ons het werk en zijn dichter liefhebben, de oer-menschelijke tragedie van alle tijden, den hartstochtelijken strijd van den mensch met zijn demon, of met zijn eigen ziel en dat, wat onsterfe lijk in haar: is de dichterskracht, om lief te blijven hebben alles wat eeuwigheid heeft: jeugd, geluk, schoonheid. Hauptmann gaat geheel op in zijn hoofd figuur, wat daaromheen zich beweegt is merkwaardig indifferent, soms met bijna starre liefdeloosheid behandeld, Feljx Hollander bracht met ijver sterke bekortingen aan, doch de noodige ontwikkeling en climax, die de planken nu eenmaal vereischen, bleven, trots grootere concentratie, ontbreken, en het pleit werd dus ook ditmaal niet door Keizer Karel gewonnen, al blijft ook een minder geslaagd werk van Oerhart Hauptmann toch altijd nog torenhoog staan boven tal van andere dramatische producten, die ons voorgezet worden. Even breng ik nog mijn theaterlievenden lezer naar het stillere Westen, in het kleine, OOSTERSCHE TAFEREELEN Teekening voor de Amsterdammer" van jan Poortenaar POORT VAN HET WATERKASTEEL, DJOKJAKARTA. Vervallen mag het Waterkasteel zijn, ver gaan veel van zijn oud ornament: ter plaatse is het levend gebleven. Volkskunst is oerkunst en leeft langer dan steen. Geen sultan, ratoe, bijvrouw meer, geen hoogwaardigheidsbekleders, schrijvers of'dienaren, wapensmeden of hoveniers die eens huisden in dezen verlaten lusthof. Maar in de voorpoortjes, daar batikken de kampongtneisjes kinderen nog het oude ornament. En als symbool van den onvergankelijken, steeds weer herlevenden sier-zin vinden wij achter de poort in aangeveegde stof een plaats waar de kinderen pas gespeeld hebben. En daar, in die dikke laag grijze straatstof, is een wajangfiguur geteekend met een houtje of vingertop, vloeiend van tot ornament gewor den lijn, statig en groot, als een schaduw langs den muur schijnt zij te bewegen, grillig en majestueus tegelijk. Niets, niets kan haar redden, eeuwig-bewaren-willende Wester lingen ! Straks is zij vertreden of verwaaid. 'Geen nood. Het ornament, het leeft onstoffe lijk, het is onsterfelijk in al die hoofden, en zal zich weer en nogmaals incarneeren. JAN POORTENAAR iti iiiiiiiiiiiitiniiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiinii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii fijn-intieme, dezen winter nieuw geopende Renaissancetheater te Charlottenburg, dat met literaire fijnproeversaspiraties begon, en daarop gastvrijheid verleende aan enkele achtergebleven leden van het onvergetelijk Russisch Ensemble uit Moskou, o.a. Germanowa, als de tweede Duse geroemd, dat er Russische voorstellingen gaf van Tagore's Koning in de donkere Kamer". Nu wordt er eiken avond (weer door het Dtütsch ensemble) een Ghettodrama van Tjirikof gespeeld, dat te Berlijn reeds eerder, doch in zeer onvoldoen de vertolking, op de planken van een klein letterkundig tooneel verscheen. Ditmaal, onder Karl Heinz Martin's leiding en met zeer goede krachten bezet, maakte het werk een sterken, aangrijpender! indruk. Het is geen drama in geijkten vorm; we zien slechts losse tafereelen uit het Russisch-Joodsche familie leven, met de vreeselijke dreiging van po grom steeds op den achtergrond, die ten sjotte tot ontzettende realiteit wordt. Het typisch Russische pessimisme, doffe berusting, wrange moedeloosheid beheerschen het geheele stuk, waarin naar geen uitweg gezocht, aan verlossing ternauwernood meer geloofd wordt, doch waarvan de treffende karakterteekeningen een meesterhand en den menschenkenner verraden. In het midden van dit mi lieu staat de grijze horlogemaker Frankel, die reeds meer dan eens als door een wonder aan de woede van het gepeupel ontkwam, en kracht blijft putten uit zijn vertrouwend ge loof aan den terugkeer naar Palestina. Tegen over hem staan de strijdlustige Zionist, die met fanatisme aan den nieuwen Joodschen staat als eenige oplossing geloof t, en Frankei's beide kinderen, zoon en dochter, die te Mos kou studeerden, er de revolutie hebben mee gemaakt, en aan algemeenc bevrijding, ook die der Joden gelooven. De dochter, eerst met den Zionist verloofd, heeft hare liefde aan een Christen geschonken, die ook haar liefheeft ert zich vrij van vooroordeelen waant, zonder echter den laatsten innerlijken tegenstand in zijn ziel te kunnen overwinnen. Om deze menschcn heen bewegen zich een aantal Joodsche gestalten, van zeer verschillende en fijne typeering. In deze kleine bange wereld dringt ten slotte het dronken gepeupel; de Christen, die zijn meisje wil verdedigen, wordt gedood; zij zelf beneemt zich het leven, om het ergste te ontgaan. Slechts de oude Frankel blijft ook ditmaal gespaard, en tracht zich in het gebed op te richten. iiifiiiiimiiiiiiiiimiiffiiiimfiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiii ttllllllllllllllllIUIllIllllllllllllllllllllllllI IMIIIIlllMlillllllMlimillllIlllllllllllllllt IIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHHIMimillimtlllllllMIJIIIIIIi mUIMMIIMIIIIIM HET ROTTERDAMSCH TOONEEL, Ratten. Tragi-comedie van GBRHART HAUPT MANN. De zoogenaamd realistische Hauptmann was mij altijd liever dan de dichter van Hannele" en de Versunkene Glocke", en zelden ben ik door de poëzie van zijn wezen, die zich meer aan gestalten hecht dan dat zij zich in taal vermag te uiten, zoo getroffen geweest als hier, waar men dit het minst ver wachten zou, op den duisteren rattenzolder van een oude Berlijnsche huurkazerne het costuumatelier van den Schmieredirecteur Hassenreuter waar te midden der lompen en vodden van menschelijk hopen en streven, de macabre lauwerkransen van den overleef den roem, en de leege champagneflesschen van de liefde een kindje wordt geboren, als in den stal van Bethlehem. Een Poolsch dienst meisje brengt het daar ter wereld en de kinderlooze metselaarsvrouw Jette John weet het de arme, die over dezen muur van conse quenties niet heen kan kijken, afhandig te maken al vóór ze beseft wat het is, wat het onder alle omstandigheden blijft: moeder te zijn. Met het kind wordt in Piperkarcke ook de moeder geboren; in het kind héft zij het verhaal op den vader.... Als een tijgerkat bespringt de eene moeder haar jong, als een leeuwin stelt de andere moeder, wier ijlende verbeelding dit kind, haar geschonken, het h,are dus, met klauwen omvat, zich voor de wieg te weer. Een strijd op leven en dood, tusschen twee vrouwen, die tegelijkertijd beesten en heiligen zijn. En rondom deze Klassieke tragedie van het souverein instinct, voert het leven met zijn levende en doode mari onetten, met zijn maskeradepakken, zijn blikken koningskronen en afgeknaagd watten-hermelijn, met heel zijn verlepte panache alles te huur bij tooneeldirecteur Hassen reuter die inmiddels de jeugd onderwijst in de kunst van Schiller en Goethe.... en Haupt mann, en zijn jongste liefje kust achter de flarden van zijn ouden roem zijn raadselachtigen krijgsdans uit. Een chaos, waarbij men, naar compositie niet vragend, gegrepen wordt, nu door het eene, dan door het andere, en teruggeduwd in weer een onverwachte impasse. Want dit is de kunst van Hauptmann in dit, van alle zijden aanvechtbaar, verward en onbestemd werk, dat hij man en muis van dit groote-stads-kazernekrot heeft laten leven, als op heeterdaad betrapt, dat de motten eruit op vliegen waar men het aan raakt, en dat nog de latten, die de costuums" dragen, een ziel hebben. Dit is geen milieuschildering" zonder meer, geen reportage, dit is allemaal, schots en scheef, raak en krom, geheimzinnig en onvatbaar,ge!ijk het leven zelf, warm gesproten uit het hart van een mensch die dezen chaos peilde en liefhad en doorleed. En die er dat is het bewonderenswaardige zonder spoor van tendentie of moraal, de poëzie van afving, de mystiek.... Ieder schepsel, ook het geringste, is een tragi-comedie op zichzelf, leeft duizend levens in n; hoe kunnen wij er met ons beperkt verstand ooit uit wijs worden, hoe kunnen wij ooit weten wie en wat wij zijn? In de wereld, en in onze verbeelding, die de realiteit verslaat. Jette John had haar zoontje verloren en de hoop opgegeven op een tweede kind, dat wil zeggen: met haar verstand was zij tot deze wanhoop gekomen, maar in den hemel van haar innigst vrouw-zijn, gaf zij niets op, bleef zij moeder," en niets dan dat. Ze stal een kind van een ander, en ziet, het was van het oogenblik af dat zij het in haar armen voelde, haar eigen kind ! En juffrouw Knobbe, de aan de morphine verslaafde slet, die weer in een ander holletje van dit huis verscholen /.it tot de avond valt, is in haar verdwaasde verbeel ding een gewezen gravin ze zegt het en ze gelooft het haar kind heeft ze van een officier, en als het wurm gestorven is, leeft het in haar armen nóg. Zóó arrangeert zij haar rampzalig bestaan naar haar diepste begeerten, en het wordt een werkelijkheid, niet minder waarachtig wellicht dan al de rest waarin wij meenen oprecht te zijn. De tooneel directeur Hassenreuter een kleine Peer- Gynt weet tusschen het to-be or not-to-be" op deze aarde al lang geen onderscheid meer, hij declameert zijn wereld bij elkaar, hij is altijd en scène", hij is zelf een scène". Zooals zijn bedrogen, kortademige vrouw, in haar dierbare verbeelding, de vereerde ge malin van eengroot kuns enaar is, en zooals de student Spitta, sinds hij de theologie offerde aan de tooneelkunst, in zijn droomen slechts heldenrollen speelt ! Behalve wat hij is, is ieder in dit stuk wat hij zichzelf wijsmaakt, en wat hij aan anderen vertoont. En deze veelvoudigheid, deze verwarring, dit, als een rat, niet bij den staart te grijpen, glijdende, schie tende, schichtige, dit duistere, wriemelende, knagende, dat daar te-hoop zit en zijn kans beloert, en omklemt wat het eenmaal tusschen de vingers vat, deze ondefinieerbare overgan gen tusschen wezen en schijn, dit zwevende en rompslompige wat voor het overige Haupt mann's tragi-comedie ook aan grove gebreken mag vertoonen, dit alles toch heeft hij kunnen beelden, onder den prachtigen titel Ratten", levend, groot in het kleine, symbolisch, diabolisch schier. Waar bij het uitgebreid en beproefd Hauptmann-repertoire, de keuze van juist dit werk als een late hulde aan zijn talent in dit jubeljaar even verwonderen kon, daar zijn wij bij nader inzien het Rotterdanisch tooneel des te erkentelijker dit boei end waagstuk te hebben ondernomen. Mij althans heeft deze onvolkomen, felle, tragische greep meer geschonken dan de meeste zijner overige werken, die om hun degelijker deug den worden geroemd. En dit te eer, waar de Ji'th1" van mevrouw Tartaud, een betrek kelijk korte, fragmentarische rol, in dit, door internationaal tooneelspel hoog gestemd seizoen, een schepping bleek van den eersten rang. Dat voor deze tragi-comedie (regie Chrispijn Sr) de snijdend-milde toon, het rhythme, het evenwicht alreeds gevonden zijn, mag ik niet zeegen, maar vooreen zoo moeilijk in het vat te gieten stuk, is bezonkenheid noodzakelijk, wil een en ander op zijn juiste waarde en plaats komen. Het decor maakte op mij meer den indruk van een nette boerenwoning dan van een stadskazerne vol trappen, hoeken en holen, waar de menschen als ratten deur-in deur-uit schieten, zóó zie je ze, zóó zie je ze niet, waar ieder zijn eigen twijfelachtig leven leidt, in bange samenscholing van buur bij buur, waar vader en dochter hetzelfde holletje uitzoeken voor hun respectievelijk rendez-vous zonder elkaar te storen, waar het leven spookt en de fantaisie louter kromme sprongen maakt. Wi-lk een rhythme, welk een gefluister in het onafgebroken groote-stadsgedruisch ! In tweemaal zoo vlug tempo denk ik me dit alles.. .. Een regieopgave, waarvoor wellicht Nachtasyl" nog het beste voorbeeld biedt, maar dan op een ander levensplan. Berlijnsch ! Het bezwaar voor het welslagen dezer ver tooning was Nico de Jong, die zonder den fantast Hassenreuter tot leven te kunnen brengen, hij miste daarvoor de.... fantaisie en de souplesse, door zijn tooneelpersoonlijkheid het tooneel nochtans overheerschte. Ook mevrouw Hassenreuter (mevrouw van Eysden) was een kluchtspelfiguur gebleven en als zoo danig te demonstratief. De overige spelers sprongen minder uit de lijst, wat al veel is; sommigen bereikten iets dat bijblijft. Zoo mevrouw van der Poll?Hamakers, voortref felijk als de rampzalig-zalige juffrouw Knob be, zoo Frits Tartaud, de metselaar John, voor wien het leven eenvoudig is, Jules Verstraeten, de geboren moordenaar. Verdienstelijk: Martha Walden,die voor het smartelijke in de liederAls onder een benauwenden druk ondergaan we die lugubere gebeurtenissen; de beklem mende stemming was goed vastgehouden en superieur kan de uitbeelding van den eerwaardigen patriarch door Alexander Granach ge noemd worden: vol stille eenvoudige waardig heid, en zonder eenigen valschen pathetischen nadruk. Roma Bahn zeer goed als de jonge, door tweestrijd gemartelde dochter; over tuigend ook en echt: G. von Wangenheirn, als bitter revolteerende zoon. Een belangwekkende, goed voldragen voor stelling, maar och, hoe troosteloos deprimeerend, in deze donkere dagen van neer drukkenden zorg.... CORNELIE VAN OOSTERZE-E Wanneer gij keelpijn hebt, is dit een bewijs dat bacteriën Uw keel zijn binnengedrongen. « t Gebruik dan dadelijk Formamint. i; Het vernietigt de bacteriën van verkoudheid, influenza, roodvonk, 'angina enz. in mond en keel. Verkrijgbaar in alle apotheken en drogisterijen. Let op de verpakking met rooden band. 'ormamint beschermt tegen Besmetting, lijke Piperkarcke een feüen toon vond zonder ons eclner haar rol, het tegenbeeld van Jette John, te ontvouwen. Uiterlijk goed: Jo Steenbergen, een kleine groote-stadsrat; een gooi naar het gro'eske deed Jan Mulder als de student Spitta; het liefdesavontuur tusschen hem en Walburga Hassenreuter kan meer naar den achtergrond. Boven deze allen echter Alida Tartaud, wier soberheid in deze rol meer dan ooit overtuigde als het voor recht van een groot talent. Hoe weinig scheen zij zoo maar wat rondsloffend en kijkend te doen, en hoeveel deed zij ! De vleeschgeworden geborneerdheid met alleen dat ne brandende lichtpunt in haar doffen kop: Adelbertje," en de geheele warbundel van sluwheid en taaie, ten slotte overweldigende kracht die daarvan uitstraalde. Ik stel me deze pseudo-moeder, waarvoor mevrouw Tar taud zich blond en breed gemaakt had, juist daaraan tegenovergesteld voor: een tanige, dorre, hoekige schoonmaakster, midden-dertig, te afgesloofd, te oud voor den bloei van het moederschap. Maar dit uiterlijke deed niet af aan het spel dat desniettemin de schrale, dompe atmosfeer om Jette John schiep, met den lichtkrans rond haar, over het kind ge bogen, hoofd. De triomf van dit onwezenlijk moeder-zijn leefde in elke beweging en ook op de dierlijk-heftigste oogenblikken bleef zij, als moeder, dichterlijk en schoon. TOP N A' E F iMASSIEVE CACHETRINGEN GROOTSTE COLLECTIE SPILLNER vize/straat N?83 Amsterdam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl