De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 3 maart pagina 9

3 maart 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

3 Maart. 23. - No. 2384 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VüR NEDERLAND ERASMUS HOORT HET VERTREKUUR VAN BURGEMEESTER ZIMMERMAN SLAAN Teekening voor ,,De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek mfffifiimtilfiifflfiriiiiiifi CHARIVARIA Wat wij altijd het prettigste vinden van een koninkHjk bezoek aan Amsterdam, is dat dan de prachtige roode lappen en de gouden pieken aan het paleis worüen aan gebracht. Zouden die niet kunnen blijven? Rule Britannia! "Dit bedoelt natuurlijk, dat zij iets moeten opgeven." (H. D.) "Er was een bescheiden tikje op de deur." (Ons eigen tijdschr.) "Week-end in den stadsschouwburg." (Ho/.) "Over Londen is heden een onweersstorm losgebroken." (N. v. d. D.) ,,0m half-én heeft ten Paleize een familiemaaltijd plaats, en wordt voor het wederzijdsche gevolg maarschalkstafel gehouden." (N. K. C.) Natuurlijk. De hooien eten in de keuken. Onze teekenaars Spreker zegt dat de tijd staat in het c? van het oprichten van vereenigingen." (H. D.) Mogen de komende tien dagen in het <-?" staan van een opgewekt autoleven." (Autoleven) Staat niet de bezetting van het Roergebied in het <? der brandstof fen?" (O. H. C.) Ome tooneelspelers Bij de handen spelen de handschoe nen een eerste rol. Loonen speelden daarbij geen ro!. De valutas en de enorme invoering spelen eengroote rol. In den goeden tijd speelden belastin gen, zegeltjesplakken, bedrijfsbelasting, rijksverzekeringsbank ongevallen- [on kosten geen groote rol. Olie speelt hierbij een voorname rol." (O. H. C. van 10 Febr.) Op de glibberige paden Zoo wordt de ijzeren vuist den vijand om den hals gelegd," (N. R. C.) De staking schommelt hier en daar en vlamt weer op op een punt als zij op een ander punt is geëindigd." (Zn*. Ct.) De finiiters Fnuit Nederland moet dus een poging uitgaan." (Ing. i. d. N. R. C.) Fnuit het doosje liepen de draden naar de schrijfmachine." (H. D.) Aan mijn dierbaar volk, frmit mijn kerker." (De Ploeg) EEN BEEST VAN EEN MAN Uit een serie: Hollandsche Binnenhuisjes" DOOR MELIS STOKE Het kind gilde zenuw-striemend in de voor kamer. Het tweede-meisje ruimde achter schuw de tafel af. Uit de keuken klonk haas tig geklik-klak van vaatwerk. Aan de bijna afgeruimu-' tafel zat mevrouw de familie-be richten in l.et avondblad te lezen. Om alles heen hing een sfeer van gestoofde koolraapjes. Dan valt, met een slag, de huisdeur dicht, en de snelle stappen van M'nheer verklmketi over het trottoir. Stilte. ? Het avondblad kraakt. Het tweede-meisje, schuw en haastig de ongebruikte dessertbordjes van het buffet nemend, tot het kind: ,,..... Stil maar, Heintje.... Zóó wor' jij nou later óók.... stil maar.... zóó zijn nou alle mannen...." Het kind, met verdubbelde kracht: Oeaa! . ...Oeaa!" Mevrouw, ritselt met de krant: laat hem maar, Anna.... laat maar! Het tweede-meisje kijkt medelijdend naar Mevrouw, en draagt een eerste vracht schalen naar de keuken, waar haar kameraad snel onder alle deksels kijkt. De kameraad: 't is zonde 't is of je voor tafels en stoelen staat te koken.... Ze hebbe weer niks gegeten." Het tweede-meisje, een stuk vleesch in haar mond stoppend: ,,'t Is om de knolletjes die lust meneer niet.... De keukenmeid veegt haar handen aan haar schort af en gaat, bleek maar gedecideerd, op de eetkamer-deur kloppen. Mevrouw.. ,,as' we dat nou gewete hadde, da meneer geen knolleties lust...." Het kind: Oeaa!.".." Mevrouw: ,,... .nemen jullie maar af.. Nee ....hou de pudding maar...." De keukenmeid: , 'k Za nog-wel een omeletje.... dat eet' meneer zoo graag...." Zuchtend gaat de meid weg; de krant rit selt. Het kind: Oeaa! Oeaa! " Mijnheer zit in het stations-koffiehuis en drinkt een kleintje koffie. Het valt wat raar in z'n hongerige maag. Om hem heen zitten rood- en vol-gegeten vrijgezellen met sigaren. Zou hij een halve biefstuk bestellen? Hij is heelemaal niet zoo tégen koolraapjes, maar het tafelkleed was met een zwarte kring er op en het zilver zat vol krassen. Dat had hij nu al tien-maal gezegd, en van morgen waren z'n schoenen niet gepoetst ge weest, en Anna, die hem z'n thee had inge schonken zag er slaapdronken uit, en n haar van haar hoofd dreef in die thee, en de rommel lag, om de haastig gedekte tafel nét-zoo als het gisteren gelegen had. 't Was zoo akelig om in je eentje te ontbijten en dan standjes te moeten maken, op je nuch tere maag, tegen een paar slaap-doezelige meiden met schuldbesef, honderige angst in hun nog-niet-uitgewreven oogen. Aan die koolraapjes dacht hij gewoon niet. nee, die vond hij niet naar; meestal gooide hij Worcester-saus over alles heen, en dan smaak te het toch allemaal hetzelfde. Hij was alleen maar een pietleuterige zanik; hij zag alles en maakte overal zure aanmer kingen over, en hij was een soort bedillerige boe-man in huis. En nou dat kletsnatte tafeilaken.... Wat moesten de meiden wel denken? 't Was zóó gegaan: Naast hem stond een volle spuitwater flesch; voorzichtig had hij de stop een beetje los-geschroefti. ,,De leden hier aan 't woord hoop ten, dat de minister ook buiten zijn departement op de bres zonde staan ter verdediging van onze taal tegen vreemde smetten en Qeweldaandoening." (Afdeelingsverslag Eerste Kamer) De minister plaatse zich eerst eens op de bres binnen zijn departement, «n neme de kamerverslagen op de korrel, 'De engerts Kapitaalsuitgaven in engeren zin". (He. Slat. Ber.) Litterair in engeren zin." (Groene) TAALVERWOESTING Willekeur en eigenbelang gaan nu eenmaal gaarne in eikaars gezelschap, en dan liefst onder valschemom. "(N. v.d.D.) Ja op de echte hebben ze 't niet begrepen. CORRESPONDENTIE R. te n. Wie stellen toch die Tronies" voor? Zijn 't bekende personen? Antw. Och welnee, 't Zijn fantasieën van Van Vlijmen. Studies in gelaatsuitdrukking. Geen karikaturen de trekken zijn niet uit d'r verband gerukt, alleen maar wat sterk aangezet. Jonge acteurs kunnen zich er mee oefenen in mimiek en grime. Verhagen mag ze gebruiken op de tooneelschool. Bekijk ze nog maar eens. Ik zal ze namen (bestaande en niet bestaande) geven: I. Kinderlijke blijde verrassing. II. Griezel. III. Verzuurdheid. IV. Schimmelige sensualiteit. V. Ontstemde ver legenheid. VI. Verkneukeling. VII. Eigenschik. VIII. Minachtende verongelijktheid. SPREEKZAAL CHRISTENDOM EN NATUUR WETENSCHAP Naar aanleiding van liet artikel van Prof. G. van Rijnberk Christendom en Natuur wetenschap" is het mij een behoefte mijn ver wondering uit te spreken over de slotalinea, die blijkens het voorafgaande als de wetenschap pelijke belijdenis van den geachten schrijver is op te vatten. Houdt U aan de dingen zooals ze zijn en vraag niet naar oorsprong of oorzaak, die toch voor het menschelijk brein ondoorgrondelijk zijn". Voorzeker een wijs woord, rnaar het is niet temin bevreemdend dit te moeten hooren uit den mond van een hoogleeraar, die dewenschelijkheid betoogt van natuurwetenschap vrij van aprioristischen rededwang. Het geloof van de onmacht der wetenschap als zoodanig is dunkt me wel de noodlottigste rededwang die denkbaar is, waar toch alle wetenschap geboren en getogen is in de, zij het verleidelijke, neiging van den mensch om de eerste oorzaken en de laatste verklaringen te leeren kennen. Aangezien eene zich dertien jaren gehandhaafd hebbende overtuiging moeilijk als een opwelling van vertwijfeling is aan te merken, ben ik hoogst nieuwsgierig de grondvesten te leeren kejjawv, waarop^Prof. van Rijnberk zijn wetensch'ap opnieuw heeft opgetrokken, nadat hij er het aloude steun punt aan ontnomen had. J. K u v v E R Is de wensen de eerste oorsprong en de laatste oorzaak der dingen te kennen, het steunpunt, of liever: het doel der wetenschap? Ik zou denken van niet. De wetenschap ont spruit keer op keer uit het verlangen de meest nabij liggende oorzaak te onderzoeken. Houdt men zich daarmede onledig, dan ondervindt men, dat achter elke schijnoorzaak, die men ontdekt, een verdere moeilijker te begrijpen oorzaaK ligt welke nog te ontdekken over blijft. En zoo ad infinitum. Al werkende komt men dan tot het inzicht, dat men nooit tot aan de laatste van de oneindigde reeks oor zaken zal geraken. Dat houdt echter niemand, die nuchter van zinnen is, af van het door werken; want al moge men dan de laatste oorzaak voor onkenbaar verklaren, de op-eenna-de-laatste droomt men nog te bereiken. En de reeks van de eerste tot bijna de laatste, is gewoonlijk zoo'n kluif, dat de menschheid daaraan nog tot aan haar eigen einde werk genoeg overhoudt ! (i. VAN R ij N B i: R K De rubrieken van Charivarius en Dr. Haje zijn meermalen interessant. Zij verschillen, zooals dat in hun werk tot uiting komt, hierin, dat de laatste allerlei taal-ver-wording con stateert en afkeurt, de eerste bovendien meent deze te kunnen tegengaan. Ik geloof, dat deze bestrijding nagenoeg zonder nut zal blijven (en blijken: uit de steeds terugkeerende zelfde hoofdjes van Charivarius' rubriek) omdat Ie. de groote spraakmakende gemeente die ru briek niet kent, 2e. levende taal toch nooit op zettelijk gevormd of vervormd kan worden, 3e. de woordkunstenaars te individueel zijn aangelegd om naar raad" te willen luisteren. Alleen enkele gewillige intellectueelen kunnen er wat practisch nut van hebben bij het gaaf houden van hun stijl en voorts hebben som mige constateeringen misschien eenige weten schappelijke waarde. Wat beide heeren echter nalaten, is het psychologisch verklaren van de afwijkingen, en daarmee het mogelijk rechtvaardigen van het voorkomen er van. Het eenvoudig aan nemen, dat de nonchalante Nederlandsche men" naar klakkeloos naar buitenlandsch patroon de taal verslonst, lijkt mij toch wel wat een te gemakkelijke manier van oordeelen. Want aangezien toch ieder grammaticaal verschijnsel een psychologische oorzaak heeft, zijn de diepere bestaansredenen er van alleen psychologisch te verklaren. Ik zie nu in het voorkomen van de week in week uit gesignaleerde ont-aardingen (het al of niet ongunstige er van buiten beschou wing latend) niets anders dan de uiting van de apathisch-anarchistische malaise van de geest, die de heele hedendaagsche cultuur in grijsheid hult. Veel wat te voren rust en vast heid in zich had, waar kalmte en kracht van uitgingen, heeft zijn waarde verloren. Zoo is het gegaan met het wezen der dingen, met de ziel er van, dat wil zeggen met de indruk die deze op de ziel der menschen maakt, en dus ook met de uiting daarover van de menschenziel: het woord. De waarde van het woord is achteruitgegaan. Zei of schreef men vroeger: hij is gemeen behandeld", dan kende men gemeen" de volle waarde toe, en werd daarmee het slechte" voldoende uitgedrukt. Het begrip gemeen" is nu afgesleten bij de massa, het roept niet meer de voorstelling op die men wenscht op te roepen; om dit te bereiken moet men nu gebruiken: gemeen" of allergemeenst". Alleen met sensationeele middelen kan men nu nog de menigte bezielen, weerklank wekken. Had men het vroeger over iets groots: een groot gebouw, dan stelde de andere partij zich ook werkelijk een groot gebouw voor. Gebruikt men nu een groot gebouw", dan vat men het op als een nogal groot gebouw", een flink gebouw". Om het oorspronkelijke begrip tot uitdrukking te brengen, heeft men bij de schare noodig de termen: een reuzegebouw, 'n reusachtig gebouw (waarbij het reus" van reusachtig" ook al weer entwertet" is en de klemtoon op achtig" komt). Er is ook hier natuurlijk niets nieuws onder de zon: historisch bezien is in het (vooral bij woordelijk) gebruik van woorden als zeer, erg, vreeselijk,, verschrikkelijk, idioot" de primaire beteekenis verdoft. Ik wilde nu mijn steentje bijdragen tot het dieper nasporen van het bestaansrecht van nieuw optredende verschijnselen, bij het toe nemende gebruik van meest", waarin we m.i. iets overeenkomstigs hebben te zien. Twee onmiddellijk-practische redenen kun nen zijn: Ie. de voorkeur boven het vaak tot lastige uitspraak aanleiding gevende achter voegsel ,,-ste", 2e. de analogie naar overeen komstig dienstdoende woorden als in: de best gesorteerde voorraad, de best gekozen woorden, mogelijk ook naar: op de laatst ge houden vergadering, het nieuwst verschenen boek (en wel wanneer een bizondere klemtoon op het objectief valt). Van meer psychologisch belang is echter het volgende: Zei men voorheen: ,,de beroemdste man nen waren er aanwezig", dan kreeg roem" de klemtoon, omdat men wilde doen uitkomen dat er mannen aanwezig waren die beroemd, of heel beroemd, waren. Tegenwoordig trekt de meedeeling van enkel het beroemd-zijn de aandacht niet genoeg meer het is iets te gewoons met de overtreffende trap alleen is nog wat te bereiken: clc aandacht en de klemtoon zijn dus niet meer in de eerste plaats gericht op beroemd", maar op het intens" maken van de overtreffing en het heldere meest" leent zich daar veel beter toe dan TRONIES Teekeningen voor De Amsterdammer" door Bernard van Vlijmen, met toelichtende bijschriften door Charivarius. VIII. Bah ! Wat 'n vent ajakkes ! ! En iemand met zóó'n bakkes Verkiest ze boven mij ! ? Daar staan ze, zij aan zij, Zoo'n aap gaat met haar strijken, En daar mag ik naar kijken ! Bah ! ! ! het doffe ste" - - en het ligt dan toch ook voor de hand, dat wat psychologisch het be langrijkst is het eerst komt. En nu biedt meest" zoo'n prachtige gebruiksgelegenheid door z'n vorm, mogelijk nog begunstigd door de analogie van best". En wanneer nu al weer door het steeds voortgaande proces van ontwikkeling en ver wording het intense" van het beklemtoon de meest" verloren gaat, of is gegaan, be hoort men als taalkundige toch het bestaan van het verzwakte overblijfsel te eerbiedigen. Ik eindig dus met er op aan te dringen dat men de meesters" zal met rust laten. Voorburg, 11 Febr. 1923. OER BEN COL M JON Uw verklaring der fouten is heel aardig en daarom plaatsen wij haar gaarne, maar veel van wat u ter toelichting zegt is zoo bezwa rend, dat mij als vanzelf het niet bekende tout comprendre c'est rien pardonner" te binnen schoot. Ik voel ook na uw betoog nog niets voor uitdrukkingen al&,?de meest groote voetbalcentra's", wat ik daar juist in het meest late numnijr van Het Huisgezin las. Maar wat baat het of we daar nog meer lang over praten, we komen er toch niet meer ver mee. Wat u in 't begin zegt, trof mij allermeestonaangenaam. U moet ons niet zoo ont moedigen. En, in alle bescheidenheid, ik weet wel meer goed. Tal van prima prima referentiën van redacteuren liggen ten onzen bureele beleefd ter inzage, waarin zij uitdrukkelijk verklaren dat onze rubriek hen wel degelijk tot meer groote nauwkeurigheid maant ten opzichte van eigen copy en hen tot meer streng toezicht op die hunner medewerkers prikkelt, omdat ze 't allesbehalve prettig vinden in ons hoekje eerloos vermeld te worden. Toch heb ik zelf dikwijls genoeg zulke moedelooze oogenblikken, maar telkens hoor ik dan weder een stem in mijn meest binnen, die mij toefluis tert: van je hela, hola, enz." C u A K i v A R i u s Wij ontvingen nog eenige artikelen ter bestrijding van enkele van Dr. H.'s bewe ringen, maar kunnen daar geen ruimte meer voor afstaan. Men aanvaarde nu maar zonder niurmureeren Dr. H.'s zachtzinnig gestelde perioden en mijn gebbetjes. ,,?, .?.?I..II..III..III. .11 ,»ii?,imi...i....i.......imi"..ii..M"«» "'? ? ' ' ' "" ' "'" """?" Pzzzzzz...." deed de flesch een heelen tijd achter elkaar, en zoo ging dan de ergste spanning er uit. O, God -- deed z'n vrouw hem opeens schrikken.... o.... God.... wat laat je dat ding weer een treiterig geluid maken !" 't Was, doordat ze uit haar humeur was, over z'n gezanik over de krasjes op het zilver. Die meiden smeten d'r maar mee: messen en lepels en vorken door-me-kaar. Pzzzzzz...." bleef de flesch doen. Dat doe je om mij te sarren !" beschuldigde ze. Oeaa.... ! Oeaa!" schreeuwde het kind. Daar dan?-" zei hij, miskend in z'n beste bedoelingen, en hij draaide vlug de stop van de flesch. Pschschschsch.. .. !" deed het nu wild, en een gudsende, schuimende stroom water borrelde uit de flesch en stroomde er langs neer.... Het tafeilaken dreef Is 't nou goed?" vroeg hij bitter. En toen-pas waren de, koolraapjes gekomen, en toen-pas was hij opgestaan, eigenlijk met de lust om dadelijk weer te gaan zitten.... maar zoo-iets kan je niet doen voor je prestige. Je staat óp, of je staat niet op, maar geen wankelmoedigheid en schijnvertoon met vrouwen. Zijn prestige dreef hem verder.... de gang in. ... de vestibule in. ... de deur uit en de straat op, waar het akelig motregende. En nou zat hij daar als slachtoffer van z'n prestige in het stations-koffiehuis. Hij zou wel teruggaan, als ze niet dat laat ste gezegd had, koel, hooghartig: Anna.... geef eens een doek!.... Mijnheer heeft het tafeilaken bevuild. ..." Nu durfde hij niet meer naar huis; vanavond kwam Anna d'r aanstaande,die brutale bewuste proletariér, en met z'n drie-'n zouden -K in de keuken zitten giechelen en gnuiven.... Hij nam nóg een kopje koffie en deed maar net of hij las; maar onwillekeurig ontwierp hij briefjes als: Je hebt het personeel in onzen twist be trokken .... Nu kom ik niet meer thuis. ..." Thuis.... thuis.... hamerde het door z'n hoofd, en sentimenteele gedachten kwamen in hem op: zijn huisje.... met zooveel liefde ingericht.. .. met zooveel illusies betrokken.. Wat deed hij ook altijd standjes te maken over niks; wat kon 't hem schelen of de mei den zich versliepen omdat z'n vrouw het toch te druk had met het kind. In de gelagkamer tikten de biljardballen tegen elkaar en een queue boemde op de plankenvloer. 't Was acht uur en hij had de sleutel niet bij zich; als hij nou naar huis ging moest hij aanbellen, en dan kwam er een angstige, geslagen-honderige meid hem open doen.... Met een bouquette in z'n hand stond hij, een kwartier later, op de stoep van z'n eigen huis, mal, aan te bellen. Stuursch liep hij Anna voorbij, en hij hoor de in de keuken onderdrukt gegiechel. Hier. . . . pak-an bromde hij tegen z'n vrouw, de feestelijke bouquette in haar han den duwend -- en 'k-wou dat ik dood was". Gut!" zei ze hoe kom je daaraan?" Ze hingen tóch maar aan een lantaarnpaal" deed hij gemelijk. Je hebt ze toch niet laten opschrijven?" vroeg ze achterdochtig. Zijn maag rammelde, en hij keek begeerig naar de koekjes op het thee-blad; terwijl ze de bloemen in een vaas schikte, stopte hij zijn mond vol. Dank je wel !" zei ze dankbaar. O haastte hij zich, met volle mond.. ,,'k heb ze laten opschrijven. . . . twee-twintig." Ze draaide zich om: Nee.... hier staat wat anders voor je !" Er waren sandwiches en een geschilde appel ,,'k Heb 't hier maar neergezet.... 't was VA») mal voor de meiden.... 'k Heb gezegd dat je nog gauw naar de post moest !" Dankbaar begon hij te eten. Maar opeens werd er aangeklopt, en daar stond de keukenmeid met een blad met schaaltjes. Een ommeletje.. voor meneer !" zeide ze triomfantelijk, en en we hebben zoo'n spijt van die knolletjes!" Hij weerde af met een grootmoedig gebaar. Benijden, in de keuken, was een felle ruzie, tusschen Anna en den aanstaande. )e hebt gedronke !" ;k Zal doodvalle !" 't Is weilis." Barst toch, mensch ! Ben ik daarvoor dat heele end komme fietse !" 'k Zal 't Mevrouw zegge.... hoe jij hier komt". Laat ze op d'r eigen man letten !" Lam mirakel!" De huisdeur boemde dicht. Gut.... wa's dat?" brak boven, de keu kenmeid, haar verleidelijk culinair-programma van de volgende dagen af. Toen ze in de keuken kwam, zat Anna stilletjes te grienen. Is Piet weg.... Meid.... wat hèje?" En Anna snikte, voor de tweede maal op dien avond: ,,... .Alle manne zijn zoo.. .. alle manne.. Piet.... en meneer. ... en later Hein ook.. die lekkere schat.... die wordt óók zoo.... alle manne benne zóó. ..." Nou zei de keukenmeid - en as ze nou allemaal zoo benne.... wat heb jij dan te klagen?" Zij vond het leven niet zoo ingewikkeld; je wist omniers voor-uit dat het tóch allemaal weer terecht kwam. Net as met Hein.... as dat kind niet 'es op z'n tijd huilde, dan was 't ommers óók niet na de natuur? En met haar potloodstompje begon ze te noteeren: Dinsdag lof, nne Woensdag: ge stoofde sla. ... nne 'n Donderdag spruitjes, nne f. S. MEUWSEN, Hofl A'D*»-R'DA«-DBN HAA« UB BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl