De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 maart pagina 2

10 maart 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Maart. '23. - No. 2385 VORSTENSCHOOL Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan YRAABTi SI-FA-KO S IOARE M Hm f irooFiimmnimte 9orl»m»rlt Heel aardig, Majesteit.... maar geen fantazie!" IIIMIHIIIIIIMIIIII voorviel. Ik zou bijna het antwoord geven van Neef Nurks, toen hij nog even het hoofd uit de Arnsterdamsche diligence stak om zijn meening over de medepassagiers uit te spreken. Maar dat zou onder de omstandigheden niet billijk zijn. Harding maakt den indruk van een man die dood-moe is. Een jaar geleden was hij een kerel als een boom. Zijn goed uiterlijk, gepaard aan uiterst beminnelijke manieren, hadden hem ver in de wereld gebracht. In Amerika kiezen wij bij voorbaat geen werkelijk groot man" als President. Wij hebben er wel bij toeval eens eentje gekregen, maar die waren allen, zonder uitzondering, te lastig voor de eigen partij. De Partij regeert bij ons en niet de individueele mensen. Wie de Partij re geert, dat is weer een andere kwestie. Daar spreken wij meestal maar niet eens over. De Partij wordt, zooals elke andere politieke partij, bestuurd door een half dozijn pientere broederen die ergens in een obskuur kamertje van een tweedeklasse hotel sigaren rooken en de nationale lakens uitdeelen. Tout comme chez nous, gelijk men in den Kaiserhof in Essen zegt. Maar Harding was juist het soort man dat men hebben wilde. Een man, die eigenlijk geen eigen ideeën had, die een sympathieken indruk maakte, die goed spreken kon en die geen dwaasheden zou begaan als hij eenmaal in het beroemde witte gebouw in F straat ge zeteld zou zijn. En men koos hem zooals men steeds en te allen tijde diegenen kiezen zal, die door het partijbestuur op het lijstje gezet worden. De fraaie demokratie van wijlen Jean Jacques en zijn Amerikaansche discipe len is al lang een business geworden. Men praat niet eens meer over de vrije rechten van den vrijen mensen. Men lacht er nog weleensom, maar dat is dan ook alles. Om tot Harding terug te keeren, ik benijd den goeden marionet zijn baantje geenszins. De President had juist de influenza gehad en hoewel de epidemie van het jaar niet heel veel slachtoffers gevraagd heeft, zoo laat zij hare patiënten achter in een akelige slapte, die weken lang duurt. Laten wij dus Harding's uiteriiJK gedeeltelijk aan de ziekte toeschrijven, maar dan blijft er nog genoeg over in dat strakke gelaat om den man ons volle medelijden te schenken. Hier is iemand die het goed bedoelt, die de heele wereld tevreden en gelukkig zou willen zien, en die er toch eigenlijk zoo heel weinig van begrijpt. Hij is nooit in Europa geweest. Hij weet 'van al het Europeesche gemodder hoegenaamd niets. Hij heeft zijn heele leven in een land ge woond waar alle mogelijke rare rassen met elkaar in vrede leven, en waar de Griek en de Turk en de Duitscherende Franschmansamen zaken doen zonder ooit aan Smyrnatjes en Ruhrtjes te denken. En toch is hij, Harding, de aangewezen man om dit alles nog eens op te redderen. ? ju Eerst komt de oude Jusserand hem vertel len wat slechte menschen die Duitschers dan toch wel zijn, en dan komt de nieuwe Duitsche gezant hem vertellen wat booze menschen die Franschen zijn en de Polen komen met hun klachten en de Engelschen, op hun gewone schrandere wijze, slagen er ook in hun meening te doen kennen en iedereen zegt: Meneer Har ding, u bent de aangewezen man om die boel op te ruimen" en meneer Harding weet even min wat of er eigenlijk gebeurt als de lezers van de Groene" er iets van zouden begrijpen, als ik hun politieke schandaaltjes en kuiperijtjes van de stad Baltimore zou gaan be schrijven. Die onzekerheid, dit wijfelen en dit futiele zoeken weerspiegelen zich '? eiken dag inTonze buitenlandsche politiek. Wij hebben feitelijk geen buitenlandsche politiek. Wij hebben een geheimzinnigen Minister van Buitenlandsche Zaken, die zich achter zijn baard verschuilt en die bang is zich aan ijskoud politiek water te branden en die zich, voor grootere veiligheid, verre houdt van alles wat zijn prestige in gevaar zou kunnen brengen. Wij journalisten gaan dagelijks naar het Departement en hopen steeds iets te zullen hooren, dat ons duidelijk maakt op welk stand punt of Amerika (of liever het officieele Amerika) staat ten opzichte van de groote vragen aan gene zijde van den oceaan. Wij hooren niets. Wij krijgen beleefde algemeenheidjes, maar de kluif die wij in die hutspot zoeken is nooit te vinden. Laten wij er echter bijvoegen, ter verdedi ging van de houding van den heer Hughes, dat ons publiek ook al niet weet wat het eigenlijk wil. Hier hebben wij eerst billioenen uitgegeven voor zekere hooge idealen die in Europa op het spel stonden. Men voelde dat de groote oor log slechts eeri voorspel was. Werden Frankrijk en Engeland verslagen, dan kwamen wij zelf aan de beurt. Millioenen jongens gingen den oceaan over om een einde te maken aan het Duitsche militarisme. Het Duitsche militarisme zaagt boomen in Doorn, maar het Fransche militarisme zit triumphantelijk in den Kaiserhof te Essen. Dat Frankrijk naar de Ruhr gegaan is om de schadeloosstelling op te vorderen, daar geloof t langzamerhand niemand meer aan. Frankrijk, zooals wij de zaak bekijken, maakt gebruik van Engeland's Aziatische moeielijkheden om Duitschland op een dergelijke wijze te ver zwakken dat het geen Duitschland meer zal zijn. Wij kunnen de zaak verkeerd begrepen hebben, maar dat is toch wel de opvatting van de groote gemeente, die aan den dag komt in de debatten in het Congres. Er is geen greintje idealsme meer in de heele zaak. Datzelfde Frankrijk, waarvoor wij eens alles" over hadden, heeft ons op ontzettende wijze teleurgesteld. En die teleurstelling heeft den wind uit onze internationale zeilen geno men. Langzamerhand begrijpen wij, dat wij met Engeland samen zullen moeten werken. Dat zal echtei niet gemakkelijk zijn. De Ieren gaan al reeds te keer. De oude vooroordeelenwordenlekkertjesopgestoofdom voor den zooveelsten keer weer op de verkiezingstafel te verschijnen als Ragout Fin Am ricain". Dit alles gebeurt en het gebeurt zonder loninklijliB Meubellraniporl-Maalstliappy PEGRUYTER&CO. l DEN HAAQ AMSTERDAM ARNHEM l Bergplaatsen voor Inboedels l dat het hoofd van den Staat precies schijnt te weten wat er voorvalt. Kan men het hem kwalijk nemen? Ik heb u reeds zoo dikwijls geschreven, dat het officieele Holland niets begrijpt van de groote Republiek aan den anderen kant van den oceaan. Hier is een braaf burger uit de donkerste binnenlanden van Ohio en hij moet in eens achtenveertig Hollandjes op de Europeesche kaart begrijpen en ter wille zijn. Kan men het Harding kwalijk nemen als hij moede in zijn stoel zit en naar zijn Minister van Buitenlandsche Zaken kijkt alsof hij zeggen wou: Charley, neem dien rommel meteen even weg, en laten wij dan op ons doode gemak een kaartje leggen"? HENDRIK WILLEM VAN LOON DE STRIJD OM DE DUITSCHE (PRUISISCHE) VOLKSKERK De gebeurtenissen aan de Ruhr zijn oorzaak dat een andere voor het Duitsche volk be langrijke kwestie meer op den achtergrond is geraakt dan men, gezien hare belangrijk heid, zou mogen verwachten. Wij bedoelen de plaats die de Pruisische Evangelische Landskerk voortaan in Duitsch land zal innemen. Ter herinnering diene het volgende. De oude Evangelische Landskerk in Prui sen was een overheidskerk in zooverre, dat de koning van Pruisen als Summus Episcopus" (Opperbisschop) aan het hoofd daar van stond. Door de revolutie kwam deze opperleiding te vervallen. In deze leemte werd voorloopig voorzien doordat drie der Pruisische ministers werden aangewezen als ministers in evangelicis", speciaal belast zich het lot van de kerk aan te trekken. Intusschen droeg dit instituut van den aan vang af slechts een tijdelijk karakter, immers de nieuwe tijd was gekomen met ook de nieuwe leuze: scheiding van kerk en staat". De kerk zou mondig" moeten worden en haar eigen lot in handen moeten nemen. Dat deze ommekeer niet zoo maar ineens tot stand kon komen, ligt voor de hand. Maar in de jaren van overgang en voorbereiding was wel een ding duidelijk geworden: de opzet zou heel anders moeten zijn dan vroeger. De groote scharen der anti- of buitenkerkelijken gaven te denken. Terecht erkende men dat het karak ter van overheidskerk", dat de Pruisische Evangelische Landskerk tot nog toe had ge dragen, voor een belangrijk deel mede schuldig was aan het feit, dat de Landskerk hoe langer zoo meer haar invloed op het Landsvolk had verspeeld. En zoo werd dan de leuze geboren: Volkskerk". En het was zoo scheen het althans meer dan een leuze alleen. Er was in breede kringen sympathie en belangstelling voor de volkskerk-idee; een tijdschrift Volkskirche" wijdde zich speciaal aan den Aufbau und Ausbau utiserer evangelischen Kirche", en zelfs aan meer ortho doxe ??of, zooals men in Duitschland zegt: positieve zijde scheen men niet onontvan kelijk voor de Volkskerk-idee. Dat dit laatste echter meer schijn was dan werkelijkheid, bleek in de maanden Augustus en September van het vorige jaar, toen in Berlijn, na lange voorbereiding, eindelijk de wetgevende vergadering bijeenkwam, die een nieuw kerkreglement zou ontwerpen en daar door aan de Evangelische Landskerk in Pruisen een nieuwe basis en zelfstandigheid zou schenken. Al was het met de verkiezingen voor deze wetgevende vergadering niet zoo geloopen als velen hadden gewenscht; al was de rechterzijde sterk in de meerderheid en b.v. het arbeiderselement zwak vertegen woordigd, het zou dan toch, zij het ook niet in vollen zin door" het volk, wel een kerk voor" het volk kunnen worden. Zoo hoopte, ja, zoo verwachtte men. Een tijd lang scheen het ook te zullen gaan. Over verschillende kwesties werd men het, zij het ook niet steeds zonder wrijving, min of meer eens. Zoo werd het zelfs als een gunstig voorteeken beschouwd dat men den bisschops titel buiten de kerk had weten te houden. Maar het groote punt waar alies om ging was de belijdeniskwestie, de strijd om het z.g.n. Praambel, dat als belijdenis der kerk aan het reglement zou voorafgaan. Er waren drie verschillende ontwerpen hiervoor inge diend, waarvan er twee een meer door kortheid en soberheid bemiddelend karak ter droegen. Het ligt voor de hand dat de officieele belijdenis van een allen omvat tende volkskerk niet op de spits mocht worden gedreven. Dit is helaas wel geschied ! De rech terzijde marcheerde ditmaal in streng ge sloten gelederen. Zij waren de volgende formuleering overeengekomen: Getrouw aan het erfdeel der vaderen staat de Evangelische Landskerk der oudere provincies van Pruisen op het in de Heilige Schrift gegeven Evangelie van Jezus Christus, den Zoon van den levenden God, den voor ons gekruiste en opgestane, den Heer der Kerk, en erkent dat hare belijdenissen onveranderd van kracht blijven, als daar zijn: de Apostolische e.a. oud-kerkelijke, voorts de Augsburgsche Confessie, de Apolo gie, de Schmalkaldische artikelen en de groote en kleine catachismus van Luther in de Luthersche gemeenten, de Heidelbergsche Catechismus in de Hervormde Gemeenten, zoo goed als de andere belijdenissen, waar deze nog van kracht zijn. Het in deze belijdenissen vastgelegde evangelie is de onaantastbare grondslag voor de leer, arbeid en gemeenschap der kerk. De kerk heet voortaan: Evangelische Kerk der Oud-Pruisische Unie". Nadat de (kortere) bemiddelingsvoorstellen waren afgestemd, werd bovenstaand Praambel met 127 tegen 81 stemmen en 4 onthou dingen aangenomen. Het hielp niet dat de Evangelische Opperkerkeraad protesteerde en elke verantwoor delijkheid voor de gevolgen afwees. Het baatte niet dat geheimraad Kahl waarschuwde: Hier zijn wij in de minderheid, maar daar buiten onder het volk niet! Maak u daarom geen illusies omtrent de gevolgen". Het gaf niets dat prof. Smidt namens de buiten de partijen staande arbeidsgemeenschap o.m. verklaarde: Het is tegen het wezen van het evangelie als een blijde boodschap, als men zijn geldigheid in de kerk door het wereldsche machtsbesluit van een meerderheid wil waar borgen". En al geeselde Pfr. Dr. Luther: Deze verenging van het geloofsbegrip aan de rechterzijde is een gebrek aan echt geloof": de rechterzijde had nu eenmaal de meerder heid van stemmen en liet niet na, deze meer derheid te misbruiken. Welke de gevolgen van deze beslissing zullen zijn moet de toekomst leeren. Gelijk ten onzent is ook in Duitschland reeds de vraag opgeworpen: gaan of blijven". Ge lukkig zijn de stemmen vele die waarschuwen niet overijld historisch verkregen rechten prijs te geven. Een andere vraag is of de staat een dusdanig reglement zal sanctioneeren, dat de deuren der kerk voor zoovelen gesloten houdt. Treffende dingen zegt hierover Prof. H. von Soden (Breslau) in de Frankfurter Zeitung van 28 December j.l. Zeker is dat door deze beslissing de kerk" in breeden kring nog meer in discrediet is gekomen dan zij reeds was. Reeds hebben de Duitsche Religieuze Socialisten, naar wij dezen dagen lazen, het parool : los van de kerk" doen hooren. Dagen van strijd staan het vrijzinnige element in de Pruisische Evangelische kerk zeker te wachten. Wij zullen", aldus dr. Luther, het martelaarschap van vrijzinnige theologen verder dragen, ook het gering schattend lachje, waarmee men ons zegt, dat wij nog slechts.in den voorhof staan....". Moge het vrijzinnige, of, zooals het in Duitsch land heet: liberale" element in dezen strijd groeien en sterker worden. De lauwheid en laksheid der vrijzinnigen is ook daar niet geheel zonder schuld hieraan, dat het zoo geloopen is. Mogen velen uit dezen afloop de roepstem hooren: Ontwaak, gij die slaapt.... De vrijzinnigen zijn overstemd, teleurgesteld, maar niet verslagen. De toekomst is vol vragen en raadsels; het is ons bang, maar wij versagen niet", schrijft de redacteur van het Protesttantenblatt. Of zou de geest van eenheid als reactie op de Ruhr-gebeurtenissen zich ook op kerkelijk gebied krachtiger doen gelden, zoodat per slot van rekening de tegenstelling niet verdoezeld, maar overbrugd worde? Het ware te wenschen. P. G. VAN S L O G T E R E N iiittiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiituuin uiiitiimiiiiimiiniiniumniiiiiiniiiiiiimimiiiMMiiiiiMMMiMitiiiiiiiiiiiiMi IEDER MENSCH GENEALO GISCH BEPAALD In de Bijdragen tot de Dierkunde uitge geven door het Zoölogisch Genootschap te Amsterdam, aflevering XXII, bldz. 241, is een mededeeling verschenen, welke ook buiten biologische kringen de belangstelling waard is. Dr. M. Boissevain doet hier een voorstel tot algemeene stamboomregeling der bevolking. Men weet hoe onvolledig onze kennis is omtrent de erfelijke eigenschappen van den mensch, hoe weinig men zich in het algemeen om de vergaring dier kennis bekommert, terwijl toch n sociologische n geneeskundige n anthropologische vooruitgang telkenmale afstuiten op deze leemten, die bij gebrek aan historische gegevens thans niet meer te overbruggen zijn. Over eenige eeuwen zal het niet meer begrepen worden, dat de mensch van heden wel e stamboomen van zijn paarden en vee zorgvuldig bijhield, maar de eigenschappen van zijn eigen ras niet registreerde. Is het niet even belangrijk, zoo niet belangrijker", heeft eens een bekend genealoog gezegd, de erfelijke gesteldheid van een bevolking te leeren kennen dan de geologische gestelaheid van den bodem door uie bevolking bewoond?" In verschillende landen zijn mannen aan het werk getogen om aan die onwetendheid een einde te maken. Ik herinner aan het werk van Francis Galton in Engeland, van Charles Davenport in N.-Amerika. De moderne eugenetische beweging, die thans in alle beschaafde landen rijpende is, is uit dat werk voortgekomen. Ik heb in een opstel in dit Weekblad naar aanleiding van een voorstel om het derde internationale Eugenetische Congres in Nederland te doen samenkomen reeds vroeger over dit onderwerp geschreven. Op een onder voorzitterschap van Prof. C. A. Pekelharing te Amsterdam gehouden vergadering van verscheidene afgevaardig den van genootschappen en op dit gebied werkzame particuliere personen, werd de wenschelijkheid van dit Congres bij ons te lande ingezien; doch finantieele overwegin gen noopten ten slotte op het buitenlandsche voorstel ontkennend te antwoorden. Dat dit zeer te betreuren is voor de ontwikkeling van eugenetisch werk in Nederland, behoeft geen nader betoog. Terwijl in Zweden een staatsinstelling voor erfelijkheidsonderzoek van den mensch bestaat, in Denemarken eveneens staatssubsidie wordt verkregen, in Belgiëonlangs een eugenetisch Bureau op Amerikaansche leest geschoeid door het instituut Shlvuy te Brussel is opgericht (de directeur kreeg zijn opleiding in het Eugenics Record Office" van Davenport)?wordt in Nederland, afgezien van sporadisch parti culier initiatief, op dit gebied nog niets gedaan. Familiestamboomen kunnen soms belang rijke gegevens omtrent erfelijke kenmerken in een bepaalde lijn verschaffen, maar de kennis van gansch een bevolking moet langs anderen weg verkregen woiden. Een voorstel hiertoe is thans door Dr. Boissevain gedaan. ,,De diaden der menschelijke afstamming", zegt de schrijfster, liggen verward door elkander in een ondoordringbaar kluwen en steeds spint zich het net voort in al breedere strooken van zich verdubbelende voorvaderrijen. Zal het mogelijk blijken, die draden vast te grijpen en te ordenen naar onze hand, het verwarde net, voor de toekomst althans, tot een regelmatig weefsel met duidelijke figuren uit te spreiden?" Deze draden zouden bij de tegenwoordig levende bevolking inderdaad kunnen worden vastgegrepen, wanneer men die bevolking als stainouders der volgende geslachten titans genealogisch volgens een bepaalde nummering registreerde. De nummers zouden de stammimmers blijven der komende geslachten; ieder afstammeling zou een kwartierstaat krijgen, bestaande uit combinaties dezer eenmaal gegeven nummering. Voor de verdere uiteenzetting geel ik Di. Boissevain zelf het woord: Zijn eenmaal alle op een zeker? tijdstip levenüe stamotiders volgens nummer gere gistreerd, dan bekomen de kinderen in hun xwaitieistaat het nummer van den vader en de moeder met daarbij aangegeven het hoe veelste kind zij zijn. Gesteld de nummering werd in Nederland ingevoerd, dan zouden van de pi.m. 7 millioen inwoners ongeveer 3 millioen mannen en vrouwen (de ouders der lesteerende 4 millioen) genummerd moeten worden. Een kind zou aan beide nummers zijner ouders hebben ontvangen en b.v. iiiiiiiiiiiiiiiilliiimiiiiilHiiliiiiiiiiiMiiiiimimiMMlilli de genealogische formule 2798526 1307824 \ 4 bekomen. Hiermede is dat kind genealogisch bepaald. Slechts zijn broers en zusters bezitten dezelfde nummers, doch met andere rang cijfers. Treedt die persoon in het huwelijk, dan zullen zijn kinderen weer den gecombineerden kwartierstaat van hem en zijn vrouw ontvangen en het eerste kind b.v. de formule 1.762375 ; 1.086492 ) 2.798526 ) 1.307824 < 3 bekomen -- en zoo steeds verder, zoodat een kwartierstaat van 4 generaties, ingevuld op een geboortebewijs er als volgt zou kunnen uitzien: een vragenlijst te beantwoorden, die naar een Centraal Bureau opgezonden en daar volgens de nummering bewaard werd. In het bovenstaande geval zou Jan van Vloten te vinden zijn onder het nummer van zijn mannelijke linie 853389, dat onderaan staat, de afstamming van zijn moeder ware na te gaan onder 263885. Ook zijn moeders vader en grootvader zijn onder dat nummer te vinden. De andere weg, die met den eersten te combineeren ware, zou recht op 't doel afgaan. Men zou n.l. de van kwartier staten voorziene geboortebewijzen die dan evenwel met meer recht den naam van stambewijzen zouden dragen in meerdere bladzijden kunnen afdrukken in den geest van bonboekjes. Voor alle speciale gevallen zouden dan afzonderlijke bladzijden ingevuld Geboorte (Stam) bewijs van JAN VAN VLOTEN, geboren 7 September 1998 te Amsterdam 2.930654 ) 1.260031 ij 56S201 \ . ' 963356 ) 4 ' 2985 / 1.800476 ) ^ 760321 > 263885 )' / 6902 1 ) 834762 j 9 | 8004 ) . . 2.749443 $ ' ' 680925 * 76850 ) 2 2056 f , 853389 )' MEMORANDUM j i van den daartoe bevoegde, l die onderstaand blad inge( Q v vuld opzendt naar een i speciaal-inrichting. 1 1 1 4 Plaats voor het invullen van , bijzondere mededeelingen. j i Werd het nu zoo ingericht, dat ieder op zijn geboorte bewijs zijn kwartierstaat algedrukt bekwam, dan zou men dus zonder moeite de afstamming van ieder mensch in handen krijgen. Evenwel de afstamming alleen is niet voldoende; het is juist te doen om uit voerige en vooral nauwkeurige persoons beschrijvingen. Dit zou langs twee wegen kunnen geschieden. In de eerste plaats zou liet verplicht gesteld kunnen worden voor ieder persoon, b.v. drie maal in zijn leven, en naar de betreffende instituten opgezonden kunnen worden, om daar eventueel dadelijk of later, genealogisch verwerkt te worden." In elk land waar een burgerlijke stand bestaat, zou dus op het geboortebewijs het nummer van elk individu worden geregistreerd. Van degenen, die niet huwen komt het nummer voor de toekomst te vervallen. Op zulk een stambewijs zouden in beknopten vorm gegevens omtrent de betrokken persoon kunnen worden ingeschreven, zoowel van sociale als van geneeskundige zijde. De voordeelen van een zoodanige regis tratie, welke zich natuurlijk op den duur over alle beschaafde landen zou moeten uitstrekken, worden door Dr. B., die natuurlijk zelf de bezwaren aan de uitvoering van zulk een plan verbonden, niet over het hoofd ziet nader toegelicht. Een nummersysteem in den zelfden zin is verleden jaar in de Illustration" door den ingenieur Le Chapelier voorgesteld en door mij in dit Weekblad besproken; daar was het echter om eene nummering per geslacht, dus een registratie binnen de leden eener familie, te doen, terwijlDr. Boissevain's plan de registratie der gansche bevolking beoogt. Velen zullen zulk een voorstel een utopie noemen en hoofdschuddend het ontwerp ter zijde schuiven. De Directeur van het Eugenics Record Office der Vereenigde Staten Dr. Charles Davenport denkt er anders over, ofschoon hij de bezwaren aan de uitvoering verbonden geenszins licht telt. Hij verklaarde zich dadelijk bereid een plaats voor het plan, waarin hij zeer belangstelt, in zijn Maandblad The Eugenics News" in te ruimen. Ook Davenport acht een volledige regi stratie van de menschen noodzakelijk. Waren er maar niet zooveel menschen rnet anti sociale instincten", schrijft Davenport, wier eenige levensdoel schijnt te zijn buiten de aanraking met 'Humanity' te blijven. " Dat een algemeene inschrijving, met cen trale verwerking der gegevens, de eenige weg in de toekomst zal wezen om orde te brengen in de onvolledige,chaotisch verspreide gegevens omtrent menschelijke sociale verhoudingen en erfelijke eigenschappen ? daaraan twijfel ik niet en elke poging tot de uitvoering van zulk een plan moet ter algemeene kennis gebracht worden en in ruimen kring worden over wogen. De registratie der geboorten in vele beschaafde landen dateert eerst uitdenlaatsten tijd (een groote stad als Baltimore in de Vereenigde Staten registreert b.v. eerst sedert enkele jaren). In het oog onzer voor ouders zou dit een even utopisch plan zijn geweest en toch is het binnen korten tijd tot uitvoering gebracht ? als een registratin in den zin zooals deze thans door Dr. Boisse vaie wordt voorgesteld. M. A. VAN H !? R W E R D E N

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl