Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Maart. '23. - No. 2385
VORSTENSCHOOL
Teekening voor de Amsterdammer" van Jordaan
YRAABTi
SI-FA-KO
S IOARE M
Hm f irooFiimmnimte 9orl»m»rlt
Heel aardig, Majesteit.... maar geen fantazie!"
IIIMIHIIIIIIMIIIII
voorviel.
Ik zou bijna het antwoord geven van Neef
Nurks, toen hij nog even het hoofd uit de
Arnsterdamsche diligence stak om zijn meening
over de medepassagiers uit te spreken. Maar
dat zou onder de omstandigheden niet billijk
zijn. Harding maakt den indruk van een man
die dood-moe is. Een jaar geleden was hij een
kerel als een boom. Zijn goed uiterlijk, gepaard
aan uiterst beminnelijke manieren, hadden
hem ver in de wereld gebracht. In Amerika
kiezen wij bij voorbaat geen werkelijk groot
man" als President. Wij hebben er wel bij
toeval eens eentje gekregen, maar die waren
allen, zonder uitzondering, te lastig voor de
eigen partij. De Partij regeert bij ons en niet
de individueele mensen. Wie de Partij re
geert, dat is weer een andere kwestie.
Daar spreken wij meestal maar niet eens over.
De Partij wordt, zooals elke andere politieke
partij, bestuurd door een half dozijn pientere
broederen die ergens in een obskuur kamertje
van een tweedeklasse hotel sigaren rooken
en de nationale lakens uitdeelen. Tout comme
chez nous, gelijk men in den Kaiserhof in Essen
zegt.
Maar Harding was juist het soort man
dat men hebben wilde. Een man, die eigenlijk
geen eigen ideeën had, die een sympathieken
indruk maakte, die goed spreken kon en die
geen dwaasheden zou begaan als hij eenmaal in
het beroemde witte gebouw in F straat ge
zeteld zou zijn. En men koos hem zooals men
steeds en te allen tijde diegenen kiezen zal,
die door het partijbestuur op het lijstje gezet
worden. De fraaie demokratie van wijlen
Jean Jacques en zijn Amerikaansche discipe
len is al lang een business geworden. Men praat
niet eens meer over de vrije rechten van den
vrijen mensen. Men lacht er nog weleensom,
maar dat is dan ook alles.
Om tot Harding terug te keeren, ik benijd
den goeden marionet zijn baantje geenszins.
De President had juist de influenza gehad
en hoewel de epidemie van het jaar niet heel
veel slachtoffers gevraagd heeft, zoo laat zij
hare patiënten achter in een akelige slapte, die
weken lang duurt.
Laten wij dus Harding's uiteriiJK gedeeltelijk
aan de ziekte toeschrijven, maar dan blijft
er nog genoeg over in dat strakke gelaat om
den man ons volle medelijden te schenken.
Hier is iemand die het goed bedoelt, die de
heele wereld tevreden en gelukkig zou willen
zien, en die er toch eigenlijk zoo heel weinig
van begrijpt.
Hij is nooit in Europa geweest. Hij weet 'van
al het Europeesche gemodder hoegenaamd
niets. Hij heeft zijn heele leven in een land ge
woond waar alle mogelijke rare rassen met
elkaar in vrede leven, en waar de Griek en de
Turk en de Duitscherende Franschmansamen
zaken doen zonder ooit aan Smyrnatjes en
Ruhrtjes te denken. En toch is hij, Harding,
de aangewezen man om dit alles nog eens op
te redderen. ? ju
Eerst komt de oude Jusserand hem vertel
len wat slechte menschen die Duitschers dan
toch wel zijn, en dan komt de nieuwe Duitsche
gezant hem vertellen wat booze menschen die
Franschen zijn en de Polen komen met hun
klachten en de Engelschen, op hun gewone
schrandere wijze, slagen er ook in hun meening
te doen kennen en iedereen zegt: Meneer Har
ding, u bent de aangewezen man om die boel
op te ruimen" en meneer Harding weet even
min wat of er eigenlijk gebeurt als de lezers
van de Groene" er iets van zouden begrijpen,
als ik hun politieke schandaaltjes en
kuiperijtjes van de stad Baltimore zou gaan be
schrijven.
Die onzekerheid, dit wijfelen en dit futiele
zoeken weerspiegelen zich '? eiken dag inTonze
buitenlandsche politiek. Wij hebben feitelijk
geen buitenlandsche politiek.
Wij hebben een geheimzinnigen Minister van
Buitenlandsche Zaken, die zich achter zijn
baard verschuilt en die bang is zich aan ijskoud
politiek water te branden en die zich, voor
grootere veiligheid, verre houdt van alles wat
zijn prestige in gevaar zou kunnen brengen.
Wij journalisten gaan dagelijks naar het
Departement en hopen steeds iets te zullen
hooren, dat ons duidelijk maakt op welk stand
punt of Amerika (of liever het officieele
Amerika) staat ten opzichte van de groote
vragen aan gene zijde van den oceaan.
Wij hooren niets.
Wij krijgen beleefde algemeenheidjes, maar
de kluif die wij in die hutspot zoeken is nooit
te vinden.
Laten wij er echter bijvoegen, ter verdedi
ging van de houding van den heer Hughes,
dat ons publiek ook al niet weet wat het
eigenlijk wil.
Hier hebben wij eerst billioenen uitgegeven
voor zekere hooge idealen die in Europa op het
spel stonden. Men voelde dat de groote oor
log slechts eeri voorspel was. Werden Frankrijk
en Engeland verslagen, dan kwamen wij zelf
aan de beurt. Millioenen jongens gingen den
oceaan over om een einde te maken aan het
Duitsche militarisme.
Het Duitsche militarisme zaagt boomen in
Doorn, maar het Fransche militarisme zit
triumphantelijk in den Kaiserhof te Essen.
Dat Frankrijk naar de Ruhr gegaan is om de
schadeloosstelling op te vorderen, daar geloof t
langzamerhand niemand meer aan. Frankrijk,
zooals wij de zaak bekijken, maakt gebruik
van Engeland's Aziatische moeielijkheden om
Duitschland op een dergelijke wijze te ver
zwakken dat het geen Duitschland meer zal
zijn. Wij kunnen de zaak verkeerd begrepen
hebben, maar dat is toch wel de opvatting van
de groote gemeente, die aan den dag komt
in de debatten in het Congres.
Er is geen greintje idealsme meer in de heele
zaak. Datzelfde Frankrijk, waarvoor wij eens
alles" over hadden, heeft ons op ontzettende
wijze teleurgesteld. En die teleurstelling heeft
den wind uit onze internationale zeilen geno
men.
Langzamerhand begrijpen wij, dat wij met
Engeland samen zullen moeten werken.
Dat zal echtei niet gemakkelijk zijn.
De Ieren gaan al reeds te keer. De oude
vooroordeelenwordenlekkertjesopgestoofdom voor
den zooveelsten keer weer op de
verkiezingstafel te verschijnen als Ragout Fin Am
ricain". Dit alles gebeurt en het gebeurt zonder
loninklijliB Meubellraniporl-Maalstliappy
PEGRUYTER&CO.
l DEN HAAQ
AMSTERDAM ARNHEM
l Bergplaatsen voor Inboedels l
dat het hoofd van den Staat precies schijnt te
weten wat er voorvalt.
Kan men het hem kwalijk nemen?
Ik heb u reeds zoo dikwijls geschreven, dat
het officieele Holland niets begrijpt van de
groote Republiek aan den anderen kant van
den oceaan.
Hier is een braaf burger uit de donkerste
binnenlanden van Ohio en hij moet in eens
achtenveertig Hollandjes op de Europeesche
kaart begrijpen en ter wille zijn.
Kan men het Harding kwalijk nemen als hij
moede in zijn stoel zit en naar zijn Minister van
Buitenlandsche Zaken kijkt alsof hij zeggen
wou: Charley, neem dien rommel meteen even
weg, en laten wij dan op ons doode gemak een
kaartje leggen"?
HENDRIK WILLEM VAN LOON
DE STRIJD OM DE DUITSCHE
(PRUISISCHE) VOLKSKERK
De gebeurtenissen aan de Ruhr zijn oorzaak
dat een andere voor het Duitsche volk be
langrijke kwestie meer op den achtergrond
is geraakt dan men, gezien hare belangrijk
heid, zou mogen verwachten.
Wij bedoelen de plaats die de Pruisische
Evangelische Landskerk voortaan in Duitsch
land zal innemen. Ter herinnering diene het
volgende.
De oude Evangelische Landskerk in Prui
sen was een overheidskerk in zooverre, dat
de koning van Pruisen als Summus
Episcopus" (Opperbisschop) aan het hoofd daar
van stond. Door de revolutie kwam deze
opperleiding te vervallen. In deze leemte
werd voorloopig voorzien doordat drie der
Pruisische ministers werden aangewezen als
ministers in evangelicis", speciaal belast
zich het lot van de kerk aan te trekken.
Intusschen droeg dit instituut van den aan
vang af slechts een tijdelijk karakter, immers
de nieuwe tijd was gekomen met ook de nieuwe
leuze: scheiding van kerk en staat". De
kerk zou mondig" moeten worden en haar
eigen lot in handen moeten nemen. Dat deze
ommekeer niet zoo maar ineens tot stand
kon komen, ligt voor de hand. Maar in de jaren
van overgang en voorbereiding was wel een
ding duidelijk geworden: de opzet zou heel
anders moeten zijn dan vroeger. De groote
scharen der anti- of buitenkerkelijken gaven
te denken. Terecht erkende men dat het karak
ter van overheidskerk", dat de Pruisische
Evangelische Landskerk tot nog toe had ge
dragen, voor een belangrijk deel mede schuldig
was aan het feit, dat de Landskerk hoe langer
zoo meer haar invloed op het Landsvolk had
verspeeld. En zoo werd dan de leuze geboren:
Volkskerk". En het was zoo scheen het
althans meer dan een leuze alleen.
Er was in breede kringen sympathie en
belangstelling voor de volkskerk-idee; een
tijdschrift Volkskirche" wijdde zich speciaal
aan den Aufbau und Ausbau utiserer
evangelischen Kirche", en zelfs aan meer ortho
doxe ??of, zooals men in Duitschland zegt:
positieve zijde scheen men niet onontvan
kelijk voor de Volkskerk-idee.
Dat dit laatste echter meer schijn was dan
werkelijkheid, bleek in de maanden Augustus
en September van het vorige jaar, toen in
Berlijn, na lange voorbereiding, eindelijk de
wetgevende vergadering bijeenkwam, die een
nieuw kerkreglement zou ontwerpen en daar
door aan de Evangelische Landskerk in
Pruisen een nieuwe basis en zelfstandigheid
zou schenken. Al was het met de verkiezingen
voor deze wetgevende vergadering niet zoo
geloopen als velen hadden gewenscht; al
was de rechterzijde sterk in de meerderheid
en b.v. het arbeiderselement zwak vertegen
woordigd, het zou dan toch, zij het ook niet
in vollen zin door" het volk, wel een kerk
voor" het volk kunnen worden. Zoo hoopte,
ja, zoo verwachtte men.
Een tijd lang scheen het ook te zullen gaan.
Over verschillende kwesties werd men het,
zij het ook niet steeds zonder wrijving, min
of meer eens. Zoo werd het zelfs als een gunstig
voorteeken beschouwd dat men den bisschops
titel buiten de kerk had weten te houden.
Maar het groote punt waar alies om ging
was de belijdeniskwestie, de strijd om het
z.g.n. Praambel, dat als belijdenis der kerk
aan het reglement zou voorafgaan. Er waren
drie verschillende ontwerpen hiervoor inge
diend, waarvan er twee een meer door
kortheid en soberheid bemiddelend karak
ter droegen. Het ligt voor de hand dat de
officieele belijdenis van een allen omvat
tende volkskerk niet op de spits mocht worden
gedreven. Dit is helaas wel geschied ! De rech
terzijde marcheerde ditmaal in streng ge
sloten gelederen. Zij waren de volgende
formuleering overeengekomen:
Getrouw aan het erfdeel der vaderen
staat de Evangelische Landskerk der oudere
provincies van Pruisen op het in de Heilige
Schrift gegeven Evangelie van Jezus Christus,
den Zoon van den levenden God, den voor
ons gekruiste en opgestane, den Heer der
Kerk, en erkent dat hare belijdenissen
onveranderd van kracht blijven, als daar
zijn: de Apostolische e.a. oud-kerkelijke,
voorts de Augsburgsche Confessie, de Apolo
gie, de Schmalkaldische artikelen en de
groote en kleine catachismus van Luther in
de Luthersche gemeenten, de Heidelbergsche
Catechismus in de Hervormde Gemeenten,
zoo goed als de andere belijdenissen, waar deze
nog van kracht zijn. Het in deze belijdenissen
vastgelegde evangelie is de onaantastbare
grondslag voor de leer, arbeid en gemeenschap
der kerk. De kerk heet voortaan: Evangelische
Kerk der Oud-Pruisische Unie".
Nadat de (kortere) bemiddelingsvoorstellen
waren afgestemd, werd bovenstaand Praambel
met 127 tegen 81 stemmen en 4 onthou
dingen aangenomen.
Het hielp niet dat de Evangelische
Opperkerkeraad protesteerde en elke verantwoor
delijkheid voor de gevolgen afwees. Het baatte
niet dat geheimraad Kahl waarschuwde:
Hier zijn wij in de minderheid, maar daar
buiten onder het volk niet! Maak u daarom
geen illusies omtrent de gevolgen". Het gaf
niets dat prof. Smidt namens de buiten de
partijen staande arbeidsgemeenschap o.m.
verklaarde: Het is tegen het wezen van het
evangelie als een blijde boodschap, als men
zijn geldigheid in de kerk door het wereldsche
machtsbesluit van een meerderheid wil waar
borgen". En al geeselde Pfr. Dr. Luther:
Deze verenging van het geloofsbegrip aan
de rechterzijde is een gebrek aan echt geloof":
de rechterzijde had nu eenmaal de meerder
heid van stemmen en liet niet na, deze meer
derheid te misbruiken.
Welke de gevolgen van deze beslissing
zullen zijn moet de toekomst leeren. Gelijk
ten onzent is ook in Duitschland reeds de
vraag opgeworpen: gaan of blijven". Ge
lukkig zijn de stemmen vele die waarschuwen
niet overijld historisch verkregen rechten prijs
te geven. Een andere vraag is of de staat een
dusdanig reglement zal sanctioneeren, dat
de deuren der kerk voor zoovelen gesloten
houdt. Treffende dingen zegt hierover Prof.
H. von Soden (Breslau) in de Frankfurter
Zeitung van 28 December j.l.
Zeker is dat door deze beslissing de kerk"
in breeden kring nog meer in discrediet is
gekomen dan zij reeds was. Reeds hebben de
Duitsche Religieuze Socialisten, naar wij
dezen dagen lazen, het parool : los van de
kerk" doen hooren.
Dagen van strijd staan het vrijzinnige
element in de Pruisische Evangelische kerk
zeker te wachten. Wij zullen", aldus dr.
Luther, het martelaarschap van vrijzinnige
theologen verder dragen, ook het gering
schattend lachje, waarmee men ons zegt,
dat wij nog slechts.in den voorhof staan....".
Moge het vrijzinnige, of, zooals het in Duitsch
land heet: liberale" element in dezen strijd
groeien en sterker worden. De lauwheid en
laksheid der vrijzinnigen is ook daar niet geheel
zonder schuld hieraan, dat het zoo geloopen is.
Mogen velen uit dezen afloop de roepstem
hooren: Ontwaak, gij die slaapt.... De
vrijzinnigen zijn overstemd, teleurgesteld,
maar niet verslagen. De toekomst is vol
vragen en raadsels; het is ons bang, maar
wij versagen niet", schrijft de redacteur van
het Protesttantenblatt.
Of zou de geest van eenheid als reactie
op de Ruhr-gebeurtenissen zich ook op
kerkelijk gebied krachtiger doen gelden,
zoodat per slot van rekening de tegenstelling
niet verdoezeld, maar overbrugd worde?
Het ware te wenschen.
P. G. VAN S L O G T E R E N
iiittiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiituuin uiiitiimiiiiimiiniiniumniiiiiiniiiiiiimimiiiMMiiiiiMMMiMitiiiiiiiiiiiiMi
IEDER MENSCH GENEALO
GISCH BEPAALD
In de Bijdragen tot de Dierkunde uitge
geven door het Zoölogisch Genootschap te
Amsterdam, aflevering XXII, bldz. 241,
is een mededeeling verschenen, welke ook
buiten biologische kringen de belangstelling
waard is. Dr. M. Boissevain doet hier een
voorstel tot algemeene stamboomregeling
der bevolking.
Men weet hoe onvolledig onze kennis is
omtrent de erfelijke eigenschappen van den
mensch, hoe weinig men zich in het algemeen
om de vergaring dier kennis bekommert,
terwijl toch n sociologische n geneeskundige
n anthropologische vooruitgang telkenmale
afstuiten op deze leemten, die bij gebrek aan
historische gegevens thans niet meer te
overbruggen zijn. Over eenige eeuwen zal
het niet meer begrepen worden, dat de mensch
van heden wel e stamboomen van zijn
paarden en vee zorgvuldig bijhield, maar
de eigenschappen van zijn eigen ras niet
registreerde. Is het niet even belangrijk,
zoo niet belangrijker", heeft eens een bekend
genealoog gezegd, de erfelijke gesteldheid
van een bevolking te leeren kennen dan de
geologische gestelaheid van den bodem door
uie bevolking bewoond?"
In verschillende landen zijn mannen aan
het werk getogen om aan die onwetendheid
een einde te maken. Ik herinner aan het
werk van Francis Galton in Engeland, van
Charles Davenport in N.-Amerika. De moderne
eugenetische beweging, die thans in alle
beschaafde landen rijpende is, is uit dat
werk voortgekomen. Ik heb in een opstel in dit
Weekblad naar aanleiding van een voorstel
om het derde internationale Eugenetische
Congres in Nederland te doen samenkomen
reeds vroeger over dit onderwerp geschreven.
Op een onder voorzitterschap van Prof.
C. A. Pekelharing te Amsterdam gehouden
vergadering van verscheidene afgevaardig
den van genootschappen en op dit gebied
werkzame particuliere personen, werd de
wenschelijkheid van dit Congres bij ons te
lande ingezien; doch finantieele overwegin
gen noopten ten slotte op het buitenlandsche
voorstel ontkennend te antwoorden. Dat dit
zeer te betreuren is voor de ontwikkeling
van eugenetisch werk in Nederland, behoeft
geen nader betoog. Terwijl in Zweden een
staatsinstelling voor erfelijkheidsonderzoek
van den mensch bestaat, in Denemarken
eveneens staatssubsidie wordt verkregen, in
Belgiëonlangs een eugenetisch Bureau op
Amerikaansche leest geschoeid door het
instituut Shlvuy te Brussel is opgericht (de
directeur kreeg zijn opleiding in het Eugenics
Record Office" van Davenport)?wordt in
Nederland, afgezien van sporadisch parti
culier initiatief, op dit gebied nog niets gedaan.
Familiestamboomen kunnen soms belang
rijke gegevens omtrent erfelijke kenmerken in
een bepaalde lijn verschaffen, maar de kennis
van gansch een bevolking moet langs anderen
weg verkregen woiden. Een voorstel hiertoe
is thans door Dr. Boissevain gedaan.
,,De diaden der menschelijke afstamming",
zegt de schrijfster, liggen verward door
elkander in een ondoordringbaar kluwen en
steeds spint zich het net voort in al breedere
strooken van zich verdubbelende
voorvaderrijen. Zal het mogelijk blijken, die draden
vast te grijpen en te ordenen naar onze hand,
het verwarde net, voor de toekomst althans,
tot een regelmatig weefsel met duidelijke
figuren uit te spreiden?"
Deze draden zouden bij de tegenwoordig
levende bevolking inderdaad kunnen worden
vastgegrepen, wanneer men die bevolking als
stainouders der volgende geslachten titans
genealogisch volgens een bepaalde nummering
registreerde. De nummers zouden de
stammimmers blijven der komende geslachten;
ieder afstammeling zou een kwartierstaat
krijgen, bestaande uit combinaties dezer
eenmaal gegeven nummering. Voor de verdere
uiteenzetting geel ik Di. Boissevain zelf het
woord:
Zijn eenmaal alle op een zeker? tijdstip
levenüe stamotiders volgens nummer gere
gistreerd, dan bekomen de kinderen in hun
xwaitieistaat het nummer van den vader en
de moeder met daarbij aangegeven het hoe
veelste kind zij zijn. Gesteld de nummering
werd in Nederland ingevoerd, dan zouden
van de pi.m. 7 millioen inwoners ongeveer
3 millioen mannen en vrouwen (de ouders der
lesteerende 4 millioen) genummerd moeten
worden. Een kind zou aan beide nummers
zijner ouders hebben ontvangen en b.v.
iiiiiiiiiiiiiiiilliiimiiiiilHiiliiiiiiiiiMiiiiimimiMMlilli
de genealogische formule
2798526
1307824 \ 4
bekomen. Hiermede is dat kind genealogisch
bepaald. Slechts zijn broers en zusters bezitten
dezelfde nummers, doch met andere rang
cijfers. Treedt die persoon in het huwelijk,
dan zullen zijn kinderen weer den
gecombineerden kwartierstaat van hem en zijn vrouw
ontvangen en het eerste kind b.v. de formule
1.762375 ;
1.086492 )
2.798526 )
1.307824 <
3
bekomen -- en zoo steeds verder, zoodat een
kwartierstaat van 4 generaties, ingevuld op
een geboortebewijs er als volgt zou kunnen
uitzien:
een vragenlijst te beantwoorden, die naar
een Centraal Bureau opgezonden en daar
volgens de nummering bewaard werd. In
het bovenstaande geval zou Jan van Vloten
te vinden zijn onder het nummer van zijn
mannelijke linie 853389, dat onderaan staat,
de afstamming van zijn moeder ware na te
gaan onder 263885. Ook zijn moeders
vader en grootvader zijn onder dat nummer
te vinden. De andere weg, die met den
eersten te combineeren ware, zou recht op
't doel afgaan. Men zou n.l. de van kwartier
staten voorziene geboortebewijzen die dan
evenwel met meer recht den naam van
stambewijzen zouden dragen in meerdere
bladzijden kunnen afdrukken in den geest
van bonboekjes. Voor alle speciale gevallen
zouden dan afzonderlijke bladzijden ingevuld
Geboorte (Stam) bewijs van JAN VAN VLOTEN, geboren 7 September 1998 te Amsterdam
2.930654 )
1.260031 ij
56S201 \ . '
963356 ) 4 '
2985 /
1.800476 ) ^
760321 >
263885 )' /
6902 1 )
834762 j 9 |
8004 ) . .
2.749443 $ ' '
680925 *
76850 ) 2
2056 f ,
853389 )'
MEMORANDUM
j i van den daartoe bevoegde,
l die onderstaand blad
inge( Q v vuld opzendt naar een
i speciaal-inrichting.
1 1
1 4 Plaats voor het invullen van
, bijzondere mededeelingen.
j
i
Werd het nu zoo ingericht, dat ieder op
zijn geboorte bewijs zijn kwartierstaat
algedrukt bekwam, dan zou men dus zonder
moeite de afstamming van ieder mensch in
handen krijgen. Evenwel de afstamming alleen
is niet voldoende; het is juist te doen om uit
voerige en vooral nauwkeurige persoons
beschrijvingen. Dit zou langs twee wegen
kunnen geschieden. In de eerste plaats zou
liet verplicht gesteld kunnen worden voor
ieder persoon, b.v. drie maal in zijn leven,
en naar de betreffende instituten opgezonden
kunnen worden, om daar eventueel dadelijk
of later, genealogisch verwerkt te worden."
In elk land waar een burgerlijke stand
bestaat, zou dus op het geboortebewijs het
nummer van elk individu worden geregistreerd.
Van degenen, die niet huwen komt het
nummer voor de toekomst te vervallen.
Op zulk een stambewijs zouden in beknopten
vorm gegevens omtrent de betrokken persoon
kunnen worden ingeschreven, zoowel van
sociale als van geneeskundige zijde.
De voordeelen van een zoodanige regis
tratie, welke zich natuurlijk op den duur over
alle beschaafde landen zou moeten uitstrekken,
worden door Dr. B., die natuurlijk zelf de
bezwaren aan de uitvoering van zulk een
plan verbonden, niet over het hoofd ziet
nader toegelicht.
Een nummersysteem in den zelfden zin
is verleden jaar in de Illustration" door
den ingenieur Le Chapelier voorgesteld en
door mij in dit Weekblad besproken; daar
was het echter om eene nummering per
geslacht, dus een registratie binnen de leden
eener familie, te doen, terwijlDr. Boissevain's
plan de registratie der gansche bevolking
beoogt.
Velen zullen zulk een voorstel een utopie
noemen en hoofdschuddend het ontwerp ter
zijde schuiven. De Directeur van het Eugenics
Record Office der Vereenigde Staten Dr.
Charles Davenport denkt er anders over,
ofschoon hij de bezwaren aan de uitvoering
verbonden geenszins licht telt. Hij verklaarde
zich dadelijk bereid een plaats voor het plan,
waarin hij zeer belangstelt, in zijn Maandblad
The Eugenics News" in te ruimen.
Ook Davenport acht een volledige regi
stratie van de menschen noodzakelijk. Waren
er maar niet zooveel menschen rnet anti
sociale instincten", schrijft Davenport, wier
eenige levensdoel schijnt te zijn buiten de
aanraking met 'Humanity' te blijven. "
Dat een algemeene inschrijving, met cen
trale verwerking der gegevens, de eenige weg
in de toekomst zal wezen om orde te brengen
in de onvolledige,chaotisch verspreide gegevens
omtrent menschelijke sociale verhoudingen en
erfelijke eigenschappen ? daaraan twijfel ik
niet en elke poging tot de uitvoering van zulk
een plan moet ter algemeene kennis gebracht
worden en in ruimen kring worden over
wogen. De registratie der geboorten in vele
beschaafde landen dateert eerst uitdenlaatsten
tijd (een groote stad als Baltimore in de
Vereenigde Staten registreert b.v. eerst
sedert enkele jaren). In het oog onzer voor
ouders zou dit een even utopisch plan zijn
geweest en toch is het binnen korten tijd
tot uitvoering gebracht ? als een registratin
in den zin zooals deze thans door Dr. Boisse vaie
wordt voorgesteld.
M. A. VAN H !? R W E R D E N