Historisch Archief 1877-1940
r
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
10 Maart. '23. - No. 2385
TOONEELSTUDIE
Russisch Theater Balagantchik" (De Kermis van Moscou)
Twee Nederlanders uit de zestiende eeuw
bewerkten ongeveer gelijktijdig de parabel
van den Verloren Zoon voor het tooneel.
Beiden waren klassiek gevormd, waren rec
toren van Latijnsche scholen en schreven voor
hun leerlingen. Men zou dus verwachten, dat
hun stukken nogal 4 overeenkomst zouden
vertoonen. Het tegendeel is het geval.
De Asotus van Macropedius is een ernstig
en regelmatig stuk, waarin, bij het begin
beginnende, het leven van den Vader en de
beide zoons in het ouderlijk huis wqrdt ge
schilderd, afgebroken door het afscheid van
den eenen zoon, die met zijn vaderlijk erfdeel
het huis verlaat. Het is met een gevoel van
bezorgheid dat de aandacht der toeschouwers
den jongeling in den vreemde volgt: los
bandige neigingen voorspellen weinig goeds.
Een jaar gaat voorbij; weken van spilzucht,
maanden van armoede met ten slotte de be
keering. Dit wordt ons verhalend medegedeeld.
Het blijde einde speelt zich voor onze oogen
af: met vergevende liefde en offervaardige
verheugenis wordt de afgedwaalde in den
ouden kring opgenomen.
De andere bewerking verraadt een geheel
andere techniek. Terwijl Macropedius het
ouderlijk huis als eenige plaats van handeling
kiest voor het bekende verloop, verandert
zijn tijdgenoot niet minder dan elf maal de
insceneering. Zoo wordt zelfs de
begin-toestandin.net ouderlijk huis reeds onderbroken
door een klaplooperstooneel elders, terwijl
omgekeerd de uitbeelding van het verkwistend
leven in den vreemde tweemaal wordt afge
wisseld door klaagtooneelen in het vaderlijk
milieu.
Prof. Albert Koster stelt in het laatste num
mer van Euphorion" de vraag, hoe het toch
te verklaren is, dat twee tijd-, land- en
standgenooten eenzelfde gegeven voor hetzelfde
doel zoo afwijkend behandelen. Hijzelf geeft
op4deze vraag een antwoord, ontleend aan
de^studie van de tooneel-techniek van het
toenmalige drama. Macropedius was blijkbaar
gebonden aan den vorm van het humanistisch
Terentius-tooneel;zijn ambtgenoot, Gnapheus,
sichiep zijn Acolastus 'm den tooneelvorm van
het inheemsche kluchtspel.
Dit voorbeeld wordt door den Leipziger
tooneelkenner gebruikt om den invloed van
den gangbaren tooneelvorm op de dichterlijke
schepping aan te toonen. Belangrijker nog
is een tweede, ontleend aan Shakespeare's
Romeo and Juliet. Koster spreekt over de
tooneelen II, 2 en III, 5, het eerste de bekende
balkon-scène, het laatste het afscheid na den
bruidsnacht. In beide gevallen is een deel van
de bekoring in de uitbeelding der situatie
toe te schrijven aan Shakespeare's gebruik
making van de heerschende tooneeltechniek.
Zij bracht mee, dat een dichter enkele too
neelen op een verhoogde gaanderij kon laten
spelen. Zoo is de toestand tijdens de
balkon.scène, dat Romeo beneden staat, terwijl de
tooneelaanwijzing voor Juliet luidt: appears
above at a window. Zijn blikken zijn naar
boven gericht, zoodat hij bij het zwakke
schijnsel van den nacht gelijktijdig de oogen
van zijn geliefde en hoog boven de
flonkerende sterren niets. De beeldspraak in zijn
monoloog wordt daardoor bepaald.
Two of the fairest stars in all the heaven,
' Having some business, do intreat her eyes
To twinkle in their spheres till they return.
Vanuit de situatie is Romeo's toespraak tot
Juliet te verklaren: bright angel, being over
: my haed, a winged messenger of haeven. De
tooneeltechniek suggereerde den dichter de
beeldspraak van den hemel.
Omgekeerd is de situatie bij het afscheid
tegen het einde van het derde bedrijf. Het ver
trek van Juliet is op de verhoogde gaanderij.
. Romeo moet dit, afklimmende door het venster
bij het aanbreken van den dag, verlaten.Juliet
opent het voor haar minnaar:
Then, window, let day in, and let life out.
I'll descend", zegt hij en benut daarvoor
de touwladder, door de Nurse in het tweede
tooneel van dit bedrijf opzettelijk daarvoor
meegebracht. Maar hun woorden kunnen nog
niet scheiden. Als hij beneden is, zucht zij
hem in wanhoop na:
O, think'st thou we shall ever meet again?
Met tragische ironie laat de dichter Romeo
ten antwoord geven:
I doubt it not;
immers daar beneden in het graf zullen de ge
liefden voor altijd samen zijn. En als een sug
gestie voor den toeschouwer klinken dan ook
de sombere woorden van de hem nastarende,
verlaten vrouw:
O God ! I have an ill-divining soul;
Me thinks I see thee, now thou art below,
As one dead in the bottom of a tomb.
Teekeningen voor ,,de Amsterdammer" door Bernard van Vlijmen)
MARIA EFREMOVA I. KAMIZOFF
KAT IN KA, de pop
Danseres
L. GARCHINA
ADORELLE
Vrouw van de Wolga
Russische koetsiers
H. ALLAN (danseres)
Danser
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii""»»"""""' iiiiiiHiMuiiiiiiiiiiiMiiiiiiuiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiiMiiiiiiiiiiniiniiiiiiiMMiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitt
Als uitgangspunt voor deze dichterlijke
visie met haar ontroerende symboliek, daar
leidende tot den hemel, hier voerende tot het
graf, hebben wij de technische inrichting van
het Elisabethaansche tooneel te beschouwen
met zijn veelgebruikte, Shakespeare tot een
gemeenzaam element geworden, gaanderij.
- -j
Ziele der Theaterforscliung" noemt Prof.
Koster zijn lezenswaardig opstel in den
vierentwintigsten jaargang van Euphorion. Het
tijdschrift ligt ten gebruike in de leeszaal der
Universiteitsbibliotheek. Verschillende pro
blemen, meest van literair-historische strek
king, worden door den schrijver genoemd, die
door een zorgvuldige bestudeering van de
geschiedenis van tooneelbouw en
insceneeringskunst tot oplossing kunnen worden ge
bracht. Uiteraard is daarvoor niet alleen stu
die, maar vooral ook verzamel-arbeid noodig.
Sinds het begin van deze eeuw verzamelt mijn
Leipziger ambtgenoot monumenten van
tooneelgeschiedenis vanuit het gezichtspunt der
wetenschappelijke exploitatie. Boeken, platen,
poppen, reproducties, beschrijvingen, aan
kondigingen enz. zijn daarvoor door hem bij
eengebracht.
Maar verzamelen alleen, hoe zorgvuldig en
succesvol dan ook, is niet voldoende. Aan de
hand van het bijeengebrachte construeert
Koster modellen van tooneelbouw. Twee
ntwintig volledige en een tiental hulpmodel
len heeft hij in den loop der jaren met hulp
van bekwame technici vervaardigd. Met recht
mag hij verklaren: ,,Sie sind ein Stück
Lebensarbeit und mussen als Ersatz für noch nicht
geschriebene Bücher gelten". Een demonstra
tie met zoo'n model is in hooge mate instruc
tief. Ik zag er verschillende. Aan een er van
wil ik in dit verband mijzelf herinneren en mijn
lezers er van vertellen.
Wij weten, dat in de latere middeleeuwen de
burgers in verschillende steden vertooningen
van mysterie-spelen op hun marktpleinen
organiseerden. Van een vertooning van een
Paasch-spel in de zestiende eeuw te Luzern
en van een passie-spel te Donaueschingen uit
ongeveer denzelfden tijd bezitten wij zelfs,
eenigszins kinderlijk uitgevoerde,
schetsteekeningen. Verder zijn tal van teksten bewaard,
ook enkele, die men met een moderne bena
ming als regie-boeken zou kunnen aanduiden.
|t Koster heeft zich voor Luzern groote moeite
gegeven, om te komen tot een reproductie op
verkleinde schaal van het marktplein met zijn
raadhuis en de deels nog bestaande, deels te
reconstrueeren, omringende huizen. Uiterst
zorgvuldig werd getracht elk detail in ligging
en afmeting, maar ook elke typeering der spe
lers in kostuum en houding weer te geven;
locale studie en archief-onderzoek te Luzern,
tekst-interpretatie met wetenschappelijke ge
volgtrekking uit de meest verschillende ge
schriften was daarvoor noodig. Zoo kwam een
uit losse stukken bestaande reconstructie van
dit openluchttooneel tot stand, waarop het
middeleeuwsche spel tot in bijzonderheden
kan worden verduidelijkt. De opbouw van dit
eene model was voor mij een leerzaam college
van den duur van minstens een gewoon colle
ge-uur.
Het nut van dergelijk synthetisch werk
springt in het oog. Een boek als de
Meislersingerbulme des Seclizelinten Jahrlmnderts,
ein Versucli des Wiederaufbaus", dat in het
jaar 1921 bij Max Niemeyer in Halle verscheen,"
zou zonder de combinatie van studeeren
en knutselen, van onderzoeken en probeeren,
niet mogelijk zijn geweest. Koster komt langs
dezen weg tot een uiterst waarschijnlijke
reconstructie. Het tooneel bestond dan uit
een ongeveer twee meter hoog podium, dat
naar gelang van behoefte in de Martha-kerk
of een der andere voor de voorstelling afge
stane kerken of profane gebouwen werd op
geslagen. Het grootste deel ervan werd aan drie
kanten met gordijnen afgesloten, waarbij
evenwel aan eiken kant het gordijn een toe
gang openliet. Ook vóór dit afgeschoten deel
bleef een flinke ruimte, waarop een enkel
tooneel gespeeld werd. Van dit voorgedeelte
voerden twee trappen, links en rechts, naar
beneden. Hierlangs kwamen de spelers op en
traden ze af, althans bij het begin van een rol
en bij het einde er van. Maar ook boven waren
er tusschen de trappen en de gordijnen twee
hoekjes, die met een oud woord als het
plekje" werden aangeduid, waar de spelers
zich konden ophouden. Dit gebeurde, als de
fictie meebracht, dat de toeschouwers hen
wel, de medespelenden hen niet konden zien.
In het gordijn-vertrek was voor den hoofd
ingang dan nog een luik van ongeveer twee
vierkante meter oppervlakte met een ver
borgen trap yoor het afdalen in den afgrond
of het opdoemen van onderaardsche schepse
len. Ook hiervan heb ik het model gezien
en met de mij ten dienste staande gegevens
trachten te vergelijken. Het resultaat vindt
men in den zesden jaargang van het
Nederlandsche tijdschrift Neophilologus."
De belangstelling van Prof. Koster beperkt
zich echter geenszins tot dezen zeer ouden tijd.
Het Italiaansche barock-tooneel, de
tooneelinrichting van het Shakespeare-drama, het
tooneel van Corneille, de Amsterdamsche
schouwburg vormen lievelings-onderwerpen
van den veelzijdigen en geleerden tooneel
kenner. Wat ons tooneel betreft, vermoedt
hij, dat niet alleen Engelsche- en Italiaansche
invloeden, zich met de tradities der rede
rijkerskamers vermengden, maar dat over en
weer ook draden naar Spanje loopen.
Vooral ook voor het Jezuieten-tooneel, dat
in de zeventiende eeuw een zoo grooten
invloed uitoefende acht Prof. Koster bestu
deering van de Spaansche tooneelgeschiedenis
van belang.
, Niet minder rijk is de negentiende en
twintigste eeuw in de collectie-Koster ver
tegenwoordigd. Ik noem uit mijn herinnering
het tooneel van Wagner en van de Meiningers.
Maar ook het draaibare en het veeldeelige
tooneel ontbreken niet.
Het ligt voor de hand, dat al dit materiaal,
gedemonstreerd door een deskundige hand
en toegelicht door Köster's welsprekend
woord, een oefenschool kan zijn voor de
tooneelstudie van de academische en de
tooneelbeoefenende jeugd van nauwelijks te overschat
ten beteekenis. Dat dit in Duitschland bij
toeneming wordt ingezien, bleek mij her
haaldelijk.Studenten verhaalden mij met geest
drift van Köster's college over tooneelgeschie
denis. En toen zeer onlangs een mijner
medebestuursleden van de Tooneelschool op een
studiereis ten bate der school ook de
Reinhart'sche Theaterschule" te Berlijn bezocht,
iiiiiiiiiiiiiiiliiniaiii i
tmiiiiiitiiimiiiiiiii
rmi.N.V. HET SCHOUWTOONEEL. De
passieLlltt bloem, door JACINTO BENAVENTE.
IJ*
<.j Een Nobelprijs strekt ongetwijfeld tot aan
beveling, doch ook zonder officiëele
bcvan: genheid te bevangener naarmate de
meesten onzer moeten bekennen van Jacinto
Benavente en zijn negentig tooneelstukken
nooit te hebben gehoord zouden wij tegen
over dit eerste, in Nederlandsche vertaling
vertoond drama begrepen hebben, dat hier
niet de eerste de beste aan het woord, of liever
aan de daad is. Om echter in De Passie
bloem" een toonbeeld te zien, en een maatstaf
voor dit talent, zouden we ook iets van de
negenentachtig overige werken van Jacinto
Benavente moeten kennen, en, in aanmerking
genomen dat deze schrijver nog geen zestig
jaar telt, dat maakt in de wieg begonnen
anderhalf stuk per jaar, kan men met de keuze
m.i. niet voorzichtig genoeg zijn. De
uitheemsche kleur van dit werk stelt er ons waarschijn
lijk ook. niet geheel zuiver tegenover een
Spanjaard ziet in ,,Op hoop van zegen" niet
hetzelfde als een Scheveninger, het gegeven
van De Passiebloem" voert onze verbeelding
naar een Cavallerie Rusticana" zonder mu
ziek, en waar wij tegen een talent als bijv. dat
van Jan Fabricius vaak bezwaren opperen
van oppervlakkigheid en effectbejag, wie zal
uitmaken in hoever ook deze Spaansche schrij
ver steunt op, in zijn sfeer, beproefde en ge
makkelijke middelen? Alleen al di* titel.,
de Passiebloem.... en aldoor het geweer op
tafel Heerschappij van hartstochten,
zonder breidel van geestelijk overzicht en
redelijke verstandhouding, die, zoo zeker als
in de antieke noodlotstragedie, moet voeren
tot de afdoende catastrophe.... doch hoeveel
schraler gebleven hier! Niet meer dan een
geval," waarbij niet de doodslag leidt tot een
verzoenend hooger inzicht, maar enkel de
vraag rijst: hoeveel jaar gevangenisstraf er
voor den moordenaar op zou zitten? En noch
tans aarzelen wij dit stuk: een speelstuk" te
noemen zonder meer....
Eenvoudig en onfeilbaar is de knoop ge
legd. Een stiefvader, Esteban, een welgestelde
boer, bemint de allengs volwassen geworden
dochter uit het eerste huwelijk zijner vrouw,
boven haar moeder, en het meisje Acacia",
de passiebloem, hitst met haar schijnbaar
vijandige houding jegens den indringer een
houding die voor een deel verzet is tegen eigen
ondoorgronde neigingen, voor een ander deel
instinctrnatige verleidingskunst ? den man
tot het uiterste van wat een inensch onder deze
omstandigheden verdragen kan. In dit broei
nest van gesmoorde begeerten en
verwenschingen valt eindelijk een vonk, Aeacia geeft
zich nadat een vorige verloving was afge
sprongen gewonnen aan het huwelijk met
haar neef. Het stuk opent in de, haar onver
schillige, bruidsdagen, waaraan de plotselinge
dood van den bruigom een einde maakt. Este
ban, voor het feit gesteld het meisje uit zijn
huis te moeten afstaan, heeft hem door sluip
moord uit den weg laten ruimen. In de dagen,
die daarop volgen, zien wij de drie nicnschen,
waarvan er altijd een te veel is, te zamen ge
bleven onder n dak, als in een hoe langer hoe
dichter, al-verstikkenden rookwalm ronddolen,
om het door de beide vrouwen vermoed, door
den man, die bijna geen woord spreekt, ver
borgen geheim, terwijl in het dorp de achter
docht jegens dezen moordenaar en zijn beweeg
redenen met het uur wast. Tot de toestand
onhoudbaar wordt, de groote machten zege
vieren, het onuitsprekelijke losbreekt ineen
impulsief gebaar, vernietigend en verruimend,
en het zwakste de moeder als offer valt.
Mooi is dat deze, in het hooger verband, zwak
ste figuur, in liet dagelijksch leven, tot haar
laatsten ademtocht, de sterkste schijnt. Door
deze kracht wordt de wreede triomf van den
hartstocht Esteban en Acacia vallen elkaar
in de armen vóór de oogen der vrouw mér
dan een coup de théatre, de onafwendbare,
mede door haar krachtig verweer geprovo
ceerde, genadeslag. En haar dood volgt op
dezeaafrekening niet als een gewelddaad, maar
als de eenig mogelijke oplossing. Een Fransen
auteur zou het stuk daar begonnen zijn te
Esteban vóór de gezworenen; Ibsen en
Schnitzler zouden zich, met deze drie bedrij
ven tot voorspel, over een psychologisch
drama hebben gebogen, waarin eenerzijds
de overleden moeder naar hartelust zou
komen rondspoken, anderzijds de dochter op
haar beurt zou blijken te-kort te schieten,
en ik moet bekennen dat het stuk mij eigenlijk
ook pas recht begon te boeien toen het uit was.
Maar pleit dit tegen den Spaanschen schrijver,
die zich tot de feiten bepaalde en daaruit in
groote lijnen mij dunkt met wat veel her
halingen een fel-bewogen spel schiep, waar
van de compositie bewondering wekt, dat wel
beschouwd ook tal van fijne trekken en een
eigen atmosfeer heeft, dat, niettegenstaande
het onderwerp daartoe alle aanleiding bood,
toch zelden grof of banaal klinkt?. Wellicht
zelfs in zijn voordeel. Met hoe weinige middelen
schetste hij het dorp en de stemming in het
dorp, het gistend familieleven met zijn ver
bindend deel van vroomheid, de broeihitte en
de stilte-vol-conflict, waarin het noodlot
rijpt. Elk uiterlijk samentreffen van stief
vader en dochter werd vermeden, zij nemen
nauwelijks notitie van elkaar, het zijn de wilde
gevoels-loten, die, diep verborgen, in elkander
grijpen. En het motief van den, alles in zich
opkroppenden boer waaróm hij Acacia's brui
gom doodde, treft, omdat hier nog iets anders
dan de begeerte uit spreekt: hij kan het meisje,
wier aanwezigheid in huis zijn leven is, niet
missen". De schrijver laat hier de kiesche
vraag open of hij haar, stel de omstandigheden
waren gebleven gelijk zij waren, wel ooit met
een vinger zou hebben aangeraakt. Jammerlijk
wordt de man eerst nadat de moord bedreven
is en het, tot dusver aan de oppervlakte ge
suste leven-van-drie in een bedding wordt
geleid, waar een, door zijn driften verzwakt
man met den stroom afglijdt. Op gezag van
den vertaler, H. Ménage Challa, over wiens
aandeel in deze vertooning wij voor het overige
niet oordeelen kunnen, geiooven wij, naar deze
gegevens gaarne in de beteekenis van Jacinto
Benavente, als mensch en als kunstenaar, al
zal zijn oeuvre vermoedelijk nog wei andere
werken bevatten, die ons nader staan dan
De passiebloem" en bijgevolg langs meer
zijden boeien. Het Schouwtooneel geeft van
dit stuk een vertooning, waarvan de ver
zengende gloed, volgens het programma
bijschrift, opslag van den Castiliaanschen
bodem, wellicht sterker had kunnen uit
stralen. Dat op dit boerenerf de lucht zich
met elke minuut dichter samenpakte, tot
men de atmosfeer had kunnen snijden als
rook, trof ons niet. Met een meisje, dat den
naam van Passiebloem" verkreeg en met haar
verleidelijke schoonheid een man van middel
baren leeftijd tot een dubbelen moord brengt,
zal ook wel een andere Carmen zijn bedoeld
dan K'tty K'uppell nog vermag uit te beelden.
Niettemin was er een bijzondere, voorna
melijk door mevrouw van der Horst (de
moeder) die zich met hartstocht en overgave
vond hij de inrichting gesloten, omdat de
leerlingen onder leiding een studiereis maakten
naar Leipzig ter wille van het Instituut van
Prof. Koster.
Belangstellenden in tooneelbouw, inscenee
ring, tooneelspeelkunst en tooneelgeschiedenis
zullen daarom zeker met genoegen vernemen,
dat in de Aula der Universiteit op den avond
van Vrijdag 16 Maart een demonstratie met
toelichting door den bekenden Duitschen ge
leerde zal worden gegeven over het onderwerp:
Die Illusionsbühne."
J. H. SCHOLTE
iiiiniiiiiiiiiiimiimimiiiiiiiiiiiiimii
SCHERMEN
Wij ontvingen ter recensie een Handleiding
voor het Schermonderwijs op Floret, Degen,
Sabel en Geweer door Dr. W. P. HUBERT VAN
BLEijNBURGHKapitein der Artillerie, Directeur
der Militaire Gymnastiek- en Sportschool,
uitgegeven door de Koninklijke Militaire
Academie" te Breda.
Dit werkje, voorzien van eenige doeltref
fende illustraties, is niet alleen welkom omdat
er zoo weinig goede litteratuur op
schermgebied bestaat, maar hoodzakelijk omdat hier
gebroken is met de oude traditie om steeds
de onderwijzers massa's lessen ter uitvoering
onder de oogen te tooveren en de psycholo
gische zijde van de schermsport geheel uit te
schakelen". En het is hierop in de eerste plaats
dat de schrijver de aandacht heeft willen
vestigen.
De leerling is nu geen machine meer, die de
voorgeschreven bewegingen mechanisch op
volgt, doch de onderwijzer leert hem het waar
om" beseffen, waarop het vooral, bij oefe
ningen en wedstrijden, aankomt. Het
wedstrijdschermen is het punt van uitgang ge
weest waarvan de heele theorie gededuceerd is.
Het aankweeken van coördinatie-vermogen,
opvoeren van snelheid, vlug reageeren op een
door onderwijzer of tegenstander opgewekte
prikkel, juiste afstand-beoordeeling en, nog
voornamer: juiste reactie en bestudeering
van den tegenstander, zijn de punten waaraan
hier vooral en eindelijk voldoende aandacht is
besteed.
Wanneer dan ook de instructeurs ervan
doordrongen zullen zijn, dat dit de hoofdzaak
van het schermonderricht uitmaakt, kan het
niet anders of het peil der Nederlandsche
schermers moet ontegenzeggelijk stijgen. Met
het oog op de Olympische spelen kan dit niet
anders dan gewenscht zijn.
De eischen, die gesteld zijn om te voldoen
aan het predicaat hoofdschermonderwijzer of
schermonderwijzer, zijn dan ook zoo zwaar,
dat slechts alleen de uitstekende krachten er
aan kunnen voldoen en dus de kwaliteit van
het onderricht hierdoor is verzekerd.
Het feit al reeds dat dit boekje samengesteld
is door een autoriteit op dit gebied, die Kapi
tein HUBERT VAN BLIJENBURGH ongetwijfeld
is, die op zoovele tournooien de schermsport
goed bestudeerd heeft, waarborgt ons, dat
dit boekje zich in een groote belangstelling zal
verheugen, ook bij niet-militaire schermers.
WINTERS
imiiimmiimtiiiiii
BE*RICHTEN
HOOGE PRIJZEN. Een goed bewaarde kopie
van Rembrandt's Jezus zieken genezende"
is onlangs te New-York verkocht voor
twintig duizend dollars, de hoogste prijs
ooit voor een ets van Rembrandt besteed.
De prent kostte oorspronkelijk honderd
gulden, en is daardoor algemeen bekend als
de honderd guldens-prent". Jaren geleden
kocht J. Pierpont Morgan op een veiling te
Parijs Rembrandt's ets Portret van Jan
Six" voor zestien duizend dollars.
GEDENKSCHRIFTEN ALEXANDER II.
Het was reeds lang bekend dat Czaar
Alexander II van Rusland mémoires nagelaten
had, die na zijn dood in 1881 door zijn
morganatische echtgenoote de vorstin
Jurjewskaja, te Londen en Parijs in bewaring gegeven
waren. Thans, na den dood der vorstin, zijn
die handschriften door haren secretaris,
N. J. Markow, geordend en van toelichtingen
voorzien en zullen binnenkort worden gepubli
ceerd. De mémoires omvatten de jaren van
1870 tot 1881 en geven belangrijke inlichtingen
omtrent de geschiedenis van de betrekkingen
van Rusland en den Czaar tot Duitschland en
Frankrijk gedurende den fransch-duitschen
oorlog van 1870?71, alsmede over de geschie
denis der Berlijnsche kongressen.
Ook de revolutionnaire beweging in Rus
land wordt van bizonder standpunt beschreven.
iiiniiulmiiiti
in haar zware rol deed gelden, beheerschte
stemming op het tooneel,die het werk ver boven
de melodramatische situatie uithief. Ook de
sobere mise-en-scène het kastje met Maria
beeldje, waarvoor de vrouwen in haar ont
reddering na den moordaanslag, knielden,
herinnerde aan de beste voorstellingen van de
oude Tooneelvereeniging. Jan Musch gaf den,
in zijn angsten verzonken boer, uiterlijk karak
teristiek, maar weinig levend. Hij is het toch,
die ons het meest belang doet stellen, wiens
lot ons zou moeten ontroeren bovenal. Toe
gegeven dat hier, wat men noemt stil spel"
gevaren oplevert, iets moet er toch van dezen
mensch, die een groot minnaar en een groot
moordenaar is, wiens kop geladen is als zijn
geweer, wiens strijd tusschen de twee vrouwen,
van wie de eene de moeder van de andere is,
het hart verscheurt, uitgaan, dat,
naar-binnen-gekeerd, niet minder werkt dan he't spel
der lijdende en bedrijvende vrouw. Een tekort,
dat meer van den mensch dan van den
tooneelspeler afhankelijk is en waarvoor de laat
ste ons in de treffend gespeelde slotscène
schadeloos stelde. Voor mevrouw van der
Horst is Raimunda" een mooie rol en wan
neer het Schouwtooneel, voor Acacia" over
een gelijkwaardig talent beschikte, zou dit
een repertoirestuk kunnen worden in de lijn
van dit gezelschap en op zijn niveau. Boven
dien, een stuk voor het groote publiek, dat
psychologische verfijning vreest, vol romanti
sche spanning, en ondanks twee geweerschoten,
van veel hooger gehalte dan het soort
tooneelwerk, waartoe men om deze qualiteiten te
vinden, gemeenlijk zijn toevlucht nemen
moet.
TOP N A E r r