De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 10 maart pagina 6

10 maart 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

r DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 10 Maart. '23. - No. 2385 TOONEELSTUDIE Russisch Theater Balagantchik" (De Kermis van Moscou) Twee Nederlanders uit de zestiende eeuw bewerkten ongeveer gelijktijdig de parabel van den Verloren Zoon voor het tooneel. Beiden waren klassiek gevormd, waren rec toren van Latijnsche scholen en schreven voor hun leerlingen. Men zou dus verwachten, dat hun stukken nogal 4 overeenkomst zouden vertoonen. Het tegendeel is het geval. De Asotus van Macropedius is een ernstig en regelmatig stuk, waarin, bij het begin beginnende, het leven van den Vader en de beide zoons in het ouderlijk huis wqrdt ge schilderd, afgebroken door het afscheid van den eenen zoon, die met zijn vaderlijk erfdeel het huis verlaat. Het is met een gevoel van bezorgheid dat de aandacht der toeschouwers den jongeling in den vreemde volgt: los bandige neigingen voorspellen weinig goeds. Een jaar gaat voorbij; weken van spilzucht, maanden van armoede met ten slotte de be keering. Dit wordt ons verhalend medegedeeld. Het blijde einde speelt zich voor onze oogen af: met vergevende liefde en offervaardige verheugenis wordt de afgedwaalde in den ouden kring opgenomen. De andere bewerking verraadt een geheel andere techniek. Terwijl Macropedius het ouderlijk huis als eenige plaats van handeling kiest voor het bekende verloop, verandert zijn tijdgenoot niet minder dan elf maal de insceneering. Zoo wordt zelfs de begin-toestandin.net ouderlijk huis reeds onderbroken door een klaplooperstooneel elders, terwijl omgekeerd de uitbeelding van het verkwistend leven in den vreemde tweemaal wordt afge wisseld door klaagtooneelen in het vaderlijk milieu. Prof. Albert Koster stelt in het laatste num mer van Euphorion" de vraag, hoe het toch te verklaren is, dat twee tijd-, land- en standgenooten eenzelfde gegeven voor hetzelfde doel zoo afwijkend behandelen. Hijzelf geeft op4deze vraag een antwoord, ontleend aan de^studie van de tooneel-techniek van het toenmalige drama. Macropedius was blijkbaar gebonden aan den vorm van het humanistisch Terentius-tooneel;zijn ambtgenoot, Gnapheus, sichiep zijn Acolastus 'm den tooneelvorm van het inheemsche kluchtspel. Dit voorbeeld wordt door den Leipziger tooneelkenner gebruikt om den invloed van den gangbaren tooneelvorm op de dichterlijke schepping aan te toonen. Belangrijker nog is een tweede, ontleend aan Shakespeare's Romeo and Juliet. Koster spreekt over de tooneelen II, 2 en III, 5, het eerste de bekende balkon-scène, het laatste het afscheid na den bruidsnacht. In beide gevallen is een deel van de bekoring in de uitbeelding der situatie toe te schrijven aan Shakespeare's gebruik making van de heerschende tooneeltechniek. Zij bracht mee, dat een dichter enkele too neelen op een verhoogde gaanderij kon laten spelen. Zoo is de toestand tijdens de balkon.scène, dat Romeo beneden staat, terwijl de tooneelaanwijzing voor Juliet luidt: appears above at a window. Zijn blikken zijn naar boven gericht, zoodat hij bij het zwakke schijnsel van den nacht gelijktijdig de oogen van zijn geliefde en hoog boven de flonkerende sterren niets. De beeldspraak in zijn monoloog wordt daardoor bepaald. Two of the fairest stars in all the heaven, ' Having some business, do intreat her eyes To twinkle in their spheres till they return. Vanuit de situatie is Romeo's toespraak tot Juliet te verklaren: bright angel, being over : my haed, a winged messenger of haeven. De tooneeltechniek suggereerde den dichter de beeldspraak van den hemel. Omgekeerd is de situatie bij het afscheid tegen het einde van het derde bedrijf. Het ver trek van Juliet is op de verhoogde gaanderij. . Romeo moet dit, afklimmende door het venster bij het aanbreken van den dag, verlaten.Juliet opent het voor haar minnaar: Then, window, let day in, and let life out. I'll descend", zegt hij en benut daarvoor de touwladder, door de Nurse in het tweede tooneel van dit bedrijf opzettelijk daarvoor meegebracht. Maar hun woorden kunnen nog niet scheiden. Als hij beneden is, zucht zij hem in wanhoop na: O, think'st thou we shall ever meet again? Met tragische ironie laat de dichter Romeo ten antwoord geven: I doubt it not; immers daar beneden in het graf zullen de ge liefden voor altijd samen zijn. En als een sug gestie voor den toeschouwer klinken dan ook de sombere woorden van de hem nastarende, verlaten vrouw: O God ! I have an ill-divining soul; Me thinks I see thee, now thou art below, As one dead in the bottom of a tomb. Teekeningen voor ,,de Amsterdammer" door Bernard van Vlijmen) MARIA EFREMOVA I. KAMIZOFF KAT IN KA, de pop Danseres L. GARCHINA ADORELLE Vrouw van de Wolga Russische koetsiers H. ALLAN (danseres) Danser iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii""»»"""""' iiiiiiHiMuiiiiiiiiiiiMiiiiiiuiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiiMiiiiiiiiiiniiniiiiiiiMMiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitt Als uitgangspunt voor deze dichterlijke visie met haar ontroerende symboliek, daar leidende tot den hemel, hier voerende tot het graf, hebben wij de technische inrichting van het Elisabethaansche tooneel te beschouwen met zijn veelgebruikte, Shakespeare tot een gemeenzaam element geworden, gaanderij. - -j Ziele der Theaterforscliung" noemt Prof. Koster zijn lezenswaardig opstel in den vierentwintigsten jaargang van Euphorion. Het tijdschrift ligt ten gebruike in de leeszaal der Universiteitsbibliotheek. Verschillende pro blemen, meest van literair-historische strek king, worden door den schrijver genoemd, die door een zorgvuldige bestudeering van de geschiedenis van tooneelbouw en insceneeringskunst tot oplossing kunnen worden ge bracht. Uiteraard is daarvoor niet alleen stu die, maar vooral ook verzamel-arbeid noodig. Sinds het begin van deze eeuw verzamelt mijn Leipziger ambtgenoot monumenten van tooneelgeschiedenis vanuit het gezichtspunt der wetenschappelijke exploitatie. Boeken, platen, poppen, reproducties, beschrijvingen, aan kondigingen enz. zijn daarvoor door hem bij eengebracht. Maar verzamelen alleen, hoe zorgvuldig en succesvol dan ook, is niet voldoende. Aan de hand van het bijeengebrachte construeert Koster modellen van tooneelbouw. Twee ntwintig volledige en een tiental hulpmodel len heeft hij in den loop der jaren met hulp van bekwame technici vervaardigd. Met recht mag hij verklaren: ,,Sie sind ein Stück Lebensarbeit und mussen als Ersatz für noch nicht geschriebene Bücher gelten". Een demonstra tie met zoo'n model is in hooge mate instruc tief. Ik zag er verschillende. Aan een er van wil ik in dit verband mijzelf herinneren en mijn lezers er van vertellen. Wij weten, dat in de latere middeleeuwen de burgers in verschillende steden vertooningen van mysterie-spelen op hun marktpleinen organiseerden. Van een vertooning van een Paasch-spel in de zestiende eeuw te Luzern en van een passie-spel te Donaueschingen uit ongeveer denzelfden tijd bezitten wij zelfs, eenigszins kinderlijk uitgevoerde, schetsteekeningen. Verder zijn tal van teksten bewaard, ook enkele, die men met een moderne bena ming als regie-boeken zou kunnen aanduiden. |t Koster heeft zich voor Luzern groote moeite gegeven, om te komen tot een reproductie op verkleinde schaal van het marktplein met zijn raadhuis en de deels nog bestaande, deels te reconstrueeren, omringende huizen. Uiterst zorgvuldig werd getracht elk detail in ligging en afmeting, maar ook elke typeering der spe lers in kostuum en houding weer te geven; locale studie en archief-onderzoek te Luzern, tekst-interpretatie met wetenschappelijke ge volgtrekking uit de meest verschillende ge schriften was daarvoor noodig. Zoo kwam een uit losse stukken bestaande reconstructie van dit openluchttooneel tot stand, waarop het middeleeuwsche spel tot in bijzonderheden kan worden verduidelijkt. De opbouw van dit eene model was voor mij een leerzaam college van den duur van minstens een gewoon colle ge-uur. Het nut van dergelijk synthetisch werk springt in het oog. Een boek als de Meislersingerbulme des Seclizelinten Jahrlmnderts, ein Versucli des Wiederaufbaus", dat in het jaar 1921 bij Max Niemeyer in Halle verscheen," zou zonder de combinatie van studeeren en knutselen, van onderzoeken en probeeren, niet mogelijk zijn geweest. Koster komt langs dezen weg tot een uiterst waarschijnlijke reconstructie. Het tooneel bestond dan uit een ongeveer twee meter hoog podium, dat naar gelang van behoefte in de Martha-kerk of een der andere voor de voorstelling afge stane kerken of profane gebouwen werd op geslagen. Het grootste deel ervan werd aan drie kanten met gordijnen afgesloten, waarbij evenwel aan eiken kant het gordijn een toe gang openliet. Ook vóór dit afgeschoten deel bleef een flinke ruimte, waarop een enkel tooneel gespeeld werd. Van dit voorgedeelte voerden twee trappen, links en rechts, naar beneden. Hierlangs kwamen de spelers op en traden ze af, althans bij het begin van een rol en bij het einde er van. Maar ook boven waren er tusschen de trappen en de gordijnen twee hoekjes, die met een oud woord als het plekje" werden aangeduid, waar de spelers zich konden ophouden. Dit gebeurde, als de fictie meebracht, dat de toeschouwers hen wel, de medespelenden hen niet konden zien. In het gordijn-vertrek was voor den hoofd ingang dan nog een luik van ongeveer twee vierkante meter oppervlakte met een ver borgen trap yoor het afdalen in den afgrond of het opdoemen van onderaardsche schepse len. Ook hiervan heb ik het model gezien en met de mij ten dienste staande gegevens trachten te vergelijken. Het resultaat vindt men in den zesden jaargang van het Nederlandsche tijdschrift Neophilologus." De belangstelling van Prof. Koster beperkt zich echter geenszins tot dezen zeer ouden tijd. Het Italiaansche barock-tooneel, de tooneelinrichting van het Shakespeare-drama, het tooneel van Corneille, de Amsterdamsche schouwburg vormen lievelings-onderwerpen van den veelzijdigen en geleerden tooneel kenner. Wat ons tooneel betreft, vermoedt hij, dat niet alleen Engelsche- en Italiaansche invloeden, zich met de tradities der rede rijkerskamers vermengden, maar dat over en weer ook draden naar Spanje loopen. Vooral ook voor het Jezuieten-tooneel, dat in de zeventiende eeuw een zoo grooten invloed uitoefende acht Prof. Koster bestu deering van de Spaansche tooneelgeschiedenis van belang. , Niet minder rijk is de negentiende en twintigste eeuw in de collectie-Koster ver tegenwoordigd. Ik noem uit mijn herinnering het tooneel van Wagner en van de Meiningers. Maar ook het draaibare en het veeldeelige tooneel ontbreken niet. Het ligt voor de hand, dat al dit materiaal, gedemonstreerd door een deskundige hand en toegelicht door Köster's welsprekend woord, een oefenschool kan zijn voor de tooneelstudie van de academische en de tooneelbeoefenende jeugd van nauwelijks te overschat ten beteekenis. Dat dit in Duitschland bij toeneming wordt ingezien, bleek mij her haaldelijk.Studenten verhaalden mij met geest drift van Köster's college over tooneelgeschie denis. En toen zeer onlangs een mijner medebestuursleden van de Tooneelschool op een studiereis ten bate der school ook de Reinhart'sche Theaterschule" te Berlijn bezocht, iiiiiiiiiiiiiiiliiniaiii i tmiiiiiitiiimiiiiiiii rmi.N.V. HET SCHOUWTOONEEL. De passieLlltt bloem, door JACINTO BENAVENTE. IJ* <.j Een Nobelprijs strekt ongetwijfeld tot aan beveling, doch ook zonder officiëele bcvan: genheid te bevangener naarmate de meesten onzer moeten bekennen van Jacinto Benavente en zijn negentig tooneelstukken nooit te hebben gehoord zouden wij tegen over dit eerste, in Nederlandsche vertaling vertoond drama begrepen hebben, dat hier niet de eerste de beste aan het woord, of liever aan de daad is. Om echter in De Passie bloem" een toonbeeld te zien, en een maatstaf voor dit talent, zouden we ook iets van de negenentachtig overige werken van Jacinto Benavente moeten kennen, en, in aanmerking genomen dat deze schrijver nog geen zestig jaar telt, dat maakt in de wieg begonnen anderhalf stuk per jaar, kan men met de keuze m.i. niet voorzichtig genoeg zijn. De uitheemsche kleur van dit werk stelt er ons waarschijn lijk ook. niet geheel zuiver tegenover een Spanjaard ziet in ,,Op hoop van zegen" niet hetzelfde als een Scheveninger, het gegeven van De Passiebloem" voert onze verbeelding naar een Cavallerie Rusticana" zonder mu ziek, en waar wij tegen een talent als bijv. dat van Jan Fabricius vaak bezwaren opperen van oppervlakkigheid en effectbejag, wie zal uitmaken in hoever ook deze Spaansche schrij ver steunt op, in zijn sfeer, beproefde en ge makkelijke middelen? Alleen al di* titel., de Passiebloem.... en aldoor het geweer op tafel Heerschappij van hartstochten, zonder breidel van geestelijk overzicht en redelijke verstandhouding, die, zoo zeker als in de antieke noodlotstragedie, moet voeren tot de afdoende catastrophe.... doch hoeveel schraler gebleven hier! Niet meer dan een geval," waarbij niet de doodslag leidt tot een verzoenend hooger inzicht, maar enkel de vraag rijst: hoeveel jaar gevangenisstraf er voor den moordenaar op zou zitten? En noch tans aarzelen wij dit stuk: een speelstuk" te noemen zonder meer.... Eenvoudig en onfeilbaar is de knoop ge legd. Een stiefvader, Esteban, een welgestelde boer, bemint de allengs volwassen geworden dochter uit het eerste huwelijk zijner vrouw, boven haar moeder, en het meisje Acacia", de passiebloem, hitst met haar schijnbaar vijandige houding jegens den indringer een houding die voor een deel verzet is tegen eigen ondoorgronde neigingen, voor een ander deel instinctrnatige verleidingskunst ? den man tot het uiterste van wat een inensch onder deze omstandigheden verdragen kan. In dit broei nest van gesmoorde begeerten en verwenschingen valt eindelijk een vonk, Aeacia geeft zich nadat een vorige verloving was afge sprongen gewonnen aan het huwelijk met haar neef. Het stuk opent in de, haar onver schillige, bruidsdagen, waaraan de plotselinge dood van den bruigom een einde maakt. Este ban, voor het feit gesteld het meisje uit zijn huis te moeten afstaan, heeft hem door sluip moord uit den weg laten ruimen. In de dagen, die daarop volgen, zien wij de drie nicnschen, waarvan er altijd een te veel is, te zamen ge bleven onder n dak, als in een hoe langer hoe dichter, al-verstikkenden rookwalm ronddolen, om het door de beide vrouwen vermoed, door den man, die bijna geen woord spreekt, ver borgen geheim, terwijl in het dorp de achter docht jegens dezen moordenaar en zijn beweeg redenen met het uur wast. Tot de toestand onhoudbaar wordt, de groote machten zege vieren, het onuitsprekelijke losbreekt ineen impulsief gebaar, vernietigend en verruimend, en het zwakste de moeder als offer valt. Mooi is dat deze, in het hooger verband, zwak ste figuur, in liet dagelijksch leven, tot haar laatsten ademtocht, de sterkste schijnt. Door deze kracht wordt de wreede triomf van den hartstocht Esteban en Acacia vallen elkaar in de armen vóór de oogen der vrouw mér dan een coup de théatre, de onafwendbare, mede door haar krachtig verweer geprovo ceerde, genadeslag. En haar dood volgt op dezeaafrekening niet als een gewelddaad, maar als de eenig mogelijke oplossing. Een Fransen auteur zou het stuk daar begonnen zijn te Esteban vóór de gezworenen; Ibsen en Schnitzler zouden zich, met deze drie bedrij ven tot voorspel, over een psychologisch drama hebben gebogen, waarin eenerzijds de overleden moeder naar hartelust zou komen rondspoken, anderzijds de dochter op haar beurt zou blijken te-kort te schieten, en ik moet bekennen dat het stuk mij eigenlijk ook pas recht begon te boeien toen het uit was. Maar pleit dit tegen den Spaanschen schrijver, die zich tot de feiten bepaalde en daaruit in groote lijnen mij dunkt met wat veel her halingen een fel-bewogen spel schiep, waar van de compositie bewondering wekt, dat wel beschouwd ook tal van fijne trekken en een eigen atmosfeer heeft, dat, niettegenstaande het onderwerp daartoe alle aanleiding bood, toch zelden grof of banaal klinkt?. Wellicht zelfs in zijn voordeel. Met hoe weinige middelen schetste hij het dorp en de stemming in het dorp, het gistend familieleven met zijn ver bindend deel van vroomheid, de broeihitte en de stilte-vol-conflict, waarin het noodlot rijpt. Elk uiterlijk samentreffen van stief vader en dochter werd vermeden, zij nemen nauwelijks notitie van elkaar, het zijn de wilde gevoels-loten, die, diep verborgen, in elkander grijpen. En het motief van den, alles in zich opkroppenden boer waaróm hij Acacia's brui gom doodde, treft, omdat hier nog iets anders dan de begeerte uit spreekt: hij kan het meisje, wier aanwezigheid in huis zijn leven is, niet missen". De schrijver laat hier de kiesche vraag open of hij haar, stel de omstandigheden waren gebleven gelijk zij waren, wel ooit met een vinger zou hebben aangeraakt. Jammerlijk wordt de man eerst nadat de moord bedreven is en het, tot dusver aan de oppervlakte ge suste leven-van-drie in een bedding wordt geleid, waar een, door zijn driften verzwakt man met den stroom afglijdt. Op gezag van den vertaler, H. Ménage Challa, over wiens aandeel in deze vertooning wij voor het overige niet oordeelen kunnen, geiooven wij, naar deze gegevens gaarne in de beteekenis van Jacinto Benavente, als mensch en als kunstenaar, al zal zijn oeuvre vermoedelijk nog wei andere werken bevatten, die ons nader staan dan De passiebloem" en bijgevolg langs meer zijden boeien. Het Schouwtooneel geeft van dit stuk een vertooning, waarvan de ver zengende gloed, volgens het programma bijschrift, opslag van den Castiliaanschen bodem, wellicht sterker had kunnen uit stralen. Dat op dit boerenerf de lucht zich met elke minuut dichter samenpakte, tot men de atmosfeer had kunnen snijden als rook, trof ons niet. Met een meisje, dat den naam van Passiebloem" verkreeg en met haar verleidelijke schoonheid een man van middel baren leeftijd tot een dubbelen moord brengt, zal ook wel een andere Carmen zijn bedoeld dan K'tty K'uppell nog vermag uit te beelden. Niettemin was er een bijzondere, voorna melijk door mevrouw van der Horst (de moeder) die zich met hartstocht en overgave vond hij de inrichting gesloten, omdat de leerlingen onder leiding een studiereis maakten naar Leipzig ter wille van het Instituut van Prof. Koster. Belangstellenden in tooneelbouw, inscenee ring, tooneelspeelkunst en tooneelgeschiedenis zullen daarom zeker met genoegen vernemen, dat in de Aula der Universiteit op den avond van Vrijdag 16 Maart een demonstratie met toelichting door den bekenden Duitschen ge leerde zal worden gegeven over het onderwerp: Die Illusionsbühne." J. H. SCHOLTE iiiiniiiiiiiiiiimiimimiiiiiiiiiiiiimii SCHERMEN Wij ontvingen ter recensie een Handleiding voor het Schermonderwijs op Floret, Degen, Sabel en Geweer door Dr. W. P. HUBERT VAN BLEijNBURGHKapitein der Artillerie, Directeur der Militaire Gymnastiek- en Sportschool, uitgegeven door de Koninklijke Militaire Academie" te Breda. Dit werkje, voorzien van eenige doeltref fende illustraties, is niet alleen welkom omdat er zoo weinig goede litteratuur op schermgebied bestaat, maar hoodzakelijk omdat hier gebroken is met de oude traditie om steeds de onderwijzers massa's lessen ter uitvoering onder de oogen te tooveren en de psycholo gische zijde van de schermsport geheel uit te schakelen". En het is hierop in de eerste plaats dat de schrijver de aandacht heeft willen vestigen. De leerling is nu geen machine meer, die de voorgeschreven bewegingen mechanisch op volgt, doch de onderwijzer leert hem het waar om" beseffen, waarop het vooral, bij oefe ningen en wedstrijden, aankomt. Het wedstrijdschermen is het punt van uitgang ge weest waarvan de heele theorie gededuceerd is. Het aankweeken van coördinatie-vermogen, opvoeren van snelheid, vlug reageeren op een door onderwijzer of tegenstander opgewekte prikkel, juiste afstand-beoordeeling en, nog voornamer: juiste reactie en bestudeering van den tegenstander, zijn de punten waaraan hier vooral en eindelijk voldoende aandacht is besteed. Wanneer dan ook de instructeurs ervan doordrongen zullen zijn, dat dit de hoofdzaak van het schermonderricht uitmaakt, kan het niet anders of het peil der Nederlandsche schermers moet ontegenzeggelijk stijgen. Met het oog op de Olympische spelen kan dit niet anders dan gewenscht zijn. De eischen, die gesteld zijn om te voldoen aan het predicaat hoofdschermonderwijzer of schermonderwijzer, zijn dan ook zoo zwaar, dat slechts alleen de uitstekende krachten er aan kunnen voldoen en dus de kwaliteit van het onderricht hierdoor is verzekerd. Het feit al reeds dat dit boekje samengesteld is door een autoriteit op dit gebied, die Kapi tein HUBERT VAN BLIJENBURGH ongetwijfeld is, die op zoovele tournooien de schermsport goed bestudeerd heeft, waarborgt ons, dat dit boekje zich in een groote belangstelling zal verheugen, ook bij niet-militaire schermers. WINTERS imiiimmiimtiiiiii BE*RICHTEN HOOGE PRIJZEN. Een goed bewaarde kopie van Rembrandt's Jezus zieken genezende" is onlangs te New-York verkocht voor twintig duizend dollars, de hoogste prijs ooit voor een ets van Rembrandt besteed. De prent kostte oorspronkelijk honderd gulden, en is daardoor algemeen bekend als de honderd guldens-prent". Jaren geleden kocht J. Pierpont Morgan op een veiling te Parijs Rembrandt's ets Portret van Jan Six" voor zestien duizend dollars. GEDENKSCHRIFTEN ALEXANDER II. Het was reeds lang bekend dat Czaar Alexander II van Rusland mémoires nagelaten had, die na zijn dood in 1881 door zijn morganatische echtgenoote de vorstin Jurjewskaja, te Londen en Parijs in bewaring gegeven waren. Thans, na den dood der vorstin, zijn die handschriften door haren secretaris, N. J. Markow, geordend en van toelichtingen voorzien en zullen binnenkort worden gepubli ceerd. De mémoires omvatten de jaren van 1870 tot 1881 en geven belangrijke inlichtingen omtrent de geschiedenis van de betrekkingen van Rusland en den Czaar tot Duitschland en Frankrijk gedurende den fransch-duitschen oorlog van 1870?71, alsmede over de geschie denis der Berlijnsche kongressen. Ook de revolutionnaire beweging in Rus land wordt van bizonder standpunt beschreven. iiiniiulmiiiti in haar zware rol deed gelden, beheerschte stemming op het tooneel,die het werk ver boven de melodramatische situatie uithief. Ook de sobere mise-en-scène het kastje met Maria beeldje, waarvoor de vrouwen in haar ont reddering na den moordaanslag, knielden, herinnerde aan de beste voorstellingen van de oude Tooneelvereeniging. Jan Musch gaf den, in zijn angsten verzonken boer, uiterlijk karak teristiek, maar weinig levend. Hij is het toch, die ons het meest belang doet stellen, wiens lot ons zou moeten ontroeren bovenal. Toe gegeven dat hier, wat men noemt stil spel" gevaren oplevert, iets moet er toch van dezen mensch, die een groot minnaar en een groot moordenaar is, wiens kop geladen is als zijn geweer, wiens strijd tusschen de twee vrouwen, van wie de eene de moeder van de andere is, het hart verscheurt, uitgaan, dat, naar-binnen-gekeerd, niet minder werkt dan he't spel der lijdende en bedrijvende vrouw. Een tekort, dat meer van den mensch dan van den tooneelspeler afhankelijk is en waarvoor de laat ste ons in de treffend gespeelde slotscène schadeloos stelde. Voor mevrouw van der Horst is Raimunda" een mooie rol en wan neer het Schouwtooneel, voor Acacia" over een gelijkwaardig talent beschikte, zou dit een repertoirestuk kunnen worden in de lijn van dit gezelschap en op zijn niveau. Boven dien, een stuk voor het groote publiek, dat psychologische verfijning vreest, vol romanti sche spanning, en ondanks twee geweerschoten, van veel hooger gehalte dan het soort tooneelwerk, waartoe men om deze qualiteiten te vinden, gemeenlijk zijn toevlucht nemen moet. TOP N A E r r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl