De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 maart pagina 1

17 maart 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 3386 Zaterdag 17 Maart A°. 1928 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Prof. Dr. J. D. van der Waals f, door Prof. Dr. A.Smits?De zomertijd, door O. de lercq Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Bijvanck 2. De Koopmannen, teekening door Jordaan Internationale puzzle, door Brandaris Jos. Loopuijtf, door W. H. Vliegen 3. Frankrijk en de Wereld, door H. Dunlop 5. Voor Vrouwen: Engelsche kunstnijverheid, door Elis. M. Rogge Bijkomstigheden, door Annie Salomons Uit Joosje's levensboek, door J. C. van Domburg Brieven uit den Vreemde Uit de Natuur: Wet telijke bescherming van onze flora en fauna, door Dr. Jac. P. Thijsse 6 Schilderkunstkroniek, door Alb. Plasschaert Spreekzaal: Het Orieksch en de democratie, door Prof Dr. O. van Rijnberk Dramatische Kroniek, door Top Naeff Niddy Impekoven, teekening door O. Roland 7. Op den Economischen Uitkijk, door Jhr. M. H. Smissaert 8. Karakteristieken, door Is. Querido De Zomertijd, teekening door George van Raemdonck Nieuwe Fransche boeken, door Joh. Tielrooy. 9. De bescherming van den Verkeers agent, teekening d. Joh. Braakensiek?Charivaria, door Charivarius De Voorjaarsbode, doorAri Tronies, door B. van Vlijmen met bijschrift door Charivarius Ramsch, dour F. de Sinclair, met teekeningen van Is. van Mens 10. Uit het Klad schrift van Jantje Rijmkroniek en 't Schietgat, door Melis Stoke Omslag: Damrubriek, red. KC. de Jonge Bijvoegsel: Turkije en Europa, teekening door Joh. Braakensiek uu» UIIIIIIJJJIHIIIIJJJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII PROF. DR. J. D. VAN DER WAALS Van der Waals, in 1837 te Leiden geboren, werd aanvankelijk voor onderwijzer bij het lager onderwijs opgeleid, maar behaalde door zelfstudie een groot aantal actes M. O. in de wis- en natuurkunde. In 1864 trad hij op bij het middelbaar onderwijs te Deventer en in 1866 werd hij leeraar aan de H. B. S. met 5 j. cursus te den Haag, waar hij later directeur werd. Natuurlijk was dit alles niet genoeg voor een intellect als dat van Van der Waals. Op zijn verzoek werd hem toestemming verleend academische examens af te leggen, zooals dit o.a. later ook aan Hubrecht en van 't Hoff is toegestaan en wij zien hem in 1873, dus op 36jarigen leeftijd, gepromoveerd te Leiden op een der belangrijkste dissertaties, die tot heden op natuurkundig gebied zijn verschenen. Deze dissertatie droeg den titel. Over de continuïteit van den gas- en vloeistoftoestand" en bleek een werk van fundame'nteele beteekenis te zijn. Vier jaar later krijgt van der Waals de plaats, die hem toekomt. In 1877 n.I., hij was toen 40 jaar , werd hij benoemd tot Hoogleeraar te Amsterdam, kort nadat het oude Atheneum Illustre Universiteit was geworden. Deze benoeming van Van der Waals was inderdaad een weldaad voor de wetenschap. Sinds dien zet hij zijn wetenschappelijk werk met verdubbelde kracht voort en wanneer dit toevalligerwijze juist zoo uitkomt, deelt hij op zijn hoogst eigenaardige boeiende colleges de juist ver kregen uitkomsten mede, soms in een vorm, die'nog niet af is, zoodat er in een volgend college weer op moet worden teruggekomen, tot groot nut van zijn toehoorders, die daar door beter dan anders gevoelen, wat de moei lijkheden waren, die overwonnen moesten worden. Ik behoef hier eigenlijk niet te herinneren aan de grootsche prestaties, die als mijlpalen staan langs den wetenschappelijken weg door van der Waals afgelegd. Toestandsverge lijking". Wet van de overeenstemmende toestanden". Theorie der binaire mengsels," iiiiiiiiniiiiiiiiuiiniiiiiiiiii KEIZERIN EUGÉNIE L'inconnue noemt haar Lucien Daudet, en hij geeft dien titel aan zijn boek. Inderdaad is het een tweede, sterk herziene en met aanteekeningen vermeerderde uitgaaf van L'impératricc Eue.énie, dat twaalf jaar geleden bij het leven der keizerin is verschenen. Dat eerste werk was een waagstuk. Het is het uitvoerig gepenseelde portret van een persoonlijkheid die zich uit de wereld in haar eigen omgeving heeft teruggetrokken zonder daarom de werkelijkheid geheel op te geven. Men stelle zich een vrouw voor, luis terrijk van schoonheid, op de hoogste hoogte der maatschappij, toongeefster in het gebied van het wereldsche leven, plotseling door een slag van het lot van die hoogte gevallen en dan door een tweeden slag (den dood van den Keizerlijken prins) beroofd van alle uitzicht op de toekomst, een vrouw, die, ontwereldscht als een voorname abdis, van het leven niets meer vraagt, dan het bare schouwspel van het leven en zonder andere belangen is dan die van het oogenblik en van haar kleinen kring. Laat geen lijn van het beeld te diep zijn ge trokken tot schade der egale gelatenheid van het geheel! Want daar moet iets in zijn van den indruk dien een heilige maakt, uitgetreden uit den schijn en de wisseling van het tegenwoordige, alleen met een reflex van het verleden, dat op een verren afstand blijft. Welk een opgaaf voor een jong schrijver! De verschillende plans van zijn schildering, die de beweging van het leven aan zijn beeld zullen geven, kunnen alleen van innerlijk gehalte zijn. en verder nog Theorie der capillartteit" en Theorie der ternaire mengsels," waarvan de drie eerste Kamerlingh Onnes tot richtsnoer dienden, bij zijn mooie onderzoekingen in het kryogeen laboratorium te Leiden verricht. Wat in hooge mate kenmerkend was voor van der Waals, dat was zijn sterke intuïtie. Zoo hoorde ik hem eens zeggen: Al de resul taten waar ik toe gekomen ben, heb ik eigen lijk niet door berekening gevonden, neen ik wist van te voren de uitkomst en voor mijzelf was het niet noodig die berekening uit te voe ren, ik deed dat meer voor anderen". Van der Waals was, dat is duidelijk, vol komen overtuigd van het reëel bestaan van moleculen en het was hem onbegrijpelijk hoe Ostwald en zijn aanhangers in der tijd daar omtrent twijfel konden uiten. Van der Waals zag de moleculen in al hun bewegingen en be hoefde de proeven van Perrin niet af te wach ten om overtuigd te worden, 't Was in dien tijd, dat hij op een college aan elk van zijn toe hoorders op het rijtje af vroeg: Geloof jij aan het bestaan van moleculen"? Velen antwoord den ja en toen de laatste met ja geantwoord had, klonk het uit den mond van Van der Waals met grooten nadruk nu en ik ook". De verdiensten van Van der Waals voor de natuurkunde zijn, zooals Kamerlingh Onnes eenige dagen geleden zoo duidelijk deed uitkomen, niet te hoog te schatten, en nie mand heeft dit sterker kunnen gevoelen dan Kamerlingh Onnes zelf, die door zijn schitte rend experimenteel werk in zoo hooge mate heeft bijgedragen tot de bevestiging van de theoretische-physische beschouwingen van Van der Waals, welke, wat de theorie der binaire mengsels betreft, ten deele steunde op mathe matische onderzoekingen, die Korteweg naar aanleiding van het werk van Van der Waals met zooveel scherpzinnigheid uitvoerde. Maar ook voor de chemie is de invloed en de arbeid van Van der Waals van de allergrootste beteekenis gebleken en het is in het bijzonder dit deel van zijn verdiensten dat ik hier naar voren wil brengen. In 1885 bestudeerde Bakhuis Roozeboom die toen 30 jaar en assistent van Van Bemmelen te Leiden was, o.a. het stelsel broomwaterstof-water en meende voor de dampspanningslijn van het driephasenevenwicht van de vaste verbinding van broomwaterstof met twee moleculen water + vloeistof + damp een kromme gevonden te hebben van zeer bijzondere gedaante. Van Bemmelen .bood voor Bakhuis Roozeboom de mededeeling van zijn onderzoek in een ver gadering van de Koninklijke Akademie te Amsterdam aan en gaf in een korte voordracht een uiteenzetting daarvan. Van der Waals was onder de toehoorders, en nu komt zijn scherpte van blik bijzonder mooi uit, want hij zag on middellijk dat het medegedeelde niet juist kon zijn. Toen van Bemmelen was geëindigd, ver klaarde van der Waals, dat de gevonden dampspanningen niet op n continue lijn konden liggen, maar dat hier punten van verschillende lijnen waren bepaald, die elkaar snijden en waarvan elk betrekking heeft op een andere verbinding vanjbroomwaterstof en water. Ter neergeslagen ging van Bemmelen weer naar Leiden terug en deelde Bakhuis Roozeboom de treurmare mede. Onmiddellijk toog laatst genoemde aan het werk, herhaalde eenige proe ven, onderzocht de koexisteerende vaste stof en vond inderdaad de voorspelling van Van der Waals volkomen bevestigd. De eene lijn had betrekking op de verbinding van brocmwaterstof met twee moleculen en de andere op de verbinding met een molecuul water. Dit geval was nu voor van der Waals de aanleiding om Bakhuis Roozeboom er op te wijzen, dat Gibbs reeds lang geleden in zijn standaardwerk de theorie voor dergelijke phasenevenwichten had gegeven. Misschien was van der Waals toen wel de eenige hier, die het door zijn groote algemeenheid van behandeling zoo moeilijk te lezen werk van den Amerikaanschen physicus kende. Van der Waals hielp BakhuisRoozeboom door hem de phasenleer van Gibbs duidelijk te maken en met.een enkel voorbeeld te toonen hoe men die moest Zietiier de aanleiding tot het opnemen van zijn taak door den jeugdigen schrijver. Onwillekeurig drong zich aan de vooroorlogsche verbeelding der fatsoenlijke Europeesche menschheid de vergelijking op met een andere keizerlijke figuur die in schoonheid haar gelijke is geweest en die na het verlies van haar illusies over het leven een zwerfster in de wereld is geworden. Keizer Frans Joz.ef had daarom, na den tragischen dood zijn vrouw aan den oever van het meer van Genève over komen, aan Keizerin Eugénie als souvenir waaier en parasol van Keizerin Elisabeth gezonden. (Het was echter geen welkom ge schenk geweest). Zoo wendde zich een uitgever, die den op gang van het boek van Christomanos over zijn omgang met de Oostenrijksche Keizerin voor oogen had, tot Lucien Daudet om een derge lijk geschrift over de Fransche Keizerin samen te stellen. Hij dacht hem zich als secretaris of voorlezer der gewezen vorstin. Maar Lucien was bij haar niet in eenige dienstbetrekking. Er bestonden oude relaties van de familie Daudet tot de Keizerin. Zij had den vader, Alphonse, als secretaris aan den hertog de Mórny aanbevolen, op een tijd dat hij nog geheel zijn weg moest maken, en zij had zijn eerste romans bewonderd, om de toon van hun inhoud: Marchand de bonheur" noemde zich wel de oude Daudet als leerling van Dickens; met de latere romans, Numa Ronmestan, les Rois en exil, had zij niet meer op; maar de naam van Daudet en Lucien's winnende per soon hadden hem den toegang verschaft tot den uitgelezen kring om de vrouw met haar herinnering van schoonheid en macht. Hij was als een vrij lid opgenomen van het klooster, als men het zoo mag noemen, want het ver plaatste zich, en hij werd als gast ontvangen op Farnborough Hill en Kaap St. Martin, de wijkplaatsen der hooge vrouw in Engeland en in Zuid-Frankrijk aan de Middellandsche Zee. Hij behoorde tot de vrienden. Hij las haar den brief van den uitgever voor toepassen. Bakhuis Roozeboom zag onmid dellijk de groote beteekenis van deze theorie in, vervolgde met enthousiasme en groote toe wijding den hem aangewezen weg,die hem voer de tot de practische toepassing van de phasenleer, welke een van de allerbelangrijkste onderdeelen van de algemeene chemie is geworden. Van der Waals gaf tot dit alles den stoot. De chemie is hem echter niet alleen hierom grooten dank verschuldigd. De theorie van de mengsels is voor den chemicus toch zeker even gewichtig als voor den physicus. Zijn colleges, waarop hij deze theorie behandelde, werden dan ook door alle chemici met de grootste belangstelling gevolgden velen onder hen behoorden tot zijn beste leerlingen. Een tweede maal heeft van der Waals in vloed uitgeoefend op een in gang zijnd che misch onderzoek en daarbij de chemie weer groote diensten bewezen. Dit was bij een onder zoek, dat ik zelf verrichtte, omtrent het stelsel aether-anthrachinon, het eerst onderzochte systeem, waarbij de eene komponent van een binair systeem in vasten toestand (hier het vaste anthrachinon) over een zeker temperatuurtraject slechts koëxisteeren kan met een f luide phase. Het type was vastgesteld, en in grove trek ken konden de verschijnselen, voor zoover zij reeds gevonden waren, worden verklaard, maar voor den fijneren samenhang moest van der Waals worden geraadpleegd, die in een onderhoud aan Bakhuis Roozeboom en mij een antwoord gaf, waaruit bleek, dat hij het geheele systeem in al zijn eigenaardigheden onmiddellijk doorzag. Een gevolg van ons onderhoud was, dat van der Waals, terwijl het experiment werd voortgezet, in eenige spoedig op elkaar vol gende mededeelingen de volledige thermodynamische behandeling van de gevonden ver schijnselen gaf en tevens voor een bepaald temperatuurtraject het verschijnsel der retrograde stolling voorspelde. Wanneer n.I. bij constante temperatuur de homogene gasphase werd gecomprimeerd, zoo zou vaste stof moeten optreden, die bij verdere comprimeering aanvanklijk in hoeveelheid zou moe ten toenemen, om daarop weer af te nemen en ten slotte weer geheel te verdwijnen. Kort daarop kon ik hem demonstreeren, dat zijn voorspelling door het experiment volkomen werd bewaarheid. Uit het voorgaande volgt hoeveel de chemie aan den arbeid van Van der Waals en aan zijn invloed te danken heeft, en dit is dan ook de reden, waarom ik hem in mijn intreerede te Amsterdam een chemicus" heb genoemd. In zeer korte trekken is hier geschetst de wetenschappelijke verdiensten, van den wereldberoemden grooten phyf^; ~ een van de grootsten, dien de wereld ooit heeft voortge bracht. Van der Waals als mensch is op meester lijke wijze door Kohnstamm geteekend; niemand had dit ook beter kunnen doen, want geen ander is zooveel met van der Waals in' aanraking geweest, niemand zou dan ook beter zijn machtige persoonlijkheid, zijn streng maar edel karakter hebben kunnen be lichten. Ik wil tenslotte mijn gevoelens sa menvatten in dezen zin: Van der Waals te hebben gekend, zijn leerling te zijn geweest, hem korteren of langeren tijd tot leidsman te hebben gehad, dat is een voorrecht, waarvan men in zijn geheele leven den machtigen, weldadigen invloed diep blijft gevoelen. A. SMITS DE AFSCHAFFING VAN DEN ZOMERTIJD De argumentatie tot het buiten werking stellen van dit nuttige instituut luidde, dat de landbouw en veeteelt er in groote mate den nadeeligen invloed van ondervonden, welk bezwaar zulke afmetingen had aangenomen, dat men in verschillende plaatsen op het platte land den zomertijd de laatste jaren niet meer in praktijk bracht en de klok niet verzette, wat tot velerlei verwarringen en onaange naamheden aanleiding gaf. Terecht heeft deze afschaffing van den zomertijd een storm van verontwaardiging verwekt onder hen, die, in de overtuiging dat het verzetten van den tijd gedurende de zo mermaanden werkelijk voordeel opleverde, deze gewoonte in stand wilden houden. Trouwens, het doet wel zeer vreemd aan dat de Tweede Kamer ertoe overgegaan is om op deze betrekkelijk weinig steekhoudende gron den den zomertijd plotseling af te schaffen. Immers, toen men tijdens den oorlog den tijd gedurende de zomermaanden een uur heeft vervroegd, deed men dit uit een oogpunt van bezuiniging. Het was geen vinding van onze regeering, integendeel in bijna alle landen ging men ertoe over. Weliswaar wordt het bij zomertijd 's morgens een uur later licht, doch hiertegenover staat dat de zon een uur later ondergaat, zoodat het overgroote deel der menschen alleen met uitzondering van hen die heel vroeg opstaan hiervan de voordeelen kan genieten. En hierbij denke men niet allereerst aan de talrijke werkende menschen voor wie het zoo bijzonder welkom is, dat zij 's zomers na het volbrengen van hun dagtaak nog bij daglicht een wandeling kunnen maken of aan de velen, die door het verzetten van de klok bij daglicht gezellig 's avonds buiten kunnen zitten of in hun tuin kunnen werken, doch wel aan de groote hoeveelheden electriciteit, gas en petroleum die door het verzetten van den tijd worden bespaard. Deze besparing vormt een aanzien lijk bedrag per jaar zooals onderstaande glo bale becijfering toont. Nemen we aan dat hier te lande per 6 tot 7 inwoners een lamp ter sterkte van 50 kaars wordt gebrand voor verlichting 1), dan be draagt, indien al dit licht met electrische lam pen geproduceerd wordt 2), het verbruik aan electricischen stroom per uur per lamp 50 wattuur. Ons land telde volgens de laatste volkstelling van 31 December 1920, 6.865.413 inwoners, zoodat deze voor verlichting per uur verbruiken 50 x 1.000.000 wattuur = 50.000 KWU. Voor de productie van deze hoeveelheid electrische energie zijn noodig 50 ton kolen, zoodat bij vijf maanden zomertijd, d.i. 150 uur minder licht branden, bespaard worden: 50 x 150 = 7500 ton kolen, zoodat tegen een gemiddelden prijs van / 20. per ton (deze prijs is thans 3) te laag) in totaal door den zomer tijd minstens honderdvijftig duizend gulden per jaar wordt bespaard. Dit argument hebben de leden van de Twee de Kamer, die voor de afschaffing van den zomertijd hebben gestemd, blijkbaar onvol doende voor oogen gehad. Zeker, wanneer men de lichtkwestie zonder kennis van zaken taxeert dan ligt het voor de hand dat men zal concludeeren, dat de hierdoor bereikte besparing zeer gering is. Bovendien is men tegenwoordig veel te veel van oordeel dat een zuinig ver bruik van brandstoffen niet meer noodig is. Immers, de rantsoeneering is afgeschaft, een ieder kan weer koopen zooveel hij wil, doch men verlieze niet uit het oog dat juist heden ten dage door de Ruhrkwestie de kolenvoorziening hier te lande ernstig in het nauw dreigt te komen. Engeland, dat ons sinds de beëin diging der brandstoffendistributie in hoofd zaak van kolen heeft voorzien, levert thans groote hoeveelheden naar Duitschland, waar de productie tot een minimum is gedaald. De huidige toestand van onze kolenvoorziening moet dan ook eerder tot het twee uur verzetten van de klok, d.i. dus de dubbele besparing, doen adviseeren dan tot het af schaffen van dezen zeer teconomischen maat regel. En wat voeren de agrariërs, die de afschaf fing van den zomertijd hebben doorgedreven, hiertegen aan? Zij argumenteeren hun streven hiermede, dat de zomertijd voor den landbouw zulke groote bezwaren medebrengt, omdat de boeren genoodzaakt zijn 's morgens een uur later te beginnen en 's avonds een uur later te doen w;erken. Hierdoor zouden allerlei ongerieven ontstaan, het vee kan niet tijdig aan de markt zijn, 4e beesten moeten in don ker uit den stal gehaald en gemolken worden, de arbeiders komen in verzet tegen deze nieuwe werkuren; kortom, het geheele land bouwbedrijf zou gehandicapt worden op een zoodanige wijze dat de economie in hooge mate wordt benadeeld. Toen deze klachten van agrarische zijde het eerst tegen den zomertijd werden geuit, hebben wij en waarschijnlijk velen met ons ons dikwerf afgevraagd of zulk een adstructie van een zoo belangrijke kwestie wel ernst was. Het is bijna niet te gelooven, dat aan al deze bezwaren,waaraan op zoo gemakkelijke wijze tegemoet gekomen kan worden" zooveel aandacht zou worden besteed. En daarom is het wellicht, nu de Tweede Kamer zich met deze argumenten heeft meenen te moeten vereenigen, wel dienstig ze eens nader te beschouwen. De landbouw kan, indien hij van den zomer tijd hinder ondervindt, hieraan ontkomen door óf den ouden tijd aan te houden en een soort omrekening ten opzichte van den zomertijd te maken als voorheen bij de spoorwegen met den Greenwichtijd, waarbij dan alles wat met het landbouwbedrijf verband houdt volgent den ouden tijd geregeld kan worden, ót al hes werk een uur te verschuiven en hiermede ook bij de vaststelling van de werkuren van de arbeiders, de beginuren der markten enz. rekening te houden. Met een beetje goeden wil is elk dezer oplossingen gemakkelijk uitvoer baar. De industrie heeft toch ook bij het in werking treden van de Arbeidswet 1919 hare werktijden moeten veranderen, wat niet zooveel bezwaren heeft opgeleverd. En al moeten de boeren, als zij den zomertijd zon der meer volgen, de koeien met kunstlicht van stal halen, dan weegt dit geringe energiever bruik toch lang niet op tegen de zeer groote kolenbesparingen door het mindere lichtverbruik der stedelingen. Men kan gerust aan nemen, dat het gezamenlijke lichtverbruik der boeren hoogstens een tiende van boven genoemd electriciteitsverbruik bedraagt, zoo dat de besparing per saldo nog / 135.000. is. Gezien het feit derhalve, dat de zomertijd werkelijk tastbare voordeelen oplevert en bet verzet der agrariërs grootendeels voortkomt uit onwil om zich aan te passen aan deze nieuwe daglichtbenutting, is het te hopen dat onze Senatoren door hun veto dit ontwerp nogmaals naar de Tweede Kamer zullen doen teruggaan, opdat dan door een serieuzer behandeling de zomertijd behouden zal kunnen blijven. Schiedam. G. DE CLERCQ [Nadat het boveastaande geschreven werd, heeft de Eerste Kamer bes'oten dat hare af deelingen de beraadslaging over het ont werp?Braat zullen uitstellen, totdat zij nadere inlichtingen van de Regeering heeft verkregen over den uitslag van het door deze gehouden onderzoek naar de werking van den zomertijd. In elk geval zal de kwestie van den zomertijd in de Eerste Kamer dus grondiger worden behandeld dan in de Tweede. RED.] 1) Met inbegrip van straat en terreinver lichting, openbare gebouwen enz. 2) Wij nemen dit aan, omdat indien het electriciteits-, gas- enpetroleumverbruik voor verlichting apart berekend zou worden, de opzet veel ingewikkelder is. Hoewel voor de productie van een gelijke hoeveelheid licht via gas minder kolen noodig zijn dan via elec triciteit, staat hiertegenover, da de gaskolen in het algemeen veel duurder zijn dan de kolen welke de electrische centrales gebruiken. Der halve kan voor een globale berekening der bereikte bezuiniging deze vereenvoudiging te hulp genomen worden. 3) De kolenprijs is sinds begin Januari j.1. sterk gestegen. iiiiiliiiiiiiiin minimum luim niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i Minimi - het was in den herfst van het jaar 1910 -?op een oogenblik dat de gasten, in klein getal, zich nog niet hadden verzameld voor het ge bruiken van de thee. Zij luisterde aandachtig daar in den kleinen salon van Farnborough Hill, gebukt|staande met de handen op den rug, dan haar houding oprichtend gaf zij haar meening: Mon Dien!.... Mon cher !" alsof zij zeggen wou: Hoe komen de menschen er aan!" Anderen kwamen, het onderwerp bleef steken. Den volgenden morgen in het park wande lend trof Daudet de Keizerin, want ondanks haar vijf en tachtig jaren zag zij niet op tegen de vochtige buitenlucht en was daarbij altoos gereed voor een opgewekt gesprek. Hij greep de gelegenheid om met het eenmaal aangeroerde thema voort te gaan en vroeg de vergunning om een boek over haar te schrijven dat zonder anecdoten, zonder iets dat aan onbescheiden nieuwgierigheid zou voldoen aan de menschen die haar wilden kennen een idee kon geven van haar wezen en haar zijn. Onmogelijk",, zeide de Keizerin, en hield hem staande, de beide handen op haar wandel stok geleund alsof het een grenspaal was die niet mocht worden overschreden, hoe zou het u mogelijk zijn over mij te schrijven zonder het verleden aan te raken, zonder eenig feit te noemen dat als een verdediging kan worden uitgelegd. En gij weet, in al wat persoonlijk is, wil ik niet treden". Maar juist omdat ik dit alles weet, kan ik er voor waken," hield Daudet aan. In dat geval kan ik u niet verhinderen te doen wat ge van plan zijt," was de opmerking van de Keizerin, maar dan moet ge ten min ste precies zeggen wat ge van mij denkt en niet alleen dingen vertellen die me pleizier kunnen doen". En bij die woorden gleed over de vermagerde en verrimpelde trekken een glimp van het lachje waarmee de souvereine vroeger de harten won. Ik heb de omgeving van de vroegere keize rin een klooster genoemd, omdat ik den na druk meende te moeten leggen op de wijding waarmee het boek van Daudet bij zijn oor sprong is opgesteld en ook omdat ik mij wou vrijwaren voor overdrijving als ik soms had willen gaan spreken van een hof. Maar in volle waarheid was er zeer veel van een hof en van een heusche keizerin overgebleven in de kleine wereld die op Farnborough-Hill was vereenigd. Men deed zijn best onder de trieste herfstdagen zichzelf en de keizerin op te vroolijken door het in orde brengen en opvoeren van charades en was blij de bijna negentigiarige te hooren lachen met de jeugd uit den omtrek die was genood om de voorstellingen bij te wonen, ?-- want dit was het eigenaardige: dat de keizerin met haar zorg voor anderen en haar meeleven met het jongere geslacht niet de behoefte had om zich op te sluiten in haar verdriet. Dat was iets aparts en bleef apart. Maar van het schrijven aan het boek kwam voor Daudet niets. Wei vestigde zich aan het hof" de opinie, dat hij daarvoor de uitverkorene was. Toen hij met Kerstmis naar Parijs zou terugkeeren kreeg hij den avond vóór zijn vertrek als surprise" van de keizerin een zilveren inktkoker. Dat was een aanmaning en een autorisatie. Bij zijn thuiskomst maakte hij een begin, in den zomer voltooide hij zijn boek. De Keize rin had daarvan reeds een klein deel met te vredenheid gelezen, toen hij in den herfst van 1911 opnieuw haar gast was in FarnborougHill en het geheel in afgedrukten staat mee bracht. Hij kreeg de vergunning het haar voor te lezen en zij ontving hem in haar werkkamer. Op haar chaise longue volgde zij opmerkzaam zijn voorlezing, zonder iets te zeggen, toen hij met de eerste helft gereed was. 's Avonds toen hij stil was onder hit denken hoe hij dat stilzwijgen van de Keizerin moest uitleggen, legde zij haar hand op zijn schou der: Waarover zoo aan 't peinzen, Luciano?" zeide zij. Het hof" vond dat noemen bij den voornaam een gunstig teeken. Hij had wel een bemoediging noodig, toen hij den volgenden morgen aan de Keizerin de laatste helft zou voorlezen. Want aan het slot,.om zijn portret af te maken, had hij het gemis willen uitdrukken, dat zij, die haar lief hadden, bij haar heengaan zouden gevoelen. DeKeizerin te overleven!" zoo liet hij een van haar volgelingen zich uiten, waar zal men dan den moed vinden om te leven, waar die rustige helderheid van geest die haar toespraak in ons wekt?" En hij had als laatste woord van zijn boek haar beeld samengevat in de verschijning zoo als zij voor de wereld zou blijven bestaan, toen zij in vertwijfelend voorgevoel en toch vol zekerheid en vastberadenheid het schip aan den gezichtseinder zag verdwijnen, dat haar zoon naar Afrika voerde. Wie wil worden herinnerd aan den nabijzijnden dood? wie wil tot zijn grootste oogen blik van smart door de voorstelling van een ander worden teruggebracht? De voorlezer waagde het niet den blik naar de Keizerin op te slaan, toen hij bjj de eindbladzijden was aangekomen. Voor zich ziend wachtte hij in stilte af als een schuldige die zijn vonnis voelt naderen. Eindelijk sloeg hij de oogen op en zag haar gezicht, geheel ont daan, vol tranen. Zij deed nog haar best voor een glimlach, het gelukte haar niet, zij bewoog haar hand orn aan te duiden, dat zij niet kon spreken. Zonder een woord stond de jonge man op en knielde naast haar; zij begreep, dat hij haar vergeving zocht voor het verdriet haar aange daan, en zij troostte hem met een kus. Zoo ben ik niet verder gekomen dan tot de inleiding van het boek, maar die inleiding geeft ons het voorgevoel van den inhoud. Zij is de noodzakelijke voorhal, ook voor het geretou cheerde portret dat de tegenwoordige uitgaaf ons biedt. W. G. C. B Y v A \ c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl