Historisch Archief 1877-1940
N°. 3386
Zaterdag 17 Maart
A°. 1928
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P
Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON
Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
Per No. f 0.25.
Redactie en
Administratie:
Keizersgracht 333,
Amsterdam
Advertentiën
f 0.75
per regel
plus 20 cent
dispositiekosten
INHOUD: 1. Prof. Dr. J. D. van der Waals f,
door Prof. Dr. A.Smits?De zomertijd, door O. de
lercq Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Bijvanck
2. De Koopmannen, teekening door Jordaan
Internationale puzzle, door Brandaris Jos.
Loopuijtf, door W. H. Vliegen 3. Frankrijk en de
Wereld, door H. Dunlop 5. Voor Vrouwen:
Engelsche kunstnijverheid, door Elis. M. Rogge
Bijkomstigheden, door Annie Salomons Uit
Joosje's levensboek, door J. C. van Domburg
Brieven uit den Vreemde Uit de Natuur: Wet
telijke bescherming van onze flora en fauna, door
Dr. Jac. P. Thijsse 6 Schilderkunstkroniek, door
Alb. Plasschaert Spreekzaal: Het Orieksch en
de democratie, door Prof Dr. O. van Rijnberk
Dramatische Kroniek, door Top Naeff Niddy
Impekoven, teekening door O. Roland
7. Op den Economischen Uitkijk, door Jhr. M. H.
Smissaert 8. Karakteristieken, door Is. Querido
De Zomertijd, teekening door George van
Raemdonck Nieuwe Fransche boeken, door Joh.
Tielrooy. 9. De bescherming van den Verkeers
agent, teekening d. Joh. Braakensiek?Charivaria,
door Charivarius De Voorjaarsbode, doorAri
Tronies, door B. van Vlijmen met bijschrift door
Charivarius Ramsch, dour F. de Sinclair, met
teekeningen van Is. van Mens 10. Uit het Klad
schrift van Jantje Rijmkroniek en 't Schietgat,
door Melis Stoke Omslag: Damrubriek, red.
KC. de Jonge
Bijvoegsel: Turkije en Europa, teekening door
Joh. Braakensiek
uu» UIIIIIIJJJIHIIIIJJJIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
PROF. DR. J. D. VAN DER
WAALS
Van der Waals, in 1837 te Leiden geboren,
werd aanvankelijk voor onderwijzer bij het
lager onderwijs opgeleid, maar behaalde door
zelfstudie een groot aantal actes M. O. in de
wis- en natuurkunde. In 1864 trad hij op bij
het middelbaar onderwijs te Deventer en in
1866 werd hij leeraar aan de H. B. S. met 5 j.
cursus te den Haag, waar hij later directeur
werd.
Natuurlijk was dit alles niet genoeg voor
een intellect als dat van Van der Waals. Op
zijn verzoek werd hem toestemming verleend
academische examens af te leggen, zooals dit
o.a. later ook aan Hubrecht en van 't Hoff is
toegestaan en wij zien hem in 1873, dus op
36jarigen leeftijd, gepromoveerd te Leiden op
een der belangrijkste dissertaties, die tot
heden op natuurkundig gebied zijn verschenen.
Deze dissertatie droeg den titel. Over de
continuïteit van den gas- en vloeistoftoestand"
en bleek een werk van fundame'nteele
beteekenis te zijn. Vier jaar later krijgt van der
Waals de plaats, die hem toekomt. In 1877
n.I., hij was toen 40 jaar , werd hij benoemd
tot Hoogleeraar te Amsterdam, kort nadat
het oude Atheneum Illustre Universiteit
was geworden. Deze benoeming van Van
der Waals was inderdaad een weldaad voor
de wetenschap. Sinds dien zet hij zijn
wetenschappelijk werk met verdubbelde
kracht voort en wanneer dit toevalligerwijze
juist zoo uitkomt, deelt hij op zijn hoogst
eigenaardige boeiende colleges de juist ver
kregen uitkomsten mede, soms in een vorm,
die'nog niet af is, zoodat er in een volgend
college weer op moet worden teruggekomen,
tot groot nut van zijn toehoorders, die daar
door beter dan anders gevoelen, wat de moei
lijkheden waren, die overwonnen moesten
worden.
Ik behoef hier eigenlijk niet te herinneren
aan de grootsche prestaties, die als mijlpalen
staan langs den wetenschappelijken weg door
van der Waals afgelegd. Toestandsverge
lijking". Wet van de overeenstemmende
toestanden". Theorie der binaire mengsels,"
iiiiiiiiniiiiiiiiuiiniiiiiiiiii
KEIZERIN EUGÉNIE
L'inconnue noemt haar Lucien Daudet, en
hij geeft dien titel aan zijn boek. Inderdaad is
het een tweede, sterk herziene en met
aanteekeningen vermeerderde uitgaaf van
L'impératricc Eue.énie, dat twaalf jaar geleden
bij het leven der keizerin is verschenen. Dat
eerste werk was een waagstuk.
Het is het uitvoerig gepenseelde portret
van een persoonlijkheid die zich uit de wereld
in haar eigen omgeving heeft teruggetrokken
zonder daarom de werkelijkheid geheel op te
geven. Men stelle zich een vrouw voor, luis
terrijk van schoonheid, op de hoogste hoogte
der maatschappij, toongeefster in het gebied
van het wereldsche leven, plotseling door een
slag van het lot van die hoogte gevallen en dan
door een tweeden slag (den dood van den
Keizerlijken prins) beroofd van alle uitzicht op de
toekomst, een vrouw, die, ontwereldscht
als een voorname abdis, van het leven niets
meer vraagt, dan het bare schouwspel van
het leven en zonder andere belangen is dan die
van het oogenblik en van haar kleinen kring.
Laat geen lijn van het beeld te diep zijn ge
trokken tot schade der egale gelatenheid van
het geheel!
Want daar moet iets in zijn van den indruk
dien een heilige maakt, uitgetreden uit den
schijn en de wisseling van het tegenwoordige,
alleen met een reflex van het verleden, dat op
een verren afstand blijft.
Welk een opgaaf voor een jong schrijver!
De verschillende plans van zijn schildering,
die de beweging van het leven aan zijn beeld
zullen geven, kunnen alleen van innerlijk
gehalte zijn.
en verder nog Theorie der capillartteit" en
Theorie der ternaire mengsels," waarvan de
drie eerste Kamerlingh Onnes tot richtsnoer
dienden, bij zijn mooie onderzoekingen in het
kryogeen laboratorium te Leiden verricht.
Wat in hooge mate kenmerkend was voor
van der Waals, dat was zijn sterke intuïtie.
Zoo hoorde ik hem eens zeggen: Al de resul
taten waar ik toe gekomen ben, heb ik eigen
lijk niet door berekening gevonden, neen ik
wist van te voren de uitkomst en voor mijzelf
was het niet noodig die berekening uit te voe
ren, ik deed dat meer voor anderen".
Van der Waals was, dat is duidelijk, vol
komen overtuigd van het reëel bestaan van
moleculen en het was hem onbegrijpelijk hoe
Ostwald en zijn aanhangers in der tijd daar
omtrent twijfel konden uiten. Van der Waals
zag de moleculen in al hun bewegingen en be
hoefde de proeven van Perrin niet af te wach
ten om overtuigd te worden, 't Was in dien
tijd, dat hij op een college aan elk van zijn toe
hoorders op het rijtje af vroeg: Geloof jij aan
het bestaan van moleculen"? Velen antwoord
den ja en toen de laatste met ja geantwoord
had, klonk het uit den mond van Van der
Waals met grooten nadruk nu en ik ook".
De verdiensten van Van der Waals voor de
natuurkunde zijn, zooals Kamerlingh Onnes
eenige dagen geleden zoo duidelijk deed
uitkomen, niet te hoog te schatten, en nie
mand heeft dit sterker kunnen gevoelen dan
Kamerlingh Onnes zelf, die door zijn schitte
rend experimenteel werk in zoo hooge mate
heeft bijgedragen tot de bevestiging van de
theoretische-physische beschouwingen van Van
der Waals, welke, wat de theorie der binaire
mengsels betreft, ten deele steunde op mathe
matische onderzoekingen, die Korteweg naar
aanleiding van het werk van Van der Waals
met zooveel scherpzinnigheid uitvoerde. Maar
ook voor de chemie is de invloed en de arbeid
van Van der Waals van de allergrootste
beteekenis gebleken en het is in het bijzonder
dit deel van zijn verdiensten dat ik hier naar
voren wil brengen.
In 1885 bestudeerde Bakhuis Roozeboom
die toen 30 jaar en assistent van Van
Bemmelen te Leiden was, o.a. het stelsel
broomwaterstof-water en meende voor de
dampspanningslijn van het
driephasenevenwicht van de vaste verbinding van
broomwaterstof met twee moleculen water +
vloeistof + damp een kromme gevonden te
hebben van zeer bijzondere gedaante. Van
Bemmelen .bood voor Bakhuis Roozeboom
de mededeeling van zijn onderzoek in een ver
gadering van de Koninklijke Akademie te
Amsterdam aan en gaf in een korte voordracht
een uiteenzetting daarvan. Van der Waals was
onder de toehoorders, en nu komt zijn scherpte
van blik bijzonder mooi uit, want hij zag on
middellijk dat het medegedeelde niet juist kon
zijn. Toen van Bemmelen was geëindigd, ver
klaarde van der Waals, dat de gevonden
dampspanningen niet op n continue lijn konden
liggen, maar dat hier punten van verschillende
lijnen waren bepaald, die elkaar snijden en
waarvan elk betrekking heeft op een andere
verbinding vanjbroomwaterstof en water. Ter
neergeslagen ging van Bemmelen weer naar
Leiden terug en deelde Bakhuis Roozeboom
de treurmare mede. Onmiddellijk toog laatst
genoemde aan het werk, herhaalde eenige proe
ven, onderzocht de koexisteerende vaste stof
en vond inderdaad de voorspelling van Van
der Waals volkomen bevestigd. De eene lijn
had betrekking op de verbinding van
brocmwaterstof met twee moleculen en de andere
op de verbinding met een molecuul water.
Dit geval was nu voor van der Waals de
aanleiding om Bakhuis Roozeboom er op te
wijzen, dat Gibbs reeds lang geleden in zijn
standaardwerk de theorie voor dergelijke
phasenevenwichten had gegeven. Misschien was
van der Waals toen wel de eenige hier, die het
door zijn groote algemeenheid van behandeling
zoo moeilijk te lezen werk van den
Amerikaanschen physicus kende. Van der Waals
hielp BakhuisRoozeboom door hem de
phasenleer van Gibbs duidelijk te maken en met.een
enkel voorbeeld te toonen hoe men die moest
Zietiier de aanleiding tot het opnemen van
zijn taak door den jeugdigen schrijver.
Onwillekeurig drong zich aan de
vooroorlogsche verbeelding der fatsoenlijke
Europeesche menschheid de vergelijking op met
een andere keizerlijke figuur die in schoonheid
haar gelijke is geweest en die na het verlies van
haar illusies over het leven een zwerfster in
de wereld is geworden. Keizer Frans Joz.ef
had daarom, na den tragischen dood zijn vrouw
aan den oever van het meer van Genève over
komen, aan Keizerin Eugénie als souvenir
waaier en parasol van Keizerin Elisabeth
gezonden. (Het was echter geen welkom ge
schenk geweest).
Zoo wendde zich een uitgever, die den op
gang van het boek van Christomanos over zijn
omgang met de Oostenrijksche Keizerin voor
oogen had, tot Lucien Daudet om een derge
lijk geschrift over de Fransche Keizerin samen
te stellen. Hij dacht hem zich als secretaris
of voorlezer der gewezen vorstin.
Maar Lucien was bij haar niet in eenige
dienstbetrekking.
Er bestonden oude relaties van de familie
Daudet tot de Keizerin. Zij had den vader,
Alphonse, als secretaris aan den hertog de
Mórny aanbevolen, op een tijd dat hij nog
geheel zijn weg moest maken, en zij had zijn
eerste romans bewonderd, om de toon van hun
inhoud: Marchand de bonheur" noemde zich
wel de oude Daudet als leerling van Dickens;
met de latere romans, Numa Ronmestan,
les Rois en exil, had zij niet meer op; maar de
naam van Daudet en Lucien's winnende per
soon hadden hem den toegang verschaft tot
den uitgelezen kring om de vrouw met haar
herinnering van schoonheid en macht. Hij was
als een vrij lid opgenomen van het klooster,
als men het zoo mag noemen, want het ver
plaatste zich, en hij werd als gast ontvangen
op Farnborough Hill en Kaap St. Martin, de
wijkplaatsen der hooge vrouw in Engeland en
in Zuid-Frankrijk aan de Middellandsche Zee.
Hij behoorde tot de vrienden.
Hij las haar den brief van den uitgever voor
toepassen. Bakhuis Roozeboom zag onmid
dellijk de groote beteekenis van deze theorie in,
vervolgde met enthousiasme en groote toe
wijding den hem aangewezen weg,die hem voer
de tot de practische toepassing van de
phasenleer, welke een van de allerbelangrijkste
onderdeelen van de algemeene chemie is geworden.
Van der Waals gaf tot dit alles den stoot.
De chemie is hem echter niet alleen hierom
grooten dank verschuldigd. De theorie van de
mengsels is voor den chemicus toch zeker
even gewichtig als voor den physicus. Zijn
colleges, waarop hij deze theorie behandelde,
werden dan ook door alle chemici met de
grootste belangstelling gevolgden velen onder
hen behoorden tot zijn beste leerlingen.
Een tweede maal heeft van der Waals in
vloed uitgeoefend op een in gang zijnd che
misch onderzoek en daarbij de chemie weer
groote diensten bewezen. Dit was bij een onder
zoek, dat ik zelf verrichtte, omtrent het stelsel
aether-anthrachinon, het eerst onderzochte
systeem, waarbij de eene komponent van een
binair systeem in vasten toestand (hier het
vaste anthrachinon) over een zeker
temperatuurtraject slechts koëxisteeren kan met een
f luide phase.
Het type was vastgesteld, en in grove trek
ken konden de verschijnselen, voor zoover zij
reeds gevonden waren, worden verklaard,
maar voor den fijneren samenhang moest van
der Waals worden geraadpleegd, die in een
onderhoud aan Bakhuis Roozeboom en mij
een antwoord gaf, waaruit bleek, dat hij het
geheele systeem in al zijn eigenaardigheden
onmiddellijk doorzag.
Een gevolg van ons onderhoud was, dat
van der Waals, terwijl het experiment werd
voortgezet, in eenige spoedig op elkaar vol
gende mededeelingen de volledige
thermodynamische behandeling van de gevonden ver
schijnselen gaf en tevens voor een bepaald
temperatuurtraject het verschijnsel der
retrograde stolling voorspelde. Wanneer n.I.
bij constante temperatuur de homogene
gasphase werd gecomprimeerd, zoo zou vaste
stof moeten optreden, die bij verdere
comprimeering aanvanklijk in hoeveelheid zou moe
ten toenemen, om daarop weer af te nemen en
ten slotte weer geheel te verdwijnen. Kort
daarop kon ik hem demonstreeren, dat zijn
voorspelling door het experiment volkomen
werd bewaarheid.
Uit het voorgaande volgt hoeveel de chemie
aan den arbeid van Van der Waals en aan
zijn invloed te danken heeft, en dit is dan
ook de reden, waarom ik hem in mijn
intreerede te Amsterdam een chemicus" heb
genoemd.
In zeer korte trekken is hier geschetst de
wetenschappelijke verdiensten, van den
wereldberoemden grooten phyf^; ~ een van de
grootsten, dien de wereld ooit heeft voortge
bracht.
Van der Waals als mensch is op meester
lijke wijze door Kohnstamm geteekend;
niemand had dit ook beter kunnen doen,
want geen ander is zooveel met van der Waals
in' aanraking geweest, niemand zou dan ook
beter zijn machtige persoonlijkheid, zijn
streng maar edel karakter hebben kunnen be
lichten. Ik wil tenslotte mijn gevoelens sa
menvatten in dezen zin: Van der Waals te
hebben gekend, zijn leerling te zijn geweest,
hem korteren of langeren tijd tot leidsman te
hebben gehad, dat is een voorrecht, waarvan
men in zijn geheele leven den machtigen,
weldadigen invloed diep blijft gevoelen.
A. SMITS
DE AFSCHAFFING VAN DEN
ZOMERTIJD
De argumentatie tot het buiten werking
stellen van dit nuttige instituut luidde, dat de
landbouw en veeteelt er in groote mate
den nadeeligen invloed van ondervonden, welk
bezwaar zulke afmetingen had aangenomen,
dat men in verschillende plaatsen op het platte
land den zomertijd de laatste jaren niet meer
in praktijk bracht en de klok niet verzette,
wat tot velerlei verwarringen en onaange
naamheden aanleiding gaf.
Terecht heeft deze afschaffing van den
zomertijd een storm van verontwaardiging
verwekt onder hen, die, in de overtuiging dat
het verzetten van den tijd gedurende de zo
mermaanden werkelijk voordeel opleverde,
deze gewoonte in stand wilden houden.
Trouwens, het doet wel zeer vreemd aan dat
de Tweede Kamer ertoe overgegaan is om op
deze betrekkelijk weinig steekhoudende gron
den den zomertijd plotseling af te schaffen.
Immers, toen men tijdens den oorlog den tijd
gedurende de zomermaanden een uur heeft
vervroegd, deed men dit uit een oogpunt van
bezuiniging. Het was geen vinding van onze
regeering, integendeel in bijna alle landen
ging men ertoe over. Weliswaar wordt het bij
zomertijd 's morgens een uur later licht, doch
hiertegenover staat dat de zon een uur later
ondergaat, zoodat het overgroote deel der
menschen alleen met uitzondering van
hen die heel vroeg opstaan hiervan de
voordeelen kan genieten. En hierbij denke
men niet allereerst aan de talrijke werkende
menschen voor wie het zoo bijzonder welkom
is, dat zij 's zomers na het volbrengen van
hun dagtaak nog bij daglicht een wandeling
kunnen maken of aan de velen, die door het
verzetten van de klok bij daglicht gezellig
's avonds buiten kunnen zitten of in hun
tuin kunnen werken, doch wel aan de groote
hoeveelheden electriciteit, gas en petroleum
die door het verzetten van den tijd worden
bespaard. Deze besparing vormt een aanzien
lijk bedrag per jaar zooals onderstaande glo
bale becijfering toont.
Nemen we aan dat hier te lande per 6 tot
7 inwoners een lamp ter sterkte van 50 kaars
wordt gebrand voor verlichting 1), dan be
draagt, indien al dit licht met electrische lam
pen geproduceerd wordt 2), het verbruik aan
electricischen stroom per uur per lamp 50
wattuur. Ons land telde volgens de laatste
volkstelling van 31 December 1920, 6.865.413
inwoners, zoodat deze voor verlichting per
uur verbruiken 50 x 1.000.000 wattuur =
50.000 KWU. Voor de productie van deze
hoeveelheid electrische energie zijn noodig 50
ton kolen, zoodat bij vijf maanden zomertijd,
d.i. 150 uur minder licht branden, bespaard
worden:
50 x 150 = 7500 ton kolen, zoodat tegen een
gemiddelden prijs van / 20. per ton (deze prijs
is thans 3) te laag) in totaal door den zomer
tijd minstens honderdvijftig duizend gulden
per jaar wordt bespaard.
Dit argument hebben de leden van de Twee
de Kamer, die voor de afschaffing van den
zomertijd hebben gestemd, blijkbaar onvol
doende voor oogen gehad. Zeker, wanneer men
de lichtkwestie zonder kennis van zaken taxeert
dan ligt het voor de hand dat men zal
concludeeren, dat de hierdoor bereikte besparing
zeer gering is. Bovendien is men tegenwoordig
veel te veel van oordeel dat een zuinig ver
bruik van brandstoffen niet meer noodig is.
Immers, de rantsoeneering is afgeschaft, een
ieder kan weer koopen zooveel hij wil, doch
men verlieze niet uit het oog dat juist heden
ten dage door de Ruhrkwestie de
kolenvoorziening hier te lande ernstig in het nauw dreigt
te komen. Engeland, dat ons sinds de beëin
diging der brandstoffendistributie in hoofd
zaak van kolen heeft voorzien, levert thans
groote hoeveelheden naar Duitschland, waar
de productie tot een minimum is gedaald.
De huidige toestand van onze
kolenvoorziening moet dan ook eerder tot het twee uur
verzetten van de klok, d.i. dus de dubbele
besparing, doen adviseeren dan tot het af
schaffen van dezen zeer teconomischen maat
regel.
En wat voeren de agrariërs, die de afschaf
fing van den zomertijd hebben doorgedreven,
hiertegen aan? Zij argumenteeren hun streven
hiermede, dat de zomertijd voor den landbouw
zulke groote bezwaren medebrengt, omdat de
boeren genoodzaakt zijn 's morgens een uur
later te beginnen en 's avonds een uur later
te doen w;erken. Hierdoor zouden allerlei
ongerieven ontstaan, het vee kan niet tijdig
aan de markt zijn, 4e beesten moeten in don
ker uit den stal gehaald en gemolken worden,
de arbeiders komen in verzet tegen deze
nieuwe werkuren; kortom, het geheele land
bouwbedrijf zou gehandicapt worden op een
zoodanige wijze dat de economie in hooge
mate wordt benadeeld.
Toen deze klachten van agrarische zijde
het eerst tegen den zomertijd werden geuit,
hebben wij en waarschijnlijk velen
met ons ons dikwerf afgevraagd of zulk
een adstructie van een zoo belangrijke
kwestie wel ernst was. Het is bijna niet te
gelooven, dat aan al deze bezwaren,waaraan
op zoo gemakkelijke wijze tegemoet gekomen
kan worden" zooveel aandacht zou worden
besteed. En daarom is het wellicht, nu de
Tweede Kamer zich met deze argumenten heeft
meenen te moeten vereenigen, wel dienstig
ze eens nader te beschouwen.
De landbouw kan, indien hij van den zomer
tijd hinder ondervindt, hieraan ontkomen door
óf den ouden tijd aan te houden en een soort
omrekening ten opzichte van den zomertijd
te maken als voorheen bij de spoorwegen met
den Greenwichtijd, waarbij dan alles wat met
het landbouwbedrijf verband houdt volgent
den ouden tijd geregeld kan worden, ót al hes
werk een uur te verschuiven en hiermede ook
bij de vaststelling van de werkuren van de
arbeiders, de beginuren der markten enz.
rekening te houden. Met een beetje goeden wil
is elk dezer oplossingen gemakkelijk uitvoer
baar. De industrie heeft toch ook bij het in
werking treden van de Arbeidswet 1919 hare
werktijden moeten veranderen, wat niet
zooveel bezwaren heeft opgeleverd. En al
moeten de boeren, als zij den zomertijd zon
der meer volgen, de koeien met kunstlicht van
stal halen, dan weegt dit geringe energiever
bruik toch lang niet op tegen de zeer groote
kolenbesparingen door het mindere
lichtverbruik der stedelingen. Men kan gerust aan
nemen, dat het gezamenlijke lichtverbruik
der boeren hoogstens een tiende van boven
genoemd electriciteitsverbruik bedraagt, zoo
dat de besparing per saldo nog / 135.000. is.
Gezien het feit derhalve, dat de zomertijd
werkelijk tastbare voordeelen oplevert en bet
verzet der agrariërs grootendeels voortkomt
uit onwil om zich aan te passen aan deze
nieuwe daglichtbenutting, is het te hopen
dat onze Senatoren door hun veto dit
ontwerp nogmaals naar de Tweede Kamer
zullen doen teruggaan, opdat dan door een
serieuzer behandeling de zomertijd behouden
zal kunnen blijven.
Schiedam.
G. DE CLERCQ
[Nadat het boveastaande geschreven werd,
heeft de Eerste Kamer bes'oten dat hare
af deelingen de beraadslaging over het ont
werp?Braat zullen uitstellen, totdat zij
nadere inlichtingen van de Regeering heeft
verkregen over den uitslag van het door
deze gehouden onderzoek naar de werking
van den zomertijd. In elk geval zal de
kwestie van den zomertijd in de Eerste
Kamer dus grondiger worden behandeld dan
in de Tweede. RED.]
1) Met inbegrip van straat en terreinver
lichting, openbare gebouwen enz.
2) Wij nemen dit aan, omdat indien het
electriciteits-, gas- enpetroleumverbruik voor
verlichting apart berekend zou worden,
de opzet veel ingewikkelder is. Hoewel voor
de productie van een gelijke hoeveelheid licht
via gas minder kolen noodig zijn dan via elec
triciteit, staat hiertegenover, da de gaskolen
in het algemeen veel duurder zijn dan de kolen
welke de electrische centrales gebruiken. Der
halve kan voor een globale berekening der
bereikte bezuiniging deze vereenvoudiging
te hulp genomen worden.
3) De kolenprijs is sinds begin Januari j.1.
sterk gestegen.
iiiiiliiiiiiiiin minimum luim niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii i Minimi
- het was in den herfst van het jaar 1910
-?op een oogenblik dat de gasten, in klein getal,
zich nog niet hadden verzameld voor het ge
bruiken van de thee. Zij luisterde aandachtig
daar in den kleinen salon van Farnborough
Hill, gebukt|staande met de handen op den rug,
dan haar houding oprichtend gaf zij haar
meening: Mon Dien!.... Mon cher !" alsof
zij zeggen wou: Hoe komen de menschen er
aan!" Anderen kwamen, het onderwerp bleef
steken.
Den volgenden morgen in het park wande
lend trof Daudet de Keizerin, want ondanks
haar vijf en tachtig jaren zag zij niet op tegen
de vochtige buitenlucht en was daarbij altoos
gereed voor een opgewekt gesprek. Hij greep de
gelegenheid om met het eenmaal aangeroerde
thema voort te gaan en vroeg de vergunning
om een boek over haar te schrijven dat zonder
anecdoten, zonder iets dat aan onbescheiden
nieuwgierigheid zou voldoen aan de menschen
die haar wilden kennen een idee kon geven
van haar wezen en haar zijn.
Onmogelijk",, zeide de Keizerin, en hield
hem staande, de beide handen op haar wandel
stok geleund alsof het een grenspaal was die
niet mocht worden overschreden, hoe zou
het u mogelijk zijn over mij te schrijven zonder
het verleden aan te raken, zonder eenig feit te
noemen dat als een verdediging kan worden
uitgelegd. En gij weet, in al wat persoonlijk is,
wil ik niet treden".
Maar juist omdat ik dit alles weet, kan ik
er voor waken," hield Daudet aan.
In dat geval kan ik u niet verhinderen te
doen wat ge van plan zijt," was de opmerking
van de Keizerin, maar dan moet ge ten min
ste precies zeggen wat ge van mij denkt en niet
alleen dingen vertellen die me pleizier kunnen
doen".
En bij die woorden gleed over de vermagerde
en verrimpelde trekken een glimp van het
lachje waarmee de souvereine vroeger de
harten won.
Ik heb de omgeving van de vroegere keize
rin een klooster genoemd, omdat ik den na
druk meende te moeten leggen op de wijding
waarmee het boek van Daudet bij zijn oor
sprong is opgesteld en ook omdat ik mij wou
vrijwaren voor overdrijving als ik soms had
willen gaan spreken van een hof. Maar in
volle waarheid was er zeer veel van een hof
en van een heusche keizerin overgebleven in
de kleine wereld die op Farnborough-Hill was
vereenigd. Men deed zijn best onder de trieste
herfstdagen zichzelf en de keizerin op te
vroolijken door het in orde brengen en opvoeren
van charades en was blij de bijna
negentigiarige te hooren lachen met de jeugd uit den
omtrek die was genood om de voorstellingen
bij te wonen, ?-- want dit was het eigenaardige:
dat de keizerin met haar zorg voor anderen en
haar meeleven met het jongere geslacht niet
de behoefte had om zich op te sluiten in haar
verdriet. Dat was iets aparts en bleef apart.
Maar van het schrijven aan het boek kwam voor
Daudet niets. Wei vestigde zich aan het hof"
de opinie, dat hij daarvoor de uitverkorene
was.
Toen hij met Kerstmis naar Parijs zou
terugkeeren kreeg hij den avond vóór zijn vertrek
als surprise" van de keizerin een zilveren
inktkoker. Dat was een aanmaning en een
autorisatie.
Bij zijn thuiskomst maakte hij een begin,
in den zomer voltooide hij zijn boek. De Keize
rin had daarvan reeds een klein deel met te
vredenheid gelezen, toen hij in den herfst van
1911 opnieuw haar gast was in
FarnborougHill en het geheel in afgedrukten staat mee
bracht. Hij kreeg de vergunning het haar voor
te lezen en zij ontving hem in haar werkkamer.
Op haar chaise longue volgde zij opmerkzaam
zijn voorlezing, zonder iets te zeggen, toen hij
met de eerste helft gereed was.
's Avonds toen hij stil was onder hit denken
hoe hij dat stilzwijgen van de Keizerin moest
uitleggen, legde zij haar hand op zijn schou
der: Waarover zoo aan 't peinzen, Luciano?"
zeide zij. Het hof" vond dat noemen bij den
voornaam een gunstig teeken.
Hij had wel een bemoediging noodig, toen
hij den volgenden morgen aan de Keizerin
de laatste helft zou voorlezen. Want aan het
slot,.om zijn portret af te maken, had hij het
gemis willen uitdrukken, dat zij, die haar lief
hadden, bij haar heengaan zouden gevoelen.
DeKeizerin te overleven!" zoo liet hij een van
haar volgelingen zich uiten, waar zal men
dan den moed vinden om te leven, waar die
rustige helderheid van geest die haar toespraak
in ons wekt?"
En hij had als laatste woord van zijn boek
haar beeld samengevat in de verschijning zoo
als zij voor de wereld zou blijven bestaan, toen
zij in vertwijfelend voorgevoel en toch vol
zekerheid en vastberadenheid het schip aan
den gezichtseinder zag verdwijnen, dat haar
zoon naar Afrika voerde.
Wie wil worden herinnerd aan den
nabijzijnden dood? wie wil tot zijn grootste oogen
blik van smart door de voorstelling van een
ander worden teruggebracht?
De voorlezer waagde het niet den blik naar
de Keizerin op te slaan, toen hij bjj de
eindbladzijden was aangekomen. Voor zich ziend
wachtte hij in stilte af als een schuldige die
zijn vonnis voelt naderen. Eindelijk sloeg hij
de oogen op en zag haar gezicht, geheel ont
daan, vol tranen. Zij deed nog haar best voor
een glimlach, het gelukte haar niet, zij bewoog
haar hand orn aan te duiden, dat zij niet kon
spreken.
Zonder een woord stond de jonge man op en
knielde naast haar; zij begreep, dat hij haar
vergeving zocht voor het verdriet haar aange
daan, en zij troostte hem met een kus.
Zoo ben ik niet verder gekomen dan tot de
inleiding van het boek, maar die inleiding geeft
ons het voorgevoel van den inhoud. Zij is de
noodzakelijke voorhal, ook voor het geretou
cheerde portret dat de tegenwoordige uitgaaf
ons biedt.
W. G. C. B Y v A \ c K