De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 17 maart pagina 5

17 maart 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

17 Maart. '23. - No. 2386 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ENGELSCHE KUNST In 't Stedelijk museum !s thans te zien kunstnijverheid uit Engeland. Dezelfde ver zameling was reeds eenige weken tentoon gesteld in den huize Kleykamp te 's Gravenhage. 't Is wel opmerkelijk waar te nemen hoe voorwerpen van dezelfde collectie winnen of verliezen wanneer ze onder ander aspect wor den geëxposeerd. Zoo is het weefwerk te Amsterdam niet te waardeeren, doordat bij de plaatsing of liever ligging der talrijke spoelweefdoeken het decoratief gehalte niet tot zijn recht komt. Zoo is de weerspiegeling van het buitenlicht op de glazen ruiten eener vitrine ongunstig voor een juiste belichting der daar in geplaatste kant- en borduurwerken. Beide verzamelingen, die in den Haag zoo gunstig geëtaleerd waren. Daarentegen geven het aardewerk, leder- en metaalwerk door over zichtelijke aanschouwing te Amsterdam zoo veel meer te genieten. De kunsttentoonstellingen uit verschillende landen zijn belangrijk voor studie en verge lijking van volkskarakter en volksaard. On langs hadden wij in de hoofdstad de Fransche nijverheidstentoonstelling. 't Was er al weelde en gratie in een kunstrichting die het heden verzaakt en naar voren brengt het roemrijke verleden dat zij niet ken, niet wil loslaten. Nu is Engeland gekomen, het land van Ruskin, van Morris, van Walter Crane, dat het moder nisme in de kunst huldigt en arbeid toont van frissche gedachten, nieuwe vormen, beschaafde kleurtonen. Juist dat beschaafde, treft overal in bijna elk werkstuk, maar boven al in het aardewerk dat zoo gaaf is in zijn soepelheid van gebogen lijnen, zoo expressief in zijn sobere vormen en zijn kleurgehalte. Er is bij depottery veel goed vrouwenwerk, maar daar niet alleen. In bijna alle kunst vakken arbeidt de vrouw naast den man en haar werk evenaart het zijne in kracht en nauwgezetheid. Het meest komt uiteraard op deze tenoonstelling vrouwenwerk als zoo danig tot zijn recht in het naald-, klos- en weefwerk, en vreemd dat de Engelsche vrouw in die banen zich vastklampt aan het verleden en geen nieuwe wegen weet te vinden. Schit terend fijn van arbeid zijnde Honitonkanten, onvergelijkelijk knap van technische kwali teiten is het vogeltafreeltje in wit borduursel, mooi zijn de rijk geornamenteerde getamboureerde tulen doeken, doch blijk van een mo derne opvatting en frissche strooming geven ze niet. Alleen de weefdoeken doen enkele nieuwe spoelweefsel-verbindingen aan de hand en geven een drietal gobelinlappen, waarvan de beide boschtafreelen decoratief bijzonder geslaagd zijn. De byoux en het boekbindwerk, de prentkunst en de calligraphie, dat alles geeft binnen de perken van beschaafde gebondenheid kunst van een nobel gehalte. ELI s. M. ROGGE ?HHIHIHBIItllllinnilllUlnlIIIIIIIUIIIHUIUIIIIHIUIUUIIi IIIIIIIMIIIIIIIII BIJKOMSTIGHEDEN LX IV Eén van de bezwaren van het snelle tempo, waarin we leven, is, dat een beweging in den eenen kring nog maar heel schuchter aan het opkomen kan zijn, als ze door den anderen al lang weer verouderd, overwonnen en uit de mode wordt genoemd; wie de bewoners van Roode School wil vergasten op een langen rok met langer slippen merkt, dat men daar juist aan het stadium van tot-aan-de-knie is toegekomen; toen ik een Franschen pro fessor, die bij mij zijn licht over den staat onzer literatuur kwam opsteken, van Russischen invloed gewaagde, riep hij in verba zing uit: Encore l"; terwijl een Hollandsche snobinette hem dit voor mijn gevoel met woeker betaald zette, toen ze, bij haar terug keer uit Parijs, zich er over beklaagde, dat ze daar zich acharneerden om Ibsen te spelen, terwijl hij toch wezenlijk, démodé" aandeed.. Als een belangstellende zeventigjarige, die graag bij wil blijven, verzekert, dat hij ook wel van die nieuweren" leest, meent hij Kloos en Van Eeden Een echte nieuwlichter zal Wies Moens misschien al weer arrivévinden. Zoo schijnt de wereldkloot hoe langer hoe sneller te draaien.en vóórdat we het zelf weten, liggen wij met onze ideeën, die pas geleden nog zoo nieuw heetten, op den oude-pruikenzolder, terwijl we nog niet eens tijd hebben gehad ze tot Loppersum of Minnertsga te laten doordringen. Als er n beweging is, waarin het door ongelijke gaarheid" klontert, dan zeker in die voor de emancipatie, speciaal voorde studie" van de vrouw. Terwijl men in de behoudende deelen van ons land juist eens voorzichtig begon te overwegen, dat het misschien ale vel geen kwaad kon, als een meisje nog eens iets mér leerde dan haar talen en een beetje schilderen en muziek, slaat over de sneller levende groote steden, waar men de voor's en tegen's van de vrijheid en de rechten aan den lijve heeft gevoeld, een golf van re actie ; men staat klaar met een rij van physieke en psychische bezwaren tegen al die geeste lijke inspanning; de eentonigheid van het huishoudelijk bedrijf, waar kort geleden zoo hartstochtelijk over geklaagd werd, wordt weer tot den hemel verheven als het ware paradijs voor de vrouw"; de klacht van Aurora Leigh " by the way, The works of women are symbolical. We sew, sew, prick our fingers, dull our sight, Producing what? A pair of slippers, sir, To put on when you're weary?or a stool To stumble over and vex you... "curse that stool!" Or else at best, a cushion, where you lean And sleep, and dream of something we are not, But would be for your sake. Alas, alas ! This hurts most, this.. that, after all, we are paid The worth of our work, perhaps." die klacht van de jonge intellectueele, die zich geknot voelde in haar geestelijke behoef ten, als ze uren lang kruissteekjes moest zitten maken, vindt geen weerklank meer bij ome jeugd, die zóó uit haar Homerus opgedoken, zich vermeit in het fabriceeren van kralen taschjes en in het fijntjes in elkaar priegelen van kinderschortjes; de handwerken-zondereinde, die in de dorpen nog niet waren opge borgen, worden in de steden al weer voor den dag gehaald, en allicht zullen de dprpsche notabelen op hun gezellige theesaletjes met voldoening constateeren, dat zij nooit met die rare moderne fratsen hebben meegedaan, en dat het nu blijkbaar in de groote wereld óók niet meer hoeft. En dit zou heel jammer zijn, want er bestaan dwalingen en vergissin gen, die een buitengewoon verfrisschenden en stalenden invloed hebben, op haar, die ze begingen; en bovendien: wie zou den drang naar studie van de vrouw een dwaling-zonder meer durven noemen? Al bleven er van de honderden, die elk jaar naar de universiteiten stroomen, telkens maar tien over, die in hun werk hun vervulling vinden, dan zijn die tien toch voor verbittering, voor leegheid en on voldaanheid gereo ! En die minderheid" die hierin haar voldoening heeft, is geen te verwaarloozenkleinigheid.En de andere negentig? Ik geloof, dat het uiterst zelden voorkomt, dat een meisje blijvend door haar studie wordt gebroken; als ze zich vergist heeft in haar aanleg, vindt ze wel weer een anderen weg; en mag ik die arme, in-het-nauw-geraakte studie even speciaal aanbevelen als een voor treffelijke leerschool voor het huwelijk? Een tijdgenoote van Mad. de Staël heeft eens gezegd, dat apprendre Ie latin, sert a faire des confitures". Ik weet niet, of deze uitspraak geheel juist is; ik vermoed, dat een man, die met een vrouw-die-gestudeerd-heeft, trouwt, minder op lekkere schoteltjes ont haald zal worden, minder verrassingen" aan zijn middagmaal zal vinden, dan de echt genoot van een huishoudster, wier geestelijke inhoud uit een litanie bestaat van das isst meln Mann so gerne". Maar wat de studie een vrouw meestal wél leert, is: niets meer erg te vinden. En dat is voor den man, voor liet heele gezin, misschien nog wel mér waard. Wie jaren heeft geworsteld met weerspannigen, zwaren hersenarbeid.vindt geen huishoudelijke taak meer moeilijk, raakt bij geen strubbeling meer uit haar evenwicht. Haar geestelijke tucht doet haar minder van anderen (onder geschikten), mér van zichzelf eischen; ze heeft geen behoefte zich overal mee te bemoeien en aan alles te redderen; ze vindt het geen ramp, als er een karaf wordt gebroken, en ze is niet van streek, als het maal niet is geslaagd. Ze weet, dat er een wijder wereld bestaat, met grooter strijd en belangrijker moeilijkheden, dan een verkeerd-opgehangen gordijn of een ondergeloopen kelder. En als ze zich moe voelt van een dag vol kleine tegenvallers, dan weet ze toch nog steeds, hoeveel moordender, hoe ondraaglijk soms de geestelijke moeheid van haar studente-jaren was, en ze kan nóg glim lachen, ondanks haar gebroken rug. Wie wel eens met een gestudeerde" vrouw heeft verhuisd, begrijpt eigenlijk niet, dat, nu van zoovele zijden de studie van het meisje wordt aangevallen, de couranten niet vol staan met artikelen van mannen, die er voor opkomen, dat de universiteit zulke voortref felijke huisvrouwen aflevert Misschien had bij déze verhuizing een enkel ledikant een krasje mér, dan het geval geweest zou zijn, als ze, als een ouderwetsche kloek, elk stuk, dat uitgedragen werd, met haar oogen had gevolgd, en het weer rillerig in bedrillerig in de koude gang in ontvangst had staan nemen; maar nu, in welk een idyllischen vrede zat ze in de leege achterkamer bij een geleende petroleumkachel voor het jongetje liedjes te zingen, terwijl de mannen hotse-klotsend over de trappen stolperden En hoe fleurig zochten zij en het kleine meisje in den nieu wen, nog verwaarloosden tuin naar sneeuw klokjes, terwijl het hobbelpaard en de piano, de spijlen van een boekenrekje, een broodtrommel, een geiser, een matras, een houten pollepel en een stuk van een spiegelkast langs de open deur werden gedragen, als attributen uit een verwarden droom Waarmee ik maar zeggen wilde, dat de stu die voor de vrouw buitengewoon geschikt is; misschien (zooals men van het journalisme verzekert,) vooral als voorbereiding tot iets anders. ANNIE SALOMONS iiiimimiiiiliiiniiitii VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HA.ABLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak iiiiiHiiiiiiiJimiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiii mimi WETTELIJKE BESCHERMING VAN ONZE FLORA EN FAUNA Tot nog toe worden in ons land beschermd de vogels (uitgezonderd die van de zwarte lijst) de mollen en de kikvorschen. Bovendien genoot het wild de bescherming van de oude jachtwet; hoe het onder de nieuwe zal gaan, moet nog blijken. Plaatselijk bij politiever ordening worden hier en daar enkele planten beschermd, ik denk hierbij aan Bergen aan Zee. Voorts is het in parken en plantsoenen verboden bloemen te plukken en dat is dan zoowat alles. De opsomming gaat uit als een nachtkaars. Ik hoop, dat ik iets over het hoofd heb gezien en zal daarom dankbaar zijn voor correctie. Nooit was bescherming van onze natuurschatten noodiger dan nu, nooit de kans er op geringer. De debatten over de afschaffing van den zomertijd hebben doen blijken, hoe gering men het belang acht van natuurgenot voor de groote massa. De besprekingen over de jachtwet doen aan niets zooveel denken als aan onzen ouden dommeligen vriend Hessels, die af en toe zijn oogen uitwreef en dan alvast maar bulkte: ad patibulam". Verdel gen en uitroeien is aan de orde van den dag, want het vaderland is in gevaar en straks krepeeren we allemaal van den hon ger. De konijnen vreten alles op, de herten en reeën verslinden en vertrappen de rogge en de aardappelen, de marters, bunsings, hermelijnen en wezels, de vossen vreten kippen en klukoenan en alles wat vleugels heeft; de otters verdelgen de visch, daarin bijgestaan door reigers, aalscholvers, futen, roerdompen, woudaapjes, ijsvogels en wat niet meer. Ik zelf heb gezien dat een fazantenhaan een kostbaren appel uitpikte aan een spaliertje in den boomgaard van Lindenheuvel. Die appel was op zijn minst een kwartje waard. De eenden pulken de gerstaren uit en ver treden den akker. De eekhoorntjes rooven de zaden van alle coniferen, bijten knoppen af, halen nesten uit. De korhoenders hebben er een duivelsch genoegen in, om de topknoppen uit de jonge dennetjes te pikken. De boschbessen zijn een schadelijk onkruid in het woud, de berberis belaagt uit de verte het graan met brand. Hoef blad, zwartgras, kweek, distels, klaprozen en korenbloemen doen mee. Voeg hierbij nu nog alles wat verricht wordt door de zwammen groot en klein, de tallooze insecten, de mijten en teken, aaltjes en plasmodiën en ge beseft dat onze Huibert Poot met zijn genoeglijk" leven van den gerusten" landman deerlijk de plank heeft mis geslagen. Integendeel komt de landman ons voor als een gejaagd slachtoffer, dat in den knel naar alle kanten van zich af slaat. In vertrouwen mag ik u echter wel zeggen, dat mijn deskundige vriend Lucas daar anders over denkt, misschien wel omdat hij naast het deskundige" ook wel eenig besef heeft van het natuurkundige". Zijn kippen hebben een veilig hok en hij knikt goedkeu rend als hij in zijn graanvelden de hermelijntjes jacht ziet maken op veldmuizen. Hij heeft zelfs een groot vertrouwen in het geheim zinnig evenwicht in de natuur, dat zelfs in onze cultuurwereld ten voordeele van onze cultuurplanten en dieren kan bestaan. Al leen in de vrij zeldzame gevallen, dat het verstoord wordt, waagt hij het, om in te grijpen en dan nog slechts bij duidelijk gebleken noodzakelijkheid. Met ons verheugt hij er zich in, dat ons kleine land zoo'n grooten overvloed van mooie en interessante dieren herbergt en dat er bij ons te land en te water UIT JOOSJE'S LEVENSBOEK OPVOEDKUNDE I Joosje is nooit heelemaal" stout; 't is alleen maar 't handje of 't voetje, 'tkoppetje of wat anders, dat zondigt. Haar zelf treft geenjsmet. Het is immers slechts een vergissing, even, van een harer onderhoorigen. Waarvoor zij verantwoordelijk is, zeker; maar het mag zelfs niet denkbaar zijn, dat zij niet onmiddellijk zou trachten den delinquent te beteugelen. Joosje is zoet," op deze rotsvaste fictie bouwende leert Moeder haar zich te beheerschen. Joosje is zoet"; de Koning is onschendbaar"; allernauwst verwant zijn deze ficties, ja misschien beteekenen zij wel hetzelfde. En zeker even practisch, politiek, als 's Konings onschend baarheid is het dogma van de zoetheid van Joosje. Hoeveel gemakkelijker is het niet een koppetje of een been te corrigeeren dan zich zelf! Maar het is meer dan louter practisch, poli tiek, hoe zou het dit anders ook kunnen zijn? , het is waar en zedelijk en gerecht. Althans naar Moeder's misschien wat heidensche overtuigingen. Het is waar, omdat de mensen goed is" en zeker Moeder's Joosje. Eigenlijk en voor zoover really matters. En wat komt het niet-eigenlijke en het niet-er-op-aankomende er eigenlijk op aan? Het is zedelijk, omdat het onzedelijk zou zijn in 't kindje de gedachte neer te leggen, dat haar het kwade even noodzakelijk zijn zou als het goede, dat men den grooten weg even goed kan verlaten als houden. Zoo groeit de kategorische imperatief in haar gemoedje en het besef van ten goede bestemd te zijn. Zeker hoopt Moeder, dat ns, heel veel later, haar groei de banden van dien imperatief zal bre ken en dat het geijkte kwaad en goed haar even ver gaan staan. Maar wil zij tot de vrijheid rijpen, zoo moest ze eerst de tucht veroveren; wil zij ns verwerpen kunnen en zich een eigen padje vinden, zoo moet ze eerst den grooten weg kunnen houden. Het is gerecht, omdat men den Duivel niet ernstiger moet nemen, dan hij verdient; wie dit vergeet, bewijst hem licht goddelijke eer en doet zoo onrecht in alle richtingen, niet het minst jegens zichzelf. Ook op 't gebied der zonde moet Joosje, suum cuique tribuere" en zoo zal ze 't zich niet noodeloos moeilijk maken. Joosje is een driftkopje en soms, als 's levens weerbarstigheden haar wat al te zeer den voet dwars zetten, sloeg ze zich voor 't kopje in blinde drift. Een dergelijke toomelooze overgave aan haar hartstochten werd natuurlijk door Moeder onvoorwaardelijk af-; gekeurd en streng werd opgetreden tegen 't stoute handje. Zoodra de Booze daaruit ge weken was en geleidelijk week hij. sneller , werd de verlossing gevierd met groote vreugde. Moeder streelde het teruggekeerde handje en Joosje gaf het zelf een kusje en het was een heerlijk ding weer een zoet handje te hebben. Sneller en sneller verloopt dit proces. Tot ns, een dag, we de driftbui zien opkomen, dreigen dan opeens buigt ze zich over 't handje en kust het bevrijd 11 Als Joosje met den Booze worstelt, wisselen de gevechtskansen snel en vaak en het Goede verschijnt en verschiet grillig en met plotse overgangen, als de zon tusschen Maartsche buien. Dan is het, dat Moeder opeens een verbijsterende lenigheid van gemoed ont wikkelt. Even grillig en schielijk omslaand namelijk als het verschietenen verschijnen van de eigenlijke Joosje, wisselt ook de strenge, tuchtigende Moeder met de blijde aloverstralend lieve. Warit Moeder staat gereed om het ijzer te smeden als het ook maar eventjes warm wil worden en ze grijpt toe, zoodra de Booze ook maar even loslaat. Zoo tuimelen Moeder en Joosje dan wel eens een tijdje met zeer bizarre zigzaggen door allerlei kringen van hemel en hel, maar met den stevigen steun van de haar als water volgende Moeder heeft Joosje de Poort der Verlossing dan ook meestal verrassend snel bereikt. En Moeder raakt in huis terecht beroemd om haar blik semsnelle vergiffenis. J. C. VAN DOMBURG BRIEVEN UIT DEN VREEMDE Parijs. Lieve Hetty, Heb je wel eens Histoire des Clubs de Femmes et des Légions d'Amazones" (1793 1848?1871) gelezen? Het is heelemaal geen nieuw boek, Baron Mare de Villiers schreef het reeds in 1910; en natuurlijk ook geen boek om achter elkaar door te lezen als een roman, want het is lijvig; groot formaat en 418 blad zijden, maar er staan tal van interessante bijzonderheden in over de langzame ontwik keling van de Fransche vrouw op maatschap pelijk gebied ter verkrijging van politieke rechten, die de vrouwen in vele andere landen reeds verworven hebben. Denk maar aan het verleden jaar afgestemde vrouwenkiesrechtontwerp. Vrouwenclubs zijn hier ook nog wei nig en het clubwezen ook voor mannen is in Frankrijk veel later tot bloei gekomen dan in Engeland. Eerst in 1782 werd de eerste club Ie club Francais" in de rue St. Ncoise geopend en spoedig daarna, vooral gedurende de Revo lutie, verrezen de clubs als paddestoelen uit den grond, daar men hierin een middel meende te zien tot uiting van het vrije woord. Tien jaar later telde Parijs reeds meer dan vijfhon derd clubs. De vrouwen werden er echter zorgvuldig buiten gehouden. Een enkele stem, die van Condorcet (daartoe door zijn vrouw gedreven) verhief zich eindelijk ten gunste van het vrouwenkiesrecht en deed zijn uiterste best om de tallooze tegenwer pingen dat de vrouw te vluchtig was, geen logica en verstand bezat, te weerleggen; maar zijn stem was als die eens roependen in de woestijn, terwijl bovendien de vrouwen zelve weinig medewerkten; er heerschte geen gevoel van saamhoorigheid onder hen, eenigen eischten wel zekere rechten, maar de voor name dames waren nog geheel doordrongen van de gedachte: les compagnes de l'homme ne doivent pas tre des rivales et nos moeurs ne permettent pas encore aux femmes de se montrer. Het is eigenaardig dat onder de eerste voor vechtsters voor vrouwenrechten in Frank rijk een Hollandsche naam voorkomt: Etta, Lubina, Johanna, Desista, Alders, geboortig uit Groningen (1743). Het schijnt een militante dame geweest te zijn, knap van 's Gravenhage Grootste Automobiel-Exploitatie hier ter stede. PERZISCHE Tapijten en Kleedjes tegen vóór-oorlogsprijzen. uiterlijk want zij wordt Ia belle Hollandaise genoemd en zeer welbespraakt. Zij sprak veel in het_publiek_entgaf haarjedevoeringen uit onder "den titel: 'Appel aux Frangaises sur la régénération des moeurs et nécessit del'influence des femmes dans un gouvernement libre. Bovendien was Etta Palm de eigenlijke stichtster van de eerste vrouwenclub genaamd: La Sociétédes dames patriotiques et bienfaisantes, dite: Amies de la Vérité. Zij verteeder de de harten door een plan te ontvouwen van sociale weldadigheid; men zou eiken Zaterdag bij elkaar komen en slechts diegenen die een geregelde contributie betaalden van drie livres per maand werden toegelaten. Van dit geld zouden opvoedingshuizen en ateliers voor meisjes van 7 tot 13 jaar worden gesticht; het bestaan dezer vereeniging was evenwel van korten duur bij gebrek aan geld, hetgeen helaas een kwaal is waaraan ook heden nog vele vereenigingen lijden. Overigens was haar leven eenigszins myste rieus en avontuurlijk. Op 17-jarigen leeftijd huwde Etta een zekeren Frederik Palm die haar echter na enkele maanden weer verliet. Na vijf jaar wachten vestigde zij zich te Am sterdam waar zij in relatie kwam met een advokaat Jan Munniks die in 1773 tot consul van Holland in Palermo benoemd werd, Etta besloot hem naar die stad te vergezellen, maar werd in het Zuiden van Frankrijk ziek, gaf de verdere reis op en vestigde zich later in Parijs. Hier begint zij, onder den naam van Etta Sitters (naar moeders naam) weduwe Baron d'Aelders, welken titel zij haar eersten echtgenoot gaf na zijn verdwijning, haar openbaar leven, waarin zij in ruime mate de ups en downs, ook op financieel gebied onder vonden heeft. De schrijver vertelt nog eenige bijzonderheden over haar kleine en coquette woning in de rue Favart, hoe in haar salon, onder het portret van een officier een ottomane stond van zes voet lengte, bekleed met rood en wit damast, terwijl haar slaapkamer versierd was door vier spiegels waarvan een het voeteneinde van haar bed garneerde. Zij had vele tegenstanders die haar o.a. voor een vijand van de Hollandsche patriot ten uitmaakten en voor een spion van het Pruissische hof. Toch werd haar in September '92 opgedragen bij de Vereenigde Provinciën te onderzoeken of men geneigd zou zijn een Franschen ambassadeur te ontvangen. Etta werd 3 November bij den Hollandschen Minister van de Spieghel toegelaten maar haar pogingen mochten niet slagen en tenge volge van dil» weinig succes werd haar de terugkeer op Fransen grondgebied ontzegd, werd zij als emigrée beschouwd en haar be zittingen verbeurd verklaard; veel waren die op dat tijdstip niet waard, want na aftrek van haar schulden bleef haar slechts 752 livres over. Hiervan schijnt zij twee jaar rustig in Holland geleefd te hebben, maar toen in 1795 de Bataafsche Republiek werd uitge roepen, werd zij als orangiste gevangen ge nomen en bracht drie jaar in arrest door. Wat er daarna van ue Hollandsche voorvechtster der Fransche vrouwenbelangen geworden is, schijnt niet bekend te zijn. Nu zou ik je natuurlijk nog heel vee) kun nen vertellen over hetgeen Baron Mare de Villiers schrijft omtrent de dappere, energieke Fransche vrouwen gedurende de revolutie en daarna, maar dat zou veel te ver voeren, tracht liever zelve het boek in te zien, het zal je amuseeren. Gegroet, MARI ANNE iimuiiiiiiiiiiiimiMiiimiiiiMiiuiB VERZOEKE ALLB STUKKEN VOOR DB RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TB ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. zulke indrukwekkend schoone gebeurtenissen plaats hebben in de vrije natuur. Hij ziet ook het heele Nederland als een fraai organisme, dat we niet mogen verstoren. Hij is geen fictie, maar zes en een halven voet lang en ik zegen den dag, dat hij mij zijn eersten brief schreef over het nut der goudplevieren. Want door hem heb ik altijd nog groot vertrouwen in de wakkere landbouwers; ze zijn niet allemaal Hcssels. Zoo komt het dan, dat ik thans durf aan te dringen op het tot stand komen van wette lijke .bepalingen voor de bescherming van vossen, dassen, marters, hermelijnen, eek hoorns en al dat ontuig", mij voorloopig bepalende tot de gewervelde dieren en zelfs de visschen uitzonderend, wier belangen mij voldoende gewaarborgd lijken door wettelijke bepalingen tegen vervuiling der wateren. Maar wel wil ik beschermd hebben al onze wilde planten. In groote trekken zou deze wet moeten overeenstemmen met de tegenwoordige vogelwet, die alle vogels beschermt en voldoende waarborgen geeft voor bestrijding van schade en voor onbelemmerde beoefening van de wetenschap. Het geval van de ijsvogels en de ervaring van sommige wetenschappelijke onderzoekers en corporaties leert ons wel dat er aan de uitvoering van die wet nog wel wat hapert, maar daar is wel verbetering in te brengen. Voorop staat, dat door de in vele gevallen geestdriftige medewerking van politie en justitie vooral in de laatste jaren de vogels in Nederland wellicht meer bescherming ge nieten dan in eenig ander land ter wereld. En daarvoor hebben we in de eerste plaats den tweeden secretaris van de Vereeniging tot Bescherming van vogels, den heer J. Drijver, dank en hulde te brengen. Ik zie er in het geheel geen bezwaar in, om de bescherming der zoogdieren, reptielen en amphibiën op dezelfde wijze te regelen. Een zwarte lijst" is in dit geval zeker onvermijdelijk, maar het is wel wenschelijk, die niet op te nemen in de wet, maar te regelen bij Koninklijk Besluit, omdat we, zooals ik u reeds meermalen in vertrouwen verzekerde, van al die dieren, hun leven en gewoonten nog zoo bitter weinig af weten. Met de planten wordt het moeilijker. Bedenk eens, de kinderen moeten bloemen kunnen plukken, de Hoogere Burgers, Gym nasiasten, studenten en dilettanten in de na tuurwetenschappen moeten botaniseeren. Aan den zoom van het bouwland kunnen haarden van gevreesd onkruid ontstaan. Een zwarte lijst van niet beschermde of een witte lijst van wél beschermde planten zou de uit voering van de wet zeer moeilijk, misschien zelfs onmogelijk maken. Hier dienen wij dus uit te zien naar een ander systeem. Het beste zou mij toelijken, dat de wet de gelegenheid gaf aan volstrekte bescherming van de flora, eventueel pok de geheele fauna in bepaalde gebieden in Staatsdomeinen, Kroondomein of op particuliere gronden met medewerking van de eigenaars, in de eerste plaats op bezittingen van de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Wij hebben daar een leerzaam geval mee gehad. Op een der gronden der Vereeniging werd door een paar botanici een zeer zeldzame plant gevonden, waarschijnlijk een unicum voor Nederland en wel de Chimophila umbellata, een verwant van het bekende wintergrpen. Ofschoon zij vlijtige verzamelaars zijn, lieten ze de plant staan, maar om anderen in de vreugd te doen deelen werd de vondst in de Levende Natuur vermeld, zonder de bepaalde plaats aan te duiden. Ongelukkig kwam een ander liefhebber" de plek te weten en groef on middellijk de plant uit, om ze over te brengen naar eigen tuin. Op herhaalde sommaties der Vereeniging heeft die heer steeds nage laten de plant weer terug te brengen en nu hebben we geen wettig middel noch tot dwang, noch tot straf. Dit geval is n uit vele en laat zien, dat ons streven voor het behoud der Nederlandsche Landschappen niet baat, indien wij den steun der wet moeten missen. Naast deze wettelijke bescherming van bepaalde gebieden, kan dan nog komen de algemeene bescherming van een beperkt aan tal planten, waarvan dan ook het vervoer verboden zou kunnen zijn. Dit is vooral noodig in badplaatsen en yacantieoorden. De lijst dier planten zou weer bij Koninklijk Besluit moeten worden vastgesteld, het aantal zou op zijn hoogst een paar dozijn bedragen, zoodat een handig boekje met gekleurde platen, dat de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonu menten beschikbaar kon stellen, de politie voor haar taak zou bekwamen. De wet is er nog lang niet, maar zij moet komen in het belang onzer kleinkinderen. Er komt natuurlijk nog veel meer bij te pas, dan wat ik hier kon aanroeren. Op het oogenblik hebben wij nog het meest aan uw denkbeelden, op- en aanmerkingen, die ge misschien wel zult willen mededeelen aan het Dagelijksch Bestuur der Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, Heeren gracht 260?66. Neem vooral geen blad voor den mond. JAC. P. l H i j s s E ^MiiimllmiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiliiimiiiiiiiilliiimiiliiiimiuiililllM I MOERHEIM" I \ DEDEMSVAART f HEEFT EEN AFDEELING TUINARCHITECTUUR

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl