Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
17 Maart. '23. No. 2386
SCHILD ERKUNSTKRONIEK
- DANKMEYER, IN MEMORIAM.
De laatste keer, dat ik Dankmeyer sprak,
was, toen ik bij Dijers" zat, het eethuis, waar
ge intellectueelen vindt, die geen te groote
sommen willen besteden om hun maag gerust
te stellen, en waar ook de jongste
tooneelspelers eten en nu en dan een componist; ge vindt
daar natuurlijk ook anderen, want deze ge
noemde cöterie kan alleen een restaurant niet
doen floreeren. Dankmeyer kwam binnen,
strompelend; rank, maar nu gebrekkig, zoo
als ik hem nooit had gezien. Het was treuri
ger dan ik meende. Ik dacht, dat hij aangereden
was door een auto of door een ander voertuig,
dat snel rijdt maar het was al een wijzing;
hij had een kleine beroerte gehad, en was lang
daarvan ziek geweest; het eene been was zijn
macht en vlotheid kwijtgeraakt, en zij bleven
verloren. Ik ging weg, maar zag ineens het
leven vóór me van dezen zenuwachtigen,
ranken vechter. Van ver had ik hem steeds
gevolgd; soms van dichterbij. Als we elkander
ontmoetten, was het in zekeren zin altijd
genoegelijk geweest want hij was een kunste
naar, een werkelijk bohémien (hoewel mis
schien noodgedwongen), en een gesprek met
hem was altijd aardiger, speelscher, belang
rijker, dan alle gesprekken tesaam, die ik met
kunsthistorici had. Hij sprak plat, maar hij
zei nooit een stommiteit; hij zei dikwijls
iets, dat zuiver doorklonk, en het had altijd
leven aan zich. Dankmeyer was een spontane
een spontaan schilder van landschap. Hij
was dat, en bleef dat, ofschoon hij, heel kort,
een invloed vertoond heeft van den
symbolischen Toorop. Hij was een landschapschil
der, een impressionist; een werker naar
Weissenbruch's waarheid: hij kreeg altijd een
klap van de natuur." En die klap was dikwijls
hevig. Die hevigheid uitte zich in de notee
ring van den Jvorm, in de felheid van de kleur
maar alles was muzikaal (Dankmeyer was
muzikaal!) De kleur zoudt ge soms
luministisch kunnen noemen; soms waren de schil
derijen grijs, van een klinkende, beschaafde
grijsheid, maar toch van eene, die hooger"
was van toon, dan die der werkelijke Hage
naars. Deze impressionist kwam van De Bock
af; dat was een zeer waarneembare invloed in
dit werk. Maar het werk ontwikkelde zich
verder; het werd onstuimiger van kleur; ner
veuzer steeds; de nieuwe tijd ging hem niet
voorbij. Hij bleef geen nalooper van de Hage
naars hij werd Dankmeyer; hij bleef Dank
meyer, de vechter met de moeiten des levens,
met een mager gezicht vol zenuwtrekkingen
dikwijls, soms dandineerend langs het strand
als een jeune mattre", en een die dikwijls
dingen moest doen, verkoopen, handelen,
gaan vragen, die hij (het leek sommigen niet
zóó, ik weet het!) naar de eigen bekentenis
moeielijk vond, moeilijk, en beneden zijn
innerlijke waardigheid. Bij tijden was er
schijnbre welstand; de uitbundigheden doem
den dan op; de fijnproever, die hij was, verheug
de zich; hij rookte dan zijn excellente sigaren
(doozen vol, gekocht, geruild voor een schil
derij) en hij schilderde "of musiceerde; maakte
bij poozen eeri stilleven. Soms was Fortuna,
het grillig wijf, zeer welgezind. Een soort
Maeceen verscheen in zijn leven; hij trok, op
kosten van dien Maeceen, met Dirckx (hoe
kun je zooveel letters nemen voor zoo'n
eenvoudigen naam?) naar Italië, en hij schilderde
er schilderijen, op zijn manier, tienmaal,
twintigmaal beter dan van dien man met te
veel letters in zijn naam, want die wou
blank zijn en was zwart, en Dankmeyer was
klank en kleur, een schilder, een talent. Hij
was een talent, dat een afzonderlijken weg
ging; niet een zeer afzonderlijken weg; een,
naast de Hagenaars en langs de luministen.
Dat was een moeielijkheid voor velen; zij kon
den hem niet gemakkelijk etikette_eren, en dat
schaadt altijd aan een stabiele, groeiende
waardeering. Vandaar dat leven van den
hakop-den-tak, dat moeielijke leven; dat onge
ordende vechten met het geld, dat aandoen
lijk gebrek aan organisatie; die onrust want
Dankmeyer had de zwaarte van een huis
houden achter zich, en zoo'n zwaarte is nooit
gering, maar bij zulke natuur twee keer zwaar.
En ik denk ook, dat hij die eerste beroerte,
die hij weerstond, en de tweede, die hem rust
gaf, kreeg van dat innerlijk vechten, dat wer
kelijk vervolgd worden door moeielijkheden;
de zenuwen moesten op den duur overbelast
worden; de rek moest er-uit gaan en het
ranke lijf, schraal maar sierlijk, en de kop vol
zenuwen met den bewegenden mond en het
soms plotseling neervallend haar, ze moesten
't opgeven en vreemd-edel worden door
den dood....
Maar een deel van dit werk van Dankmeyer,
dat beter is dan menigeen gelooft (het is al
tijd van een beweeglijke, bewogene, nooit
grove) zal zijn naam handhaven over dien
dood heen, die hier geen einde is, al is hij ook
niet gansch een beginnen van een werkelijke
erkenning.
P L A S S C H A H R T
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll. IIIIIIIIIIIIIIIIMIIII1IIIIIIII1MIIMHII
SPREEKZAAL
DE DEMOCRATIE EN HET
GRIEKSCH
aplomb zijn anti-Grieksche stokpaardje. Hij
hoont en bespot een ieder die door eigen er
varing liefde heeft opgevat voor de classieke
opleiding. Zelf heeft hij echter geen classieke
opleiding genoten, hij is H. B.-scholier en
kent geen woord Latijn of Grieksch. Hij spreekt
en schrijft en roert zich dus in dezen strijd, ter
wijl hem datgene wat hij bekampt, ten
eenenmale onbekend is.
Ter zake. De nieuwe leus welke prof. Burger
in het debat gebracht heeft, is deze: degenen
die voor het behoud van de volledige classieke
opleiding strijden, zijn allen adellijken en
hooggeplaatsten" en zij doen het uit een
herleefd zelfgevoel van den deftigen stand".
Korter gezegd: de strijd om het Grieksch, om
het Gymnasium, om de classieke opleiding is
een klassen- of standenstrijd. Voor het Gym
nasium strijden slechts reactionairen en aris
tocraten. Zich tegen het Grieksch en voor de
H. B. S. verklaren, is vooruitstrevend en
democratisch !
Deze draai aan de zaak gegeven heeft mij
tegelijkertijd verheugd en ontzet. Verheugd,
want het is natuurlijk niet zonder goede reden,
dat een zoo fel voorstander van de
nietclassieke opleiding, het terrein der weten
schappelijke gedachtenwisseling verlaat, om
zijn tegenstander op politiek gebied te lokken.
Hij zou dit niet gedaan hebben, indien hij zich
niet bewust ware, geslagen te zijn. Wij nemen
acte van deze erkenning. Prof. Burger vlucht,
en als de vliedende Parth, schiet hij een
giftigen politieken pijl op zijn tegenstanders af.
Hij klaagt hen als reactionairen aan voor de
publieke opinie, en brandmerkt hun streven
als ondemocratisch. Handiger kon het wel niet.
Dit is de gevaarlijkste stoot, op of onder de
vaderlandsche plassen, tot nu toe aan het
rieksch toegebracht. En daarom schreef ik
hierboven, dat ik er ontzet van was. In dezen
tijd is n druppel verdachtmaking van dit
gehalte voldoende om een zaak in gevaar te
brengen.
Nu zullen immers vele vertegenwoordigers
der democratische partijen in het Parlement
aarzelen het voor aristocratisch verklaarde
Grieksch te verdedigen; wie van hen zal durven
stemmen tegen Minister de Visser's wets
ontwerp, nu diens aanval op het Gymnasium
Men weet welk een felle strijd om de clas
sieke opleiding in de laatste maanden door ons
land heeft gewoed.
Menschen van beteekenis, ieder in zijn soort
behoorend tot de eersten in hun vak, hebben
het vraagstuk van alle zijden bekeken. Daar
zijndoorvoor- en
tegenstandershardenotengekraakt geworden; hier en daar heeft misschien
de een of ander door zijn overtuiging meege
sleept een uitdrukking laten glippen die hij
niet geheel bewijzen kan, maar over het alge
meen isde gedachtenwisseling zakelijk en waar
dig gebleven. Nu heeft echter de
Amsterdatnsche hoogleeraar Prof. Burger in een artikel
in Onze Eeuw een dissonant aangeheven welke
het debat in een geheel nieuwen toonaard
dreigt over te voeren. Ik zal den persoon van
Prof. Burger verder geheel ter zijde laten. Toch
moet ik met nadruk op n feit wijzen.
Prof. Burger berijdt al jaren met veel
Wanneer gij keelpijn hebt, is
dit een bewijs dat bacteriën Uw
keel zijn binnengedrongen.
Gebruik dan dadelijk Formamint.
Het vernietigt de bacteriën van
verkoudheid, influenza, roodvonk,
angina enz. in mond en keel.
Verkrijgbaar in alle apotheken en drogisterijen.
Let op de verpakking met rooden band.
ormamint
beschermt tegen Besmetting.
en de classieke opleiding als een daad van
nuchtere democratie tegen het duister re
actionair streven vanden deftigen stand"(!!)
wordt opgehemeld?
Ik vrees, dat het fatale wetsontwerp er
nu wel door zal komen. Toch wil ik nog een
poging wagen, de dwaasheid en onbillijkheid
van de aantijging in het licht der redelijkheid
te stellen.
Er is een tijd geweest,dat
inderdaad|hetGymnasium een school was voor de kinderen der
beter gesitueerden. Dat was zoo in de
vooroorlogsche periode, die, naar jaartallen afge
meten, vlak bij ons ligt, naar onomkeerbaar
heid van wisselingen en wijzigingen te reke
nen, tot lang vervloden eeuwen behoort.
Thans nu evenredig schoolgeld is ingevoerd,
kunnen de kinderen der armsten even goed als
de spruiten der dcftigsten in den lande van
het classieke onderwijs genieten. En waarom
zouden zij niet?
De classieke opleiding is naar het oordeel
van hen die haar genoten hebben, de beste en
de hoogste.
Hoe kan men nu hen die deze opleiding
willen behouden en beschermen, betichten
van ondemocratische bedoelingen? Zij willen
die opleiding immers niet behouden voor een
bepaalden maatschappelijke]! stand, maar voor
ons geheele volk? Bepalen wij ons tot concrete
gevallen. Volgens de vigecrende wet moet in
alle steden boven 20.000 zielen een Gymnasium
zijn. Het wetsontwerp-de Visser verhoogt dit
aantal tot 40.000. Er zullen dus tal van
Gymnasia verdwijnen. In de toekomst zullen
dus de ouders in tal van kleine gemeenten ge
dwongen worden hun kinderen op de H. B. S.
te doen; alleen de gegoeden zullen hun kinderen
in de naaste stad naar het Gymnasium kunnen
zenden. Moet dit democratisch heeten?
Er is hier slechts n alternatief. Of het
Gymnasium is een slechte school (zooals zij
beweren die haar niet bezocht hebben) en
dan moet men haar geheel opruimen. Of de
classieke opleiding bevat kostelijke elementen
van geestesontwikkeling en beschaving, en
dan moet men trachten haar zegeningen uit
te breiden over een zoo groot mogelijk aantal
kinderen van ons geheele volk. Is dit verlangen
ondemocratisch?
Of draagt misschien het classiek onderwijs
een bij uitstek reactionair karakter? Vreest
men met Prof. Burger dat het Gymnasium
een bolwerk van den strijdbaren
Nederlandschen adel zal worden en het Grieksch het
wachtwoord aan een toekomstig vaderlandsch
fascisme zal leveren?! Alles is mogelijk. Be
halve dit. Wat toch leert de geschiedenis? Zij
leert, dat de Grieksche vrijheidsgeest en de
burgerzin van het Romeinsche gemeenebest,
door de eeuwen heen, de idealen geleverd heb
ben voor de in de staatkunde vooruitstrevende
geesten aller Europeesche volkeren. Hoevele
revolutionairen hebben hun opstandig gemoed
gestaald aan de voorbeelden van Harmodius
en Aristogiton ; hoevelen hebben
tirannenbloed" willen plengen, op het voorbeeld van
Brutus, den eeuwigen honorable man" !
De classieke oudheid met haar oneindig
diep en rijk leven, biedt en zal bieden tot het
einde der dagen voorbeeld en leering voor elk
menschelijk streven. Rust en bezadigdheid
geeft haar stduie aan wie rust en stil' geluk
zoeken in wijsheid en schoonheid. Maar ook
felheid en hartstocht aan wie in werkensdrang
smachten naar vernieuwing. Vele revolutionaire
bewegingen hebben bij voorkeur in de oud
heid gezocht naar woord en symbool ter ver
tolking van wat in eigen boezem omging. Wie
herinnert zich niet den ter dood veroordeelden
Florentijnschen samenzweerder, die zich
door zelfmoord aan het vonnis onttrok, en als
laatste dreiging en opwekking aan zijn
vrienden niets beter wist te doen dan met zijn
bloed het beroemde vers uit de Aenëis op den
wand te schrijven:
Exoriare aliquis meis ex ossibtis ultor!"
Teekemng voor de Amsterdammer" door
O. Roland.
lllllllllllllllllllllllllllllflIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIMIII
Illlll l IIIIIM1IIIIIIIIIIIIH11 lllllllllllllllllllllfllllllll l IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIII
ALEXANDER MOISSI.
Gespenster. Hamlet.
Een nabetrachting; voor sommigen, aan
wier geest bij de huidige, overstelping van
theatrale indrukken ook dit Gast-spiel als
een vluchtige sensatie voorbij ging, alreeds
mosterd na den maaltijd, voor velen, gelijk
voor mij, naar ik hoop, een gezamenlijk voort
leven in kostbare herinnering. Wij zijn er
voor om van elke uiting het beste zooveel
mogelijk te erkennen en vast te houden,
doch, terwijl zooveel verschillende snaren in
ons' binnenste geraakt worden, hoe beperkt
zijn' de superlatieven, waarmede wij weer
klank willen geven, hoe lichtvaardig ver
bruikt komen zij ons voor zoodra het superi
eure zijn hooger recht doet gelden. Tot den
draad versleten hangen ze daar, aan de
drooglijnen van stippels en uitroepteekens in onze
advertentie-kolommen, de machtige cre
aties", de meesterlijke praestaties", en wie,
die een aantal trouwe dienstjaren in de kunst
openlijk wenscht te herdenken, doet het met
minder dan een ovatie van het opgetogen
publiek."
Zoo moest ook onze tol aan Alexander
Moissi worden betaald in slagwoorden, die
in verhouding tot wat wij na afloop dezer
avonden'in elkanders oogen lazen, nauwelijks
het neerschrijven waard schenen, ja ons min
of meer een schennis voorkwamen van de
soms minuut-lange stilte, welke op dit
zeldzaam contact van een menscheziel met
het gemoedsleven van honderde andere men
schen, die overdag elkanders taal niet spraken,
was gevolgd en in onze innerlijke ooren nog
voortduurde. In die dagen heb ik het gematigd
tempo van een Weekblad als mijn bijzonder
voorrecht beschouwd, en mij met belangstel
ling voor Ratten" en de Passiebloem",
veroorloofd vooralsnog te zwijgen van wat
ons middelerwij l bezonk in het hart.
Men kan op de kunst, of liever op het wezen
van Moissi, zeer verschillend reageeren; hoc
persoonlijk ook hier de wisselwerking was
bleek uit de verschillende verslagen, waarbij
de een Het levende lijk", de ander Gespen
ster",een derde ,,Hamlet"het hoogst aansloeg;
maar pleit dit al niet op zichzelf voor de on
uitputtelijke volheid van het mysterie van
tooneelkunst, zooals dit tot ons sprak uit
dezen uitverkoren kunstenaar, in wien de
mensch, op de vluchtheuvelen waar ons niets
menschelijks meer vreemd is, harmonisch was
gerijpt.
Wie Moissi in lang niet had zien spelen, zat
voor deze rustige stijging in zijn binnenste ont
roerd. Hoe lang bleef het wantrouwen in dit,
als het vioolspel van een wonderkind beducht
ri virtiioos-pevoelis? talent, hoe lang
Reinhardt's handen, wie, die in 'jonger jaren
onder Moissi's melodieuse bekoring kwam,
geloofde in de diep religieuse kern, in de
apostolische kracht van zijn kunst gelijk thans!
Onder een gelukkig gesternte werd hij geboren,
bij alle gaven hem geschonken, vond hij, of
vond hem de regissieur, die een wereld, zijn
wereld, om hem schiep, hem vasthield in het
middelpunt zijner droomen, nog erkennen wij,
in wat niettemin zijn volledig eigendom werd,
de indicaties van dien leermeester, maar dit
alles zou niet toereiken zonder de evolutie
van zijn innigst wezen, dat hem thans ver
oorlooft ongeschminkt" voor het voetlicht
te treden, door de landen te trekken met niet
veel meer bagage dan Fedja's manteljas.
Zooals Moissi op dit oogenblik de figuren,
die in de lijn van zijn menschelijk voelen en
denken liggen herschept, laat het mij eigenlijk
onverschillig of zijn opvatting met de mijne
klopt, kan ik het op het tooneel nu eenmaal
óók bewust en gefixeerd effect" van dit op
treden niet anders gevoelen dan als een na
tuurlijk deel van hoog-gestemd en
hoogbeheerscht willen en kunnen, ga ik er maar
liefst onbekommerd in op, bewogen en dank
baar dat iemand mij dit eens een enkele maal
aandoet. Want daarvoor alleen toch zoeken
wij de tooneelkunst in al haar verschijnselen,
om plotseling door een, die haar diepste
schachten en hoogste hemelen peilt, aan alle
commentaar te worden ontheven, in de ont
roering van een, op de eeuwigheid afgewonnen
moment, waarin mensch naast mensch zich
voelt herboren, en onze droomen worden tot
werkelijkheid.
Zelfs dan, wanneer die werkelijkheid Ge
spenster" heet, omdat op het tooneel het
scheppend vermogen van den speler
uitzweeft boven de oorspronkelijke schepping.
Nochtans, welk een dobber had Ibsen in
deze dagen tusschen Shakespeare en Tolstoi,
tusschen Lina Lossen en Moissi ! Mij is het
onbegrijpelijk hoe bij velen de totaal-indruk
van,,Gespenster"boven dien van Der lebende
Leichnam" kon gaan, hoe daar nog verge
lijking opkwam na die twee laatste
Tolstoibcdrijven, waarin het zeldzame gebeurde1,
dat een, door een dichter voldragen en met
zijn laatsten adem bezield mensch-becld, re
ncarneerde in een ander kunstenaar, welke
met elke vezel van zijn wezen en eiken druppel
van zijn bloed dien mensch was, en tegelijker
tijd het beeld hief op zijn handen in heiligen
schijn. Daargelaten dat Oswakl Alving"
in het drama der bewust-geworden vrouw
en tragische moe-der, nooit meer kan worden
dan een passief geval, al te spitsvondig over
legd en opzettelijk valsch voorgesteld bleek
in de sfeer van uit zuiver s;!.'\'oeN H'l de
helsche machinerie van Ihsen's aanklacht.
Twee oprecht.1 kunstenaars, die met lam
besie' kr.V'iieii tiif tr.ici;tU'ii K vern/cenicn en
onwillekeurig het M rentte vonms velden
over deze kiinM. at Frau AK'Ing --nik een
theaK'rmoede'r" was.... de niee-i
antititeatralc tiinnc<.'!:viev!;.Vi'. t!kj ik mij danken
kan, heeft liet mij niet re.11 ie k op repliek be
wezen. Theater", dat jarenlang ook hen,
machtig heeft geïmponeerd, het bleek schier
machteloos bij de waarachtigheid dezer
Moeder en zoon op het tooneel. Tot ontroe
rende eenheid kon het een met het ander niet
volgroeien, doch afgescheiden het drama van
het spel, blijft ook hier, met diepsten dank
aan de superbe Lina Lossen, gelouterde her
innering aan verinnigd menschenleven, in de
hooge regionen, waarin dit spel deze af
spiegeling van eigen rijke en teedere gemoeds
gesteldheid op zichzelf vermag te voeren
desondanks.
Maar Hamlet".... Nauwelijks geoorloofd
kan het zijn hier een oogje dicht te drukken
voor een wereldbibliotheek vol commentaren,
een als een, rarekiek belichte, roekeloos ver
sneden reis-vertooning te aanvaarden in den
koop, ons zelf-respect te wagen bij deerkenning
dat desondanks, en niettegenstaande den hier
en daar gekortwiekten geest, het hart een
vreemde winst te boeken vond.... Er zijn er
en niet van de minsten die Moissi in deze
rol hebben nagereisd, omdat ze het met zich
zelf niet eens konden worden of het wellicht
ook zóó, zoo vereenvoudigd, zoo verlicht, zoo
bijna kinderlijk van menschelijkheid kón
tegenover Shakespeare's eeuwigheid? In
grijpend is hier inderdaad bevestiging of
ontkenning. Achter Moissi's jongen Hamlet
staat een onuitwischbaar, een
philosophischcomplcet beeld, Forbes Robcrtson. Tusschen
de reine trouwhartigheid van den eerste en
de op den leeftijd waarop wij hem zagen
volrijpe ironie van den laatste, tusschen het
ongeduld hier, en de bezonkenheid daar, ligt
de levensbeschouwing van twee rassen, twee
generaties, twee persoonlijkheden, doch ge
rechtvaardigd door Shakespeare's tekst schij
nen ze ons beide.... Toch, ver over den
tekst heen, reikte op de meest wijsgeerig
onderlijnde, en door de traditie met
goudgemerkte plaatsen Forbes Robertson, die
daarbij een geboren prins was. De monoloog,
waarop de aandacht, ook van hen die Ham
let" niet lezen, zich spitst
wereldschokkend wasdiens ,,to be, or not to be", vervullend
de eeuwige vraag hoog boven en buiten de
situatie, waarin Hamlet zich op dat oogenblik
bezeten door zijn plan ? nog bevindt.
Bij Moissi kreeg deze overpeinzing geen
buitengewoon relief, zij sproot voort uit het
ongeduld en de tweespalt van het moment,
en stelde, als had Hamlet zijn beste beurt
gemist, te leur. Waren er geen andere stellin
gen van gewicht in het overstelpend werk
dan dit officieel erkend pièce de résistance,
het pleit M'iissi zou met deze al te ingrijpende
vei'eein?oudijjin;.! van; zijn, of niet-zijn", tot
doen, of niet-c!oen", verloren zijn. Maar
daar staat nu juist zooveel tegenover, dat
bij zijn opvatting van zulk ent om-el* ende
vei'die.-insj ('"!?-; in de geestelijke behoeften van
lic! Wi'rk t:citi:;.'f, dat ons de liL'.nui' met /.'in
befdcviidcM ouji,p>lag, waarin iets als de
oplossing van een benard pruhleem, in ander
op/:jhl ziMjvevi nader bren^r, en de innerlijke
saircn'i.'in; der diiK'en, vooral in de eerste
helft van liet werk, in weerwil der te-korten
sterk doet blijken.
gekend, Shakespeare's ideaal (?He was a
man....") dat Hamlet en Fortinbras in zich
vereenigt en het geheele drama beheerscht?
Wij zagen oen meer of minder geslaagden
Geest" wandelen, maar dat deze voortreffe
lijke mensch, door de liefde van zijn zoon,
alom leefde.... ? In het tweede tooneel van I,
waar Horatio aan Hamlet de nachtelijke ver
schijning beschrijft A coutenance more in
sorrow than in anger.... zijn baard vergrijsd",
wenddeJMoissi zich een oogenblik af, en toen hij
zich terstond daarop weder in het gesprek
der vrienden mengde, zagen wij op het van
smartelijke veneratie nog na-trillend gelaat
van den zoon welk een man van hooge
waarde in den vermoorden Koning getroffen
was, begrepen wij het ideaal" dat heel
Hamlet's gedachtenwereld beweegt en in
gloed zet, begrepen wij zijn onmetelijke een
zaamheid.
Vervuld van romantiek was dit spel, van
dien geest, welke in den jongen Hamlet zijn
laatsten, edelen decadent vond, tegen wien de
nuchtere Fortinbras (de nieuwe periode, het
realisme) slag levert. En deze romatiek, dit
idealisme, heeft Moissi, aan wiens wezen alle
pessimisme vreemd is, wel zeer gaaf kunnen
geven, brandend en machteloos; hij scheen niet
anders te willen, noch te kunnen zijn dan een
schoone, broze bloem in stervensuur. De
illusie in het leven gaf hij, trots allerwegen
rond hem opschietend menschelijk bedrog. Is
ze minder dan wijsgeerig inzicht? De hoffelijk
heid van een menschenhart, uit deze onster
felijke illusie geboren, hoe hoog ging zij dit
maal uit boven de hoofsche vormelijkheid,
gelijk wij die van den Deenschen prins altijd
kenden en mogen verwachten. Hoeveel poëzie
was er in deze ingeschapen goedheid. Ga
in een klooster, Ophelia...." Door alle
Hamlets, die ik tot dusver meemaakte, werd
deze vreemde wending gebruikt als bewijs der
gesimuleerde krankzinnigheid, door sommigen
als een sneer" in 's meisjes oor geblazen; eerst
Moissi begreep dien zin in zijn simpele hooge
waarde als een opwelling van deernis jegens
het, bij alle twijfelachtighcid toch nog lieflijke,
dat in deze misdadige omgeving ten gronde
moest gaan, in het klooster wellicht een toe
vlucht kon vinden. Ironie, noch onteering
ligt in dien raad en de ontroering, die
daar, bij alle bitterheid, Moissi's stem' door
schoot, had eeuwigheid" ook in dien zin,
dat ze hier niet dit eene meisje gold maar
al wat vrouwelijk-zwak en half en
onbestand is. In het latere gesprek met zijn
moeder culmineert deze opvatting, de scham
pere woorden van den beschuldiger tot de
schuldige koningin, ze schrijnen des te dieper
in den /achten glans der kinderlijke smart
van een zoon om moederlijke schande. En
het liv^t in deze lijn, dat het oogenblik,
waarop Hamlet den Koning (een in diepst
verband onverschillige nevenfiguur) toevallig
zon kunnen dooden, geen bijzonderen nadruk
verkrijgt, waar hij op weg naar zijn nweder
van gedachten vervuld gaat, waarbij deze
wraakexécutie, de daad zelve, wordt van
later zorg.
Bij dezen vluchtigen terugblik moeten wij
NIDDY IMPEKOVEN
miiiiimmiiii
Er moge uit mijn gebeent' een wreker
eens verrijzen !"
Neen, een reactionairen geest heeft het
classieke onderwijs nooit gekweekt. Waar
schuilt dan het ondemocratische in het ver
langen, dit onderwijs aan zoo vele kinderen als
mogelijk is, deelachtig te doen worden?
Natuurlijk zal het classieke onderwijs in
zekeren zin bestemd moeten blijven vooreen
elite. Voor een elite met aanleg voor de
humaniora, dus voor een intellectueele, niet
voor een sociale elite. Evenals de wiskunde en
de mechanica gereserveerd moeten blijven voor
een andere elite: voor een elite met
ingenieursaanleg. Men wil immers de advocaten niet
kiezen uit de mathematische koppen en de
bruggen laten bouwen door de humanisten-in
den-dop? Elke school, is bestemd voor een
elite: namelijk voor diegenen, die aanleg
hebben voor de gedoceerde vakken. Is dit een
ondemocratisch inzicht?
Het is waar, dat hier tegenover staat, dat
het percentage kinderen van den minderen
man, dat geschiktheid voor de classieke studie
bezit, althans nu, allicht kleiner zal zijn dan
dat uit de betere" standen. Althans
voorloopig. In het verleden is dit zeker niet zoo
geweest, toen de z.g. latijnsche school" door
kinderen uit alle standen der samenleving
werd bezocht. En wat de toekomst betreft,
streven toch alle democratische partijen naar
de verwezenlijking van een toestand, waarin
de kinderen uit alle standen in gelijke ver
houdingen van aanleg en in gelijkwaardige
omstandigheden van opvoeding zullen
verkeeren. Dan zal dus een gelijk percentage
kinderen uit eiken stand (als er dan nog stan
den zijn zullen ! ik bedoel, als dan bijv. de
z.g. intellectueele stand al niet ten gronde
gericht zal zijn) aanleg voor het classieke
onderwijs bezitten. Dus voor de toekomst is
het zeker te wenscrien, dat voor kinderen uit
alle lagen der maatschappij de gelegenheid
om classieke opvoeding te genieten zoo breed
mogelijk open sta. Daarom moet men niet
beginnen het Gymnasium te drukken, maar
trachten het volledige classieke onderwijs te
bewaren zooals het is, als een zegen nu en in
de toekomst voor alle lagen en standen van
ons volk !
G. VAN R l J N B K R K
dramatische kunst belangstelt, in _Moissi's
Hamlet een aanleiding zijn gedacht'en over
de rol nog eens te herzien. Tot een voldragen
figuur bracht hij het niet, het is of zijn
natuur onwillekeurig uitsluit wat ze niet
omhelzen kan, geheele brokken vervielen in
een vaart van rhetoriek, waarmee de ge
routineerde kunstenaar den mensch over de
klippen trok. En niemand kan ook zeggen,
dat Moissi de idee van het werk vervult.
Wat hij geeft zijn flarden en flitsen, die
echter het volume, de plotselinge kracht van
zoeklicht hebben, aanrakingen, die zóó diep
gaan, dat ze als een wond slaan.... In
den klank, in den oneindig bitteren en milden
smaak van n woord, zooals hij het uitsprak :
pfui l" lag het geheele drama, ligt al der
wereld machteloos leed. En ten slotte komt
het er dan maar op aan wat ieder er voor
zichzelf van kan behouden, wat ieder voor zich
moet verwerpen, ter completeering van het im
mer onvoltooid beeld, dat ons in onze droomen
vergezelt. De ware tooneelkunst is die, waar
van wij in ons hart repertoire bouwen.
HET ROTTERDAMSCH TooNEEL. Maskers
en Wijn, fantasie door A. van
Waasdijk en J. H. Speenhoff.
Neen, liever geen fantasie" dan fantasie
van dit gehalte Exposévan
Wedekindsche liederlijkheid, zonder een zweem
van diens rauwen ernst, door twee
sentimenteele schrijvers, die een
voorwereldlijk-gehoorzame dochter, een wreede en luie deerne,
tot martelares van de weerzinwekkendste
familiebeginselen, misschien wel tot slacht
offer van de maatschappij," zouden willen
maken.... Dit bloempje op de mestvaalt,
dat overdag met haar poppen speelt en
's nachts een imbécillen rijkaard onschuldig
bezig houdt, springt, nadat ze voor n dag,
zooals dat heet de liefde heeft leeren kennen"
in den vorm van een grasgroenen jonge
ling, die bijtijds begrijpt nog wel een betere
keuze te kunnen doen niet uit het venster,
noch bedenkt zij zich desnoods met eerlijken
arbeid iets aan zichzelve goed te kunnen
maken. Zij geeft zich reddeloos verloren aan
de gevulde portemonnaie, in de houding
van tragische heldin, haar door de auteurs
opgelegd. Een stuk, zoo onbeholpen, onwaar
en plat, als ik er in geen jaren een gezien heb,
een depressie ! Het wordt vertoond in een
fantastisch decor, door Chrispijn Sr. (realis
tisch), mevrouw van Eysden (humoristisch),
Martha Walden (pathetisch), Jan van Ees
(nuchter) en Jules Verstraeten (grotesk).
De laatste was vermoedelijk het dichtst bij den
vereischten stijl, den eerste vond ik, in de
gegeven omstandigheden, het minst hinder
lijk, en als karakterspeler boeiend.
Nederland blijft Speenhoff veel verplicht,
onze genegen bewondering behoeft om een
misgreep niet te wankelen, maar verwonder
lijk is het, dat juist hij, in dezen tijd van onder
mijnd idealisme, den menschen dit rad voor de
oogen draait, en zijn dichternaam zet onder
simili-poëzie.