De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 maart pagina 2

24 maart 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

.*"" 'f DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Maart. '23. - No. 2387 DE LATIJNSCHE REDE (Pro/. Naber lieejt gisteren zijn rectorale rede in het Latijn gehouden. Z.W.G. deed echter zijne oratie voorafgaan door een inleidend woord, dat hij in het Hollandsch uitsprak, omdat hij wenschte dat dit begrepen zou worden. Door de welwillendheid van Z.H.O. ben ik in staat het reeds in dit nummer op te nemen. CHARIVARIUS.) Ornatissimi auditores, ik deel je maar vast mede, Voordat ik begin met mijn rectorale rede, Dat ik je zal toespreken, na rijp beraad, In een taal, die je geen van allen verstaat; Hoewel ik mij de bezwaren geenszins ont veins, Bedien ik me, zooals je gewaar zult worden, bij mijn oratie van het Latijnsch. Al noemen jullie die taal dood", en dat klinkt vrij macaber, Ik zal 't lijk laten leven, of ik heet geen Naber. 't Is waar, collega's en anderen van de H. B.S., hier in de zaal, Verstaan, dat weet ik best, geen woord van de taal, Waarvoor ik reeds op mijn colleges met de kracht van een reus vocht, En zitten hier natuurlijk what you call voor Piet Neusvocht, Daar wensch ik mij echter niet aan te storen, Want ik vind dat ze hier ook eigenlijk niet hooren, En de anderen hebben, wat ze van 't Latijn hebben geweten Al in de groote vacantie na hun eindexamen vergeten Maar ik zie daar, jullie hadden blijkbaar al wel zooiets verwacht, Want ik merk met genoegen dat verschei denen tl'r Latijiisclie woordenboeken mee hebben gebracht. Braaf zoo. En opdat de anderen zich niet mogen vervelen, Zal ik dadelijk wat boeiende lectuur uit laten deden Door de pedellen of Senatus notarii, Zooals kranten, en bundels Rimaegiganteae Charivarii. Zij/i er gtrn exemplaren genoeg, dan mag de rest den tijd benutten Met dutten. Maar die van de woordenboeken mogen d'r vinger opsteken, Als ze 'n woord niet gauw kunnen vinden, dan wacht ik even met spreken. Zeg ik b.v. Qnaeso, demitte velum," en je verstaat 't niet, daarom niet getreurd ! 't Is me vroeger op een college ook al eens gebeurd, Dan zeg je :?Rogo excusam, professor, maar bij 't orakel van Delphi of Pytho, Non bene comprehendo, 't gaat me 'n beetje terlaloe cito," Dan wacht ik tot je 't woord hebt gezocht, En dan heb je niet voor niks je tweedeJiandsch Latijnsch woordenboek gekocht. En dit nog. Moet ik moderne dingen in mijn oratie uitdrukken, Dan zal me dat boven verwachting gelukken, Zoo mompel je b.v. zeker: bij de Styx, we verstaan 'm V' Als ik spreek over 't Domplein, want dat noem ik 't Stupidum Planum. In auto en telefoon zit ook niets onklassieks, Want die zijn van d'r eigen al Latijn ik bedoel Grieksch. De burgemeester (z'n naam, dan) kan ik a! heel makkelijk verbuigen, Daar zal ik je direct met een voorbeeld van overtuigen, Immers is de tweede naamval van onzen Pater Quiritium (Jupiter bewaar' 'm!): Fockematis Andrearum. Je zult merken dit terloops dat mijn rede voldoende afwisseling biedt, Want ik vlecht er door eenige populaire coupletten in 't Sanscriet. Ik weet het wel, dat ik me blootstel aan spot, Dat is eenmaal, als je wat flinks doet, je lot, En natuurlijk heeft de Groene morgen een spotrijm van Charivarius, die vitter, Maar daarentegen heb ik de steun van een stuk in 't U.D., van Ritter, Een preek op de text: Laat je rustig ver lakken !" En nu basta ! (Je ziet, 't Latijn heeft me al leelijk te pakken.) Mijn rede is zonder fouten, zooals je zaj blijken (Ik heb 'm ten overvloede door den rector' van 't gymnasium na laten kijken \ VRAAQTi SI-FA-KO S IO ARE H Hot vooMMMun ?*? HET NIET-NIEUWE NIEUWE GELUID (21 Maart) Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Jordaan iiittiiiiiiiiiiiiiiiiiim jaar geleden opgegroeid zijn, hadden ten minste 'én troost. Het menschelijk vernuft was iets dat tot in het oneindige voor verdere ont wikkeling vatbaar was. Geef het een kansje", zoo leerde men ons, ,,en ge zultwonderenn zien". Wij gaven het hier ten k;r.sje tn /tHs te kans. De scholen werden vrij en blij voor allen opengezet. De deur van wat men universiteit noemde stond op een gemakkelijk kiertje. Men behoef de maar te duwen en men was binnen. Millioenen dollars werden aan onderwijs uitgegeven. En nu heeft verleden week het hooggeleerde Huis van Afgevaardigden van den souvereinen Staat Texas besloten geen cent meer uit te geven voor schoolboeken waarin onderwezen wordt dat de mensch niet volgens het welbe kende kapittel in Genesis geboren en gescha pen is. En vandaag komt Bryan blijmoedig de ge meente troosten tegen al dat gedarwiniseer omdat het lichaam van Tuttankamen (ik geef hem zijn naam zooals wijze Egyptologen mij dien voorgejodeled hebben) omdat als het u belieft het lichaam van Tut geen staart vertoont. Waren wij", zoo doceert de vroegere Minister van Buitenlandsche Zaken, van de aapjes afgestamd, dan zou de brave Tut, die 3000 jaar dood is, toch nog wel een zweempje staart gehad hebben." Dan hevige kabalen in de krant van gisteren morgen omdat een Newyorksche dominee zich verstout heeft aan Genesis l te twijfelen. En eindelooze wetten tegen den drank, tegen siga retten, tegen sigaren, tegen kino's op Zondag, SPREEKZAAL DE DEMOCRATIE EN HET GRIEKSCH Prof. van Rijnberk noopt mij tot een ver weer te dezer plaatse; want piet gaarne wil ik bij de lezers van De Amsterdammer bekend staan als de man, die 1. ben weggevlucht; die 2. bekampt hetgeen hem ten eenermale onbekend is"; die 3. al jaren met veel apiomb zijn anti-Grieksche stokpaardje be rijdt"; die 4. een ieder hoont en bespot, die de classieke opleiding voorstaat, en die 5. de politiek in het debat heeft gebracht, door liet gymnasium voor te stellen als de school der aristocratie. 1. Weggevlucht ben ik niet. Ik heb in die richting geen plannen. Ook heeft prof. van Rijnberk vergeten mee te deelen voer wien of voor wat ik zou zijn gevlucht. 2. Volgens prof. van Rijnberk mag ik over de vooropleiding voor het hooger onderwijs niet meepraten, daar ik niet op een gym nasium ben geweest. Maar dit wordt een moeilijke zaak. Want om gelijke reden zouden ook zij niet mogen meespreken, die niet op een H.B.S. zijn geweest. En prof. van Rijnberk zelf, die zoowel zijn gymnasiale als zijn academische opleiding in het buiten land heeft genoten, zou hij wel bevoegd zijn tot oordeelen over de Nederlandsch h.B.S. en gymnasium beide? Het antwoord op de/e laatste vraag geeft mijn geachte collega zelf, door f) deze beide inrichtingen aldus tegenover elkaar te plaat sen: het gymnasium als kweekplaats van innerlijke beschaving"; de H.B.S. als mate rialistische opleidingsschool voor practische beroepen. Er is wel geen enkel Nederlandsch onderwijsman, die deze tegenstelling voor zijn rekening zou willen nemen. 3. Aan het jaren lang berijden van een antirieksch stokpaardje, aan dit rijden met apiomb", ben ik geheel onschuldig. Ik zeg het met de hand op het hart; de bewijsstukken kan ik overleggen *). Sedert HUO ben ik hert) In de inleiding van de brochure F. Maas Geesteranus. *) Klassiek en modern opgeleiden voor de poort der Hoogeschool (Xed. Tijdsciir. v. Oen. 1910, NOS I?5); Middelbaar Onderwijs en Universiteit (Weekhl. v. Eyin. en M.O. l Mei!!»:(); HerilengkingsreiiefOedenkhnek der R,H.B.S. te Leeuwarden bij haar fiO-jari^ tegen symphonie-concerten op Zondag, tegen versche melk op Zondag, tegen pijp-rook'en, tegen vrijen in publieke parken, tegen vrijen op omnibussen, tegen te hooge of te lage rokken, tegen God-mag-weten-wat. Wij leven in een waren roes van onverdraag-. zaamheid. Dat schettert in de kerken en op de preek stoelen tegen alles wat tracht nog eenige tolerantie in deze wereld te houden. Dat adverteert op de luidruchtigste wijze en huurt dure propagandisten en gooit ernstige schrijvers in het gevang en dat alles ter wille van een onopgevoed janhagel van zelfge noegzame boeren, burgers en buitenlui die alles haten wat zij niet begrijpen en niet verstaan. Ik schrijf u dit niet als een Hollander die eens naar Amerika gereisd is en zoo het een en ander te kritiseeren vindt. Ik schrijf u dit als Amerikaansche schrijver die midden in den rommel zit en dit nu eens van zijn hart moet krijgen. Het is mijn dagejijksche werk tezamen met een handjevol andere (mag ik zeggen voor vechters" ?)tegen deze H ominesObscurantissim i te strijden. Maar men wordt er zoo moe van ! Het is zulk akelig werk. Kon men nog met fatsoenlijke wapenen vechten, dan was het wat anders. Maar onze tegenstanders weten dat hun rijk bijna uit is en de heele strijd doet mij soms denken aan de eerste dagen van den Atjehoorlog. Wat is nu eigenlijk het geval? Wij hebben dit in Europa ook wel eens ge had, maar nooit in die mate, als thans hier. Gedurende de laatste veertig jaar is de be volking van Amerika van het land naar de stad verhuisd. in iiiiiiiiimiiiiilillMiliiiiiiiiiiiiiiiliinililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiliiiiiilli haaldelijk opgekomen voor het goed recht der H.B.S. als school voor algemeene ont wikkeling, in het bijzonder als opleidings school voor het hooger onderwijs. Men vindt in mijn opstellen, behalve veel statistische gegevens, een uiteenzetting van het belang der natuurwetenschappen en van de nieuwe talen en de nieuwe letterkunde als leerstof op de middelbare school. Ook heb ik herhaal delijk gepleit voor opheffing van de door niets te rechtvaardigen achterstelling van dit moderne" en door velen zoo hoog gewaar deerde onderwijs aan de poort der hoogeschool. Ik heb dit gedaan op grond van ijverige studie en onder overlegging van' behoorlijk bewijsmateriaal. Nooit heb ik daarbij een stokpaardje bereden en nooit was de strekking van mijn betoog anti-Grieksch". Mijn strijd gold het gelijk recht van onderscheidene voor opleidingen. Waar zóó veel verschil van inzicht heerscht, is m.i. deze gelijkstelling voor den wetgever Jiet eenig juiste standpunt. Ook thans bestaat er, zoo ver mij bekend, geen strijd tegen het Grieksch". Deze valschelijk aangeheven leuze heeft velen hun naam doen schenken aan de adressen, die van het thans overbekende comitésedert een jaar zijn uitgegaan. Het wetsontwerp de Visser schept tusschen gymnasium en H.B.S. een schooltype mét Latijn en zonder Grieksch; dat is alles! Het dwingt niemand deze nieuwe school te be zoeken. Het laat het gymnasium onaan getast. Ook de bepaling, dat voortaan alleen gemeenten boven veertigduizend zielen een gymnasium moeten in stand houden, zal vermoedelijk slechts dit gevolg hebben, dat hier of daar een gemeentelijk door een bij zonder gymnasium wordt vervangen. 4. Mijn vierde fout is het honen en be spotten mijner tegenstanders. Het zal niet allen lezers van dit blad bekend zijn, dat in het Januari-mimmer van Onze Eeuw van de hand van Mr. I-'. E. Posthumus Meijjes een boutade is verschenen over Het nut van het Grieksch". In dezen stijl: Is het Grieksch nuttig ? Natuurlijk niet. Er zijn een enorme massa voorname zaken, waarvoor het Grieksch in het geheel niet nuttig is: mijnbouw bestaan, 1917); Adressen inzake liet wetsvoorstelLimburg, Amsterdam 1917; De hervorming vati ons M.O. en de klassieke opleiding, Haarlem De Erven F. Bolm 1922. Voor belangstellenden zijn deze opstellen, zoo lan«; de voorraad strekt, gaarne beschikbaar. In steden zooals New York en Chicago komt meer dan de helft van de bewoners van de boerderij. Het is de oude strijd tusschen stad en land. De beschaving van de stad, de kunst en de muziek en de theaters tegenover de geheel andere beschaving van de boerendorpen uit het midden-westen. Maar hier in Amerika was het onderscheid tusschen stad en land grooter dan in Europa. De afstanden waren zoo groot. Men leefde vóór de dagen van Henry Ford in akelige eenzaamheid. Men geleek meer op den Transvaalschen boer dan op des Schoolmeester's dorpeling die op zijn paard gezeten vroolijkjes naar de stad kon draven. Het eenige vertier was de kerk met de zondagsche hel- en boete-predikatie. Kwam men nog wel eens naar stad, dan was het om den stedeling uit te lachen om zijn gemaakte manieren en zijn al te fraaie dracht. Sprak men over de stad, dan f luisterde men over de afschuwelijkheden van Sodom en Gomorrah. Toen opeens trokken die drommen van het platteland naar de centra van de nieuwe fa brieken en werkplaatsen, om daar hun brood te verdienen. De boer werd een werkman. Maar hij hield zijn vooroordeelen en zijn naijver en achterdocht tegenover alles wat steedsch" was. New York verdween onder een stortvloed van inboorlingen, die zoo juist Kansas ver laten hadden. Amsterdam, om zoo te zeggen, werd een wingewest van Egrnond aan 'den Hoef. En de nieuwgekomenen brachten hun geestelijke leiders met zich mee. Die waren gewoon geweest in elk gehucht de baas te spelen en de geestelijke en wereldlijke lakens uit te deelen. In de stad voelden zij zich maar weinig thuis. Daar waren zij eigenlijk (geestelijkerwijze gesproken) niet heel veel zaaks. Daar hadden zij dokters en advokaten en professo ren en allerhand geleerde menschen tegenover zich, die heelemaal niet opkeken naarde wei eerwaarde broederen die in het oude dorpje steeds vooraan gemarcheerd hadden als er wat te doen viel of als er iets te bespreken was. Men kan zich de rest denken. De dorpeling zei tegen den poorter:,, jij amu seert je zoo met allerhande dingen waar ik geen genoegen in kan vinden. Dan doe je nu maar eens lekker niet wat ik zelf ook niet doen kan." Hij kon niet op fatsoenlijke wijze drinken. Had hij de kans om in zijn negorij aan whiskey te komen, dan bedronk hij zich als een varken. Hij wist dat en hij kon het daarom een ander man niet vergeven wanneer die als eer lijk man achter een half flesch je goede wijn kon zitten. Ik kan niet drinken omdat ik niet weet hoe ik met een glas om moet gaan. Dan drink jij ook lekker niet". Ik heb een plaats in het midden-westen ge kend ( ik heb er zelfs gewoond) waar een ser vet als een soort verwijfde onzedelijkheid beschouwd werd. De kaffers wisten niet hoe er mee om te gaan. En dus kregen wij er ook geen. Ik beveel de studie van dit onderwerp ten zeerste aan onze psycho-analytici aan. Ik bied hun zelfs een naam aan voor deze neurose Charivarius: (die 't meer heelt meegemaakt en dus weel waar 't om gaat): Heb verdikkeme het hart es!" IMMHII 'iiiiiiiimiiiiiiimiiiiii IIIIIIIIIIIIMIIIII l Hotel Duinen Daal " Centraal verwarmd. Vaste waschtafels, koud- en warm watir Koninklijke MeubiltianspoM-Maalschappij j [DEGRUYTER&Co.l DEN HAAG AMSTERDAM ARNHEM Verhuizingen per Auto-Trein (of is het een complex?). Ik zou het de zured rui ven-neurose" noemen. Met deze zure-dniiven-neurose" komt men hier ver, wil men de ongerijmde toestanden begrijpen en verklaren. In elke stad hebben wij de oer-plattelanders of hun onmiddellijk kroost. Tezamen met een niet veel hooger staand ras van immigranten. Ik voeg er dit bij om dat men zich misschien idealen maakt over de groote Hollandsche koloniën inden staat Miehigan. Die zijn als het kan nog achterlijker op dit gebied en nog slaafscher tegenover het oppergezag van alles wat Ds. voor zijn naam heeft staan dan de rest van Amerika. Maar, om tot mijn tekst terug te keeren, in elke stad hebben wij het konflikt tusschen platteland en poorterschap. Ik zeg niet dat de stedeling beter of inoreeler of eerlijker was dan zijn buurman uit de provincie. Maar hij had het wat verder gebracht in de kunst van leven en laten leven. Hij ging zijn eigen weggetje en vermaakte zich op zijn"eigene manier. Voor het overige liet hij ieder ander mensch zijn eigen zaligheid naar zijn eigen facon zoeken en ook vinden. En dat maakte over het algemeen de baan vrij voor een aangename samenleving. Men bemoeide zich weinig met elkaar. Of uw buurman snoek met of zonder peterselie-saus lustte dat ging u als volmaakt stede ling niets aan en wijselijk bleeft gij uit zijn keuken wee. J.- dorpeling echter was van een anderen aard. Wat zijn buurman dacht of deed, was voor hem van het grootste belang. Het was zijn eenig verzetje in de eindelooze taak vankoeienmelken, varkens-slachten en kaas-maken. En nu hij in de stad woont en het melken vergeten is, herinnert hij zich nog zijn dagelijksch plezier dat bestond uit kletspraat in den kruidenierswinkel tegenover de kerk. En daar hebt ge de verklaring van het pro bleem. Broeder Bryan begrijpt de wet van de evo lutie niet. Tracht hij daarom haar te leeren begrijpen? Geenszins. Dwaasheid, "zegt hij,, allemaal dwaasheid", en een ieder iie de evolutie wel begrijpt is een zondig mensch". En millioenen juichen hun bijval. Erasmus, mijn brave buurman, wat een land voor een nieuwe en nog mooiere Lans Stultitiae ! En laat mij de plaatjes teekenen. Ik zal het bijna zoo mooi doen als Jantje. H i: N D K I K W l I. L E M VAN L O O N 12 cent 12 cent miiiiimtii iiiiiiii iiiiiiuiiiiimuii iiiiiuiii niii nuiiumiim iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii scheepvaart, landbouw, veeteelt, bankwezen, het gieten van kanonnen, het vervaardigen van vliegtuigen en vergiftige gassen enz. enz." Op dit stukje heb ik in het volgend nummer van Onze Eeuw geantwoord met een contra boutade over De onmisbaarheid van het Grieksch." Ironie kan nu eenmaal alleen met ironie worden bestreden. Als voor de hand liggend en welkom mikpunt nam ik de voor naamste uiting van het comite-Taverne, de door deze en door prof. van Rijnberk van inleidingen voorziene brochure van Mr. Maas Geesteranus. De drie heeren hebben daarbij eenige veeren moeten laten. Bij zulke gelegenheden blijkt het, dat sommige menschen wijsgeerig genoeg zijn aangelegd, om ironie te kunnen waardeeren, ook al zijn zij het met de strekking ervan niet eens. Ik mocht van meer dan n vriend oer classieken de bewijzen daarvan ontvangen. Ik noem ook prof. Taverne, die mij aanhaalt -j-) als de admiraal van het vijandelijk eskader, die zoo nu en dan een spotbom op onze sche pen werpt." Prof. van Rijnberk daarentegen is, jammer genoeg, voor het verdragen van dit soort humor blijkbaar te ernstig aangelegd. Hij reageert door mij aan het publiek voor te stellen als een H.B.Scholier" (van 58 jaar!), die geen woord Latijn of Grieksch kent". Dit laatste kan hij moeilijk weten. In ieder geval getuigt, naar het mij wil voorkomen, zulk een wijze van debatteeren niet van een classieken geest. Ook heeft het feit, welke talen ik ken, geen waarde voor de lezers, daar niet de door-mij genoten vooropleiding, maar alleen de door mij aangevoerde argumen ten van belang zijn. 5. Wie een van mijn vroegere opstellen heeft gelezen, weet dat de liteschool van Mr. Maas Geesteranus en de deftige heeren, die in verschillende plaatsen subcomiteesTavernc hebben opgericht, waarlijk niet mijn voornaamste argument zijn. Het betoog van Prof. van Rijnberk, dat de classieke opleiding in innerlijk wezen niet ondemocratisch is, had gevoegelijk achterwege kunnen blijven. Of het opvoedkundig juist en of het practisch ware, aan de kinderen der arbeiders twee doode talen te leeren, die, mét de oude ge schiedenis, in de hoogste klassen A van het gymnasium vrij wel de helft van alle lesuren en dus ook van allen voor huiswerk bestemden t) /Je 'l'ijd, 'M l-ebr. '23. tijd in beslag nemen, laat ik thans in het midden; ondemocratisch is het gymnasiale programma natuurlijk niet. Ik ben ook nergens zoo mal geweest, dit te beweren. Ondemocratisch echter is de nu reeds gedu rende een jaar onderhouden adresbeweging tegen de afdeeling B, die, gelijk ik elders uit voerig heb uiteengezet, een dringend noodig en door zeer velen begeerd schooltype is. Ondemocratisch is de argumentatie dezer adressen: de eeuwenoude traditie van ons vaderland", deze ontkenning van den voor uitgang en van de zich voortdurend wijzigende inzichten; alsof in zake onderwijs en opvoeding de wijsheid van drie eeuwen geleden nog altijd onveranderlijk zou moeten gelden. Ondemocratisch is de beweging voor de instandhouding van het gymnasiale mono polie; alsof ontwikkeling en beschaving niet op verschillende wilzen zouden kunnen wor den verkregen. Heeft prof. van Rijnberk er zich we! reken schap van gegeven, dat ik het nieuwe school type, waarvoor ik ijver, gaarne zóó wil zien ingericht, dat het niet alleen voor het gym nasium, maar ook voor de door mij zoo warm verdedigde H.B.S. een geduchte mededinger zal worden? Heeft Prof. van Rijnberk de adressen ge lezen van de Groningsche en Amsterdamsche juridische noogleeraren, die deze vrije mede dinging wenschen? Maar kweekt de classieke opleiding dan niet die ruimte van blik en die verdraagzaamheid, die ook aan andere <!an aan eigene inzichten recht wil doen weder varen? H. B u K c K K. ANTWOORD Prof. Burger wrikt heel handig het door mij geschrevene uit zijn voegen om mij dan zege vierend te bekampen. Ik zal trachten de verschilpunten weer juist te stellen. Ad. l.Voor wien precies Prof. B. gevlucht is kan men in het midden laten: maar als een wetenschappelijk man zich op politiek terrein begeeft, is dat een vlucht. Ad. 2. Over de vooropleiding in het bijzon der geschikt voor artsen mag prof. B. zooveel schrijven als hij wil. Maar als hij de bescha vende waarde van het Grieksch bespot, schrijft hij over iets dat hem onbekend is. Hoe de Nederlandschèonderwijsman" over de H. B. S. als materialistische op leidingsschool denkt, willen wij in het midden laten. Van belang is misschien echter wel, dat de groote Thorbecke, b.v. de stichting dezer door hem opgerichte school juist vooral het oog had op de materieele zijde van het leven. Deze bedoeling werd onlangs door een onverdacht voorstander der H. B. S., prof. Dr. H. J. Hamburger, met nadruk naar voren gebracht in zijn zeer lezenswaardige rede te Alkmaar op 20 April 1922. Ad. 3. Als prof. B. 44 regels gebruikt om te verzekeren dat de bekamping der classieke opleiding geen stokpaardje van hem is en een heele lijst brochures van zijn hand aan haalt om dat te staven, gelooft natuurlijk iedereen hem. Ad. 4. Het verschil tusschen de boutade van Mr. Posthumus Meyes en de contrabou tade van Prof. Burger ligt hierin, dat gene onpersoonlijk bleef en niemand griefde, ter wijl Prof. B.'s pamflet overliep van persoonlijke spot en hoon. Dat Prof. B. geen Latijn en Grieksch kent is wel degelijk van belang. Er zijn honderde menschen die verklaren, dat de studie dier talen hun over hun leven een on vergelijkelijk genot geschonken heeft. Welk r«cht heeft prof. B. deze menschen voor hui chelaars uit te maken? Niemand kan immers oordeelen over wat hem vreemd is. Ad. 5. Wij weten nu, dat wij ondemocratisch zijn. Prof. B. dikt zijn trouvaille nog eens flink aan. Wel moge hem deze wijze van debatteeren bekomen. Ten slotte en in samenvatting: op alle punten van het laatstejdeel van Prof. B.'s verweer" te antwoorden zou beteekenen den geheelen strijd over Minister de Visser's wetsontwerp nog weer eens over strijden dat kan niet. Alleen dit: natuurlijk zal de nieuwe school (Lyceum B) een geduchte mededinger van het Gymnasium worden, omdat zij veel minder inspanning zal vergen dan de volledige classieke opleiding. Met haar halfslachtig karakter: half H. B. S. half Gymnasium zal zij ongetwijfeld velen tot zich lokken: zij zal een gemakkelijker en dus een veel bezochte school worden. Achterdeurtjes zijn nu eenmaal een geliefde porte (Poort!) d'entrée zelfs voor de Hoogeschool. Daarom hopen wij van harte dat het Lyceum B. met zijn zonderling allegaartje van gym nasium- en H. B. S.-vakken er niet komen zal. Niet in het belang der classieke opleiding, maar in het belang van de jeugd der komende geslachten. G. VAN RIJNBERK (Discussie gesloten. . Red.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl