Historisch Archief 1877-1940
.*""
'f
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Maart. '23. - No. 2387
DE LATIJNSCHE REDE
(Pro/. Naber lieejt gisteren zijn rectorale
rede in het Latijn gehouden. Z.W.G. deed echter
zijne oratie voorafgaan door een inleidend
woord, dat hij in het Hollandsch uitsprak,
omdat hij wenschte dat dit begrepen zou worden.
Door de welwillendheid van Z.H.O. ben ik
in staat het reeds in dit nummer op te nemen.
CHARIVARIUS.)
Ornatissimi auditores, ik deel je maar vast
mede,
Voordat ik begin met mijn rectorale rede,
Dat ik je zal toespreken, na rijp beraad,
In een taal, die je geen van allen verstaat;
Hoewel ik mij de bezwaren geenszins ont
veins,
Bedien ik me, zooals je gewaar zult worden,
bij mijn oratie van het Latijnsch.
Al noemen jullie die taal dood", en dat
klinkt vrij macaber,
Ik zal 't lijk laten leven, of ik heet geen
Naber.
't Is waar, collega's en anderen van de
H. B.S., hier in de zaal,
Verstaan, dat weet ik best, geen woord van
de taal,
Waarvoor ik reeds op mijn colleges met de
kracht van een reus vocht,
En zitten hier natuurlijk what you call voor
Piet Neusvocht,
Daar wensch ik mij echter niet aan te
storen,
Want ik vind dat ze hier ook eigenlijk niet
hooren,
En de anderen hebben, wat ze van 't Latijn
hebben geweten
Al in de groote vacantie na hun eindexamen
vergeten
Maar ik zie daar, jullie hadden blijkbaar al
wel zooiets verwacht,
Want ik merk met genoegen dat verschei
denen
tl'r Latijiisclie woordenboeken mee hebben
gebracht.
Braaf zoo. En opdat de anderen zich niet
mogen vervelen,
Zal ik dadelijk wat boeiende lectuur uit laten
deden
Door de pedellen of Senatus notarii,
Zooals kranten, en bundels Rimaegiganteae
Charivarii.
Zij/i er gtrn exemplaren genoeg, dan mag
de rest den tijd benutten
Met dutten.
Maar die van de woordenboeken mogen d'r
vinger opsteken,
Als ze 'n woord niet gauw kunnen vinden,
dan wacht ik even met spreken.
Zeg ik b.v. Qnaeso, demitte velum," en je
verstaat 't niet, daarom niet getreurd !
't Is me vroeger op een college ook al eens
gebeurd,
Dan zeg je :?Rogo excusam, professor, maar
bij 't orakel van Delphi of Pytho,
Non bene comprehendo, 't gaat me 'n
beetje terlaloe cito,"
Dan wacht ik tot je 't woord hebt gezocht,
En dan heb je niet voor niks je
tweedeJiandsch Latijnsch woordenboek gekocht.
En dit nog. Moet ik moderne dingen in mijn
oratie uitdrukken,
Dan zal me dat boven verwachting gelukken,
Zoo mompel je b.v. zeker: bij de Styx, we
verstaan 'm V'
Als ik spreek over 't Domplein, want dat
noem ik 't Stupidum Planum.
In auto en telefoon zit ook niets
onklassieks,
Want die zijn van d'r eigen al Latijn ik
bedoel Grieksch.
De burgemeester (z'n naam, dan) kan ik
a! heel makkelijk verbuigen,
Daar zal ik je direct met een voorbeeld
van overtuigen,
Immers is de tweede naamval van onzen
Pater Quiritium (Jupiter bewaar' 'm!):
Fockematis Andrearum.
Je zult merken dit terloops dat mijn
rede voldoende afwisseling biedt,
Want ik vlecht er door eenige populaire
coupletten in 't Sanscriet.
Ik weet het wel, dat ik me blootstel aan spot,
Dat is eenmaal, als je wat flinks doet, je
lot,
En natuurlijk heeft de Groene morgen een
spotrijm van Charivarius, die vitter,
Maar daarentegen heb ik de steun van een
stuk in 't U.D., van Ritter,
Een preek op de text: Laat je rustig ver
lakken !"
En nu basta ! (Je ziet, 't Latijn heeft me
al leelijk te pakken.)
Mijn rede is zonder fouten, zooals je zaj
blijken
(Ik heb 'm ten overvloede door den rector'
van 't gymnasium na laten kijken \
VRAAQTi
SI-FA-KO
S IO ARE H
Hot vooMMMun ?*?
HET NIET-NIEUWE NIEUWE GELUID
(21 Maart)
Teekening voor ,,de Amsterdammer" door Jordaan
iiittiiiiiiiiiiiiiiiiiim
jaar geleden opgegroeid zijn, hadden ten minste
'én troost. Het menschelijk vernuft was iets
dat tot in het oneindige voor verdere ont
wikkeling vatbaar was. Geef het een kansje",
zoo leerde men ons, ,,en ge zultwonderenn
zien".
Wij gaven het hier ten k;r.sje tn /tHs te
kans.
De scholen werden vrij en blij voor allen
opengezet.
De deur van wat men universiteit noemde
stond op een gemakkelijk kiertje. Men behoef
de maar te duwen en men was binnen.
Millioenen dollars werden aan onderwijs
uitgegeven.
En nu heeft verleden week het hooggeleerde
Huis van Afgevaardigden van den souvereinen
Staat Texas besloten geen cent meer uit te
geven voor schoolboeken waarin onderwezen
wordt dat de mensch niet volgens het welbe
kende kapittel in Genesis geboren en gescha
pen is.
En vandaag komt Bryan blijmoedig de ge
meente troosten tegen al dat gedarwiniseer
omdat het lichaam van Tuttankamen (ik geef
hem zijn naam zooals wijze Egyptologen mij
dien voorgejodeled hebben) omdat als het u
belieft het lichaam van Tut geen staart
vertoont.
Waren wij", zoo doceert de vroegere Minister
van Buitenlandsche Zaken, van de aapjes
afgestamd, dan zou de brave Tut, die 3000
jaar dood is, toch nog wel een zweempje staart
gehad hebben."
Dan hevige kabalen in de krant van gisteren
morgen omdat een Newyorksche dominee zich
verstout heeft aan Genesis l te twijfelen. En
eindelooze wetten tegen den drank, tegen siga
retten, tegen sigaren, tegen kino's op Zondag,
SPREEKZAAL
DE DEMOCRATIE EN HET
GRIEKSCH
Prof. van Rijnberk noopt mij tot een ver
weer te dezer plaatse; want piet gaarne wil
ik bij de lezers van De Amsterdammer bekend
staan als de man, die 1. ben weggevlucht; die
2. bekampt hetgeen hem ten eenermale
onbekend is"; die 3. al jaren met veel
apiomb zijn anti-Grieksche stokpaardje be
rijdt"; die 4. een ieder hoont en bespot, die
de classieke opleiding voorstaat, en die 5. de
politiek in het debat heeft gebracht, door
liet gymnasium voor te stellen als de school
der aristocratie.
1. Weggevlucht ben ik niet. Ik heb in die
richting geen plannen. Ook heeft prof. van
Rijnberk vergeten mee te deelen voer wien
of voor wat ik zou zijn gevlucht.
2. Volgens prof. van Rijnberk mag ik over
de vooropleiding voor het hooger onderwijs
niet meepraten, daar ik niet op een gym
nasium ben geweest. Maar dit wordt een
moeilijke zaak. Want om gelijke reden
zouden ook zij niet mogen meespreken, die
niet op een H.B.S. zijn geweest. En prof.
van Rijnberk zelf, die zoowel zijn gymnasiale
als zijn academische opleiding in het buiten
land heeft genoten, zou hij wel bevoegd
zijn tot oordeelen over de Nederlandsch
h.B.S. en gymnasium beide?
Het antwoord op de/e laatste vraag geeft
mijn geachte collega zelf, door f) deze beide
inrichtingen aldus tegenover elkaar te plaat
sen: het gymnasium als kweekplaats van
innerlijke beschaving"; de H.B.S. als mate
rialistische opleidingsschool voor practische
beroepen. Er is wel geen enkel Nederlandsch
onderwijsman, die deze tegenstelling voor
zijn rekening zou willen nemen.
3. Aan het jaren lang berijden van een
antirieksch stokpaardje, aan dit rijden met
apiomb", ben ik geheel onschuldig. Ik zeg het
met de hand op het hart; de bewijsstukken
kan ik overleggen *). Sedert HUO ben ik
hert) In de inleiding van de brochure F. Maas
Geesteranus.
*) Klassiek en modern opgeleiden voor de poort der
Hoogeschool (Xed. Tijdsciir. v. Oen. 1910, NOS I?5);
Middelbaar Onderwijs en Universiteit (Weekhl. v.
Eyin. en M.O. l Mei!!»:();
HerilengkingsreiiefOedenkhnek der R,H.B.S. te Leeuwarden bij haar fiO-jari^
tegen symphonie-concerten op Zondag, tegen
versche melk op Zondag, tegen pijp-rook'en,
tegen vrijen in publieke parken, tegen vrijen op
omnibussen, tegen te hooge of te lage rokken,
tegen God-mag-weten-wat.
Wij leven in een waren roes van onverdraag-.
zaamheid.
Dat schettert in de kerken en op de preek
stoelen tegen alles wat tracht nog eenige
tolerantie in deze wereld te houden.
Dat adverteert op de luidruchtigste wijze
en huurt dure propagandisten en gooit ernstige
schrijvers in het gevang en dat alles ter wille
van een onopgevoed janhagel van zelfge
noegzame boeren, burgers en buitenlui die alles
haten wat zij niet begrijpen en niet verstaan.
Ik schrijf u dit niet als een Hollander die
eens naar Amerika gereisd is en zoo het een en
ander te kritiseeren vindt.
Ik schrijf u dit als Amerikaansche schrijver
die midden in den rommel zit en dit nu eens
van zijn hart moet krijgen.
Het is mijn dagejijksche werk tezamen met
een handjevol andere (mag ik zeggen voor
vechters" ?)tegen deze H ominesObscurantissim i
te strijden.
Maar men wordt er zoo moe van !
Het is zulk akelig werk.
Kon men nog met fatsoenlijke wapenen
vechten, dan was het wat anders. Maar onze
tegenstanders weten dat hun rijk bijna uit is
en de heele strijd doet mij soms denken aan de
eerste dagen van den Atjehoorlog.
Wat is nu eigenlijk het geval?
Wij hebben dit in Europa ook wel eens ge
had, maar nooit in die mate, als thans hier.
Gedurende de laatste veertig jaar is de be
volking van Amerika van het land naar de
stad verhuisd.
in iiiiiiiiimiiiiilillMiliiiiiiiiiiiiiiiliinililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiimiiiliiiiiilli
haaldelijk opgekomen voor het goed recht
der H.B.S. als school voor algemeene ont
wikkeling, in het bijzonder als opleidings
school voor het hooger onderwijs. Men vindt
in mijn opstellen, behalve veel statistische
gegevens, een uiteenzetting van het belang
der natuurwetenschappen en van de nieuwe
talen en de nieuwe letterkunde als leerstof
op de middelbare school. Ook heb ik herhaal
delijk gepleit voor opheffing van de door niets
te rechtvaardigen achterstelling van dit
moderne" en door velen zoo hoog gewaar
deerde onderwijs aan de poort der
hoogeschool. Ik heb dit gedaan op grond van ijverige
studie en onder overlegging van' behoorlijk
bewijsmateriaal. Nooit heb ik daarbij een
stokpaardje bereden en nooit was de strekking
van mijn betoog anti-Grieksch". Mijn strijd
gold het gelijk recht van onderscheidene voor
opleidingen. Waar zóó veel verschil van
inzicht heerscht, is m.i. deze gelijkstelling
voor den wetgever Jiet eenig juiste standpunt.
Ook thans bestaat er, zoo ver mij bekend,
geen strijd tegen het Grieksch". Deze
valschelijk aangeheven leuze heeft velen hun
naam doen schenken aan de adressen, die
van het thans overbekende comitésedert
een jaar zijn uitgegaan.
Het wetsontwerp de Visser schept tusschen
gymnasium en H.B.S. een schooltype mét
Latijn en zonder Grieksch; dat is alles! Het
dwingt niemand deze nieuwe school te be
zoeken. Het laat het gymnasium onaan
getast. Ook de bepaling, dat voortaan alleen
gemeenten boven veertigduizend zielen een
gymnasium moeten in stand houden, zal
vermoedelijk slechts dit gevolg hebben, dat
hier of daar een gemeentelijk door een bij
zonder gymnasium wordt vervangen.
4. Mijn vierde fout is het honen en be
spotten mijner tegenstanders. Het zal niet
allen lezers van dit blad bekend zijn, dat in
het Januari-mimmer van Onze Eeuw van de
hand van Mr. I-'. E. Posthumus Meijjes een
boutade is verschenen over Het nut van
het Grieksch". In dezen stijl: Is het Grieksch
nuttig ? Natuurlijk niet. Er zijn een
enorme massa voorname zaken, waarvoor het
Grieksch in het geheel niet nuttig is: mijnbouw
bestaan, 1917); Adressen inzake liet
wetsvoorstelLimburg, Amsterdam 1917; De hervorming vati ons
M.O. en de klassieke opleiding, Haarlem De Erven
F. Bolm 1922.
Voor belangstellenden zijn deze opstellen, zoo lan«;
de voorraad strekt, gaarne beschikbaar.
In steden zooals New York en Chicago
komt meer dan de helft van de bewoners van
de boerderij.
Het is de oude strijd tusschen stad en land.
De beschaving van de stad, de kunst en de
muziek en de theaters tegenover de geheel
andere beschaving van de boerendorpen uit het
midden-westen.
Maar hier in Amerika was het onderscheid
tusschen stad en land grooter dan in Europa.
De afstanden waren zoo groot.
Men leefde vóór de dagen van Henry Ford
in akelige eenzaamheid.
Men geleek meer op den Transvaalschen
boer dan op des Schoolmeester's dorpeling die
op zijn paard gezeten vroolijkjes naar de stad
kon draven. Het eenige vertier was de kerk
met de zondagsche hel- en boete-predikatie.
Kwam men nog wel eens naar stad, dan was het
om den stedeling uit te lachen om zijn gemaakte
manieren en zijn al te fraaie dracht.
Sprak men over de stad, dan f luisterde men
over de afschuwelijkheden van Sodom en
Gomorrah.
Toen opeens trokken die drommen van het
platteland naar de centra van de nieuwe fa
brieken en werkplaatsen, om daar hun brood te
verdienen. De boer werd een werkman.
Maar hij hield zijn vooroordeelen en zijn
naijver en achterdocht tegenover alles wat
steedsch" was.
New York verdween onder een stortvloed
van inboorlingen, die zoo juist Kansas ver
laten hadden.
Amsterdam, om zoo te zeggen, werd een
wingewest van Egrnond aan 'den Hoef.
En de nieuwgekomenen brachten hun
geestelijke leiders met zich mee. Die waren
gewoon geweest in elk gehucht de baas te
spelen en de geestelijke en wereldlijke lakens
uit te deelen.
In de stad voelden zij zich maar weinig
thuis. Daar waren zij eigenlijk
(geestelijkerwijze gesproken) niet heel veel zaaks. Daar
hadden zij dokters en advokaten en professo
ren en allerhand geleerde menschen tegenover
zich, die heelemaal niet opkeken naarde wei
eerwaarde broederen die in het oude dorpje
steeds vooraan gemarcheerd hadden als er
wat te doen viel of als er iets te bespreken was.
Men kan zich de rest denken.
De dorpeling zei tegen den poorter:,, jij amu
seert je zoo met allerhande dingen waar ik geen
genoegen in kan vinden. Dan doe je nu maar
eens lekker niet wat ik zelf ook niet doen kan."
Hij kon niet op fatsoenlijke wijze drinken.
Had hij de kans om in zijn negorij aan whiskey
te komen, dan bedronk hij zich als een varken.
Hij wist dat en hij kon het daarom een
ander man niet vergeven wanneer die als eer
lijk man achter een half flesch je goede wijn kon
zitten. Ik kan niet drinken omdat ik niet
weet hoe ik met een glas om moet gaan. Dan
drink jij ook lekker niet".
Ik heb een plaats in het midden-westen ge
kend ( ik heb er zelfs gewoond) waar een ser
vet als een soort verwijfde onzedelijkheid
beschouwd werd. De kaffers wisten niet hoe er
mee om te gaan. En dus kregen wij er ook geen.
Ik beveel de studie van dit onderwerp ten
zeerste aan onze psycho-analytici aan. Ik
bied hun zelfs een naam aan voor deze neurose
Charivarius: (die 't meer heelt meegemaakt en dus weel waar 't om gaat):
Heb verdikkeme het hart es!"
IMMHII 'iiiiiiiimiiiiiiimiiiiii
IIIIIIIIIIIIMIIIII l
Hotel Duinen Daal "
Centraal verwarmd. Vaste waschtafels, koud- en warm watir
Koninklijke MeubiltianspoM-Maalschappij j
[DEGRUYTER&Co.l
DEN HAAG
AMSTERDAM ARNHEM
Verhuizingen per Auto-Trein
(of is het een complex?). Ik zou het de
zured rui ven-neurose" noemen.
Met deze zure-dniiven-neurose" komt men
hier ver, wil men de ongerijmde toestanden
begrijpen en verklaren.
In elke stad hebben wij de oer-plattelanders
of hun onmiddellijk kroost.
Tezamen met een niet veel hooger staand
ras van immigranten. Ik voeg er dit bij om
dat men zich misschien idealen maakt over
de groote Hollandsche koloniën inden staat
Miehigan. Die zijn als het kan nog achterlijker
op dit gebied en nog slaafscher tegenover het
oppergezag van alles wat Ds. voor zijn naam
heeft staan dan de rest van Amerika.
Maar, om tot mijn tekst terug te keeren, in
elke stad hebben wij het konflikt tusschen
platteland en poorterschap.
Ik zeg niet dat de stedeling beter of
inoreeler of eerlijker was dan zijn buurman uit
de provincie. Maar hij had het wat verder
gebracht in de kunst van leven en laten leven.
Hij ging zijn eigen weggetje en vermaakte
zich op zijn"eigene manier. Voor het overige
liet hij ieder ander mensch zijn eigen zaligheid
naar zijn eigen facon zoeken en ook vinden.
En dat maakte over het algemeen de baan
vrij voor een aangename samenleving.
Men bemoeide zich weinig met elkaar.
Of uw buurman snoek met of zonder
peterselie-saus lustte dat ging u als volmaakt stede
ling niets aan en wijselijk bleeft gij uit zijn
keuken wee.
J.- dorpeling echter was van een anderen
aard.
Wat zijn buurman dacht of deed, was voor
hem van het grootste belang. Het was zijn
eenig verzetje in de eindelooze taak
vankoeienmelken, varkens-slachten en kaas-maken.
En nu hij in de stad woont en het melken
vergeten is, herinnert hij zich nog zijn
dagelijksch plezier dat bestond uit kletspraat
in den kruidenierswinkel tegenover de kerk.
En daar hebt ge de verklaring van het pro
bleem.
Broeder Bryan begrijpt de wet van de evo
lutie niet.
Tracht hij daarom haar te leeren begrijpen?
Geenszins.
Dwaasheid, "zegt hij,, allemaal dwaasheid",
en een ieder iie de evolutie wel begrijpt is
een zondig mensch".
En millioenen juichen hun bijval.
Erasmus, mijn brave buurman, wat een
land voor een nieuwe en nog mooiere Lans
Stultitiae !
En laat mij de plaatjes teekenen.
Ik zal het bijna zoo mooi doen als Jantje.
H i: N D K I K W l I. L E M VAN L O O N
12 cent
12 cent
miiiiimtii iiiiiiii iiiiiiuiiiiimuii iiiiiuiii niii nuiiumiim iiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiii
scheepvaart, landbouw, veeteelt, bankwezen,
het gieten van kanonnen, het vervaardigen
van vliegtuigen en vergiftige gassen enz. enz."
Op dit stukje heb ik in het volgend nummer
van Onze Eeuw geantwoord met een contra
boutade over De onmisbaarheid van het
Grieksch." Ironie kan nu eenmaal alleen met
ironie worden bestreden. Als voor de hand
liggend en welkom mikpunt nam ik de voor
naamste uiting van het comite-Taverne, de
door deze en door prof. van Rijnberk van
inleidingen voorziene brochure van Mr. Maas
Geesteranus. De drie heeren hebben daarbij
eenige veeren moeten laten.
Bij zulke gelegenheden blijkt het, dat
sommige menschen wijsgeerig genoeg zijn
aangelegd, om ironie te kunnen waardeeren,
ook al zijn zij het met de strekking ervan niet
eens. Ik mocht van meer dan n vriend oer
classieken de bewijzen daarvan ontvangen.
Ik noem ook prof. Taverne, die mij aanhaalt -j-)
als de admiraal van het vijandelijk eskader,
die zoo nu en dan een spotbom op onze sche
pen werpt."
Prof. van Rijnberk daarentegen is, jammer
genoeg, voor het verdragen van dit soort
humor blijkbaar te ernstig aangelegd. Hij
reageert door mij aan het publiek voor te
stellen als een H.B.Scholier" (van 58 jaar!),
die geen woord Latijn of Grieksch kent".
Dit laatste kan hij moeilijk weten. In ieder
geval getuigt, naar het mij wil voorkomen,
zulk een wijze van debatteeren niet van een
classieken geest. Ook heeft het feit, welke
talen ik ken, geen waarde voor de lezers,
daar niet de door-mij genoten vooropleiding,
maar alleen de door mij aangevoerde argumen
ten van belang zijn.
5. Wie een van mijn vroegere opstellen
heeft gelezen, weet dat de liteschool van
Mr. Maas Geesteranus en de deftige heeren,
die in verschillende plaatsen
subcomiteesTavernc hebben opgericht, waarlijk niet mijn
voornaamste argument zijn. Het betoog van
Prof. van Rijnberk, dat de classieke opleiding
in innerlijk wezen niet ondemocratisch is,
had gevoegelijk achterwege kunnen blijven.
Of het opvoedkundig juist en of het
practisch ware, aan de kinderen der arbeiders twee
doode talen te leeren, die, mét de oude ge
schiedenis, in de hoogste klassen A van het
gymnasium vrij wel de helft van alle lesuren
en dus ook van allen voor huiswerk bestemden
t) /Je 'l'ijd, 'M l-ebr. '23.
tijd in beslag nemen, laat ik thans in het
midden; ondemocratisch is het gymnasiale
programma natuurlijk niet. Ik ben ook
nergens zoo mal geweest, dit te beweren.
Ondemocratisch echter is de nu reeds gedu
rende een jaar onderhouden adresbeweging
tegen de afdeeling B, die, gelijk ik elders uit
voerig heb uiteengezet, een dringend noodig
en door zeer velen begeerd schooltype is.
Ondemocratisch is de argumentatie dezer
adressen: de eeuwenoude traditie van ons
vaderland", deze ontkenning van den voor
uitgang en van de zich voortdurend wijzigende
inzichten; alsof in zake onderwijs en opvoeding
de wijsheid van drie eeuwen geleden nog altijd
onveranderlijk zou moeten gelden.
Ondemocratisch is de beweging voor de
instandhouding van het gymnasiale mono
polie; alsof ontwikkeling en beschaving niet
op verschillende wilzen zouden kunnen wor
den verkregen.
Heeft prof. van Rijnberk er zich we! reken
schap van gegeven, dat ik het nieuwe school
type, waarvoor ik ijver, gaarne zóó wil zien
ingericht, dat het niet alleen voor het gym
nasium, maar ook voor de door mij zoo warm
verdedigde H.B.S. een geduchte mededinger
zal worden?
Heeft Prof. van Rijnberk de adressen ge
lezen van de Groningsche en Amsterdamsche
juridische noogleeraren, die deze vrije mede
dinging wenschen? Maar kweekt de classieke
opleiding dan niet die ruimte van blik en die
verdraagzaamheid, die ook aan andere <!an
aan eigene inzichten recht wil doen weder
varen?
H. B u K c K K.
ANTWOORD
Prof. Burger wrikt heel handig het door mij
geschrevene uit zijn voegen om mij dan zege
vierend te bekampen. Ik zal trachten de
verschilpunten weer juist te stellen.
Ad. l.Voor wien precies Prof. B. gevlucht is
kan men in het midden laten: maar als een
wetenschappelijk man zich op politiek terrein
begeeft, is dat een vlucht.
Ad. 2. Over de vooropleiding in het bijzon
der geschikt voor artsen mag prof. B. zooveel
schrijven als hij wil. Maar als hij de bescha
vende waarde van het Grieksch bespot, schrijft
hij over iets dat hem onbekend is.
Hoe de Nederlandschèonderwijsman"
over de H. B. S. als materialistische op
leidingsschool denkt, willen wij in het midden
laten. Van belang is misschien echter wel,
dat de groote Thorbecke, b.v. de stichting
dezer door hem opgerichte school juist vooral
het oog had op de materieele zijde van het
leven. Deze bedoeling werd onlangs door een
onverdacht voorstander der H. B. S., prof.
Dr. H. J. Hamburger, met nadruk naar voren
gebracht in zijn zeer lezenswaardige rede te
Alkmaar op 20 April 1922.
Ad. 3. Als prof. B. 44 regels gebruikt om te
verzekeren dat de bekamping der classieke
opleiding geen stokpaardje van hem is en
een heele lijst brochures van zijn hand aan
haalt om dat te staven, gelooft natuurlijk
iedereen hem.
Ad. 4. Het verschil tusschen de boutade
van Mr. Posthumus Meyes en de contrabou
tade van Prof. Burger ligt hierin, dat gene
onpersoonlijk bleef en niemand griefde, ter
wijl Prof. B.'s pamflet overliep van persoonlijke
spot en hoon. Dat Prof. B. geen Latijn en
Grieksch kent is wel degelijk van belang. Er
zijn honderde menschen die verklaren, dat de
studie dier talen hun over hun leven een on
vergelijkelijk genot geschonken heeft. Welk
r«cht heeft prof. B. deze menschen voor hui
chelaars uit te maken? Niemand kan immers
oordeelen over wat hem vreemd is.
Ad. 5. Wij weten nu, dat wij ondemocratisch
zijn. Prof. B. dikt zijn trouvaille nog eens flink
aan. Wel moge hem deze wijze van debatteeren
bekomen.
Ten slotte en in samenvatting: op alle punten
van het laatstejdeel van Prof. B.'s verweer" te
antwoorden zou beteekenen den geheelen strijd
over Minister de Visser's wetsontwerp nog
weer eens over strijden dat kan niet. Alleen dit:
natuurlijk zal de nieuwe school (Lyceum B)
een geduchte mededinger van het Gymnasium
worden, omdat zij veel minder inspanning
zal vergen dan de volledige classieke opleiding.
Met haar halfslachtig karakter: half H. B. S.
half Gymnasium zal zij ongetwijfeld velen tot
zich lokken: zij zal een gemakkelijker en dus
een veel bezochte school worden.
Achterdeurtjes zijn nu eenmaal een geliefde porte
(Poort!) d'entrée zelfs voor de Hoogeschool.
Daarom hopen wij van harte dat het Lyceum
B. met zijn zonderling allegaartje van gym
nasium- en H. B. S.-vakken er niet komen
zal. Niet in het belang der classieke opleiding,
maar in het belang van de jeugd der komende
geslachten.
G. VAN RIJNBERK
(Discussie gesloten. . Red.)