De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 maart pagina 5

24 maart 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

24 Maart. '23. No. 2387 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND GEKLEURDE PAASCHEIEREN VAN ONZEN TIJD Teekming voor de Amsterdammer" van Hermine Yzerdraat BIJKOMSTIGHEDEN LXV Waarschijnlijk behoorde ik mijn verhaal in dezen vorm ten beste te geven: Men wordt gewaarschuwd voor een, als verpleegster gekleed, persoon, die voorgeeft gelden te verzamelen voor een lijder aan vallende ziekte". Maar daar het geval zich aan mij eigenlijk anders vertoonde, zal ik er ook een ander relaas van doen. Het eerste bedrijf gaat terug tot mijn stu dentetijd, toen onze hutsjuffrouw mij, na een lange paaschvacantie, met een zuinig mondje kwam vertellen, dat er de laatste dagen tel kens een mevrouw" had aangebeld, die me zeer bepaaldelijk spreken moest, en die dien avond terug zou komen. Het was in de eerste jaren van m'n schrijf stersloopbaan, in dat nog-onzekere stadium, of het wat worden zal, of niet, dat sommige zelf-verzekerde en beredderige menschen ge bruiken, om je met hun raadgevingen, hun aanmerkingen, hun overdadig hooggestemde verwachtingen of hun vernietigenden hoon te verpletteren; ik was een paar keer uitgeschol den, en had, in mijn wankel zelfvertrouwen, duizend keer verwacht uitgescholden te zullen worden, zoodat ook dit dringende bezoek van een onbekende mij al van te voren somber maakte, en mij een bezeerd gevoel bezorgde. Ik verwachtte een preek, dat ik de menschen meer levensblijheid moest bijbrengen; dat ik mijn schoone gave" niet moest misbruiken, om de verwarring en de troebelheid te ver heerlijken, en ik wist, dat ik niets zou durven terugzeggen, en nog dagenlang ongelukkig zou rondloopen met het besef van mijn niets waardigheid; en met tegelijk daarnaast een opstandige woede, omdat ze je hart altijd aan raakten op plekjes, waar je het juist niet hebben kon; omdat ze je nooit vredig alleen konden laten zoeken, maar je altijd aan het een of andere ideaal van hun-zelf wilden vastsjorren. Toen de mevrouw-in-questie dien avond haar entree maakte, wisselden mijn zuster en de juffrouw over haar hoofd heen onmiddel lijk een blik van verstandhouding, omdat beiden, in hun grootere levenswijsheid, be grepen hadden, dat het op bedelen uitloopen zou; rriaar ik, nog altijd bezeten door mijn vrij wel chronische angst voor reprimandes, door liep met nerveuse spanning de eerste beleefdheidïphrases, en leefde pas op, toen ze haar eigenlijke uiteenzetting begon: ze was ge trouwd geweest met een beeldhouwer, die haar niet meer liefhad. Een huwelijk zonder liefde leek haar immoreel; daarom was ze met haar zoontje gevlucht. Ze had vroeger college geloopen in letteren en geschiedenis, en was dus in zekeren zin onze collega.... Nu was haar een betrekking in Engeland aangeboden, die ze onmiddellijk aannemen of opgeven moest. Maar het reisgeld ontbrak haar.... Was het, omdat ik het verhaal over dien beeldhouwer en over de immoraliteit van een huwelijk-zonder-liefde zoo romantisch vond; of was het vooral, omdat ik, die me pas ',nog als een hond, die slaag verwacht, had gekromd, nu ineens kans; zag om te groeien, te groeien, tot een echt mensch, van wie iets verwacht wordt, van wie iets wordt gevraagd. In elk geval voelde ik me tot in mijn ziel bewogen, over haar droevig-gebroken leven, en bereid alles in het werk te stellen, om haar toekomst te verzekeren. Inderhaast over peinsde ik, of er nog geld lag in de la van onze commode, of er nog iets op mijn spaarbank boekje stond; en ik vroeg haar bescheidenlijk den volgenden ochtend even te willen terug komen, omdat ik dan iets voor haar klaarge legd zou hebben. Hoe weet ik nog den waaierigen voorjaarsavond over de donkere singels, toen we samen naar de spaarbank trokken, om deduitjes te gaan halen; hoe we aan den eenen kant ons toch wel een beetje nobel vonden, en tegelijk liepen te lachen, omdat, hoe meer we over haar verhalen.nadachten, hoe onwaarschijnlijker ze ons toeleken. En hoe weet ik nog den zonnigen middag een paar dagen later, toen, terwijl ik naast een kom vol waterlelies in de serre verzen zat over te schrijven, mijn zuster opDUINDOORN Hoofdtooi bij Toct-anchAmen's leven Lenteweelde Dada-kleuren De Kid" Plastische eivuUing De Shimmy" Mode-tinten l loofdtnoi bij Toet-anchAmeii's herrijzenis iiMiiiliiiiiiiiilmiiniiiimii iiiiiiiiiiiiiiiililiiiiiiiilliliitiiililiiilliiiiiliiiliiiiMtllllllllllllllllMlliiillllllMMiliiiiniii eens, uit haar courant opduikend, riep: Nu, 't was in elk geval niet de eerste de beste, bij wie je er ingevlogen bent. Zij wijden een heel artikeltje aan haar. Ze geeft zich ook uit voor vliegenier, en ze is nu gevangen gezet wegens oplichterij". Tien jaar later, en hoeveel ligt daarin besloten aan teleurstelling en voldoening, aan vreugde en verdriet, aan groeiend geloof en groeiende scepsis, tien jaar later, opeen herfstmiddag, terwijl we aan tafel zitten, en ik geanimeerd vertel over het jongetje, dat nog nauwelijks vier-en-twintig uur oud is, en dat ik in zijn wieg heb zien liggen als een gaaf klein mensch met een kuifje en tien kleine nageltjes aan tien kleine vingertjes, komt het meisje zeggen, dat er een verpleegster is van het Rooae Kruis om me een oogenblik te spreken, zoo maar in de vestibule. Verpleeg sters zijn me vertrouwder en ik vind ze be langrijker dan ooit, na een dag van telegram men en expresse-brieven, om er een te vangen. Ik heb bovendien een vaag vermoeden, dat op de een of andere onverklaarbare manier ook dit bezoek met het heil van den pas-goborenen in verband moet staan en ik sta dan ook onmiddellijk op. D^ gang is schemerig, maar i k zie een wit pi que japon,een hoogehuif met een rood kniis.de verpleegstersbroche, en, vaag, een niet meer jong gezicht. Kent u me niet meer?" zegt ze snel, weet ti niet meer, dat ik vroeger zoo dikwijls niet Uw zuster en U samen naar Utrecht ben ge reisd? Herinnert u u niet...." Ik heb een heel slecht geheugen voor namen en gezichten en ik schaam me daarover. Ik durf er nooit eerlijk voor uitkomen, en ook nu prevel ik huichelachtig: ,,Ja, er schemert me wel zooi ets...." Ziet u wel," valt ze voldaan in; en doet me dan een eenigszins verward verhaal over een patiënt met vallende ziekte, die ze heeft opgepast; die nu weer thuis is, maar niet krijgt, wat hij hebben moet; en voor wien ze nu een kleine som geld meent noodig te hebben. Ik verlang terug naar de gezellige tafel bin nen, met de gesprekken over het jongetje; ik heb in mijn hoofd de herinnering aan een stille bovenkamer, waar, in het gedempte licht van neergelaten marquises, een jonge moeder lag te glimlachen met iets in haar ge zicht, alsof het leven toch wel erg de moeite waard was; ik ben in een stemming, om aan alle rampen ter wereld iets te willen verhelpen, ook al liggen ze zoo weinig op mijn weg, als deze vallende zieke". Maar als, opgehitst door haar snel succes, de zuster een paar enormiteiten debiteert, die zelfs mijn goedgeloovigheid niet meers!ikt,openik maarsnelde buitendeur, om niet al te beschaamd te moeten staan tegenover haaronbeschaamdheid.Als een dunne schim verdwijnt ze in denherfstnacht. Maar dan, aan tafel terug, moet ik lachen; ik kan het, zelfs niet met het oog op m'n prestige tegenover mijn huisgenooten, onmogelijk in houden; want ik zie opeens duidelijk in mijn herinnering het kleine vervallen gezicht, met de spleetügen en de slordige tanden, waaraan ik al dien tijd niet meer had gedacht, de verVRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM zijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak over een snel verloop van de lente. Want alles staat op sprong. Primus, Chineesche klokjes, Ribes, al dat uitheemsch ge doe openen nu reeds hier en daar een bloempje en zullen dan oneens in vollen bloei staan, in Eindelijk heeft de Noordooster den hemel schoongeveegd en knnnen wij ons verlustigen in de heete zon van Maart, mits we zorgen aan de lijzijde van den heuvel te blijven of in de luwte van het bosch. Te loevert is alles kil en dor, daar blijven de vroegelingetjes ge sloten, maar hier in de beschutting is de grond heet gestoofd en spreiden de witte voorjaarsbloemen hun krconblaadjes wijd uit, tot ze niet verder kunnen. Spinnetjes en insecten zijn uit hun verstijving ontwaakt en loopen her en der over het heete zand: de bekende blin kende bruine kleine loopkever, dunlijvige rood met zwarte aaskevertjes, de roode myt, een zeer vlugge groengouden spin, kleurige haantjes en het trage Onslievenheersbeestje, vliegjes en kleine wespjes met parelmoeren vleugels en snuittorren gelijk kleine brokjes aarde. Dat komt niet allemaal tegelijk, maai bij stukjes en beetjes, doch in den ioop van een uur toch altijd we! eenige dozijnen. Ze komen en gaan, en wat ze eigenlijk uitvoeren kan ik niet ontwaren. Je zoudt zeggen, dat ze eigen lijk niets doen, dan een beetje de stijfheid uit de beenen loopen. Tevergeefs wacht ik op den eersten hommel, die eigenlijk al op 10 Maart had moeten verschijnen,daar ben ik al aan gewend: 10 Maart de eerste hommel, 15 Maart het.eerste kievitsei, 20 Maart de eerste t j Kt j af, 25 Maart het eerste zanglijsterei. Dat kwam altijd vrij goed uit, maar in 1917 hadden we een belangrijke vertraging, 1920, 1921 en 1922 hadden een , abnormaal" vroege lente en dit voorjaar dat eerst nog al vooflijk beloofde te worden, is de laatste weken sterk geremd. Krijgen wij echter wat regen en wordt dan de wind Znidznidoost, dan zullen we ons nog eens verwonderen laten vrouw van den beeldhouwer, die ook wel eens voorgaf, vliegenier te zijn, en die, na tien jaar, in deze nieuwe gedaante bij mij is terug gekeerd. En ik stel me voor, hoe onbedaarlijk zij zelf gelachen moet hebben, toen zij weer buiten stond, met denzelfden buit als toen in den zak, als het vaste tarief", waarmee ze mij haar bezoeken laat honoreeren. Zou ze een lijstje hebben, van menschen, die onnoozel genoeg zijn, om door haar afgezet te worden, en zou zij enkelen daaronder met eenspeciaal teeken vereeren, omdat hun stommiteit haar zelfs toelaat bij hen terug te keeren en hen nogeens te verteederen? In elk geval wacht ik getroost af, in welke nieuwe incarnatie ze over nogeens tien jaar, als ze haar nieuwen straftijd, dien de courant me weer heeft gemeld, zal hebben uit gezeten en als ik dit heele geval natuurlijk nogeens finaal zal hebben vergeten, mij aan den tand zal komen voelen, of ik ten langen leste toegeno men ben in levenswijsheid en kordaatheid. . A N N l B S A l. <) M ONS illlilllllllllllii MIIIII MMiiiliiliiiiiiilliililimiiiiiliimi mm UIT JOOSJE'S LEVENSBOEK HET OPPER. We zijn ziek, Joost en ik, en nu liggen we ieder aan een kant van de kanier en onder houden de kameraadschap door de spijlen van onze ledikanten. We babbelen een beetje met elkaar en probeeren wel 's een grapje naar den overkant. Soms is n van ons er ook wel 's wat slecht aan toe en niet best te spreken; dan kijkt de ander maar stilletjes toe, of 't nog niet overgaan wil. En overigens liggen we dan maar rustig in onze witte bedjes en wachten af, wat de Moeder ons zal brengen of aandoen. Groot is de Moeder en volkomen zijn haar Vrijheid en Macht. Onnaspeurlijk ook zijn haar wegen en we verwonderen ons niet, dat ze altijd goed uitkomen. Zij weet en ziet alles. Zij is de eigenaresse der wereld. Wanneer Joost een koekje krijgt, of levertraan, van de Moeder, zal ze nooit vergeten ook den overkant voor die genade aan te bevelen; aan de Moeder zelf wordt niet gedacht, zij is en heeft immers alles en we weten niet eens, of zij wel eet en drinkt. Wij hebben haar in onze afhankelijkheid zeer lief en we wilden haar dat zoo gaarne ook toonen. Joost toont het haar, een dag. Als de Moeder nadert, smijt ze haar speelgoed over boord, voor Moeders voeten. Het is een slecht psycholoog, die daarin alleen een uitnoodiging kan zien tot het spelletje van rapen en werpen, het spelletje van kaai en schip. Het was meer, het was de nood om een Daad jegens de Moeder, die hier uitbarstte, inderdaad er moest reeds lang iets gedaan worden , en Joost deed, met toomelooze royaliteit. 'Weet (ie, hoe het water zich stort door het gat, als een dijk wordt doorgestoken? Zoo stortte zich ons enthousiasme door de bres, die Joost liad gestooten. We hebben er den Teddy-beer bij gesmeten en de bal en mijn boeken en de krant, onze kussens en de melkbekers, ja, wc waren niet meer te houden, onze boterhammen en den appel en gansch het meubilair van ons bed, we hebben geest driftig onze dekens losgedolven en onze lakens en wat daar nog verder een bed stoffeert, en we hebben het alles geofferd voor Moeders voeten, onder groot gejuich. De Moeder, zeer ontroerd, heeft ;illes weer opgeruimd. TlIAl.ATTA?Al'Al.l.A. Gróót van een wijde bevrijding, wild van een roekelooze verheerlijking was het gejuich van Xenophons tienduizend, toen zij de zee bereikten en zóó groot van -bevrijding, zoo onstuimig verheerlijkend ook is het luid gejuich, waarmee bij 't avondeten Joost de aardappels begroet: apalla! apalla!" Dan, eventjes weer, begrijpen wij, dat ook het eten een Sacrament is en we zien elkander trotsch en dankbaar aan om de hartstochtelijkheid dezer aardappel-vereering en hopen, dat ze steeds zoo fel in haar religie blijven mag. So.MMICKI'HISCIIl.l-:. Ksja!" Dat is de strijdkreet van ons erf. l let is de zeer barbaarsclie kreet, die alle duivels te dansen zet in Puck, het nerveuze waakhondje, want het beteekent gebeurtenissen ! Het beteekent, dat er kippen uit de spinazie te jagen zijn of konijnen uit het roggeveld, het betee kent onheil en jacht en meest is dit alarm dan ook het begin van groot spektakel. Het moet zoo rauw mogelijk geschreeuwd worden, met een diep keelgegorgel er achteraan en wreed en hard is opeens de jonge boer als hij zijn hondje hitst met dit sinister signaal. Dan streel ik mijn zachte kindje en vraag mijzelf verwonderd af, op hoeveel wreedheid jegens ander leven haar rein bestaantje reeds wel is gebouwd. Van ochtend ontmoette ik haar bij den denneboom en ze wachtte mij even af toen ze mij zag. Teertjes en schuchter stond het blonde kindje in de zon in haar witte gedoetje, haar zijige haartjes wapperden in den wind, een handje miek een gracieus gebaartje mij tegemoet, en ik wachtte, in spanning, wat haar zonnige zingzangetje babbelen zou. Toen kwam het luchtig elfje nog n stapje naderbij en dan opeens scheurt uit haar mondje 't gru welijkst hitsend ksja", dat ooit het erf nog heeft vernomen. J. C. v A x D o M n n K <; MitiiiMMiiiitiMiiiiMitiiiiiiimiiiii luiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiuiimiitiiiii KIEKJES UIT HET KINDERLEVEN Ze hield dol veel van met poppen spelen. Liefst zat ze in een hoek van de kamer met al haar lievelingen, netjes gewasschen en aangekleed om haar heen, en gaf zij ze les of las /e voor. Soms konden ze heel lastig zijn, of heele domme antwoorden geven en had ze heel wat met hen te stellen. Maar sedert ze Aafkes tiental " gelezen had, was ze niet meer tevreden met haar poppenkinderen. Ze verlangde ook naar zoo'n heele kring om zich heen, zoo'n rijkdom van tien stuks, net als Aafke had. Tot ze jarig was, zou ze wel tevreden moeten zijn met haar vijftal, maar dan zou ze er zeker wel bijkrijgen. Ze zon niets anders dan pop pen op haar verlanglijst zetten. Non ja, een enkel potlood en een stuf je mocht er oak DJ) staan, want dat had je nok noodig, dat was dan goed voor de menschen, die niet zulke PERZISCHE Tapijten en Kleedjes tegen vóór-oorlogsprijzen. dure cadeaux wilden geven. En, o ja, krijt moest ze beslist ook hebben, anders kon ze niet op het bord schrijven en dat kon ze niet missen bij 't onderwijs van haar kinderen. Nog meer van die steenen dingen om tegen te praten, alsof ze je ooit antwoorden zullen !" had Jan verachtelijk gezegd, toen hij de ver langlijst gezien had. Moeder had het voor haar opgenomen en hem uitgelegd, dat het haar fantasie-kinderen waren en hij deze gedachte in haar niet mocht vernietigen; meisjes hadden nu eenmaal andere genoegens dan jongens. Als ze van haar poppen hield, zou ze later ook een goed moedertje voor haar kinderen zijn. Toen hij even later met zijn trein speelde, kon zus niet nalaten te zeggen, dat je daar nu heelemaal niets aan hadt, dan was het met poppen spelen beter, daarvan leerde je ten minste hoe je met je kinderen moest omgaan. Sedert dien had hij haar met rust gelaten; maar laatst onder 't eten, had hij weer zoo'n vervelende bui gehad. Meisje zijn, dat was niets!" had hij gezegd, hij was maar blij, dat iiij een jongen was. Haar geheele kleine wezen tje, onbewust voelende de vreugde van het moederschap, was tegen deze beleediging in verzet gekomen e» in extase had ze uitge roepen: dat is niet waar, wij y.ijn niet niets, want wij, wij zijn het die de kindertjes krij gen !" Toen had die flauwe jongen nog gezegd, dat 't niet eens zeker was, of ze wel ooit zou trouwen, want dat er meer vrouwen dan mannen waren en dat 't ook nog mogelijk was, dat als ze trouwde, ze nooit kinderen kreeg, net als nicht Sofie. Ze had hem, even verbluft, aangekeken. Misschien had hij wel gelijk, maar neen, ze hield te veel van kinderen en daarom zou ze er zeker wel krijgen. Ze schrikte bij de gedachte, die toen in haar opkwam. Als ze eens een man kreeg, die niet van kinderen hield ! Maar ze wist 't al, wat ze dan doen zou: ze zou het hem vóór ze trouwde eerst vragen. C. D o z v iiiiiiimiMllliiiiiiiiiiHililliiiiiiiiiiiiiiniimiltlliiliiiiiiiiiiimii Teekening voor de Amsterdammer" door O. Roland. CHARLOTTF- BARA liMllllllllllllllllltlll minimi n .i , IIIIIIIIIILÉIIIItllllllll flllllllllllllllllllllllllll Illllllllllllll, Illllllltlllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Duindounitwijg, begin van bloei, eind Maart (Puin '?}. lit>m'lij alle twijgen werkt en woelt het. Een aliorn, die bijgesneden" is, bloedt geweldig en ver liest liters suikerwater. De jonge lindetwijgen worden met den dag rooder, de berken loopen paars aan. De stugge duindoorn krijgt opeens een ander uiterlijk doordat zijn knoppen zwellen en glinsteren met een warm bronsbrtiinen glans. De heele helling staat in gloed. Natuurlijk waren die knoppen den heelen winter door present, maar klein en dof. Nu staan de buitenste schubben zijwaarts uit, en 't is alsof de sterreschildjes waarmee eigen lijk alle jonge levende deeïen van den duin doorn bedekt zijn, zich ietwat hebben los gemaakt en daardoor beter kunnen spelen met de zonnestralen. Vanzelf kom je er nu toe om dien duindoorn wat beter te bekijken. We liggen hier warm en rustig. In de verte joelt een wulo, misschien gaat straks de boomleeuwerik zingen. Soms vliegen wat koperwieken over en een mees lokt in de elzen. Overigens gaat er in de vogel wereld niet veel om, de Noordooster is te kond en te sterk. Over een paar dagen kan dat heel anders zijn, en dan zullen \ve geen tijd hebben, om ons bezig te houden met bijzonderheidjes van den duindoorn. leder knopje, dat we voor ons zien, kan dit jaar een tak worden, en iedere tak is een knop je geweest, ledere tak eindigt in een doorn. Ook zien we, dat soms al dadelijk een doorn op de plaats van een knop groeit, of dat alvast een doorntje uit een knop komt kijken, alle maal nogal aardige groei-bijzonderheidjes. Dezer dagen komen de duindoorns in bloei, op de luwe "plaatsen het eerst. Tot in Mei zijn wel bloeiende duindoorns te vinden, maar het heele doornbosch kan in bloei staan, /onder dat de gewone wandelaar het merkt. Ge moet zoeken tusschen de onderste schubben van die dikke knoppen en vindt dan wellicht of een paar meeldraden, of een enkel stampertje. Dat is alles; heel weinig vertoon en niets indrukweKkends. Het kan zijn, dat een heel bosch niet anders vertoont dan bloemen.van n soort en dan is dat heele bosch oorspronkelijk n enkele plant. Die heeft zich door zijn wortels zoo uitgebreid, want waar de wortels dicht aan de oppervlakte kinnen, maken /.ij weer nieuwe loten. Geen wonder, dat ile duiiuloorn machtig en hij heeft nogal veel ziekten en plagen, zoodat wij soms heele hellingen bedekt vinden met doode duindoorns. Tientallen van jaren geleden heeft Professor de Vries ons al uitgelegd, dat er geen eigen lijke duinplanten bestaan. Al de planten van het duin kunnen ook elders voorkomen, als zij maar geen concurrentie te lijden hebben van krachtiger figuren. De opmerkzame reiziger zal dan ook onzen duindoorn kunnen vinden in de breede beddingen van stroomen in het hooggebergte, aan den Montblanc, in het dal van Zermatt, in het Engadin en dan dikwijls in gezelschap van de tamarisk. De beklimmers van den Mount Everest vonden hem zelfs in de omgeving van den hoogsten berg ter wereld in stroombeddingen meer dan vijfduizend meter boven het oppervlak der zee, waar hij zijn lange wortels stuwt door slib en steengruis, want hij wil toch altijd hebben een beweeglijken en onzekeren bodem. Op plaatsen in het duin, die arm zijn aan kalk heeft hij een concurrent, die ook nu prijkt en prachtig bronsbruin, dat is de Gage]. Vaak staan ze zij aan zij. Duindoorn met bessen in September (Foto G. Bosch) zon de alleenheerschappij krijgt over groote uitgestrektheden. Maar het is een goedig des poot, want hij duldt wel andere struiken bij zich: hier eenige vlieren, ginds wat bitterzoet of bryimia of zelfs wel viooltjes of het aardige wintergroen en andere, zoo wordt het duindoornbosch een interessante levensgemeen schap, met zijn eigen planten en dieren. Bij ons in Nederland groeit de duindoorn hoofdzakelijk in de duinen, metgezel, vaak op volger van helm en zandhaver en zandzegge en evenals deze planten van groot belang voor het vastleggen van het beweeglijk zand. Ech ter is hij niet zon goed tegen de gevaren van zijn standplaats opgewassen als die drie kame raden, want de OVITS! inving is hem vaak tf ..IIIIIIMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimimlIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlmlII j N.V. KONINKLIJKE KWEEKERIJ f l MOERHEIM" l l DEDEMSVAART I ! KWEEKT f VASTEPLANTEN I l SPECIAAL VOOR [ I BORDERS l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl