De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 24 maart pagina 6

24 maart 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 24 Maart. '23. - No. 2387 Danton j(Dr. W. Royaards) bij Robespierre (Saalborn.) K- V. HET NEDERLANDSCH TOONEEL. Danton's dood, door QEORG BÜCHNER. Georg Büchner, gij ontbreekt aan onze jongeren". Deze drieentwintigjarige had het in zich, en kon het uiten. Hij stierf er aan, zou men geneigd zijn te doen volgen, en daar mede minder nog doelen op zijn vroegen dood (én jaar na dien meesterworp) dan wel op de gereedheid-tot-sterven, waarop zijn betrek kelijk kort bestaan als het ware gebaseerd was. Hier voelen wij den sterken band, die hem aan de figuur van Danton bond, hierin ligt voor mij de krasse en diep-melancholieke kern van dit werk-zonder-tastbaar-idealisme, dat hij het leven-om-het-leven, trots alles, vergoedde, en de doodsverachting van groote mannen als zoodanig kon verwerpen, om nochtans het graf en zelfs de guillo tine te doen beseffen als de natuurlijke grens van een geleefd, doorleefd, overleefd leven. Vijfendertig jaar was Danton, toen hij zijn hoofd ter ruste legde op het blok, en hij was ouder dan de wereld. En maar even twintig was Büchner toen hij intuïtief den inhoud en het tempo van zulk een leven doorleefd had, genoten en doorleden, op de toppen en in den kerker, den beker der verbeelding ge dronken tot den laatsten drup. Niets bestaat dan om te vergaan, maar in het voorbij-razen is het voor de sterksten, voor hen, die niet schromen, soms even te grijpen, en voor dit even" geven de romantici hun leven, het moge in jaren lang duren of kort. Want iets meer moet het toch zijn dan opstaan, aankleeden, uitkleeden, en naar bed gaan" (?Danton's dood", 7e tafereel) iets meer dan werktuigelijke voortzetting, noodweer en kringloop. Büchner noemt hen genot zoekers, (epicuristen) de groote heeren der Revolutie, die het geheele menschdom, met Christus incluis, afmaten naar zichzelf, doch hij neemt het woord in schier verheven zin, want het is oneindig meer dan het genot" wat zij zoeken, nog in hun laagste genieting, het is het bewustzijn te leven en geleefd te hebben. Daarvoor dient hun de geestelijke aristocratie, waartoe ook Büchner behoorde, de minderheid, wie het niet, als de massa, om het brood alleen gaat de politiek, het theater, het democratisch beginsel omdat de vitaliteit van den cultureel-doorvoeden geest in een, op de leest van de middel maat geschoeide maatschappij, te weinig kans krijgt. Jaag de menschen uit de theaters de straat op, hoe schriel en armzalig komt hun de werkelijkheid voor!" De vrees voor deze schrielheid", de onrust zijn deel-van-hetandere te moeten derven, maakt den dichter, maakt den révolutionnair, maakte Danton. Die vrees hun eenige ontrukt aan de voormannen de gedachte", waarvoor zij in de werkelijkheid heimelijk terugdeinzen, en geeft ze aan de menigte als een speelbal en een prooi. Tot de daad", in haar verschrik kelijke consequenties, er de caricatuur van toont. Zóó heeft de onbegrijpelijk vroeg-rijpe, van het Hamlet-probleetn doortrokken Büchner het rattennest eener reddelooze, in haar bewogenheid ontzaggelijk schoonc wereld gezien, uit het geweld van cultuur- en natuur krachten de Revolutie zien groeien, uit levensdorst en broodhonger, uit gedachte en daad, uit genialiteit en stompzinnigheid; zoo zag hij den, in die gedachte" (het dogma) vastgevrorenRobespierre, en den zich daaruit, gelijk de dichter, weder bevrijdenden Danton. Robespierre, het ethisch levensbegrip, stond hem ver, in Danton, den onverschrokken levenspoëet, die beminnen moest en haten om te kunnen bidden", vond hij zijn ver want. En zoo barmhartig groot en helder ging zijn jonge blik uit over dien, alle tegenstrijdige hartstochten ontketenenden tijd, zoo vurig klopte zijn hart met eiken polsslag mee, dat hij een unicum is dit werk ook in dit opzicht het heeft kunnen stellen zonder gangbaar idealisme, zonder moraal, zonder religie, en nochtans een drama heeft geschapen waarin menschen leven, geen haar beter of slechter dan wij onszelf weten, en waarin n man, een moordenaar, overeind staat, ons als een broe der lief. Niets van den door het volk ge dealizeerden held is er aan dezen Danton", en al diens officiëele eigen schappen schijnen bijkomstigheden geworden, maar hij heeft hem ter vergoeding alles gegeven wat hij zelf had, zijn jonge, ruime, warm ejmenscheliikheid en zijn rein dichterschap, en zoo is er een figuur ontstaan vol illusie vol kunste naars-illusie ondanks de Septembermoorden en den ontkennenden geest. De humanistische Romain Roland verhief den volksheld, de, zich op niets niemendal beroe pende Georg Büchner kon deze soort heldenvereering missen, het was hem voldoende in Danton een mensch te voelen gelijk hij zelf, met al wat er goed en kwaad aan hem was en fei telijk afgescheiden van dat zoogenaamd goede en kwade er een ge weest zou zijn, had' hij in Danton's schoenen ge staan: een bezetene, en een vertwijfelende, een chaos in [den chaos der wereld. Doch welk een menschelijke held wordt hij desniettemin voor ons, deze Danton, alreeds daar, waar hij fluiste rend aan zijn vrouw bekent: ,,lch möchte nicht mehr denken, wenn das sogleich spricht". . . . wanneer de heimelijkste gedachte al de draagkracht heeft van het onberekenbaar woord, en vóór we het be letten kunnen zwelt tot de phrase, tot het vonnis zondergena... Het denontviel hem. Hoe weinig hij zich aan de histo rie gebonden achtte, blijkt al uit den naam van Danton's jonge tweede vrouw, Louise Qély, die hij willekeurig Julie doopte, en wij moesten het een oogenblik verwerken toen wij bij het opengaan van het doek deze zeer vrome vrouw (zij bekeerde Danton tot het Katholisisme) getooid met een overdaad van veeren, te midden van een soiree met grisettes aantroffen. Van anderen nam hij weer niet veel meer dan de namen: van den slager Legendre", die niet lezen of schrijven kon, alleen slachten, alle aristocraten, et j'en mangerais Ie coeur"; van Hérault Séchelles, den laatsten held van het ancien régime, die een voorbeeld was van hoe men elegant sterft. Ook Robespierre, een drama op zich zelf, l'Incorruptible, welke ons historisch, met Rousseau op den achtergrond, wellicht het allermeest fascineert, bleef, in verhouding tot Danton, een weinig uitgediepte bij-figuur; de tegenstelling tusschen de beide polen (de aesthetische en de ethische, voor een goed deel uiterlijk en de strijd zwak, omdat het begrip Robespierre hoofdzakelijk als stootkussen dient voor Danton's gevoelens (be ginselen zijn het dan al niet meer, en wij de geheime stuwkracht ook van St. Just's gepo lijst fanatisme niet motorisch voelen trillen door het geheele werk. Gemakkelijk heeft Büchner het zich met dit al niet gemaakt, gemakkelijk maakt hij het ook ons niet. Doch elke verwondering wijkt hier voor bewondering, voor wat dan op andere wijze, op onvergelijkelijke wijze, is geweld als kokende lava uit een kunstenaarsziel. Al deze figuren spreken wat hun voor den mond komt, het slaat nauwelijks op elkaar, wij hooren hen denken", elk uit de kern van zijn eigen gevoelssfeer; en bij Büchner's visionnaire kracht raakt dit hard-op denken aan de eeuwigheid. Een levende beelden reeks, waaruit de liefde voor het leven, met inbegrip van den dood, tot ons komt in een vorm die tegelijkertijd roekeloos-jong en oud-van-wijsheid is, geestelijk lyrisme van hooge vitaliteit, overweldigenden rijkdom, en diepe bezonkenheid. Een drama" moet het tooneel er dan nog van maken. In Oskar Strnad, den Weenschen tooneelbouwer, vond Willcm Royaards den kunstenaar, die deze felle visioenen visionnair vorm kon geven, te zamen vatten zij de vierentwintig tafereelen in kleuren klank, legden het rhythme, als het suizelen van den valbijl vast, groepeerden en bezielden hon derd e menschen en dingen, en wat die beiden op het tooneel van den Stadsschouwburg volbrachten, is machtig en mooi. Een tooneel, onbepaald en onbegrensd, als een duistere en bloedige flard van de wereld, een brand van hartstochten, menschengeloei wat is de roem, wat is de honger !" hoongelach, gefluit, en het luien van een bel, die den klank van een doodsklok heeft. Onbestemd en ontembaar.'Neen, men moet er waarlijk niet aan den ken, dat het nog altijd zoo voort gaat, dat hetalledagen in zekeren vorm zóó gebeurt... Als ratten rennen ze de spreekgestoelten op, de eerzuchten, de phrasen", en vóór ze aan den anderen kant er weer af zijn. is de stemming al om! De hooggerugde zwarte Straattafereel (in het midden Robespierre.) Büchner laat de probleem is daarbij l'Exéctition" is een Shakespeariaansche inlasch, door den jeugdigen dichter waarschijn lijk meer op prijs gesteld dan door ons, en wat hij haar in den mond legt heeft Sigismund in Calderon's Het leven een droom" al nagenoeg in dezelfde woorden gezegd. Dit einde zou opleven wanneer, onmiddellijk na dat de beulsknecluen waren afgetrokken, Lucile zich eenvoudig op een der onderste treden van de guillotine neerzette, haar wiegeliedje neurde, om na den.de geheele re volutie tot een parodie makenden kreet: Leve de Koning" snel te worden wegge voerd. regie groote vrijheid. Een ook Danton's grandiose liederlijkheid," waarvan de dichter in een kort tooneel rekenschap geeft. Aanvankelijk kwam het mij wat o verdreven'ge monteerd voor. Voor dit drama, wel te verstaan, waarin hij weliswaargeen blad voor den mond neemt maar toch in iets als dichterlijke kuischheid bevangen blijft. Alks, ook de erotiek, is overwegend geestelijk in dit werk, de kleine rol van Marion," de ge boren Hetaere, sober en wonderbaarlijk poëtisch gehouden,deaesthetische situatie stelt hier hooger eisch dan de historische voorstelling. Als geheel echter wekt Strnad's even forsche als gevoe lige greep slechts eerbied en bewondering, die d taii-critiek uitsluiten, en kunnen wij van deze, nueenst niet theoretisch, maar in de praktijk ge toonde en doorgevoerde theatrale illusie, waarbij de belichting hetmachtig element is, nog veel leeren. En men kan het in Royaards, die het andere leeuwendeel van deze buitengewone vertooning volbracht, niet genoeg waardeeren, dat hij, zon der persoonlijke voorkeur voor welke bepaalde kunstsoort, strooming of mode oo k, d c gelegenheid schept aan verscheiden heid van groote werken, ook de middelen tot ver wezenlijking te doen ken nen,in alle richtingenden weg baant, waarop kan worden voortgebouwd. Het revolutionair Tribunaal. Danton (Hubert li Roche) in de bank der beklaagden. ken", als verraderlijk uitgangspunt der godde lijke en helsche medeplichtigheid, alshet koord, aan welks einde de valbijl hangt, als een zondenval, niet te stuiten.... Dit verant woordelijkheidsbesef na ruim dertig levens jaren, die driedubbel telden, uit welk een diepe, donkere' bewogenheid welt het hier, en hoe zeldzaam is het! Hoe zeldzaam ook ontroert ons die met schade en schande verworven schroom in den man, die pour l'amour de l'art een revolutie ambieerde! Eer bied voorliet leven, welke verder-leven tot zulk een verheven last maakt, dat de guillotine verlichting belooft, als het gelaat van den heelmeester den zieke.?Tot daar moet men komen wellicht, om te mogen zeggen: ik heb geleefd". De menschen moeten sterven pour que Dieu vive." Neen, een talent a la Sardou had de on gerepte Büchner niet. Verwonderlijk weinig gebruik heeft hij gemaakt van de dramatische effecten, die de geschiedschrijvers (Lenótre o.a.) den dramaturg als gebraden vogels vóórhouden, gevleugelde woorden der revolutiemannen zelden geplaatst", roerend onhandig is hij overal waar-hct-er-op-aankomt, het slot stoelen, de hekken om de aangeklaagden, muizcnvallen lijken ze, kinderspeelgoed; bijna belachelijk klein zijn ook de menschen bij dit révolutiespel tusschen hemel eu aarde, even caricaturaal aangezet. De vraag of de guillotine aan het slot niet beter achter de schermen ware gehouden, zal, vrees ik, de vraag van den dag worden. Om de emotie" ongetwijfeld ; een terechtstelling in de verbeel ding is oneindig aangrijpender dan de schijn van dien gruwel op het tooneel, en als men van den'goeden smaak spreekt... Maar om die soort goeden smaak" gaat het hier nu niet, en ik geloof, men zou prof. Strnad's grootsche, voldragen visie, waarboven de guillotine haar armen opsteekt als de Madeleine haar torens boven Parijs, onrecht doen, wanneer men, om welke overweging ook, de verwezenlijking van het symbool, dat ons immersden ganschen avond voor oogen heeft gestaan, aan zijn werk onthield. Of de executie, op den ach tergrond gehouden, niet meer indruk zou hebben gemaakt, is een tweede. Gunstiger voor den eindindruk zou het ongetwijfeld zijn de beide laatste tafereelen ineen te doen smelten. Het dolen der krank zinnige Lucile Desmoulins om de Place de Bij de vervulling der talrijke rollen geldt in dit drama meer dan ooit wat ieder er van nature uiterlijk illusie-gevend voor meebrengt, wat de persoonlijkheid er van zichzelf in kan leggen. Dit moet, nu de vorm vast staatende drie bronnen van welsprekendheid (de na tuurlijke: Danton, de berekende: Robes pierre, de geletterde: St. Just) stroomen, er langzamerhand in bezinken. De tweede en derde-plansrollen zijn opmerkelijk goed bezet, de trap-der-verschrikking op het eerste plan moet men den hoogsten maatstaf aan leggen. Dat de persoonlijkheid van Hubert La Roche zich inBüchner's Danton" zou inleven, was nauwelijks te verwachten, wel brengt hij voor den historischen Danton enkele eigen schappen mede, en bezit hij de gaven, waar mede een groot acteur zich in de groote tooneelen weet te handhaven. Op hooger plan stond de Robespierre" van Saalborn, wiens marqtiant profiel echter onder de gewilde grime van grotesk plattelands-ouderling verloren ging.'Van dezen pince-sans-rire" ging noch het huiveringwekkende, noch het deerniswekkende uit, dat reeds zijn ontzettenden val voorspelt; als redenaar gaf hij niette min knap werk; zijn Robespierre is, in aanleg, een belangwekkende praestatie. St. Just, de blonde duivel van de revolutie, van wien een Robespierre bang" was, en op wien alle vrouwen verliefden.... ook van Praag, was mij als figuur wat?incroyable". Met zijn heldere stem wist hij de menigte te verbluffen, meer dan dat hij imponeerde door de geglaceerde, en gedistingueerde toovermacht van zijn persoon. Van de vrou wen, Sophie de Vries, mevrouw Royaards, en Magda Janssens, in drie kleine, lieve rollen, trof de laatste, verrassend, den warm-romantischen toon, die als de grondtoon voor het geheele werk klinkt; om het afscheid van Julie" hing de brillante weemoed, dat het leven zoo is, en zoo maar gaan moet, en dat er geen mensch geboren is: to set it right". Bij de tweede opvoering heeft Royaards de rol van Danton vervuld en daarmede be wezen dat niet het gepeupel, noch het bur gerlijk intellect, maar het dichterhart in dit drama de hoofdroljspeelt. Zijn Danton was een, om bitter verworven redelijkheid, ontroe rend man, in wien het tumult was verstild, de twijfel geboren, het berouw begon te da gen; een mensch, met den blonden glimlach der nog bloeiende jeugd en de groeven van den moeden ouderdom, met het nog vitaal gebaar, dat de vuist heft... om de leege hand te openen in de ijle lucht.. A quoi bon ! Veel van Hamlet was er aan hem, en iets van Goethe, weinig van den historischen Turbot farci", en nergens was hij welspre kend om de welsprekendheid. In den opzet, en in de eerste helft van het werk be reikte Royaards voor mijn gevoelen het volkomen menschelijke, in het middenge deelte verloor hij hier en daar dien natuur lijken toon, en de figuur aan diepste en warmte; in het groote tooneel vóór het Tribunaal" steeg hij, zuiver in de aanvankelijk aangegeven lijn, tot iets zeer aangrijpends van machtelooze menschelijkheid. Juist wellicht doordat de stem Danton's voix de taureau" zal wel van anderen omvang zijn geweest onder het beestig rumoer bedolven, nu en dan ver stikte, nam het radeloos gebaar het voor het gansche, opgezweepte, over de balie jagende lichaam, op, sloeg het mannelijk verzet zich voor onze oogen te pletter, terwijl de ziel, sprekend uit die telkens weer opklarende stem, uittoog naar het niet". Tragisch en verheven was dit gebaar. De bewuste mensch, in zijn laatsten kamp, in het licht van den dood, hoog boven het redeloos rapaille, en haar goden van n dag. Een schoone, ongemeen bloeiende vertoo ning, waarvan men op velerlei wijze genieten kan, als schouwspel en als overpeinzing. Dar t on's dood" behoort tot de allermoei lijkste tooneellitteratuur, zoowel om delattige structuur van Büchner's, als bloed goronnen tael, als om de aan de oppervlakte zwakke plastiek. Royaards vertaling komt daaraan tegemoet, maar wil men in de ziel van het droombeeld doordringen, dan doet men goed het eerst te gaan zien en het werk daarna te lezen. Dan zal men het een tweede maal willen zien, met andere oogen. TOP NAEFF Teekeningen voor ,,de Amsterdammer" door Felix Hess iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii TENTO ONSTELLINGEN RI.IKS ACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN TE AMSTERDAM. Werken vanden beeldhouwer Ch. Vos en van den Architect C. van Eesteren (tot 26 Maart). STEDELIJK MUSEUM TE AMSTERDAM. Hollandsche kunstenaarskring. Werk van J. Bendien, Elsa Berg, Fritz v. d. Berghe, G. W. van Blaaderen, J. Cantré, A. Colnot, Jan Gregoire, Raoul Hynckes, Hildo'Krop, C. J. Maks, Harmen Meurs, Otto van Rees, Wim Schuhmacher, M.Ortiz Echaque, S.L. Schwarz, Jan Sluyters, G. de Smet, Walter Spier, Charley Toorop, Jules Vermeire, Matthieu Wiegman, Piet Wiegman, H. J. Wolter en O. Zadkine. VEREENIOING VAN BEELDENDE KUNSTE NAARS, DE ROTTERDAMMERS,", HOOGSTRAAT 125, ROTERDAM. Werk van G. van Duffelen, Nelly Goedewaagen en N. J. Roozendaal. Gedurende deze tentoonstelling zal V. Huszar een lezing houden over Het Wandvlakprobleem en de beeldende kunst" (met licht beelden).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl