Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
24 Maart. '23. - No. 2387
Rookt HELCO SIGAREN
SERIEMERK
OOSTERSGHE TAFEREELEN
Teekening voor de Amsterdammer" van Jan Poortenaar
Nederlandsche Jaarbeurs. Een kijkje^in de middenzaal der koloniale^afdeeling.
DE KOLONIËN TER
UTRECHTSCHE JAARBEURS
De koloniën hebben sedert enkele jaren op
de Jaarbeurs te Utrecht hare eigene afdeeling,
te meer van belang nu door het internationaal
worden van de Jaarbeurs, het bezoek van
vreemdelingen steeds meer kan worden ver
wacht; reeds ditmaal zijn groepen Elzassers,
Denen en Zwitsers overgekomen. Zij kan er
in groote mate toe bijdragen, dat belangstel
ling gewekt wordt voor de kojoniën; dat zij
het doet, bewijst de belangstelling, die dui
zenden en nog eens duizenden de drempels
van de koloniale afdeeling heeft doen over
schrijden.
Beginnen wij een rondgang inde
dusgenaamde verkeerzaal, dan zien wij er het model van
het s.s. Prins der Nederlanden" van de
Stoomvaart Mij. Nederland", op 1/48 der
ware grootte; eene maquette van het etablis
sement Sumatra" van deze .Maatschappij
te Amsterdam en een van het etablissement
van de Java?China?Japan Lijn te
Tandjong Priok, alsmede eene wereldkaart, waarop
de Nederlandsche scheepvaartlijnen naar Ned.
Indiëzijn aangegeven. Het oog wordt getrok
ken tot de fraaie maquette van den zeebodem
van den Archipel, waarop zoowel door uit
hollingen als door verschillende tinten van
blauw de diepten der zeeën zijn aangegeven
en waardoor op bijzonder instructieve wijze
de geologische bouw van Ned.-Indiëmet
het groote Soenda- en het uitgestrekte
Sahoelplateau, waartusschen de Molukken a.h.w.
bekneld liggen, wordt in beeld gebracht. Maar
in diezelfde zaal is ook de 7 M. lange trein
van 45 speelgoedwagentjes, achtereenvolgens
geladen met producten, die Indiëuitvoert.
In de middenzaal de suiker en andere cul
tures. De rietcultuur, waarop de suikerindus
trie berust, is vertegenwoordigd door vier
levende rietstoelen van oude en zeer moderne
rassen, afkomstig uit de kassen van Prof.
Van Bijlert te Wageningen, die zoowel weten
schappelijk den botanicus als in het algemeen
den leek belang zullen inboezemen.
Er zijn voorts, wat de suiker betreft, enkele
instructieve kaarten. Met schelle kleuren is op
eene kaart van Java aangegeven, dat van de
totale oppervlakte van 18 millioen bouws, er
9,3 worden bebouwd; dat daarvan 4,3 millioen
bouws sawah zijn, en dat het suikerareaal
220.000 bouws groot is, dus 1/40 van het be
bouwde oppervlak. Een bouw suikerriet bracht
in 1920 aan belasting op ? 600, een bouw sawah
?335, en eene groote zwart-roode schijf leert,
dat in 1920 de totale raming der belastingen
in Ned.-Indië?267 millioen bedroeg, waarvan
voor de suiker kwam ? 131 millioen. De intensi
teit van de rietcultuur op Java, wordt op heel
eenvoudige wijze, door enkele hoopjes suiker
klontjes, in beeld gebracht. Deze geven de
opbrengst aan suiker per M2. in acht voorname
productielanden over 1920?1921 aan, zijnde
wat de bietsuiker betreft voor Rusland 50,
voor Frankrijk 282, voor Duitschland 360] en
voor Nederland 450 gram; wat de rietsuiker
aangaat, voor Cuba 441, voor Egypte 540,
voor Hawaiï927 en voor Java 927 gram. Welk
eene overwegende plaats nemen Nederland
en Java hier in; Java met zijne verschillende
assortissementen, die men onmiddellijk daarbij
in de origineele balen aanwezig vindt.
jNiet minder goed dan de suiker zijnde ande
re culturesjen de oliën vertegenwoordigd.
Vermelden wij nog de uitnemende specimen
van Indische houtsoorten, die te zien zijn
en tot slot, dat de afdeeling tropische hygiëne
onder [Prof. Van Loghem's leiding heel veel
belangwekkends doet zien dan begrijpen
we de getoonde belangstelling, die niet over
bodig bleek.
v. D. M'A N D E R E
SCHILDERKUNSTKRONIEK
VALENTIJN VAN UYTVANCK (ESIIER SURREY,
DEN HAAG).
Een portrettist; een schilder van een drama
tisch landschap; een talent, dat eenvoudiger
wordt, natuurlijker (dat is meer overeenkom
stig d'eigen natuur), en dat verfijning en breed
heid nu en dan doet zien; een schilder, die als
zoovele der jongere schilders,
tragisch-romantisch is.
De geteekende portretten (vooral dat van
Schafer aan de piano, spelend) zijn als werk
manschap het beste. De materie is hier over
wonnen, en draagt het psychologisch inzicht.
De psychologie van Valentijn van Uytvanck
is een geschakeerde. Ge vindt deze niet op zijn
best in het portret van Van Eeden (daar is een
moejik (a la Moissi) te duidelijk in gevonden);
ge vindt haar gevoelig typeerend in het por
tret van Le Fauconnier, van Ravel en van
Rousse!. Schafer is het grootst gegeven;
't cirbisme, dat erin te erkennen is, verloor
het te dogmatische, bleef echter over als ver- f
sterkend element. (Dat is de winst, die het ?
cubisme kon brengen) Datzelfde cubisme is ;
in het portret van een Antwerpsch schilder (5) !
nog iets hinderend. Dit schilderij is met dat ;
van Rensburg (het hoeveelste portret is dat
wel van dezen geteisterden toch droomenden }
kop?) en dat van den schilder H. M. het beste ;
der geschilderde portretten (de verfopdracht ?
is in zulke werken niet ten eenenmale£vol- t
doende gespiritualiseerd).
De Haven te Urk op Zondag (No. 9) Iaat
Uytvanck ook waardeeren als landschap- ,
schilder. Er is hier inderdaad een stemming
op een grootsche wijs vertolkt. *
Houtsneden (modern-décoratief, dus vlak-)
vullend) maken dat wat Uytvanck produ
ceerde, ge volledig kunt zien in dezen kunst
handel. |
JAN MANKES (BIJ VAN Es, TE UTRECHT). I.
Het doel van deze tentoonstelling is: het
werk van Mankes (1889?1920) zoo volledig
te toonen, alles te laten zien, wat er van hem
bekend is. De tentoonstelling is dus iets anders
dan een eeretentoonstelling, die gewoonlijk
een keuzetentoonstelling is; hier werd naar ?
volledigheid gestreefd, en deze te bereiken .
was ongeveer mogelijk. Hoewel, vol ijver ;
besteed, was het leven van dezen schilder kort;
daarenboven waren de werken nog niet het
land uit, en sommige liefhebbers (inderdaad
liefhebbers) bezaten een groot aantal der
schilderijen en graphisclie werken (Dr. Le f.
Cosquino de Bussy bezit deze volledig). Het
voornemen bestaat, en het zal uitgevoerd
worden, in een werk de volledige lijst van wat
Mankes deed te publiceeren, gedateerd en
beschreven, te wenschcn is dus, dat mocht
hier en daar nog een onbekende bezitter van
Mankes' schuilen, deze uit zijn schuilhoek
komt, met schilderij of wat anders hij bezit,
en het naar de tentoonstelling brengt ter op
schrijving. Mevrouw Mankes-Zernicke en
Roland Holst zullen het werk inleiden; Huide
koper, een vertrouwd vriend, zal,naar ikhoop,
zijn herinneringen hierbij voegen; definitieve
vastlegging zal zoodoend vereend kunnen
worden met eerbiedigen uitleg, karakteri
seering en met de vertrouwelijkheid van her
inneringen vol vriendschap.
Dit wat het wezen der tentoonstelling aan
gaat, en wat het te verschijnen boek betreft.
Maar hoe was de schilder Mankes? hoe
was zijn wezen, zijn aard, wat kenmerkte
hem?
11. Mankes is de schuwe schilder, maar
niet zonder hartstocht (en dit wordt vergeten !)
van stille menschen, van stille, bloeiende din
gen, van stille bloemen en beesten; van zich zelf,
als een altijd bij de hand zijnd model, dat hem
voortdurend van belang was. Hij is dat alles
op zoo nauwkeurig-mogelijke manier, Mankes
was een volhouder, een innerlijke en op
sommig werk een werkelijk krachtige. Hij was
een wezen vol kracht, zooals innerlijken dat
kunnen zijn; hun toewijding toch is een voort
durende, en hun aandacht is onverflauwd. Hij
had van die innigen de lust soms tot het
droomen; de droom wil dan de stof ontkennen, en
niet die stof overwinnen. Ik herinner me mijn
vrees van eens, dat deze wensen hem tot
steriliteit zou voeren; alles werd een tijdlang ijler
en ijler, alsof de droom het best wordt ver
werkelijkt in vleugen vaaggemaakte kleur,
waarin vorm en materie van het voorgestelde
voorwerp vervluchtigen. Zoo'n oplossing der
schilderkunst had op een vlucht geleken, en
had de zwakheid gekregen van eene, te een
zame, bekentenis. Mankes' heeft dat ingezien,
erkend, en gemeden en hij is een schilder
geworden wiens spanning, wiens gloed of leven
in de kleur onmiskenbaar is. Toch spreekt
van zelf, dat het schilderij van Mankes nooit
zich opdringt door brutaliteit van beweging,
van gebaar, of door botsing van kleur. Het
werk is altijd overpeinzing geweest op zijn
best, en overpeinsd gebleven als het op zijn
best was. Daardoor is een werk van dezen
schilder sterk zonder ruwheid, innig zonder
flauwheid of flauwhartigheid, rustig zonder
armoede, de stof uitdrukkend en den vorm
EEN PASSAR, BATAVIA.
Twee lange loodsen, ieder met een overdekten
doorloop vóór langs de winkeltjes. Vlechtwerk,
rijst, gouden pisangs, vlamroode spaansche
peper, andere vruchten, gedroogde visch,
sarongs, hoofddoeken, pajongs en gebloemde
parasolletjes, balen stof, en waar maar plaats
is neergehurkte handelaars met levende visch
in zwarte, dichtgedekte korven meegevoerd,
de bij schuimende emmers sieraden poetsende
" i
karakteriseerend; soms bloeit een als innerlijk
licht op uit de krachtige kleur, en schept op
juiste wijs den Droom.
P L A s s c n A r; R T
(De Tentoonstelling Mankes sluit 24 Maart.
Een collectie der werken zal in de maand
April te Rotterdam, inden Rotterdamschen
Kunstkring, worden geëxposeerd.)
TENTOONSTELLING VAN FKANSCIII; MEE
STERS BIJ BUFFA
Van n schilder krijgt ge op deze tentoon
stelling een denkbeeld: Philippe Rousseau.
Zijn werk is momenteel in den
Amsterdamschen kunsthandel zoo verbreid dat ge zoudt
meenen dat hij hier was komen wonen, als zijn
dood in 1887 niet vast stond. In zijn stillevens
kon hij kleurig zijn en onsamenhangend op
het grove af. Daarvan is hier n voorbeeld.
Maar hij kon ook ineen vroegere
periode?--de locale kleur ondergeschikt maken aan een
grijzen of bruinen totaal-toon; dan doet hij
denken aan Claesz of Heda, kleiner van a.lure
maar met franschc losheid en fransche ver
fijning. Dat is hier na te speuren in meer dan
een voorbeeld, maar vooral in een stilleven
van wat oesters en een glas champagne; de
schildering van het glas en de wijn erin zoo
zwierig, zoo vol vreugde en toch zoo delicaat,
zijn een genot voor het oog.
Overigens is het weer de vraag of het begrip
tentoonstelling gedekt wordt door het
naast elkaar hangen van eenigc schilderijen
zeer ongelijk van grootte ma^r meestal van
een klein formaat, bijna geen van alle voor
hun makers representatief, losjes verbonden
door dier gelijke nationaliteit en niet al te ver
uit elkaar gelegen geboortedata en in wier
midden de veel jongere Georges van Houten
met zijn groote, groffe, de heele Kalverstraat
epateerende stukken, een straatjongensachtig
figuur maakt.
H E N N U
kramers, met hun flesschen bijtende vloeistof,
de limonadeverkoopers met hun fel-kleurige
dranken.
Zingende telt een handelaar zijn glanzende
vruchten uit, toedjoeh poeloeh, toedjoeh
poeloeh, toedjoeh poeloeh sembilan neuriet hij,
handenvol optassend in wijde manden en
tegenover hem hurken er af en toe een paar
neer en verorberen smakelijk hun
rijstschoteltje.
J A N P O O R T E N A A R
iiiiiiiiiimiiHiiimiiiHiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiuiiiliiiiiiMltliiilllillllllliitil
GEÏLLUSTREERDE BOEKEN
VÓÓR 1900
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L. B Rfl"
Wll»oosplelgi 1i
DB VOORDEELIOSTE TAKIBVBf*
JAN MANKES, zelfportret
In zijn internationaal antiquariaat (Singel
364 Amsterdam) houdt Menno Hertzberger
tot 26 Maart a.s. een tentoonstelling van en
over het geïllustreerde boek. De catalogus
telt 53 nummers en vermeldt allerlei bekende
en vermaarde boeken o.a. een Breydenbach
van 1488 en een Tewerdanck van 1519; verder
drukken met houtsneden en -gravuren van
Albert Durer, H. Sebald Benam en Th.
Bewick; met kopergravures van Picart, Romeyn
de Hooghe en Oravelot; met prenten naar
Doré, Richter, Rochussen, ten Kate, Vernet
en Waltcr Crane. De kleine keurcollectie,
die niet meer wil geven dan een overzicht
van het geïllustreerde boek in onderscheidene
tijden, opvattingen en technieken, is stellig
de moeite waard bekeken te worden.
Hen goede en deugdelijke inleiding voor den
catalogus schreef Cornelis Veth.
Ik doe echter een vraag. Is een boek met
ingehechte losse prenten eigenlijk wel een
geïllustreerd boek in den hoogsten zin van
boekkunst als niet deze tentoonstelling be
doeld wordt? Eerder houd ik voor een wezen
lijk geïllustreerd boek dat, waarbij de prent
gedrukt is in den bladspiegel, met lettertekst
omringd zoo, dat het totaal aspect van zulk
een prent door kleur, bewerking of hoe dan ook
zich optisch aanpast bij den tekst. Het is
daarbij onverschillig in welke techniek zulk
een prent is uitgevoerd, in hoogdruk (typo
grafie), vlakdruk (steendruk, lichtdruk) of
diepdruk (kopergravure, ets.).
Deze tentoonstelling geeft daarom meer een,
uitnemend, overzicht van boeken met illustra
ties dan van eigenlijke geïllustreerde boeken of
van boek-illustratie.
Natuurlijk hebben artistieke opvattingen
mede een rol gespeeld in de ontwikkeling der
prentkunst, ook der prentkunst in het boek.
Van niet minder belang was daarbij de tech
niek. In een publicatie, die eerlang uitgegeven
zal worden door de Amsterdamsche grafische
School" hoop ik eenigc beschouwingen te
geven over de onderlinge wisselwerking
tusschcn papier, houtbewerking, pers-constructie
i'n fotografische reproductie-methoden in
den loop" der eeuwen. Hertzberger's tentoon
stelling is voor een deel een uitnemende toe
lichting op deze a.s. uitgaaf.
J. W. ENSCHED
( mm iiiiiimiiiimiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii iiiiiiiiiiu umi
A. J. (L. VAN DEYSSEL) Multatiüi
Tweede herziene druk niet een
bibliographie betreffende K. J. L.
Alberdingk Thijm. W. L. en J. Brusse's Uitg.
Mij. Rotterdam 1922.
ALBERT VERWEY, Proza, dl. VI en VII,
Van Holkema en Warendorf en Em.
Querido, Amsterdam 1921.
ALPHONS DIEPENBROCK, Ommegangen,
Van Munster's Uitg. Mij. Amsterdam,
zonder jaar.
Nog levendig herinner ik mij den indruk,
dien dit boek van A. J. over Multatiilin naar
aanleiding van de eerste deelen
Multatulibrieven in 1891 bij zijn eerste uitgaaf op mij
maakte.
A. J. Alberdingk Junior, dezelfde als
Van Deyssel ! Dat was het ontstellend raad
sel. Hoe was het ter wereld mogelijk, dat een
zelfde individu in vormen, die zoo oneindig
ver van elkaar lagen, twee zoo geheel verschil
lende persoonlijkheden in zich kon openbaren !
Van Deyssel, dat was in-zijn litteraire kritiek
de geweldenaar die met woeste gebaren alles
in elkaar trapt wat hem mishaagt, die in
hartstochtelijke,vlammende tiraden, in
breedzwellende, elkaar overstelpende
woordgolven verheerlijkt wat hem verrukt, de gie
rende orkaan, het bazuingeschal van Jericho,
de Hercules van den Augiasstal, de opperste
negatie van al wat soberheid, beperking,
kalm logisch betoog heet.
En daar kwam me die hemelbestormer
met een boek van de uiterste rustige bezon
nenheid. Sober en eenvoudig van taal ver
loopt pagina na pagina in het nuchter be
kijken van het feitenmateriaal, het voor
zichtig wikken en wegen van de waarde der
gebeurtenissen in Multatuli's leven en bedrijf,
het secuur van alle kanten bezien, alle moge
lijkheden belichten, het ernstig naspeuren
van alle motieven, die tot oogenschijnlijk
dwaze impulsieve handelingen geleid hebben;
het geheel ietwat burgerlijk kritisch, eer het
werk van een nauwgezet, onpartijdig zeden
meester, als niet meermalen de later zich
openbarende genialiteit van Multatuli als
een vergoelijkend element ware aangevoerd.
Hoe kon zulk een kritische studie gevloeid
zijn uit de pen van hem, die zich Van Deyssel
noemde?
Thans is dit mysterie verdwenen, nu we
uit den bandelooze den rustigen waarnemer
zoowel van de dingen des uiterlijken levens
als van innige, teere geestelijkheid hebben
zien groeien; we kunnen ons indenken, hoe
toen reeds de elementen voor zulk een geestes
houding aanwezig waren onder de
revolutionnaire pose. Maar hoe moest toen vreemd
aandoen b.v. een datneskransjes-achtige
vertrouwelijk-verklarende meedeeling naar aan
leiding van de eventueele persoonlijkheid van
Eugénie, als deze: ,,Ten huize van een onzer
bekenden, een deftig en hoogst ingetogen
levend gezin, is twee jaar lang een werkmeid
in dienst geweest, die, uit eene andere
stad, door een misverstand van
personenverwisseling bij het nemen van informaties,
indien dienst was gekomen en d ie bijzonder
in de gunst stond van hare meesteres, welke
laatste aan hare kennissen steeds te vertellen
had, dat zij nog nooit met zulk eene in alle
opzichten fatsoenlijke en aanbevelenswaar
dige dienstbode te doen had gehad: en deze
werkmeid bleek later de vijftien aan de twee
voorafgaande jaren als publieke vrouw in
bordeclen te hebben doorgebracht. En dit
is een voorbeeld uit vele".
Het boek is overigens voortreffelijk, een
fijn, rustig indringen in de menschelijkheid,
verstandig en gevoelig ontleden en begrijpen,
waardeeren en laken. Hoe prachtig is de ver
houding tot Tine geteekend, welk een zuiver
innig begrip en gevoel in de uitbeelding van
haar heldvereering, haar verheerlijkende!!
liefdedroom van opperste goedheid en wijs
heid, waarop het langzaam ontwaken tot de
rauwe, brute werkelijkheid volgde. Hoe
klaar en juist is het betoog dat tot de onbe
wuste onoorspronkelijkheid in ideeën bij
Multatuli voert. Na al wat sedert over hem
geschreven is, zal niemand daar wel meer
aan twijfelen. Zijn oorspronkelijkheid zit
in den vorm. En zelfs waar hij, als in den
Havelaar, Scott poogt na te volgen in diens
bouw en manier van werken, zooals dit uit
voerig uit zijn eigen brieven werd aangetoond,
handhaaft zich zijn persoonlijkheid en oor
spronkelijkheid in vorm en woord.
Er bestaat een enorme Multatuli-litteratuur,
veel waardeloos gepraat van menschen, die
graag zich zelf ook eens wilden hooren in ge
ruchtmakende zaken ; dit boek van Van
Deyssel (A. J.) zal tot het betrekkelijk wei
nige blijven behooren, dat waarde houdt ook
voor de Multatuli-studie van later tijd.
De waarde van dezen tweeden druk wordt
verhoogd door een voor zoover ik kon nagaan
zeer betrouwbare bibliographie betreffende
den schrijver door den heer Benno J. Stokvis.
Verwey's Proza. Deel VI van deze belang
wekkende uitgave, die ondanks alle malaise
toch maar rustig haar gang gaat, bevat op
stellen over buitenlandsche litteratuur en
wijsbegeerte. Ik herlas de mooie essay's
over Goethe's Tasso, Die
Wahlverwandtschaften, Iphigenie. In bundel VII vestigt
Verwcy in een voorbericht in het bijzonder
de aandacht op zijn opstel Bijdragen tot de
Versiering van de Nieuwe Beurs.
Berlage had hem gevraagd, hoe
samenstemming te bereiken tusschen de kunstenaars,
die aan den bouw zouden samenwerken.
,,Op twee wijzen kon ik van dienst zijn: door
het onder woorden brengen van sommige
algemeene ideeën, die naar ons beider inzicht
bij de versiering van de Beurs moesten worden
in 't oog gehouden, en door het aanwijzen
van voorstellingen, ideëele of historische, die
door de kunstenaars in hun werk zouden
kunnen worden opgenomen."
Zeer leerzaam en van algemeene blijvende
waarde is in dezen bundel: De poëzie van voor
en van na 1880: onderscheid en overeenstem
ming. Voor het inzicht in de persoonlijkheid
van Verwey is van beteekenis: De verdediging
van het Dichterschap naar aanleiding van
een artikel van Van der (ioes, waarin deze
ongeveer had beweerd: Gij, Verwey, zij t be
vangen in een illuzie, en ik zal u inlichten.
Gij beschouwt de dingen zooals ge wenscht
dat ze waren. Gij zijt zoozeer ingenomen met
de ro! die ge zoudt begeeren te vervullen,
dat ge de omstandigheden waarin alleen die
rol mogelijk ware, fantaseert voor u zelven,
en wat erger is, betoogenderwijs aan anderen
tracht op te dringen.
Is er ooit iets goeds gekomen van
nietautodidacten? Is de geschiedenis van een
menschenziel iets anders, dan een opeen
volging van autodidacten-daden?" Dit is
een sententie van Diepenbrock. En zoo is
het. De autodidact alleen en men kan
autodidact zijn, ook al heeft men uiterlijk
en gedwee langs het officieele wegje van exa
mina zijn maatschappelijk brevet behaald
en in godsnaam maar opgestoken, omdat het
nu eenmaal moeilijk anders kan gaat frisch
en vrij door eigen kracht langs zelf gezochte
of gebaande wegen; hij alleen heeft kans om
na moeilijke geestelijke ommegangen te komen
tot de zuivere schoonheid., het ontroerende be
grijpen, tot een enkele verrassende
mystische schouwing van het eeuwige en
tijdelooze.
Ik weet niet of het een vergissing was van
de Redactie, dat ze mij, die een vreemdeling
ben in het rijk der toonkunst, dit boek zond ;
doch ik ben er haar innig dankbaar voor.
Want ik heb rijkelijk genoten, ik heb er veel uit
geleerd, dieper de eenheid leeren voelen van
alle schoonheid en ware wijsheid. Immers
Diepenbrock was meer dan enkel musicus,
kunstkenner, litterator. Aan hem was iets
geopenbaard van de abstracte schoonheid;
hij had iets gevoeld van de bovenzinnenlijke
ontroering die der ware wijzen is; hem ge
werd de voorvoeling van de zalige vernieti
ging der levens-bewListheid, het verlangen
naar de verlossing uit de tyrannie van Wil
en Hartstocht, en uit het smartelijke Weten
des-levens". Want alleen God is de kracht,
waarin niet woont het eigenbrekend levens
beginsel, die niet kent het weten van Ik en
Niet-Ik, van Nu en Voorheen, van Rede en
Gevoel en alles waaraan wij nu bitterder
schijnen te lijden, dan ooit vroegere tijden
deden".
Van dit goddelijke heeft hij in de hoogste
momenten van zijn leven iets moeten voelen,
een schemering. Het is wel wenschelijk, dat
eens uitvoerig de waarde wordt bepaald,
die hij vertegenwoordigt in de Beweging van
Tachtig. Hier kan ik enkel mijn vreugde
betuigen over het zien van nieuwe horizonnen,
die mij door dit boek zijn geopend.
J. PRINS F. N J L z.
Ponorico, V3r/r>as
ffdry/snd of ddsjj