De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 31 maart pagina 1

31 maart 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 31 Maart A°. 1923 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie i C. P. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Het conflict aan de Ruhr, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp De inter nationale puzzle, door Brandaris, Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. Byvanck, 2. Ruize-Rijm, door Charivarius Turkije en de Wereld, door H. Dunlop ? Maximilian Harden, teekening door C. Roland, Spreekzaal, door A. Holst-Hendrix, 3. Astrono mische fragmenten, door Aerobatus. 5. Voor vrouwen (red. Elis M. Rogge) : Bijkomstigheden, door Annie Salomons Uit Joosje's levensboek, door J. C. van Domburg Babbeltjes, door Yvonne Kleeding van de maand, door S. Desaga Uit de Natuur: Natuurmonumenten, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Sarah Bernhardt , door Top Naeff Schilderkunstkroniek, door A. Plasschaert Reclamekunst, door J. D. C. van Dokkum Vroege zomer, teekening door Jordaan 8. Een aardige prijsvraag, door Otto van Tussenbroeck. Boekbespreking, door Edmond Visser Paschen aan de Ruhr, door George van Raemdonck Dans en Panto mime, door N. Schaffer 9. Eierentikken op de paaschwei aan de Ruhr, teekening door Joh. Braakensiek Charivarius en Buitenl. humor, door Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. Ch. F. Haje Duitsche bank biljetten, door Jan van't Sticht?Krekelzang, door J. H. Speerihoff 10. 't Schietgat en Rijmkronyck, door Melis Stoke Uit het Kladschrift van Jantje Omslag: Het lijfeigenschapsteeken, door Frederik Poulsen Schaakrubriek, red. Dr. A. O. Olland. Bijvoegsel: De onvrije Rijn, teekening door Joh. Braakensiek. HET CONFLICT AAN DE RUHR De vorige week waren de couranten vol van geruchten over pogingen tot bemiddeling in de Ruhr-kwestie. Nu zijn ze weer geluwd. Maar daaruit behoeft men nog niet af te leiden, dat de pogingen zijn opgegeven. Er wordt vermoedelijk aan de bemiddeling nog wel gewerkt". Ook is het niet noodig en wegens de houding van Frankrijk niet waarschijnlijk, dat de bemiddelaar zich openlijk als zoodanig vertoont. Hij kan zijn taak misschien het best ver richten, als hij achter de schermen blijft en Duitschland aanspoort zelf met een aanbod voor den dag te komen, dat goede kans heeft van te worden aan genomen. Maar naar den uiterlijken schijn te oordeelen wil geen der partijen nog van toegeven weten. Evenals tijdens den oorlog, blijft volhouden" het parool en zal de partij, die zich ten slofte overwonnen moet bekennen nog den dag tevoren verklaren, dat zij er niet over denkt, de knie te buigen. Intusschen hebben de maanden, die sedert het begin van de Fransche actie aan de Ruhr zijn verloopen, reeds de meening bevestigd van hen, die Frank rijk weinig succes voorspelden van zijne poging om door geweld den schuldenaar te dwingen zich van zijne verplichtingen te kwijten. Daarmede bedoel ik niet, dat de ge beurtenissen reeds Frankrijk in het ongelijk hebben gesteld, voor zooverre zijn militaire actie de strekking had Duitschland tot het inzicht te brengen, dat het zich gewilliger zal moeten betoonen om althans te betalen wat het betalen kan. Het is volstrekt niet uitgesloten, dat in dit opzicht de bezetting van het Ruhrgebied haar doel treft. Al zal Frankrijk er niet meer kolen door ver krijgen, dan Duitschland vóór de be zetting leverde, het zal er misschien een grooter deel van de schadevergoe ding door binnenhalen, dan Duitsch land anders geneigd was geweest op te brengen. Maar zelfs wanneer dit doel mocht worden bereikt, dan nog blijft het de vraag, of dit voordeel wordt opgewogen door de schade, die Frankrijk zich aan de Ruhr heeft berokkend. Tweeërlei schade kan thans reeds met zekerheid worden geconstateerd. In de eerste plaats: de verscherping van den haat, dien Duitschers tegenover Franschen gevoelen. Zeker, reeds vóór de bezetting van de Ruhr bestond die haat. In het begin van den oorlog mocht Engeland zich er op beroemen, dat het de Duitschers tot de giftigste en de malste uitingen van vijandschap bracht. Maar die tijd is lang voorbij; hoewel Engeland het belangrijkste deel van den oorlogsbuit heeft binnengesleept, is de wrok van het overwonnen volk niet op Engeland, maar op Frankrijk geconcentreerd ge bleven. Ook zonder de bezetting van de Ruhr zou de tijd jaren lang zijn werk hebben moeten verrichten om dien wrok te doen slijten; maar indien het de toeleg van Frankrijk ware geweest deze heil zame werking van den tijd zooveel mogelijk te vertragen, zou het daarvoor geen beter middel hebben kunnen bedenken dan de dwangmaatregelen, waaraan het de Duitschers in het Ruhr gebied heeft onderworpen. Een tweede schadepost voor de Fransche politiek is de sympathie, die zij bij velen voor het Duitsche volk heeft gewekt. Men moet aannemen dat een Staats man als Poincarédezen post in zijne ?berekening heeft opgenomen, maar zich daardoor niet heeft laten weerhouden, omdat hij een hooger bedrag op de creditzijde meende te zullen boeken. Het was immers te voorzien, dat de bezetting van de Ruhr in hare conse quenties zou leiden tot daden, die een odium op Frankrijk moesten werpen. Wie a zegt, moet ook b willen zeggen. Wie zich opmaakt om de exploitatie van kolenmijnen in andermans land zelf in handen te nemen, moet er op voorbereid zijn, dat hij daarbij geen medewerking ondervindt van hen, die bij dat bedrijf betrokken zijn, maar overal stuit op passief verzet, niet alleen van de industrieelen, maar van alle autoriteiten. Wie dat verzet wil breken, moet zijn toevlucht nemen tot maat regelen van geweld, die dubbel hatelijk worden, omdat zij niet in oorlogstijd worden uitgeoefend. Wie zelfs al heeft hij het formeele recht tot de daad, waarvoor hij uitging ? door den dwang der omstandigheden wordt ge noodzaakt tot het in vredestijd laten gelden van oorlogsrecht, kan er zeker van zijn, dat hij een storm van veront waardiging ontketent. In allerlei landen heeft zich de weer zin geuit tegen de machtspolitiek van Poincaré. Ook ten onzent. Zooals te verwachten was, hebben zich ook onzuivere elementen gemengd in de protestbeweging tegen de bezet ting van de Ruhr. Wie tijdens den oorlog zich zoo stil als een muis hebben gehouden, zij het uit vrees, zij het uit sympathie voor Duitschland, bij alle onrechtmatige daden, die het ook tegenover ons pleegde, maar een stem als een oordeel opzetten, zoodra de Entente ons te na kwam, zijn er ook nu weer het eerste bij om Frankrijk in staat van beschul diging te stellen wegens zijn optreden aan de Ruhr. Wie de illusie koesteren, dat bij de groote massa der arbeiders gevoelens van vaderlandsliefde of van nationalen haat weinig invloed hebben op hunne gedragingen, verheerlijken het passieve verzet van de geheele bevolking van het Ruhr-gebied als een welbewuste poging van de Duitsche arbeiders om aan de wereld te toonen, dat wapen geweld door weerloosheid wordt over wonnen en begroeten hunne houding als den dageraad van een nieuwen tijd, die geen oorlog meer zal kennen. Maar zoo men hen uitzondert, die alleen uit liefde voor Duitschland of door het idealiseeren van de motieven, waardoor de Duitschers aan de Ruhr zich laten leiden, meedoen aan de protestbeweging tegen de Fransche bezetting, blijven er nog genoeg over, die zich daarbij aansluiten uit louter gevoel van weerzin tegen de maat regelen, waarnaar de Franschen moeten grijpen, willen zij niet volkomen mach teloos staan tegenover het passieve verzet. En wat daarvan wel het meest de verontwaardiging wakker maakt, is het opleggen van geldboete en gevangenis straf aan Duitschers, wier eenig misdrijf hierin bestaat, dat zij gehoorzaamheid weigeren aan de bevelen van een andere regeering dan hun eigene. Het is volkomen begrijpelijk, dat zulk misbruik van macht sympathie wekt voor de slachtoffers, ook bij hen die het ontstaan van het conflict aan de Ruhr niet alleen aan Frankrijk wijten. Maar wat mij wel verwondert, is het beroep op den Volkenbond, waarmede zoo menige vergadering ter bespreking van de Ruhr-kwestie eindigt. Zoo nog dezer dagen bij een verga dering te Amsterdam, belegd door de Nederl. vereen, van vrouwen voor een duurzamen vrede. Aan het slot daarvan werd een motie aangenomen om er bij den Volkenbond op aan te dringen dat hij o.a. zoo spoedig mogelijk het conflict aan de Ruhr tot een bevredi gende oplossing zou brengen. Het is mogelijk, dat dergelijke ver gaderingen nu eenmaal moeten eindigen itiet een motie. Zooals een geneesheer soms een recept voorschrijft: utaliquid fiat! opdat er iets gebeure, en de patiënt niet den indruk krijgt dat zijn geval hopeloos is. Maar anders hoe kan men in ernst meenen, dat de Volkenbond het con flict tot een bevredigende oplossing" zal brengen,dat zal dan wel beteekenen: tot een n voor Frankrijk n voor Duitschland bevredigende oplossing? Is men reeds vergeten, dat de Silezische kwestie door den Volkenbonds raad is beslecht en dat de uitspraak van dit college door nagenoeg het heele Duitsche volk partijdig is genoemd? Of dit terecht geschiedde, kan hier in het midden blijven; alleen het feit zij geconstateerd Is er eenige reden te verwachten, dat Duitschland tevreden zou worden gesteld door een beslissing over het conflict aan de Ruhr, wanneer het die zou moeten aanvaarden uit handen van den Volkenbond, waarin het geen zit ting heeft en dien het als partijdig voor Frankrijk beschouwt? In de zooeven genoemde vergadering zei de heer Wibaut, dat de Volkenbond zwak en machteloos is. Niemand sprak het tegen; toch richtte men zich, per motie, tot den Volkenbond om redding uit den nood. Ja, als dit nu eenmaal moest gebeuren, tot welk ander adres zou men zich ook wenden? Het conflict aan de Ruhr is slechts een onderdeel van het allesbeheerschende vraagstuk: de regeling van schade vergoeding en schulden, en het weg nemen van Frankrijk's vrees voor Duitschland. Zonder internationale sa menwerking zal dit vraagstuk nooit worden opgelost, hetzij dan dat men daarvoor een speciaal congres samenroept, hetzij dat men het voorlegt aan een Volkenbond, die werkelijk dien naam verdient. Maar het conflict aan de Ruhr moet eerst zijn beslecht. Wij zien dit alleen gebeuren, als Frankrijk en Duitschland direct met elkaar aan het onderhandelen geraken, al kunnen, zooals boven reeds werd gezegd, goede diensten van bemid delaars die onderhandelingen voor bereiden. Duitschland heeft zich, na de bezet ting van de Ruhr, ontslagen verklaard van alle verplichtingen, die het bij den vrede van Versailles had aanvaard. Op dien stap zal het terug moeten komen. Het zal moeten formulceren wat het kan en wil doen om Frankrijk schade loos te stellen. KERNRAMP DE INTERNATIONALE PUZZLE Paschen 1923 Paschen 1922 beloofde de wereld het ei van Genua. Dat is vrij hol uitgekomen. Het oekumenische concilie der mogendheden, van wie toen verwacht werd dat zij de aanhangige zaken definitief regelen zouden, liep op niets uit. Minder dan een half ei, was het een leege dop. Wanneer men nog eens even aan die dagen terugdenkt, is het alsof sinds dien een keerpunt ten kwade is ingetreden, hetwelk men nog niet te boven is. Tegen Paschen 1922 'scheen het alsof de sfeer van internationaal vertrouwen toenemende was. Alsof het wan trouwen taande. In Duitschland won eene regeering aan invloed, die naar Erfiillungspolitik" streefde. Het succes scheen te komen aan den kant der partijen van de gezonde, gematigde democratie; met dat succes ging ook de grootere publieke opinie in Duitschland dien kant op, Bij de Entente trad eene bedaarde stemming aan den dag. Ook in Parijs had men vrij open lijk het beginsel van toenadering tot Duitsch land aanvaard. Er is toen een tragische strijd tusschen ver trouwen en wantrouwen gevoerd. Met de menschelijke zwakheid, waarvan onze tegen woordige generatie bevangen schijnt te zijn, zijn toen alle fouten begaan om aan het wan trouwen de overwinning te bezorgen. De Entente verzuimde, had reeds te lang ver zuimd, in Duitschland die regeering en die politieke groepen te steunen, die een eerlijke toenaderingspolitiek en een eerlijke Duitsche politiek zochten. Wel heette het, dat deze groepen eigenlijk machteloos waren en dat de invloedrijkste lagen in Duitschland van tegenovergestelden,onbetrouwbaren zin waren. Wanneer eenmaal de toenadering zou zijn aanvaard, zou de*ware aap uit den mouw komen en men broederschap moeten drinken met een gouvernement dat niet op Erfüllung" maar op reactie uit was. Doch het blijft toch zeer stellig een der groote fouten van de laatste jaren, dat aan die theorie gewillig gevolg ge geven is. Nergens misschien zoo gemakkelijk als onder de Duitsche natie wordt die meening aangehangen, welke succes te wachten geeft. Staatkundig is de doorsnee-Duitscher noch principieel, noch idealist, ? maar oppor tunist. Het ware voor de Entente- regeeringen niet moeilijk geweest, door gezonde taktiek, de Duitsche natie op te voeren tot rustige, betrouwbare internationale politiek. Nu dit niet is geschied, zit Europa op het oogenblik met een Duitschland waarin het felle element weder geheel den toon aangeeft. Het heeft thans in zijn verzet tegen de Ruhrbezetting een plausibele richting gevonden. De maatregel moge inzichzelf noch ongerecht vaardigd noch onverdedigbaar zijn, niemand kan veroordeelen dat het Duitsche patriotismc er hoog tegen oploopt. Het groote nadeel van de geheele démarche is misschien wel dit, dat het 't Duitsche reactionaire nationalisme in staat gesteld heeft, in plaats van moreel zwak te staan, moreelen bijval te oogsten. IflllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIItlU-ll' iimiiiimiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitii FRANSCHE PORTRETTEN l Ook in het geschreven portret zijn de Fran schen meesters. Misschien herinnert zich nog de een of ander een boek dat heet: La galerie des Et at s generaux et des dames francaises bij het begin der Fransche Revolutie verschenen, en dat een verzameling is van karakterschilderingen uit den allereersten tijd der groote Omwenteling Daar stellen zich de personen op die hun invloed op de beweging van die dagen hebben laten gelden of die onder haar invloed hebben gestaan, en niets schijnt mij zoo belangwek kend als in het vlottende licht der voorbij gaande oogenblikken de physionomiën ga te slaan, eer het karakter, zoowel van den tijd als van de menschen, geheel is gevormd en zich heeft dfgeteekend. Over een groote meesterschap van hand moet hij kunnen beschikken die zijn portretten de revue laat passeeren. Niet alleen mag hij noch vleien noch satirisch zijn want men vraagt hem noch een lofrede, noch een caricatuur, maar hij moet overal een ruimte open houden voor de onzekerheid van de toekomst, zeker was in dit opzicht het werk van den galerijbeschrijver der revolutie van de acht tiende eeuw oneindig-moeilijker, dan zoo iemand de leidende mannen van de politieke wereld onzer dagen in Frankrijk heeft ge kozen als onderwerp voor zijn boek. Ceux qui nous mènent heeft een anonymus zijn brochure van 'n dikke driehonderd blad zijden betiteld, gewijd aan de mannen die in het tegenwoordige Parlement den toon aan geven of willen aangeven. Hoe ik er toe ben gekomen om, naar aan leiding van dat bleek blauwe boekje van heden, het kernachtig stuk proza van de 18e eeuw voor den dag te haien, dat mflet ge mij niet vragen. Misschien overvalt ons soms wel de behoefte om, wanneer we lang geluisterd hebben naar Tardieu of een andere grootheid van den dag, ook eens een man in 't vizier te nemen als Neckcr, Mirabeau, Sieyès, Talleyrand, zelfs Lafayette is een aangename afwisseling. Choderlcs de Laclos, de schrijver der Liai sons dangereuses, en een der auteurs van La galerie des Etats Géneraux, was zeker niet de man om groote sympathie te hebben voor Lafayette, dien hij onder den naam van Philarète schildert (deugdminnaar). Hier hebben wij hem: Philarète is er toegekomen om te gelooven dat hij de schepper is van de Amerikaansche revolutie, en hij is nu bezig om klaar te staan voor een eerste rol in de Fransche revolutie. Het leven dat hij maakt houdt hij voor glorie, al wat hem overkomt voor een succes, de complimenten die hij krijgt voor beloften van onsterfelijkheid, en als hij zich eens flink heeft gedragen rekent hij op de vereering voor een held.' Wat kan in een vergadering van de natie een man als Philarète doen? Noch goed, noch kwaad. Hij zal stemmen als het meerendeel van zijn partij. Hij hoort tot die menschen die onmogelijk uit zichzelf tot een meening kunnen komen". Te bitter dunkt ge? Hoor dan verder. ,,Hij heeft toch zijn verdienste en hij ver dient in zekeren zin den naam dien hij heeft verkregen, omdat hij beter is dan het meerendeel van zijn mededingers. Misschien begrijpt hij zelf niet de reden waarom men zoo zacht over hem oordeelt: hij heeft veel tot stand gebracht met de matige talent en die hij van de natuur heeft meegekregen. Men heeft eerder gelet op wat hij heeft willen wezen, dan op wat hij in werkelijkheid was. En dan, hij ziet er zoo modest uit!" Daar is de man geteekend aan de bron van zijn wezen eer hij nog in de Fransche revolutie zijn rol begon te spelen. Wien Iramba in de galerij der Staten Gene raal moet voorstellen, is niet moeilijk te gissen. Men heeft enkel een paar letters om te zetten om op Mirabeau te komen. Het is. een vriend van den staatsman die spreekt. In dat leven van den geweldigen tribuun, waar dikwijls hartstochten het hoogste woord schenen te voeren en de regelmaat telkens wordt afge broken door buitensporigheden, ziet de auteur een leidende gedachte met het hooge doel om nieuwe beginsels in de staatkunde in te voeren evenals Voltaire en Rousseau in de maatschappelijke wereld meeningen en zeden hebben hervormd. Door vrijheid en gematigd heid wil Iramba de politiek bevrijden van haar beperking. Carlyle heeft ons een Mirabeau getoond strijdend tegen den schijn, zoekend naar het ware wezen der dingen, deze galerijman weet het op zijn manier krachtig en snijdend te zeggen; hij verheft zijn stem tegen de menschen die denken dat men Mirabeau kan koopen: Iramba verkoopt noch zijn pen, noch zijn meening, hij heeft juist den tegenovergestelden regel. Volgens hem bestaat het geheim om zich aanzien onder de menschen te verwerven en hun stemmen te winnen hierin, dat men altijd gelijk moet hebben, en om altoos gelijk te hebben, moet men, wat het ook moge kosten, de waarheid zeggen. Met des te meer vertrouwen kan men dezen weg volgen, omdat niets zoo pikant en zoo nieuw is als waarheid zeggen. Dit is een axio ma en verspreidt overal zijn licht. Waarlijk het is geen grap, het is iets verschrikkelijks in zijn consequenties. Niet alleen roept het uw vijanden op tot tegenwerking, maar het strijdt elke minuut tegen de menschelijke verhoudingen en leidt tot ondank...." Nu volgt een uitweiding over den levens moed, maar ik vrees te veel aan te halen. Toch om het boekje geen onrecht aan te doen, moet ik er nog eenige regels van ten beste geven en ook spreken over een portret dat voor de wereld van het begin van 1789 nog weinig beslistheid had. Ik bedoel de tee kening van Talleyrand's beeld. De schrijver, blijkbaar een vriend, heeft voor hem den naam van Am ne gekozen. Het woord duidt iets glads aan en past geheel bij den vriendelijk doenden diplomatischen geestelijke die bijna zijn geheele carrière nog voor zich heeft. Améne, legt de portretschrvjver, heeft tegen zich de gelijkheid van zijn humeur, en het aantrekkelijke van zijn verschijning; ik ken menschen die zich over al die hem ver leende voordeelen ergeren; zij nemen in tegen iemand die zich daarbij vermeet het voorrecht van zijn geboorte te voegen en de edele qualiteiten van zijn inborst. Daarom heeft de nijd ook gewezen op het gemis bij Am ne van die kracht die de hinder palen breekt welke gestrooid liggen op den weg van wie verplicht is te handelen voor het algemeene welzijn. Maar maakt men niet al te licht misbruik van de uitdrukking: Karakter hebben" en moet men soms niet wijken voor de omstandigheden en eenige offers brengen om den vrede te bewaren, zonder daarom zijn beginselen op te geven?" Waarheen laat de portretschrijver zich voe ren, nu hij op dit kritieke punt is gekomen? Hij ontwijkt dien verderen weg toch niet en stelt zich resoluut de vraag: , ,,Wat kan men in de Vergadering van Am ne verwachten? Niets of heel weinig wanneer hij samenstemt met zijn ordegenooten; maar veel wanneer hij zich niet aan anderen onderwerpt en uit zich zelf leert handelen en zich weet te doordringen van de groote waarheid dat in de Vergadering van de natie er alleen van burgers sprake is. Gelukkig staat hij boven de vleierij". Zoo kort als de inhoud is van dit portret, zoo duidt het toch op admirabele manier de wijze aan hoe de schrijver Talleyrand, den bisschop van Autun, in de eerste periode van zijn leven beoordeelt: hij staat nog voor het onbekende, hij heeft de eigenschappen bij een om een rol te spelen in de Vergadering, verstand, houding evenwicht van geest; maar hij mist den moed van het vaste karakter. Ja, wij hebben dien Talleyrand wel voor ons. En hoe zal in minder scherp geprente tijden, nu het Parlementarisme lang zijn jeugd voorbij is en niet recht meer weet hoe het zich op zijn beenen staande houdt, het oordeel uitvallen over de mannen die door de omstandig heden of hun talenten vooropstaan en aan de democratie doel en teekening denken te geven. Laten wij onze entree maken met den man die ors bij den ingang van het boek, Oi/v qui nous mènent opwacht. Louis Barthou, minister van justitie in het ministerie Poincaréis een typische vertegen woordiger van de Fransche politieke wereld. Als jongman heeft hij schijnbaar zonder moeite zijn plaats in de kamer veroverd en zijn zetel tot nu toe na meer dan dertig jaren zonder onderbreking behouden. Hij is meester in zijn departement en heeft zich eveneens een meester getoond voor welk werk hij ook werd geplaatst. Ruim gebruik heeft men daarom gemaakt van een lenigheid van geest die zich overal wist terecht te vinden, of het was in een van de groote ministeries als Oorlog of Biiitenlandsche Zaken of in een der meer technische Afdeelingen als Openbare Werken of Onderwijs, waar hij zich bijzonder thuis gevoelt; ook het voor zitterschap van het kabinet heeft hij waarge nomen. En de opsomming van al die waardig heden achtereenvolgens vervuld geeft nog maar een beperkt beeld van de talenten' wairover hij beschikt: hij is historicus, een onderzoeker op letterkundig gebied, lid van de Academie, voorzitter van de journalistenvereeniging, kortom er is geen tak bijna van het geestelijk leven van zijn volk waaraan hij niet heeft geraakt.... Ingegrepen in de geschiedenis van zijn land heeft hij dan door zijn wet over den driejangen diensttijd die Frankrijk vóór den oorlog een capabel leger gaf: een toeschietelijk jovi aal man daarbij, hoewel bewust van zijn waarde. . Maar de wereld zegt van hem wat de nijd voorheen van Amène heette te zeggen: Talent en qualiteiten in overvloed, maarkeen karakter. Het groote succes is uitgebleven. W. G. C. B v v A N' c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl