De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 31 maart pagina 5

31 maart 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

31 Maart. '23. - No. 2388 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOM STIGHEDEN LX VI Een van de [eigenaardigste uitwerkingen van waarachtige kunst is, dat ze ons van.de angst voor netlijden bevrijdt, ja, onsizelfs met een ^wonderlijke hunkering, metseen brandend^verlangen te mogen lijden kan,ver vullen, omdat we aan haar beleven," dat' het diepe, het intense leven slechts langs den kruis weg kan worden bereikt.Wij, die, met ons kleine alledaagschehart alleen gelaten, streef den naar gemak, naar genoegen en bevrediging, die alles verre trachtten te houden, wat de lichte rust onzer dagen zon kunnen storen, wij vergeten, dat we er juist in geslaagd waren ons een goede positie in een kleinen, aanzienlijken kring te verwerven, als zij de poorten van het oneindige voor ons openrukt, als zij even den adem van het goddelijke heimweh over ons heen laat waaien; we vergeten, dat we een banksaldo, een cheque-boek, een moderne avondjapon en een reputatie rijk zijn; zoo open en heftig als een kind staan we nogeens tegenover het mysterie van de wereld, en nogeens smeeken we om de genade van het diepe beleven, van het waarachtige gevoel, óók als ons hart er om doorkerfd moet worden tot den bodem toe. Voor mij was het ditmaal de Vlaamsche componist Jef van Koof, die de jonge roeke loosheid en den jongen ernst weer wakker riep, en bedachtzame zuinigheid en behoefte aan comfort op de vlucht joeg; hij, die kwam uit het land, dat geleden heeft onder den buitenlandschen vijand, en dat nog lijdt onder den binnenlandschen vijand, zooals weinigen, en die, door dat lijden tot een muziek is opgezweept, van een zoo brandenden hartstocht, dat zij, die haar hooren mochten, ze nog steeds in hun hart voelen naklinken. Daar is maar n land dat mijn land kan zijn. Daar rukt niet de Rhóne, daar stroomt niet de Rijn, Daar vloeit maar de Leie en de Schelde die brandt. Daar is maar n Vlaandren, 't is mijn land. Daar is maar n land. dat mijn land kan zijn, Daar is maar n vreugde, daar is maar n pijn. Daar is maar n liefde, daar is maar n haat. Daar is maar n Vlaanderen en ? 't vergaat. Daar is maar n land, dat mijn land kan zijn. Het groeit naar de daad en die daad is mijn ! Het wordt in de wereld veel of niets. Daar is maar n Vlaandren en 't is Dietsch !" RENÉDE CLERQ. Ben ik vergeten, hoe dankbaar we in den oorlog waren, dat het verderf vlak langs onze grenzen kwam gestormd, maar óns onberoerd liet? Of zou ik waarlijk begeeren, dat ook in ons land het eene deel der bevolking het andere bevocht, belasterde, in de gevangenis wierp en hem het licht der zon niet gunde? Neen, neen; maar toch weten wij, hoe lief we ons land hebben, voelen wij, wat onze taal ons waard is, wij, die er niet voor behoefden te lijden; wij, die gén offers ervoor brachten; wij, die niet de celdeur achter ons hoorden sluiten en eenzaam bleven,met niets dan deze zekerheid: Gij zegt dat "t Vlaamsch te niet zal gaan: 't en zal! Dat 't Waalsch gezwets zal boven slaan: 't en zal! Dat hopen, dat begeren wij, dat zeggen en dat zweren wij! Zoolang als wij ons weren, wij: 't en zal! 't en zal! t en zal!" Natuurlijk zal niemand het wagen verdeeld heid en strijd over een volk af te bidden, zelfs niet in zijn verborgenste gedachten, natuur lijk zullen ook slechts de wijsten en sterksten als Wies Moens, als Jef van Hoof onrecht en ontbering in schoonheid weten om te zetten, en zal de groote schare er juist minder door worden en verbitterd en verbijsterd ten onder moeten gaan; maar die enkelen, die er in slaagden, poëzie van leed" te maken, hoe roept hun stem ons hart tot een wild en rede loos verlangen, omdat wij, zonder dat we met hen door de duistere krochten behoefden te kruipen, waar het smartenkind werd ontvan gen, opeens naar de breede hoogvlakten werden geleid, waarheen hun de wanhoop den weg leerde, en waarvan onze verfijnde, verbrokkelde en verslapte zielen het be staan vergeten hadden. Over ons zijn niet de groote, wilde golven geslagen, die ons den adem benamen !en ons alles deden prijs geven, dat niet met den allerprimitiefsten levensdrang in verband stond; wij hebben altijd door kunnen gaan met onze fijne droomen, onze subtiele detailleeringen,ons speelsch geven en nemen, en onze altijd-reeëironie, Onze ironie, die ons ook den moed benam te schijnen, die we zijn; die onze kunste naars leerde zich te kleeden als statige beursmeneeren of als wereldsche dandy's, zoodat we met verbazing staren naar dezen ouderwetschen" artist, die zijn haren even min kort hield als zijn inspiratie, en die, evenals wijlen Simson, innerlijke kracht aan uiterlijke weelderigen lokkenpracht praalt. Maar met die schuchtere bedachtzaamheid verleerden we ook het lan van een enkelvou dig gevoel, dat zich doorzet, over alle weife lingen heen, en dat, onvervaard dóórgroeiend in n richting tot een meesleependen climax voert. God, onze Heer, Gij zijt de Heer der Heeren, Gij draagt de wereld op Uw hand; Lacht Ge op een Volk, het bloeit in roem en eeren, Keert Gij uw blikken, 't stort in 't zand. God, onze Heer, Gij loecht weleer op Vlaanderen;" Deze psalm" van Albrecht Rodenbach, gezongen door een stem, die in de gevangenis er zijn kameraden mee opgewekt had, tot, van cel tot cel, de smeekende bede om uitkomst en redding ten hemel klonk, deed ons denken aan onze eigen worsteling om vrijheid, in de 17e eeuw, aan den bangen strijd in Zuid-Afrika, aan Jesaja, aan allen, die, in vertwijfeling en verwerping, dat diepmenschelijke geluid heb ben mogen vinden, dat ons allen gemeenzaam is. En we stelden ons voor, hoe ziek van verlan gen, en hoe weemoedig-gelukkig tegelijk, de vele ter-dood-veroordeelde Vlamingen zich moeten hebben gevoeld, toen ze, in het land hunner ballingschap, voor een Hollandsen publiek, datzelfde lied hoorden zingen, dat hun heilig" Vlaanderen verheerlijkte; hun geboortestreek, waarbij ze behooren, waarnaar ze hunkeren, en die ze toch niet terug mogen zien; omdat het wreede lot wil, dat enkelen van de beste en moedigste zonen ver van hun moeder moeten leven. ANNIE SALOMONS KLEEDING VAN^DE MAAND Teekening voor de Amsterdammer" van Susanne Desaga tenslotte gebruikt ze zijn rituaal als afweermiddel tegen onaangename ontmoetingen. Zoo vinden we haar samen met kleinen Dirk, wiens angst haar aangestoken heeft, huilend en rampzalig, maar groetend, groetend onver moeibaar en zonder ophouden, in een toestand van jammerlijke zelfvernedering groetend, groetend met de vurighed des geloof s: een tergend langzaam afdeinzende vliegmachine. 1 Daarna komt een dag, dat ze pijn heeft en tracht die te verdrijven met e'en dapper herhaald: da peijn", wat werkelijk schijnt te helpen. In nog later stadium wordt haar groet dan ook wel een voorloopige beveiliging tegen wat vreemd en onbekend is.... en toch tot nader onderzoek verlokt. Zoo groet ze, lichtelijk grie zelend, een wanstaltige augurk, die ze vindt in den tuin en die wel eens een beest" zou kun nen zijn. Zoo groet ze een Fraulein met wat al te wilden haardos. Het gevaar al wuivend op een afstand bezwerend, houdt ze stand en tracht betrekkingen aan te knoopen. En hiermee naderen we dan vrij wonderlijk weer den aanvangsgroet" der groote menschen, waaraan wellicht in oorsprong ook niet vreemd is de gedachte eener voorloopige beveiliging in afwachting van verder. Zoo ontwikkelt zich de ritus uit de magie. J. C. v A N D o M B u R i; iiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiluiiMiiiiiiimittilliitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiililllllliiiiii BABBELTJES Voorjaaisjapon van marine-blauw crèpe marocain. Waaierplooien gevoerd met aardbeikleurige gazu de soie. Borduursel in diezelfde kleur en zilveren kralen. Ondermouweii van de gaze de suie iiiiiiiiiimimiiiiititiiiiiiiii iiiiiiiiifiiiiiiiiiilllliiluli iiimiiiimiiiiimi iiniiiiiniiiiiiiiiiiiii UIT JOOSJE'S LEVENSBOEK EERSTE LEUGEN. Moeder: Wat is dat? Is het bekertje om gevallen?" Joosje (onvervaard): Nee". Moeder: ,,Is 't melkbekertje niet omge vallen?" Joosje (door de wol geverfd): Né". Moeder: Joosje kon 't niet helpen, zeker?" Joosje (zalig opgelucht en lachend): Né!" Moeder: Zal Moeder dat boeltje dan maar gauw weer opruimen?" Joosje (boven alle bergen gelukkig): H ju !" FORMALISME Joosje is gewend, dat Moeder haar het sap van een sinaasappel toedient, geschept uit de vrucht zelf. Op een goeden dag schenkt Moeder het in een bekertje. Joosje weigert dit standvastig en accepteert het sap alleen, wan neer het rst weer in de schil gegoten is. Sedert ze heeft willen onderzoeken, of II IHIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIH llllllllllmllllllllllllllll Illlllllllllllllll VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak zwammen eetbaar zijn, zijn helaas ook de paddestoelen van het dennebosch onder de streng verboden zaken gerangschikt moeten worden. De eerste maal, dat ze, na dit verbod, weer een familie van die verleidelijke specldingen ontmoet, blijft ze staan; ze mag er niet aankomen, maar het handje gaat er on weerstaanbaar heen, het nadert en nadert, aarzelt, .... en dan geeft ze een flinken schop in de kolonie. Aankomen" is iets, dat alleen de handjes aangaat. Ze was bezig de bloemen te mishandelen, bloernblaadjes uittrekkend n voor n, tot Vader dit bedrijf verlamde met alweer een verbod, dat van schrik wel wat al te heftig uitgevallen was, helaas. Joosje denkt er over na, stom verbaasd.Dan begint ze de bloemetjes te aaien, aai b'oeme, aai b'oeme"; aaien is nog steeds een aanbevolen handeling geweest, dat moet dus wel in orde zijn. Maar ze aait zoo hardhandig, dat de bloemblaadjes niet minder talrijk vallen dan te voren. Ze wordt zoo formalistisch als.... een gewoon mensen. MAGIE Bij het afscheid nemen behoort de afscheids groet. Joosje heeft dat goed geleerd en het handjewuiven en dag-zeggen is een genoeglijk eindspelletje geworden, dat de reeks van andere spelletjes, waarin de afloopende relatie na tuurlijk heeft bestaan, op waardige wijze af sluit. Maar evenmin als wijlen Chanteclcr in zijn betrekkingen tot de zon blijkt ook zij bestand tegen de verleiding post" en ,,propter" op aangename wijze te verwisselen. Gaan deweg toch gaat ze den afscheidsgroet be grijpen als een geheimzinnige machtshandeling, die de wederpartij tot aftrekken noopt en NATUURMONUMENTEN Als ik durfde hopen, dat al mijn lezers lid zijn van de Vereeniging tot Behoud van Na tuurmonumenten, dan behoefde ik dit arti keltje niet te schrijven. Of neen, ik deed het toch, want het komt er ook op aan, dat de leden lid blijven en bovenal, dat zij leden werven, 't Is thans meer noodig dan ooit. Dit alles naar aanleiding van het verschijnen van de jaarverslagen der Vereeniging over de jaren 1918?1922. Een van de nieuwe leden kwam dezer dagen met een glimlach op het gelaat naar mij toe en was wel zoo vriendelijk om te verklaren dat hij ,, waar voor zijn geld" kreeg, want het boekje is wel een rijksdaalder waard met zijn vele prachtige illustraties en de zeer onder houdende en leerzame artikelen van wat men vroeger het mengelwerk" placht te noemen. 't Is waar, de verslagen van den Secretaris zijn wat eentonig. De man tracht er nog wat van te maken en vindt als hij het heeft over de dingen, die tot stand gekomen zijn, nog wel eens een aardige zinswending of een ver lokkende beschrijving. Maar meestal is hij aan den mopperigen kant. In 1918 schrijft hij: Wanneer wij zien, hoe snel alles tegen woordig verandert, dan beseffen wij levendig, hoe noodig het is, dat onze Vereeniging in het welbegrepen landsbelang toch overal snel en krachtig moet kunnen optreden en het is daarom, dat wij hier aan het slot van ons verslag nog eens iedereen opwekken tot krach tige medewerking, hetzij door het doen van schenkingen, het aanbrengen van nieuwe \eden of het verschaffen van inlichtingen. Ieder jaar toch, dat wij wachten, wordt onze taak moeilijker, ons doel minder goed bereikbaar". In 1919: Laat dus ieder begrijpen, dat ook de geringste inspanning en de kleinste gift van belang is, en dat het niet aangaat op anderen te wachten, indien men zelf in staat is, iets te doen, al is het dan ook nog zoo weinig". 't Is nog al grappig, dat dit betrekking had op het sluiten van een obligatie-leening groot ? 350.000 voor den aankoop van het landgoed Rhederoord voor altijd en voor iedereen". Dat is toen gelukt ook. Vandaar dat hij in 1920 beter te spreken is en met voldoening" gewaagt van den aanwas van het ledental, van obligatiehouders die hun obligaties ten geschenke aanbieden aan de Vereeniging, van den Minister, die ons een compleet exemplaar van de Chromotopografische kaart van Neder land cadeau_doet, van de Groningers, die zoo flink helpen" om hun Braak te koopen, van een mooie schenking in het Gooi en van het lid, dat in drie maanden tijds honderd nieuwe leden ver wierf. Maar er is toch een wolkje aan de lucht: Het Nederlandsche landschap wordt in zijn schoonste, ongerepte ge deelten bedreigd. Bij onze pogingen tot redding stuiten wij maar al te vaak op onkunde en onverschilligheid". In 1921 is het weer heelemaal mis: Het leden tal steeg tot 5785, dat der leden en dona teurs tot 284, getallen, die nog verre blijven beneden de aantallen, die over een zouden stemmen met de belang rijkheid en dringenden aard van onze taak en met de welvaart en de ontwikke ling der Nederlanders" In 1922 wordt het nog erger: Ondanks de toetreding van 700 nieuwe leden is de financieele positie van onze vereeniging niet noemenswaard versterkt, meer dan ooit zijn wij gerech tigd, dit verslag te besluiten met een herhaald en dringend beroep op u aller hulp". Dit alles resumeert hij dan nog weer in de Voorrede: Ook elders dreigen ge varen, groote en kleine. En het is daarom, dat wij al onze leden oproepen tot ver dubbelde werkzaamheid Het geldt tenslotte toch de bewoonbaarheid van Nederland, de beveiliging van de groeiplaats van hei Nederlandsche volk. Wij mogen niet rusten, eer ieder Nederlander, die zijn vijf cent per week kan bijdragen, lid is geworden van de Vereeniging, die hem en haar de gelegenheid wil verschaffen voor een der edelste genietingen van dit leven: het verkeer met de schoone, rijke, vrije natuur. Het hierboven gecursiveerde wordt op uit muntende wijze toegelicht door detineer H. Cleyndert in zijn artikel: Wat ik zag en hoorde in Amerika". Hij vertelt niet alleen van de groote Nationale Parken zooals Yellowstone, Yosemite, Rainier e.d. maar ook hoe nog allerlei andere terreinen door Staat, Staten en Steden dienstbaar gemaakt wor den aan ontwikkeling en ontspanning en nobel gebruik van onzen tijd. En dan wordt hij, hier in Nederland rondziende, nog een graadje somberder dan de Secretaris van de Vereeniging tot Behoud van NatiiurnionuPERZISCHE Tapijten en Kleedjes tegen vóór-oorlogsprijzen, iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiw iiniiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimi b.v. waarheidsliefde en oprechtheid aan de beurt, waarop een les in het beheerschen van drift en boos-humeur volgde, en eene over de macht om een brommige stemming te bestrij den". Ook onzelfzuchtigheid kwam ter sprake. En de kinderen vonden het zoo mooi, zoo heelemaal niet braaf, of vervelend zie je, dat zij allengs als kleine wijsgeertjes de in hun leventjes voorvallende problemen gingen bekijken.... Met dat gevolg, dafde autoritei ten, die tevoren eenigszins twijfelachtig ge glimlacht hadden, het nut van de deugdlessen" gingen inzien, en de Papa's en Mama's alras een zeer groote vooruitgang in de ka rakters hunner kinderen constateerden.. De kwieke onderwijzeres had nu enthousiasme voor haar plan gewekt, een boeiend-vertellen de plaatsvervangster werd tijdelijk op de school aangesteld, en zij zelf reist thans de Vereenigde Staten door, om overal voor haar plan geestdrift te wekken. Was het geen gelukkig feit, dat zij in Kansas City eene landgenoote mocht treffen, die zich haastte, ondergeteekende van het ongetwijfeld ook voor Holland hoogst belangrijke streven te berichten? Wat een interessant denkbeeld voor onderwijzers en ouders, nietwaar, ? roept Miss Ethel uit. Deze deugd-fra/;n'ng (het woordje klinkt in ónze ooren wel een beetje zér Amerikaansch) betreedt niet het gebied, van iets wat Zondag-schoolonderricht zou genoemd kunnen worden. Ik zou bijna zeggen, deze lessen, die werkelijk dagelijks niet langer, dan vijf minuten of een kwartier van de kinderlijke aandacht behoeven te vragen, beteekenen hetzelfde op 't gebied van ka rakter en psyche, als heilgymnastiek op het physieke terrein. De kinderlijke leeftijd is als geen andere ontvankelijk voor indrukken. Het wezen van den mensch wordt dan ge vormd, en wat in de jeugd een diepe impressie maakt, blijft onuitwischbaar bewaard. (Ook al mag het in later jaren schijnen, dat de eerste kinder-indrukken, zelfs de sterkste, schoonste en beste plaats maken voor andere. Psycholo gen hebben bewezen, dat het anders is, en dat de jeugd-indrukken van overwegenden invloed zijn op den heelen lateren zielstoestand) Miss Ethel is van meening, dat de school in deze tijden, waarin het zieleleven van zoovele volwassenen zoozeer het noodige evenwicht mist, van groot nut voor de karaktervor ming van het kind kan zijn. Zeer velen ouders ontbreekt het helaas aan het noodige hart, om den kleinen mensch een opvoeding te geven, die hem naar hart en ziel voorden levens-strijd uitrust. JDe vol wassen mensch van het oogenblik is meermalen zeer uitsluitend scherpzinnig en intellectueel en beschikt niet steeds over het sentiment, waaruit de Kracht moet gevonden worden, om een kind tot een psychisch-rijk" wezen te doen opgroeien. Nadrukkelijk bespreekt Miss Ethel den wensch, dat men bij het beoefenen van de deugd-training zonder hoog dravendheid" te werk zal gaan. En zij besluit: Het is even makkelijk doenbaar, kleine kinderen te leeren, hoe zij vriendelijk en op recht moeten zijn,alshungrammair en geschie denis te leeren; mits men maar volgens 'n kalm, eenvoudig systeem te werk ga. Ik ben er van overtuigd, dat alle vrouwen, die veel met klei ne kinderen om moeten gaan, onmiddellijk zullen inzien, dat hier met zeer weinig inspan ning (maar die weinige inspanning komend uit het beste van ons wezen) onnoemelijk veel winst" bereikt kan worden". Y v o N N F. MI1IIIMIIIII lllllltllllllMIIIIIIIIIIIHItlllMIIIIIIMIIItttllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllEIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII EEN NIEUWE DEUGD-STUDIE Vél leert de mensch in zijn jonge jaren op school ! Een schrandere, jonge Amerikaansche onderwijzeres, in Washington heeft met het elegante wijsvingertje tegen haar slaap, dat zinnetje nog eens bij zich zelf her-zegd". En er bij gedacht. Veel l" Maar niet alles". Jaapje en Keesje leeren, waar Parijs ligt, en hoe Columbus Amerika ontdekte maar ze leeren niet, hoe ze hun zieltje in evenwicht moeten houden, als Papa of Mama thuis een huiseiijken twist voeren. Ze leeren, hoeveel magen een koe heeft, maar niet, hoe ze zich te gedragen hebben, wanneer Kee, de dienstbode, hun lievelings thee-kop breekt, of hun beste vriend, er met hun mooisten knikker, van door gaat". De jonge onderwijzeres, Ethel Scenry, had inderdaad wel een zeer moederlijk-liefhebbend instinct, en .... 't interesseert u wellicht, lieve lezeres, te hooren, hoe zij verder handelde, deze merkwaardige jonge vrouw, die kennis van deugdzaamheid, op haar les-uren rooster meende te moeten invoeren ! Ondanks ver stolen lachjes van autoriteiten, en ouders. Miss Ethel echter glimlachte lest", en haar glim lachje was best. Omdat zij geen apart uur voor haar doel kon krijgen begon zij, eiken dag, vijf minuten voor den aanvang van het eerste lesuur, een korte ethische les te geven. Geen braafheid-predikatie" was het, maar eene kleine bespreking, naar aanleiding van het een of andere geval, dat de kinderen interesseercn moest, omdat het b.v. een scènetje" uit hun midden betrof. Wanneer ge uw behandeling, uw be spreking, smakelijk weet te maken, zitten de kinderen, aandachtig als groote menschen (of moet ik zeggen, aandachtiger dan. . . .) toe te luisteren, en vinden het geval belangrijk als. . een sprookje. Dat is het oogenblik, waarop ge tot hun innerlijk spreken kunt, en ik zou me sterk vergissen, als de nawerking in het laterleven niet heilzaam was," Aldus, drukt Miss Ethel ongeveer haar bevinding uit. Hoe zij verder te werk ging? De vijf minuten" werden allengs tot een geregeld weerkeerend les-uur, dat elke maand aan een speciaal onderwerp gewijd werd, hetwelk op zichzelf weer in vie ren gesplitst werd. De eerste week besprak Miss Ethel bijvoorbeeld met de kinderen: vriende lijkheid jegens ouders en bloedverwanten, de tweede week: vriendelijkheid jegens onder wijzers, de derde week vriendelijkheid jegens kameraden, en de vierde week: vriendelijk heid jegens dieren. De volgende maand was IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII illllllllllllllllllllltlllllllllllllllllll Hotel Duin en Daal" Centraal verwarmd. Vatte waschtafols, koud- en warm water Bedreigd schoonst Nederland inenten. Hoor maar: Laat ik alleen wel mel den, hoc al het gehoorde mij de overtuiging schonk, dat, evenals er een gansene, bezielende geschiedenis geschreven zou kunnen worden over de talloos vele en schitterend geslaagde pogingen van de laatste twintig jaar tot be houd van het natuurschoon in Amerika, er bij ons feitenmateriaal te over is om te komen tot de sinistere historie van de stelsel matige verwoesting van Nederlands kost baarste bezit: de levende natuur". Nu zijn er gelukkig, sinds de heer Cleyndert dat schreef, in ons land toch ook weer een paar goede dingen gebeurd of geplant (om het eens op zijn Amerikaansch te zeggen). De Gooische spoor is voorloopig van de baan, verschei dene kamerleden hebben in het voor loopig verslag bezwaar tegen die rare sluis in het Nieuwe Meer, Amsterdam gaat werkelijk overleggen, hoe het nog meer en betere tuindorpen zal bouwen, den Haag heeft een groot, echt modern park ontworpen, waar de menschen en kinderen wat aan kunnen hebben voor hun leven en de gijnige Amsterdammers hebben van den steun aan hun Vondelpark een productief relletje weten te maken. 't Hoeft ook niet altijd zoo statig ! En dan heeft de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten in de nog geen twintig j'aren van haar bestaan toch nog heel wat tot stand gebracht. Haar bezit beslaat thans 2700 H.A. en zeer binnenkort, hopen wij, nog een kleine duizend meer. Óp het grootste deel van dit bezit laat zij vrije wandeling toe, zoo wel voor leden als niet-leden, natuurlijk in de verwachtin,., dat deze laatsten zooveel fatsoen zullen bezitten, dat ze zoo spoedig mogelijk tot de eerste catego rie zullen overgaan. Zoo is het Leuvenurnsche bosch dan voor altijd voor iedereen," even als de Veluwezoom van Dieren tot De Steeg en de Bosschen en Vennen van Oisterwijk. De leden hebben vrijen toegang tot De Braak onder Paterswolde, anderen betalen er een dubbeltje. Het onovertroffen Korenburgerveen en het beroemde Naardermeer kunnen bezocht worden met toestemming van liet Bestuur. Enkele kleinere terreinen zijn geheel gewijd n n n de planten en dieren en worden zoo goed als nooit betreden, dan alleen ter wille van ernstige studie. Trouwens elk terrein is van weten schappelijk belang en het jaarboekje bevat weer een aardige bijdrage in de polemiek over het ontstaan en de beteekenis van de vennen van Oisterwijk. In een vorig jaarboekje was Prof. Dubois aan het woord, thans geeft Dr. Loriëzijn zienswijze en de lectuur van deze artikelen zal u de wandeling aan die vennen des te belangrijker maken. Als de Vereeniging wat meer geld had, dan zou zij zeker over haar terreinen nog wel eens meer wat publiceeren: goede kaartjes, geïllustreerde verhandelingen e.d. Ik mag wel verklappen, dat daar onder goede leiding aan gewerkt wordt. Maar, om nu in den stijl van den Heer Secretaris te blijven: daarvoor is het noodig, dat gij lid wordt van de Vereeniging, of zoo gij lid zijt, dat ge de twee inschrijvingskaarten achter in het boekje op waardige wijze hun bestem ming doet vervullen". Verschuil u niet achter de domme malaise. Het hierbij afgebeelde beekje moet ook gered worden. J A c. l', T n i ] s s iff iiiiiimiiiiHiiiiiiiMimiliilliliiiiiililiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiimllliifi MOERHEIM DEDEMSVAART HEEFT EEN AFDEELING TUINARCHITECTUUR Condities op aanvraag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl