Historisch Archief 1877-1940
31 Maart. '23. - No. 2388
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOM STIGHEDEN
LX VI
Een van de [eigenaardigste uitwerkingen
van waarachtige kunst is, dat ze ons van.de
angst voor netlijden bevrijdt, ja, onsizelfs
met een ^wonderlijke hunkering, metseen
brandend^verlangen te mogen lijden kan,ver
vullen, omdat we aan haar beleven," dat' het
diepe, het intense leven slechts langs den kruis
weg kan worden bereikt.Wij, die, met ons kleine
alledaagschehart alleen gelaten, streef den naar
gemak, naar genoegen en bevrediging, die alles
verre trachtten te houden, wat de lichte rust
onzer dagen zon kunnen storen, wij vergeten,
dat we er juist in geslaagd waren ons een goede
positie in een kleinen, aanzienlijken kring te
verwerven, als zij de poorten van het oneindige
voor ons openrukt, als zij even den adem van
het goddelijke heimweh over ons heen laat
waaien; we vergeten, dat we een banksaldo,
een cheque-boek, een moderne avondjapon
en een reputatie rijk zijn; zoo open en heftig
als een kind staan we nogeens tegenover
het mysterie van de wereld, en nogeens
smeeken we om de genade van het diepe beleven,
van het waarachtige gevoel, óók als ons hart
er om doorkerfd moet worden tot den bodem
toe.
Voor mij was het ditmaal de Vlaamsche
componist Jef van Koof, die de jonge roeke
loosheid en den jongen ernst weer wakker riep,
en bedachtzame zuinigheid en behoefte aan
comfort op de vlucht joeg; hij, die kwam uit het
land, dat geleden heeft onder den
buitenlandschen vijand, en dat nog lijdt onder den
binnenlandschen vijand, zooals weinigen, en die,
door dat lijden tot een muziek is opgezweept,
van een zoo brandenden hartstocht, dat zij,
die haar hooren mochten, ze nog steeds in
hun hart voelen naklinken.
Daar is maar n land dat mijn land kan zijn.
Daar rukt niet de Rhóne, daar stroomt niet de Rijn,
Daar vloeit maar de Leie en de Schelde die brandt.
Daar is maar n Vlaandren, 't is mijn land.
Daar is maar n land. dat mijn land kan zijn,
Daar is maar n vreugde, daar is maar n pijn.
Daar is maar n liefde, daar is maar n haat.
Daar is maar n Vlaanderen en ? 't vergaat.
Daar is maar n land, dat mijn land kan zijn.
Het groeit naar de daad en die daad is mijn !
Het wordt in de wereld veel of niets.
Daar is maar n Vlaandren en 't is Dietsch !"
RENÉDE CLERQ.
Ben ik vergeten, hoe dankbaar we in den
oorlog waren, dat het verderf vlak langs onze
grenzen kwam gestormd, maar óns onberoerd
liet? Of zou ik waarlijk begeeren, dat ook in
ons land het eene deel der bevolking het
andere bevocht, belasterde, in de gevangenis
wierp en hem het licht der zon niet gunde?
Neen, neen; maar toch weten wij, hoe
lief we ons land hebben, voelen wij, wat onze
taal ons waard is, wij, die er niet voor behoefden
te lijden; wij, die gén offers ervoor brachten;
wij, die niet de celdeur achter ons hoorden
sluiten en eenzaam bleven,met niets dan
deze zekerheid:
Gij zegt dat "t Vlaamsch te niet zal gaan:
't en zal!
Dat 't Waalsch gezwets zal boven slaan:
't en zal!
Dat hopen, dat begeren wij,
dat zeggen en dat zweren wij!
Zoolang als wij ons weren, wij:
't en zal! 't en zal!
t en zal!"
Natuurlijk zal niemand het wagen verdeeld
heid en strijd over een volk af te bidden, zelfs
niet in zijn verborgenste gedachten, natuur
lijk zullen ook slechts de wijsten en sterksten
als Wies Moens, als Jef van Hoof onrecht en
ontbering in schoonheid weten om te zetten,
en zal de groote schare er juist minder door
worden en verbitterd en verbijsterd ten onder
moeten gaan; maar die enkelen, die er in
slaagden, poëzie van leed" te maken, hoe
roept hun stem ons hart tot een wild en rede
loos verlangen, omdat wij, zonder dat we met
hen door de duistere krochten behoefden te
kruipen, waar het smartenkind werd ontvan
gen, opeens naar de breede hoogvlakten
werden geleid, waarheen hun de wanhoop
den weg leerde, en waarvan onze verfijnde,
verbrokkelde en verslapte zielen het be
staan vergeten hadden. Over ons zijn niet
de groote, wilde golven geslagen, die ons den
adem benamen !en ons alles deden prijs
geven, dat niet met den allerprimitiefsten
levensdrang in verband stond; wij hebben
altijd door kunnen gaan met onze fijne
droomen, onze subtiele detailleeringen,ons speelsch
geven en nemen, en onze altijd-reeëironie,
Onze ironie, die ons ook den moed benam
te schijnen, die we zijn; die onze kunste
naars leerde zich te kleeden als statige
beursmeneeren of als wereldsche dandy's,
zoodat we met verbazing staren naar dezen
ouderwetschen" artist, die zijn haren even
min kort hield als zijn inspiratie, en die,
evenals wijlen Simson, innerlijke kracht aan
uiterlijke weelderigen lokkenpracht praalt.
Maar met die schuchtere bedachtzaamheid
verleerden we ook het lan van een enkelvou
dig gevoel, dat zich doorzet, over alle weife
lingen heen, en dat, onvervaard dóórgroeiend
in n richting tot een meesleependen climax
voert.
God, onze Heer, Gij zijt de Heer der Heeren,
Gij draagt de wereld op Uw hand;
Lacht Ge op een Volk, het bloeit in roem en eeren,
Keert Gij uw blikken, 't stort in 't zand.
God, onze Heer, Gij loecht weleer op Vlaanderen;"
Deze psalm" van Albrecht Rodenbach,
gezongen door een stem, die in de gevangenis
er zijn kameraden mee opgewekt had, tot, van
cel tot cel, de smeekende bede om uitkomst en
redding ten hemel klonk, deed ons denken aan
onze eigen worsteling om vrijheid, in de 17e
eeuw, aan den bangen strijd in Zuid-Afrika,
aan Jesaja, aan allen, die, in vertwijfeling en
verwerping, dat diepmenschelijke geluid heb
ben mogen vinden, dat ons allen gemeenzaam
is. En we stelden ons voor, hoe ziek van verlan
gen, en hoe weemoedig-gelukkig tegelijk, de
vele ter-dood-veroordeelde Vlamingen zich
moeten hebben gevoeld, toen ze, in het land
hunner ballingschap, voor een Hollandsen
publiek, datzelfde lied hoorden zingen, dat
hun heilig" Vlaanderen verheerlijkte; hun
geboortestreek, waarbij ze behooren, waarnaar
ze hunkeren, en die ze toch niet terug mogen
zien; omdat het wreede lot wil, dat enkelen
van de beste en moedigste zonen ver van hun
moeder moeten leven.
ANNIE SALOMONS
KLEEDING VAN^DE MAAND
Teekening voor de Amsterdammer"
van Susanne Desaga
tenslotte gebruikt ze zijn rituaal als
afweermiddel tegen onaangename ontmoetingen.
Zoo vinden we haar samen met kleinen Dirk,
wiens angst haar aangestoken heeft, huilend
en rampzalig, maar groetend, groetend onver
moeibaar en zonder ophouden, in een toestand
van jammerlijke zelfvernedering groetend,
groetend met de vurighed des geloof s: een
tergend langzaam afdeinzende vliegmachine.
1 Daarna komt een dag, dat ze pijn heeft en
tracht die te verdrijven met e'en dapper
herhaald: da peijn", wat werkelijk schijnt
te helpen.
In nog later stadium wordt haar groet dan
ook wel een voorloopige beveiliging tegen wat
vreemd en onbekend is.... en toch tot nader
onderzoek verlokt. Zoo groet ze, lichtelijk grie
zelend, een wanstaltige augurk, die ze vindt in
den tuin en die wel eens een beest" zou kun
nen zijn. Zoo groet ze een Fraulein met wat
al te wilden haardos. Het gevaar al wuivend
op een afstand bezwerend, houdt ze stand
en tracht betrekkingen aan te knoopen. En
hiermee naderen we dan vrij wonderlijk weer
den aanvangsgroet" der groote menschen,
waaraan wellicht in oorsprong ook niet vreemd
is de gedachte eener voorloopige beveiliging
in afwachting van verder.
Zoo ontwikkelt zich de ritus uit de magie.
J. C. v A N D o M B u R i;
iiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiluiiMiiiiiiimittilliitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiililllllliiiiii
BABBELTJES
Voorjaaisjapon van marine-blauw crèpe
marocain. Waaierplooien gevoerd met
aardbeikleurige gazu de soie. Borduursel in diezelfde
kleur en zilveren kralen. Ondermouweii van
de gaze de suie
iiiiiiiiiimimiiiiititiiiiiiiii
iiiiiiiiifiiiiiiiiiilllliiluli
iiimiiiimiiiiimi
iiniiiiiniiiiiiiiiiiiii
UIT JOOSJE'S LEVENSBOEK
EERSTE LEUGEN.
Moeder: Wat is dat? Is het bekertje om
gevallen?"
Joosje (onvervaard): Nee".
Moeder: ,,Is 't melkbekertje niet omge
vallen?"
Joosje (door de wol geverfd): Né".
Moeder: Joosje kon 't niet helpen, zeker?"
Joosje (zalig opgelucht en lachend): Né!"
Moeder: Zal Moeder dat boeltje dan maar
gauw weer opruimen?"
Joosje (boven alle bergen gelukkig): H ju !"
FORMALISME
Joosje is gewend, dat Moeder haar het sap
van een sinaasappel toedient, geschept uit
de vrucht zelf. Op een goeden dag schenkt
Moeder het in een bekertje. Joosje weigert dit
standvastig en accepteert het sap alleen, wan
neer het rst weer in de schil gegoten is.
Sedert ze heeft willen onderzoeken, of
II IHIIIIIMIHIIIIIIIIIIIIIH llllllllllmllllllllllllllll Illlllllllllllllll
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
zwammen eetbaar zijn, zijn helaas ook de
paddestoelen van het dennebosch onder de
streng verboden zaken gerangschikt moeten
worden. De eerste maal, dat ze, na dit verbod,
weer een familie van die verleidelijke
specldingen ontmoet, blijft ze staan; ze mag er
niet aankomen, maar het handje gaat er on
weerstaanbaar heen, het nadert en nadert,
aarzelt, .... en dan geeft ze een flinken schop
in de kolonie.
Aankomen" is iets, dat alleen de handjes
aangaat.
Ze was bezig de bloemen te mishandelen,
bloernblaadjes uittrekkend n voor n, tot
Vader dit bedrijf verlamde met alweer een
verbod, dat van schrik wel wat al te heftig
uitgevallen was, helaas. Joosje denkt er over
na, stom verbaasd.Dan begint ze de bloemetjes
te aaien, aai b'oeme, aai b'oeme"; aaien is
nog steeds een aanbevolen handeling geweest,
dat moet dus wel in orde zijn. Maar ze aait zoo
hardhandig, dat de bloemblaadjes niet minder
talrijk vallen dan te voren.
Ze wordt zoo formalistisch als.... een
gewoon mensen.
MAGIE
Bij het afscheid nemen behoort de afscheids
groet.
Joosje heeft dat goed geleerd en het
handjewuiven en dag-zeggen is een genoeglijk
eindspelletje geworden, dat de reeks van andere
spelletjes, waarin de afloopende relatie na
tuurlijk heeft bestaan, op waardige wijze af
sluit. Maar evenmin als wijlen Chanteclcr in
zijn betrekkingen tot de zon blijkt ook zij
bestand tegen de verleiding post" en
,,propter" op aangename wijze te verwisselen. Gaan
deweg toch gaat ze den afscheidsgroet be
grijpen als een geheimzinnige machtshandeling,
die de wederpartij tot aftrekken noopt en
NATUURMONUMENTEN
Als ik durfde hopen, dat al mijn lezers lid
zijn van de Vereeniging tot Behoud van Na
tuurmonumenten, dan behoefde ik dit arti
keltje niet te schrijven. Of neen, ik deed het
toch, want het komt er ook op aan, dat de
leden lid blijven en bovenal, dat zij leden
werven, 't Is thans meer noodig dan ooit.
Dit alles naar aanleiding van het verschijnen
van de jaarverslagen der Vereeniging over de
jaren 1918?1922.
Een van de nieuwe leden kwam dezer dagen
met een glimlach op het gelaat naar mij toe
en was wel zoo vriendelijk om te verklaren
dat hij ,, waar voor zijn geld" kreeg, want het
boekje is wel een rijksdaalder waard met zijn
vele prachtige illustraties en de zeer onder
houdende en leerzame artikelen van wat men
vroeger het mengelwerk" placht te noemen.
't Is waar, de verslagen van den Secretaris
zijn wat eentonig. De man tracht er nog wat
van te maken en vindt als hij het heeft over
de dingen, die tot stand gekomen zijn, nog
wel eens een aardige zinswending of een ver
lokkende beschrijving. Maar meestal is hij
aan den mopperigen kant. In 1918 schrijft hij:
Wanneer wij zien, hoe snel alles tegen
woordig verandert, dan beseffen wij levendig,
hoe noodig het is, dat onze Vereeniging in
het welbegrepen landsbelang toch overal
snel en krachtig moet kunnen optreden en het
is daarom, dat wij hier aan het slot van ons
verslag nog eens iedereen opwekken tot krach
tige medewerking, hetzij door het doen van
schenkingen, het aanbrengen van nieuwe
\eden of het verschaffen van inlichtingen.
Ieder jaar toch, dat wij wachten, wordt
onze taak moeilijker, ons doel minder goed
bereikbaar".
In 1919: Laat dus ieder begrijpen, dat
ook de geringste inspanning en de kleinste gift
van belang is, en dat het niet aangaat op
anderen te wachten, indien men zelf in staat is,
iets te doen, al is het dan ook nog zoo weinig".
't Is nog al grappig, dat dit betrekking had op
het sluiten van een obligatie-leening groot
? 350.000 voor den aankoop van het landgoed
Rhederoord voor altijd en voor iedereen".
Dat is toen gelukt ook. Vandaar dat hij in
1920 beter te spreken is en met voldoening"
gewaagt van den aanwas van het ledental,
van obligatiehouders die hun obligaties ten
geschenke aanbieden aan de Vereeniging, van
den Minister, die ons een compleet exemplaar
van de Chromotopografische kaart van Neder
land cadeau_doet, van de Groningers, die zoo
flink helpen" om hun Braak te koopen,
van een mooie schenking in het
Gooi en van het lid, dat in drie
maanden tijds honderd nieuwe leden ver
wierf. Maar er is toch een wolkje aan
de lucht: Het Nederlandsche landschap
wordt in zijn schoonste, ongerepte ge
deelten bedreigd. Bij onze pogingen tot
redding stuiten wij maar al te vaak op
onkunde en onverschilligheid". In 1921
is het weer heelemaal mis: Het leden
tal steeg tot 5785, dat der leden en dona
teurs tot 284, getallen, die nog verre
blijven beneden de aantallen, die over
een zouden stemmen met de belang
rijkheid en dringenden aard van onze
taak en met de welvaart en de ontwikke
ling der Nederlanders" In 1922 wordt het
nog erger: Ondanks de toetreding van
700 nieuwe leden is de financieele positie
van onze vereeniging niet noemenswaard
versterkt, meer dan ooit zijn wij gerech
tigd, dit verslag te besluiten met een
herhaald en dringend beroep op u aller
hulp".
Dit alles resumeert hij dan nog weer
in de Voorrede: Ook elders dreigen ge
varen, groote en kleine. En het is daarom,
dat wij al onze leden oproepen tot ver
dubbelde werkzaamheid Het geldt tenslotte
toch de bewoonbaarheid van Nederland, de
beveiliging van de groeiplaats van hei
Nederlandsche volk. Wij mogen niet rusten,
eer ieder Nederlander, die zijn vijf cent
per week kan bijdragen, lid is geworden
van de Vereeniging, die hem en haar de
gelegenheid wil verschaffen voor een der
edelste genietingen van dit leven: het verkeer
met de schoone, rijke, vrije natuur.
Het hierboven gecursiveerde wordt op uit
muntende wijze toegelicht door detineer
H. Cleyndert in zijn artikel: Wat ik zag en
hoorde in Amerika". Hij vertelt niet alleen
van de groote Nationale Parken zooals
Yellowstone, Yosemite, Rainier e.d. maar ook
hoe nog allerlei andere terreinen door Staat,
Staten en Steden dienstbaar gemaakt wor
den aan ontwikkeling en ontspanning en
nobel gebruik van onzen tijd. En dan wordt
hij, hier in Nederland rondziende, nog een
graadje somberder dan de Secretaris van de
Vereeniging tot Behoud van
NatiiurnionuPERZISCHE
Tapijten en Kleedjes
tegen vóór-oorlogsprijzen,
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiw iiniiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimi
b.v. waarheidsliefde en oprechtheid aan de
beurt, waarop een les in het beheerschen van
drift en boos-humeur volgde, en eene over de
macht om een brommige stemming te bestrij
den". Ook onzelfzuchtigheid kwam ter sprake.
En de kinderen vonden het zoo mooi, zoo
heelemaal niet braaf, of vervelend zie je,
dat zij allengs als kleine wijsgeertjes de in
hun leventjes voorvallende problemen gingen
bekijken.... Met dat gevolg, dafde autoritei
ten, die tevoren eenigszins twijfelachtig ge
glimlacht hadden, het nut van de
deugdlessen" gingen inzien, en de Papa's en Mama's
alras een zeer groote vooruitgang in de ka
rakters hunner kinderen constateerden..
De kwieke onderwijzeres had nu enthousiasme
voor haar plan gewekt, een boeiend-vertellen
de plaatsvervangster werd tijdelijk op de
school aangesteld, en zij zelf reist thans de
Vereenigde Staten door, om overal voor haar
plan geestdrift te wekken. Was het geen
gelukkig feit, dat zij in Kansas City eene
landgenoote mocht treffen, die zich haastte,
ondergeteekende van het ongetwijfeld ook
voor Holland hoogst belangrijke streven te
berichten? Wat een interessant denkbeeld
voor onderwijzers en ouders, nietwaar, ?
roept Miss Ethel uit. Deze deugd-fra/;n'ng (het
woordje klinkt in ónze ooren wel een beetje
zér Amerikaansch) betreedt niet het gebied,
van iets wat Zondag-schoolonderricht zou
genoemd kunnen worden. Ik zou bijna zeggen,
deze lessen, die werkelijk dagelijks niet
langer, dan vijf minuten of een kwartier van
de kinderlijke aandacht behoeven te vragen,
beteekenen hetzelfde op 't gebied van ka
rakter en psyche, als heilgymnastiek op het
physieke terrein. De kinderlijke leeftijd is
als geen andere ontvankelijk voor indrukken.
Het wezen van den mensch wordt dan ge
vormd, en wat in de jeugd een diepe impressie
maakt, blijft onuitwischbaar bewaard. (Ook
al mag het in later jaren schijnen, dat de eerste
kinder-indrukken, zelfs de sterkste, schoonste
en beste plaats maken voor andere. Psycholo
gen hebben bewezen, dat het anders is, en dat
de jeugd-indrukken van overwegenden invloed
zijn op den heelen lateren zielstoestand)
Miss Ethel is van meening, dat de school
in deze tijden, waarin het zieleleven van zoovele
volwassenen zoozeer het noodige evenwicht
mist, van groot nut voor de karaktervor
ming van het kind kan zijn.
Zeer velen ouders ontbreekt het helaas
aan het noodige hart, om den kleinen mensch
een opvoeding te geven, die hem naar hart
en ziel voorden levens-strijd uitrust. JDe vol
wassen mensch van het oogenblik is meermalen
zeer uitsluitend scherpzinnig en intellectueel
en beschikt niet steeds over het sentiment,
waaruit de Kracht moet gevonden worden,
om een kind tot een psychisch-rijk" wezen
te doen opgroeien. Nadrukkelijk bespreekt
Miss Ethel den wensch, dat men bij het
beoefenen van de deugd-training zonder hoog
dravendheid" te werk zal gaan. En zij besluit:
Het is even makkelijk doenbaar, kleine
kinderen te leeren, hoe zij vriendelijk en op
recht moeten zijn,alshungrammair en geschie
denis te leeren; mits men maar volgens 'n kalm,
eenvoudig systeem te werk ga. Ik ben er van
overtuigd, dat alle vrouwen, die veel met klei
ne kinderen om moeten gaan, onmiddellijk
zullen inzien, dat hier met zeer weinig inspan
ning (maar die weinige inspanning komend uit
het beste van ons wezen) onnoemelijk veel
winst" bereikt kan worden".
Y v o N N F.
MI1IIIMIIIII lllllltllllllMIIIIIIIIIIIHItlllMIIIIIIMIIItttllllllllllllllllllllllllllllllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllEIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIII
EEN NIEUWE DEUGD-STUDIE
Vél leert de mensch in zijn jonge jaren op
school ! Een schrandere, jonge Amerikaansche
onderwijzeres, in Washington heeft met het
elegante wijsvingertje tegen haar slaap, dat
zinnetje nog eens bij zich zelf her-zegd".
En er bij gedacht. Veel l" Maar niet
alles". Jaapje en Keesje leeren, waar Parijs
ligt, en hoe Columbus Amerika ontdekte
maar ze leeren niet, hoe ze hun zieltje in
evenwicht moeten houden, als Papa of Mama
thuis een huiseiijken twist voeren. Ze leeren,
hoeveel magen een koe heeft, maar niet, hoe
ze zich te gedragen hebben, wanneer Kee, de
dienstbode, hun lievelings thee-kop breekt, of
hun beste vriend, er met hun mooisten knikker,
van door gaat".
De jonge onderwijzeres, Ethel Scenry, had
inderdaad wel een zeer moederlijk-liefhebbend
instinct, en .... 't interesseert u wellicht, lieve
lezeres, te hooren, hoe zij verder handelde,
deze merkwaardige jonge vrouw, die kennis
van deugdzaamheid, op haar les-uren rooster
meende te moeten invoeren ! Ondanks ver
stolen lachjes van autoriteiten, en ouders. Miss
Ethel echter glimlachte lest", en haar glim
lachje was best. Omdat zij geen apart uur voor
haar doel kon krijgen begon zij, eiken dag, vijf
minuten voor den aanvang van het eerste
lesuur, een korte ethische les te geven. Geen
braafheid-predikatie" was het, maar eene
kleine bespreking, naar aanleiding van het
een of andere geval, dat de kinderen
interesseercn moest, omdat het b.v. een scènetje"
uit hun midden betrof.
Wanneer ge uw behandeling, uw be
spreking, smakelijk weet te maken, zitten de
kinderen, aandachtig als groote menschen (of
moet ik zeggen, aandachtiger dan. . . .) toe te
luisteren, en vinden het geval belangrijk als. .
een sprookje. Dat is het oogenblik, waarop ge
tot hun innerlijk spreken kunt, en ik zou me
sterk vergissen, als de nawerking in het
laterleven niet heilzaam was," Aldus, drukt Miss
Ethel ongeveer haar bevinding uit. Hoe zij
verder te werk ging? De vijf minuten" werden
allengs tot een geregeld weerkeerend les-uur,
dat elke maand aan een speciaal onderwerp
gewijd werd, hetwelk op zichzelf weer in vie
ren gesplitst werd. De eerste week besprak Miss
Ethel bijvoorbeeld met de kinderen: vriende
lijkheid jegens ouders en bloedverwanten,
de tweede week: vriendelijkheid jegens onder
wijzers, de derde week vriendelijkheid jegens
kameraden, en de vierde week: vriendelijk
heid jegens dieren. De volgende maand was
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIII illllllllllllllllllllltlllllllllllllllllll
Hotel Duin en Daal"
Centraal verwarmd. Vatte waschtafols, koud- en warm water
Bedreigd schoonst Nederland
inenten. Hoor maar: Laat ik alleen wel mel
den, hoc al het gehoorde mij de overtuiging
schonk, dat, evenals er een gansene, bezielende
geschiedenis geschreven zou kunnen worden
over de talloos vele en schitterend geslaagde
pogingen van de laatste twintig jaar tot be
houd van het natuurschoon in Amerika, er
bij ons feitenmateriaal te over is om te
komen tot de sinistere historie van de stelsel
matige verwoesting van Nederlands kost
baarste bezit: de levende natuur".
Nu zijn er gelukkig, sinds de heer Cleyndert
dat schreef, in ons land toch ook weer een paar
goede dingen gebeurd of geplant (om het eens
op zijn Amerikaansch te zeggen). De Gooische
spoor is voorloopig van de baan, verschei
dene kamerleden hebben in het voor
loopig verslag bezwaar tegen die rare
sluis in het Nieuwe Meer, Amsterdam
gaat werkelijk overleggen, hoe het nog
meer en betere tuindorpen zal bouwen,
den Haag heeft een groot, echt modern
park ontworpen, waar de menschen en
kinderen wat aan kunnen hebben voor
hun leven en de gijnige Amsterdammers
hebben van den steun aan hun Vondelpark
een productief relletje weten te maken.
't Hoeft ook niet altijd zoo statig !
En dan heeft de Vereeniging tot
Behoud van Natuurmonumenten in de
nog geen twintig j'aren van haar bestaan
toch nog heel wat tot stand gebracht.
Haar bezit beslaat thans 2700 H.A. en
zeer binnenkort, hopen wij, nog een kleine
duizend meer. Óp het grootste deel van
dit bezit laat zij vrije wandeling toe, zoo
wel voor leden als niet-leden, natuurlijk
in de verwachtin,., dat deze laatsten
zooveel fatsoen zullen bezitten, dat ze
zoo spoedig mogelijk tot de eerste catego
rie zullen overgaan. Zoo is het
Leuvenurnsche bosch dan voor altijd voor
iedereen," even als de Veluwezoom van
Dieren tot De Steeg en de Bosschen en
Vennen van Oisterwijk. De leden hebben
vrijen toegang tot De Braak onder
Paterswolde, anderen betalen er een dubbeltje.
Het onovertroffen Korenburgerveen en
het beroemde Naardermeer kunnen
bezocht worden met toestemming van
liet Bestuur. Enkele kleinere terreinen
zijn geheel gewijd n n n de planten en
dieren en worden zoo goed als nooit
betreden, dan alleen ter wille van ernstige
studie. Trouwens elk terrein is van weten
schappelijk belang en het jaarboekje bevat
weer een aardige bijdrage in de polemiek
over het ontstaan en de beteekenis van de
vennen van Oisterwijk. In een vorig jaarboekje
was Prof. Dubois aan het woord, thans geeft
Dr. Loriëzijn zienswijze en de lectuur van deze
artikelen zal u de wandeling aan die vennen des
te belangrijker maken. Als de Vereeniging
wat meer geld had, dan zou zij zeker over haar
terreinen nog wel eens meer wat publiceeren:
goede kaartjes, geïllustreerde verhandelingen
e.d. Ik mag wel verklappen, dat daar onder
goede leiding aan gewerkt wordt. Maar, om
nu in den stijl van den Heer Secretaris te
blijven: daarvoor is het noodig, dat gij lid
wordt van de Vereeniging, of zoo gij lid zijt,
dat ge de twee inschrijvingskaarten achter
in het boekje op waardige wijze hun bestem
ming doet vervullen". Verschuil u niet achter
de domme malaise. Het hierbij afgebeelde
beekje moet ook gered worden.
J A c. l', T n i ] s s
iff
iiiiiimiiiiHiiiiiiiMimiliilliliiiiiililiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiimllliifi
MOERHEIM
DEDEMSVAART
HEEFT EEN AFDEELING
TUINARCHITECTUUR
Condities op aanvraag.