De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 31 maart pagina 6

31 maart 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Maart. '23. No. 2388 JEUGDPORTRET VAN SARAH BERNHARDT SARAH BERNHARDT Nu is haar dan eindelijk ook de laatste jeugd ontnomen en mag de wereld haar weer jong zien, als den blonden minstreel, dien zij was, en levenslang wenschte te blijven, trots pijn lijke realiteiten, bleef.... Onder de schmink van achtenzeventig jaren, wist zij dien blos der jeugd te bewaren, het mysterie van de bloemin-knop; grootmoeder was zij, en in de ver beelding werd zij nauwelijks vrouw, een meisje, een tengere knaap. Oud aan haar waren alleen haar pruik en jeugdige tooi, haar hart sloeg in haar laatste rol nog juist als in haar eerste. Een sterk-gewortelde illusie sterf t met haar, en ik denk wel niet, dat in afzienbare tijden, sinds overal de tanks" getuigd staan om wat maar even uitsteekt en zich zou willen verheffen, gelijk te maken met den grond, een geval als dit zich herhalen zal. Persoonsvereering tot op deze hemelsblauwe hoogte. . Wie zou men haast vragen begeert er zich nog toe te leenen? Wie, die er de gaven en, ja, toch ook de noodige immuniteit voor bezit? Wie, vooral, die het volhoudt ! Want dit is wel de bewonderenswaardigste en verbluffendste zijde van Sarah Bernhardt's buitengewone geest- en leefkracht geweest, dat zij niet verzaakte, meer dan een halve eeuw in de houding stond, en stierf' in het harnas van rozenblaren. Geestdrift voor het werk-zelf, dat kan men een kunstenaar kwa lijk als verdienste aanrekenen, geen eerlijk vakman, die het in toewijding tegen Sarah behoeft af te leggen. In de kunst", heeft Whistler gezegd is vlijt een noodzakelijkheid, niet een deugd," en voor de meesten is deze vlijt, deze dierbare Sisyphus-arbeid, de eenige vreugde.... Maar die andere, niet minder eischende taak: dag en nacht a la divine Sa rah gekleed te zijn, op en van het tooneel a la Sarah Bernhardt te glimlachen, vóór elk voetlicht : Suis-jc belle? achter alle coulis sen: réparerdesansl'irréparable outrage. altijd alle bloemen frisch, en alle menschen lief te vinden, en een achterstallig eerelint te aan vaarden als een surprise.... Al dat andere, waarin Sarah Bernhardt onvergelijkelijk was, dat zij, in volkomen harmonie met het essentieële van haar leven, tot een culte heeft weten op te voeren, met zoo lieflijke gratie héft kunnen bieden aan drie opgetogen gene raties' dat zij op het tooneel en in de weteld een wezen scheen van louter poëzie. . . .Vervult het ons niet met hoogen eerbied, al heeft zij er de natuur voor moeten verschalken en er zich de schoonheid van den zilvcrwitten ouder dom om laten ontgaan ! Voor millioenen eenvxiudigen van hart is Sarah Bernhardt, zooals ' zij was en wilde wezen, zooals haar persoon lijkheid het leven dwong naar eigen wensen on wet, een ster" geweest in den completen zin van het woord, ver, en lichtend, trouw, en van betooverenden clans. Boven alle nachte galen heeft zij de sotiserciniteit van de mcnschelijke spreekstem bewezen, wat ze aanraakte tot een gedicht gemaakt, en haar blik was zóó zacht, dat wie om haar sterfbed stonden, heur oogcn, in naam der wereld, noodc zullen hebben dichtgedrukt. Was het niet beminnelijk van de lente, dat zij zoo juist op tijd kwam dit jaar? Wie. die het Phédre hoorden zeggen, hoorden het in deze dagen niet ruischen door de milde lucht: Soleilje viens te voir pour la dernicrc fois...." Na voldongen democratie zullen de tooneelspelcrs de laatste koningen zijn". Deze, in elk geval, was een Koningin. Parijs zal haar begraven met vorstelijke praal, de romantiek zal rouwen, het volk du baar volgen, en over bergen en zeeën zullen op dien dag de menschen, die haar liefhadden en vereerden, het hoofd ontbiooten. T o p N A, E F F SCHILDERKUNSTKRONIEK Bl.ECKMANN ETC. IN PlJI.CHRI STUDIO. Het werk van Rappaport valt, wanneer ge een vrij groot getal schilderijen etc. ziet van dezen schilder, niet mee. Dit blijkt thans op Pulchri Studio. Het portret van de Rouville was op een vroegere tentoonstelling iets van een verrassing; hier treft het nog als een vlot genoteerde karakteriseering van den ' afge beelde, maar het kan het overige toch niet redden voor onzen kritischen zin. Want Rap paport laat te veel al de euvelen zien van den mondainen schilder, en (uiterlijke) voordracht, snelheid van noteering, hier en daar levendig heid, zijn niet voldoende om ons tevreden te stellen. Het is dus een teleurstelling geworden; innerlijkheid wordt gemist -- en bloei van kleur of vaardigheid, meesterschap in 't neer zetten van die kleur zijn niet zoo groot, dat ze op andere manier ons kunnen verrukken. Hoe veel beter is in dit alles Isaac Israels niet ! Bij Bleckmann is de verwachting altijd klein. En met recht. Deze schilder mist alles wat hem tot een meester kan maken; hij heeft noch persoonlijken vorm noch persoonlijke kleur, psychologie is zoo goed als afwezig. Maar juist daarom, omdat dit als algemeene keurschetsing geheel-en-al waar is, kan hij soms (hoe zelden !) verrassen. Hij deed dat door een schilderijtje van paddestoelen eens, en iet of wat door een met een zeug er op. Op Pulchri is het beste werk dadelijk aan te duiden : het is een boerderijtje met kippen (32) een zeug (23) een Molen (38). een o< stersche straat (34). De rest is onbelangrijk - zooals H. C. Mees' nabootsingen van Willem van Konijnenburg's koppen dat zijn. De cerebrale zinnelijkheid, die bij W. v. Konijnenburg zoo eigenaardig alles kleurt wat bleef er over bij dezen Mees? TENTOONSTELLING TE WAGENINGEN. Deze tentoonstelling is een poging; en het doel dier poging was in Wageningen de be langstelling te wekken voor de schilderkunst, welke belangstelling daar sliep. Sliep ze er JAC. URLUS HAVANA l» Ct. SIGAAR bij HAITIIIUCo.,Reinbraniltpl.h,llnistelstr, IHIIIIIIIIttlllllllllltllllllllllllllllllllllltlllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII inderdaad of is ze er, over het grootste ge deelte der linie, afwezig? Dat is nog niet uit gemaakt. De tentoonstelling zelf was onmid dellijk in twee deelen te scheiden: die, waar het werk hing van Wageningers en van lieden uit de ommelanden van Wageningen, en de tweede, waar in een vierkant vertrek uit collecties wat te zien was gegeven, waar oude meubelen stonden, en enkele oude schilderijen uitgestald waren, bij moderne werken. In die zaal vondt ge van Hoytema's dooden kalkoen, een cactus van Kort; W. Roelof s Sr. was te waardeeren in een studie (wei met hoornen), Bastert's poort was eigenaardig, zooals Claus' jongetje. Van Ingen hoorde hier, en ge vondt hem; een stadsgezicht was er van den praeciesen Weissenbruch, een goeden Dijsselhof, een roode meid van Haverman, te veel Puyenbroek's, een studie van Bakels, werken op naam van P. de Bloot, van Huchtenburg een veldslag. Verder waren er een paar Zandleven's en andere voorwerpen. Ik wil mij deze keer tot deze noteering bepalen. Zeker is dat, wan neer overgegaan wordt tot een tweede ten toonstelling, deze anders gericht moet zijn. Er moet minder nadruk gelegd worden op liet locale werk; er moet meer van buitenaf ge haald worden, heel vee] meer. Dan kan de tentoonstelling ook voor de inrichters van nut zijn; ze kunnen zelf zich ontwikkelen op hun gemak, en het lijkt jme, dat verlenging van den duur van de tentoonstelling in deze eveneens zou baten. Er moet, met andere woorden, zoo min mogelijk van dat locale te zien worden gegeven, en zooveel mogelijk belangrijks van buitenaf. Dat is tegenwoordig gemakkelijk ge noeg te krijgen, en dat moet verkregen worden buiten den kunsthandel om ter voorkoming o.in. van eenzijdigheid. Nuttig wart' allicht voor Wageningen van n bekwamen schilder zóó veel mogelijk zien te krijgen, en in de af geschoten ruimten goede graphische kunst te laten zien. Die is er in Holland (van Hoyterna, Mankes', en dan de jongeren) en die is niet bezwaarlijk voor verzending etc. Zoo doende kon een tentoonstelling als deze wat gaan heteekenen. ZAHKINE (BI| GERBRANUS, UTRECHT). Enkele teekeningen in de kleuren van gobe lins, niet zonder verfijning in die sobere kleur; twee beeldjes, en een aantal photo's van beeld houwwerken. Het was onmogelijk allicht de beelden hier te krijgen - maar photo's zijn, zoo goed als alleen, toch niet voldoende. . . . Het beeldhouwwerk van Zadkine is modern in dien zin dat het 't gevoel, de uitdrukking daarvan, boven alles stelt, en het koele, ouderwetsch-akademische, dat niets is dan de technisch-volledige verwerkelijking van een menig maal alledaagse!! aanzicht, haat bovenal. Het keert zich, dit werk. zooals zoovele werken, tot wat we ,,het primitieve" noemen, en wat altijd is gemaakt met toewijding, dus gevoelig, en wat dikwijls het decoratieve element. een natuurlijk breede versiering, bezit. Zadkine is een talent; ge bemerkt, dat hij modern is niet als procéJé(hoe vele modernen zijn niet armelijk eender als een herhaald recept): er is spanning, vleeschelijkheid hoe nok betoomd, in zijn beelden het werk is van een beeldhouwer, die adem kan geven in een lijf, en kan insinueeren hoe een huid is voor den tastzin.... P VROEGE ZOMER Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan Ebbe die duuvelsche stedsluu de' zomertied toch in'evocrd ?" min iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiui iiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi landschap - dat met de olijven zou ik ver wachtingen durven bouwen. Uit dit landschap dat veel naturalistischer gezien is en veel echter aandoet dan vroegere, straalt een zachte mildheid en het beste deel ervan de kleurenharmouie geeft een gevoel van zuidelijke weelde. Voor mij is trouwens van Herwijnen's kleurenzin zijn beste aanbeveling. Hij schil dert graag in een blauw violet gamma vol fijne schakeeringen En wat de pointe is van zijn landschappen is het ook van zijn beste stillevens een zacht en zuiver, fijn gestemd, colorift. Men zou dit op prond van vroegere uitingen anders verwacht hebhen; ten slofte wint nok hier de natuur het blijkbaar van de leer. Wa! ik niet bewonder is zijn factuur. Wat blijft in zijn korrelige, moeizaam in-een-ge werkte soms onbeholpen techniek over van liet karakter, dar uit een beheerschte maar driftige penseeltoets kan groeien? H E N N U S IIIIIIH iiiMiiimiiiiiiiiiii 111 mini M i mini) 11 n in iiiiiitiiiiiiiiiiiiiiii TENTOONSTELLING JAN VAN HERWIJNEN. Kunsthandel van Deene, Prinsengracht. In vroeger eeuwen zijn wij vaak te kort geschoten in waardeering. Het komt mij wel eens voor dat we thans lijden aan vrees voor verzuim van waardeering. In den kunsthandel van Deene stelt Jan van Henvijnen schilderijen ten toon; eenige uit vroegere n. de meeste vairlatereu tijd; voor namelijk landschappen en stillevens, enkele fitruurstukken. De meeste landschappen ont stonden in CüMure een plaatsje aan de Middellandsche zee bij de uitloopers der Pyrenaeën. In ziiu streven naar vereenvoudiging ver viel Jan van Herwijnen aanvankelijk tot een zoo star, schraal en doodsch decoratief sy steem dat de vraag of zijn werk uit dien tijd wel iets met kunst te maken heelt noch on gerechtvaardigd, noch no.ide'oos hard schijnt. In den allerlaatste)! tijd wordt zijn blik ruimer ;. n vu.'irnameliik op zijn allerlaatste limlMIIIIIMIIIIIIIIIMIIIIMtlllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIII REKLAMEKUNST Een van de ;.ffichcs, ie in den laatsten tijd bizonder de aandacht trokken, is de groote prent, die BERNDSEN voor De Telegraaf teekende (?Speurder"); en die alle dames, zonder onderscheid snoezig" vinden. Ik behoef ze mijn lezers nauwelijks in de her innering te roepen: iedereen zag en kent dezen fraaien kop van een herdershond met de kloeke letters, in een zekere sjieke noncha lance er onder gedrukt. Neemt men rondom dezen kop het witte veld en daaronder de letters weg, (menig jong meisje, die zich een exemplaar van de affiche veroverde, zal dit om der snoezigheids wille gedaan hebben), dan houdt men een schilderij, een teekening, een prent over, die op zichzelf bestaansrecht heeft. De mooie hondenkop, hoe levendig van uitdrukking, hoc fraai van teekening ook, (ik heb daarvoor veel waardcering), is het dus op zichzelf niet, die van deze prent een pakkend straatbiljet maakt.... Dat het op breede schaal uitgevoerde blad er werkelijk op hogen kan dit te zijn, dankt het aan de plaatsing van den hondenkop op het witte veld, aan het geheele arrangement der voorstelling, rand en letters inkluis. Men vindt hier een karakteristiek voorbeeld van de sterk-relevccrende werking van het wit rondom het beeld, waarover ook Prof. Roland Holst in een zijner opstellen spreekt. De zaak lijkt doodeenvoudig, maar dit ei van Coluiubus is niettemin een trouvaille, die tot een werkelijk succes leidde. Is deze vondst echter een (KLEINE ANNONCE) IN J. C. W. A. MULDLR BEKNDSEN (DRUKKER!.i VAN LEEK) vinding van den heer Berndseit?. . . . Wie de hier nevens gereproduceerde advertentie beschouwt, zal daarover eeiiigen twijfel voelen rijzen, want de plaatsing van den vossenknp ten opzichte van de \\itverdeeling en de letters is precies dezelfde' als bij Speurder". Over de prioriteit der advertentie ten opzichte van het biljet valt niet te twisten, want eerst genoemde is van 1!H7, het speurder-biljet echter van 1<122. Daarbij kan ik nog de bizonderheid aanstippen, dat de directeur der kistenfabriek Vos heet, zoodat dus het optre den van den \ossenkop in deze goed-samen gestelde advertentie zich uit zijn naam moti veert. Met is natuurlijk best mogelijk, dat hier weder een diernierkwaardige rencontres" van schoone geesten plaats vond; maar ik achtte deze speling van het toeval (Och, hemel, wie weet?) toch opmerkelijk genoeg, om ze hier even naar voren te brengen.. Er zal menigeen zijn, die meent, dat men zich van dergelijke beschouwingen niét veel moet aantrekken, want dat feiten van deze soort de aandacht vernieuwen en daardoor regelrecht tot de reklame medewerken; maar voor deze geldt wellicht ook de redcneerinp, dat opzichtigheid de voornaamste eigenschap eener reklameprent moet zijn, en dat de schoonheid ervan bijkomstig is. Dat dit geloof nog steeds vele aanhangers vindt, blijkt mij uit meerdere prenten, die ter bespreking voor mij liggen. De fiwA7;uT-affiche van (iniuss (Drukkerij Senefelder) zou als artistieke bokkensprong geenszins de aandacht hebben getrokken, indien er in Brabant en Limburg niet een klein standje was geweest over de naaktheid van het groene duiveltje, dat den zwarten bok berijdt. Iets oorspronkelijks te geven in betrekking tot een onderwerp, dat aan het conventioneele verknocht is, blijft steeds een zwaar probleem. Grauss heeft met deze plaat dit probleem niet op gelost. Da! bij hel Bokbier een bok behoor; is me volkomen duidelijk, maar wat een pelikaan met cacao te maken heeft, zal voor velen, evenals voor mij wel eeu raadsel zijn. De goed geteekende figuur van dezen vogel, doet wel decoratief tegen hè' met bruin begrensde blauwe fond op ele prent voor Heiwliirn* Atnslelcacan (drukkerij Kotting), maar de smakelooze. geele cacaobus, die boven hem in de luchf^zweeft, maakt het geheele beeld tot een paskwil. De profcssoraal-peinzendc vogel schijnt van sombere gedachten vervuld over dit bedroevende feit. De teeke naar dezer prent houdt zich schuil, evenals die van de groote plaat voor Van \'ellr's gebroken Thee: een Europeesch blondje in hel oranje geisha-kostuum, dat te midden van een pikzwarten nacht (door de illustra tieve teekening der figuur is dit ongemoti veerde zwart bizonder mal) voor eeu licht blauwe tafel staat, eu met innig welbehagen een pakje thee demonstreert met een smake loos etiket. Och, hemel, wat is dit alles zoet eu banaal !. . . . Wie gelooft er iu de boeiende en overtuigende k?acht, die van zulke rekla me uitgaat? Men ziet ze eu is ze onmiddellijk weder vergeten. Dat is juist de kracht van het schoont' en origineek', cl-'t t liet dringend en voor langer tijd onze aandacht in beslag neemt, dat het waardeering wint en zich in ons gchcui'cn hecht: sciiiiuiii'. kunstrijke re!:l:iine /.-' de ccniïi tliiii>';uine. O, die gruwelijke etiket ten van flesscheu en pakjes ! \ls ze er dan met alle geweld bij moeten, waarom zorgt men dan niet, ze zoo Ie maken, dat ze zich zonder stoornis bij liet schoone beeld kunnen aanpassen? WEGENS BELANGRIJKE UITBREIDING is mei l Februari 1917 de KISTENFABRIEK/R.E.T. .VJ«I,,,K J,'. "/' >. \ 'ü. IH;\ill.r x-h i- M ,\ J JUWL:Ni.EL VERPLAATST NAAK UTRECHT i,, .,vr,~ wr-i.v,-d,. Zeedijk 4 ivMora?«« n J. l'. W, A. MULDEK (D RU K K L. KI.| Luiï) Ecu fiiu gedacht. fraai gedrukt etiket van )ac. jonnen of Otto van Tussenbroek (om er slechts een paar te noemen), zal als vlrel eener compositie nimmer schaden. Indien het een i;oed gemoduleerde, goed geëtiketteerde flesch was, die voorkwam op het frisschc en vooitret'felijk in toon gehouden stilleven, dat als winkelbiljet dient \ oor Vun tier TiH'i'ir.'* Gemhtrine (Drukkerij Luii) zou de compositie er wel bij varen. Maar liet zal voor Ai'icii ('nilciini, die het ontwierp, een droevige taak zijn geweest, om door het hem opgedrongen smakeloos geëtiketteerde glasding, dat de aangeprezen wintevt'rank bevat, zijn verdienstelijkste rekhuiiehccld te moeten declineeren. Vermelding verdient de stem mingsvolle achtergrond van dit stilleven: door een driedeelig venster ziet men enkele met sneeuw bedekte daken eu een toren tegen een grijze winterlucht, en de rook van den dampenden theeketel, binnen het venster, krult zich als een wimpel om de slanke torensilhouet. Het is jammer, dat het reklameschrift met zoo weinig zorg is aangebracht. Het staat tot de prent in geenerlei decoratief verband. Reeds vroeger heb ik er op gewezen, dat soms twee biljetten van een reklameteekenaar wat artistieke waarde betreft, tot in het ongeloofeliike kunnen verschillen, omdat de opdracht de inspiratie niet forceeren kan. Arjen Galcma teekende ook een affiche voor dcVereenigiir^ Parklierstel/!ii^si:':nlen. . . .maar o !. . . . ach !.'... Na dit droevige feit heb ik iets vrooliiks noodig om weder op mijn verhaal te komen, en hiervoor zorgde /. C. W. A. Mulder in opdracht van liet \'ei!. ttecliunelinreun. Deze prent is zeker geen grimt kunstwerk, maar het is ecu handig, goed gedacht ding, hollandsche boertigheid van zuivere kwaliteit. De stap van de houterige figuur, die de reklame rond brengt, is gewichtig, en het is grappig bedacht dat hij onder een clectrische booglamp doorloopt, die hem tegen het donkere nachtfond in een helgeei lichtvak plaatst. Deze motiveering der kleurverd-eeiing is vernuft!1; van vinding. De verdeeling in groote kieurvakken hij het straatbiljet is ontegenzeggelijk voor krachtige werking op grooten afstand van belang, en de heer Mulder schijnt een overtuigd aanhanger van liet geloot', dat hij daarmee alles bereiken kan. In dit opzicht schijnt hij mij een discipel van Lucian Hernhard. Dit blijkt ook vooral uit zijn biljet voor Sc'nnitens Koffie: een groote, grove hand heft een reusachtige kolïickop omhoog, waaruit dikke groene wol ken damp zich releveeren tegen den donker blauwen achtergrond. En deze zeer simpele voorstelling vormt met 14 dikke oranje blokletters het geheele dessin. Ik ben er echter niet van doordrongen, dat deze eenvoud hel kenmerk van het ware is. De voorstelling is inhoudloos en gedachtcnarm, en daarom gaat e'~ niet de geringste overtuigende kracht van uit. Zich in het reklameobject te verdiepen is de eerste eisch van den kunstenaar, die dit gebied van toegepaste kunst tot het terrein zijner werkzaamheid kiest, en om nu eens den veel gesmaden Bilderdijk te citeeren geen grond is dor, waar poëzij haar schreden zet." I. D. C. V A N D O K K U M ARJEN GALEMA (DRUKKERIJ Lui'i)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl