De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 31 maart pagina 8

31 maart 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

. A DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 31 Maart. '23. - No. 2388 EEN AARDIGE PRIJSVRAAG De Amsterdammer heeft onlangs een foto geplaatst van de ingekomen antwoorden op de prijsvraag, uitgeschreven vanwege .de Kunstgroep Bilthoven" ter verkrijging van eene aan aesthetische eischen voldoende auto- of motormascotte (bescherm-figuur). Deze prijsvraag had ten doel in de eerste plaats aan de noodlijdende beeldhouwers hier te lande gelegenheid te geven p.ractisch werkzaam te zijn en in de tweede plaats de kasmiddelen van het steunfonds van bovenge melde groep te sterken, aangezien de verkoops-opbrengst der in den handel gebrachte ontwerpen (het in brons gieten van alle inge komen modellen is reeds geschied) dient om minder met aardsche goederen bedeelde kunst broeders door dezen moeilijken tijd van ma laise heen te helpen. Wat aldus de een maakt, komt een ander ten goede en in deze wijze van steunverleening is inderdaad een verblijdend element van onbaatzuchtigheid. Ook in Indiëwordt, dank zij de vriendelijke bemiddeling van Dr. H. P. Berlage, die zooals bekend is thans aldaar vertoeft, ge tracht een afzetgebied voor de mascottes te verkrijgen, terwijl in de monsterkamer van de Kunstgroep Bilthoven" op de Jaarbeurs de modellen aanwezig waren. De uitslag van de prijsvraag heeft tot re sultaat gehad dat de eerste prijs is ten deel gevallen aan de inzending van den Haarlemschen beeldhouwer Theo van Reyn. Deze prijs is toegekend op advies van de kunstenaars jury bestaande uit Mejuffrouw Thérèse van Hall, J. Altorf, L. Bolle, Prof. Odéen Joh. Polet, terwijl voorde Kunstgroep Bilthoven" daarin zitting nam Ir. H. Mertens. De andere eerste prijs was voor Mejuffrouw F. Carbasius te 's Gravenhage, welke uitslag het gevolg was van een referendum onder de leden van verschillende sport-organisatie's betrekking hebbend op het motor-toerisme, t.w. de Koninklijke Nederlandsche Automobielclub, de Koninklijke Nederlandsche Motorwielrijdersvereeniging, de A. N. W. B. en de Nederlandsche Athletiek-Unie. De grootste deugd van het ontwerp van Theo van Reyn is wel het suggereeren van de beweging, een ingehouden kracht, een samengang met de stroomende lijnen der moderne yerkeersmachine's en daarbij heeft zijn figuur, ook in de houding der handen iets van het afwerende, het gevaar-afwendende en on geval-bezwerende, dat in een dergelijk beeldje tot uiting dient te komen. Er is iets duivelachtigs in zijn mascotte, iets onverschilligs en brutaals, dat tegenover dreigende ongelukken onbevreesd, het onbeschaamd-vermetele stelt eener gelaats uitdrukking, waarin alles van trotsche zelf bewustheid en overmoed spreekt. Het is des te meer verheugend dat juist aan dezen kunstenaar de onderscheiding van het verkrijgen van den eersten prijs ten deel viel, waar hij zich als secretaris van den Nederlandschen Kring van Beeldhouwers veel moei t e voor de prijsvraag heeft getroost. Het ontwerp van Mejuffrouw Carbasius is veel algemeener en het geeft ook blijk van minder sterke fantasie, maar toch zal het door velen verkozen worden om eene zekere sier lijkheid, welke nu eenmaal den publieken smaak meer schijnt te bevredigen dan wat krachtig is en sterk. DANS EN PANTOMIME Deze beide kunstuitingen zijn in den grond zeer nauw met elkaar verwant: beide toch trachten door gebaren in ons een emotie wakker te roepen of voor ons iets uit te beelden. Het germaansche ras is over het algemeen niet gevoelig voor de geste". (Gesticuleeren is immers zeer onbeschaafd?). Wij geven ons bijna nooit rekenschap, hoevee! kracht een gebaar soms bij onze woorden kan zetten; vaak is het zelfs zóó expressief dat het het spreken overbodig maakt. Stel b.v. dat iemand ont zettend nijdig wordt en met zijn vuist op tafel slaat: nog iets er aan toe voegen om de stemming" te verduidelijken is overtollig. En hoe dikwijls kan een gebaar, een even de schouders ophalen een veel venijniger kritiek zijn dan de bijtendste sarcasmen. De oorzaak schuilt misschien hierin, dat het gebaar ons gevoel primair weergeeft, de kern van de zaak in geen enkel opzicht verbloemt. Het Romaansche ras heef t de eigenschap om de geste te voelen veel sterker; vergelijkt men maar eens de eentonige bewegingen waarmede een Hollander of Duitscher zijn verhaal begeleidt met het geestige, vindingrijke gebaar van een Franschrnan, waarvan men werkelijk genieten kan! Men zal zich misschien afvragen wat dit gewone gesticuleeren te maken heeft met dans en pantomime. In zooverre hangt het ermee samen dat dit de oorsprong van beide is, dat uit dit styleeren beide zich ont wikkelen. De eerste phase is van het dagelijksche gebaar tot dat van het tooneelspel. Hier is het gebaar nog geheel ondergeschikt aan het woord, het ondersteunt dit. Wel is het reeds anders geworden; het heeft zich verscherpt, daar het bewust moet uitbeelden. De volgende stap is het wegvallen van het woord, zoodat het gebaar als zelfstandig middel gebruikt wordt. Omdat het zelf alles Eerste prijs, toegekend aan Theo van Reyn door de jury van beeldhouwers Alleen is m.i. dit beeldje van eene op een dolfijn rijdende naaktfiguur veeleer geschikt om voorop een raceboot te prijken, dan op een auto of motorfiets en in dit verband zij het Bestuur der Kon. Ned. Mptorbootclub erop gewezen, dat dit wellicht juist iets is voor hare leden, waarmee dan weer velen geholpen zijn. Want wie onder de inzenders geen steun be hoeven, in dezen zwaren tijd, schenken de uit de beeldjes verkregen inkomsten aan de kas van het steunfonds, dus altijd is er profijt ten goede te boeken. Als nu eens ieder meehelpt. Wij zijn nog wel allen zoo'n heel klein beetje bijgeloovig dat wij ons gaarne hoeden willen op oTize autoof motortochten met een dergelijken talisman. En hoedt het ons voor onheil, wij brengen wederkeerig weer wat geluk door het onzen beeldhouwers in den strijd om het behoud van hun kunst iets lichter te maken en wie daar aan meedoet, doet goed. Ten slotte zij nog opgemerkt dat de inzenders voor deze prijs vraag slechts n ontwerp mochten inzenden, dat dit onder motto geschiedde en dat alle mededingers voor hun ontwerp van de Kunst groep Bilthoven" eene vergoeding ontvingen. OTTO VAN TUSSENBROEK Eerste prijs, toegekend aan Mej. F. Carbasius bij referendum Het Kunst- en Amusementsbedrijf in Nederland door XAMRÉ, Rotterdam, W. A. en J. Brusse's uitgevers Maat schappij. Er zijn misstanden ten aanzien van het kunst- en amusementsbedrijf en de heer Xamréwil die verbeteren. Hij heeft veel studie-materiaal verzameld en trekt daaruit zijne conclusie. Hij heeft natuurlijk gelijk in het concludeeren zooals hij dat doet, en ik heb natuurlijk ook gelijk het iu heel veel gevallen niet met hem eens te zijn. Dit is een quaestie van levensbeschouwing en van levenshouding. De heer Xamréwil het vrije" beroep van tooneelspeler bijv. in eeti keurslijf wringen. Hij wil bemoeiing van rijkswege bovenal, ledereen wil verbetering van misstanden en iedereen wil het op zijne wijze. Maar de mcesten vergeten dat het evenwicht zich bestendigt in zijne stoor nissen, dat er bestendig veranderingen zijn in staat en maatschappij en in wat er mee samen hangt en dat het altijd.... beroerd blijft. Dat mag naar zijn, maar het is waar. En als het kunst- en amusementsbedrijf gereglementeerd zou zijn, op de wijze zooals de heer Xamrédit dictatorisch voorschrijft, dan zou ik niet graag tooneelkunstenaar zijn en dan zou m.i. de eene misstand: die dwang, dien de heer Xamréwil, erger zijn dan al de kleinere misstandjes van thans bij elkaar. Het is maar de vraag welke macht men de overheid toekennen wil. Het dogma der sociaaldemocratie is: de staat is alles. Het dogma der anarchisten: de staat is niets. De waarheid lijkt mij: de staat is niet alles en de staat moet wettelijke voorschriften geven om goede tegen slechte staatsburgers te beschermen en zoo meer, moet uitdrukken is het intensiever, vaster omlijnd. Daar men niet alleen gevoelens, maar ook heele gesprekken, men zou haast zeggen woord voor woord als deze er waren, weer geeft, moet het gebaar dat van het dagelijksche leven blijven. In pantomimes tracht men dan ook steeds die beweging te vinden die voor iedereen duidelijk is en toch niet banaal wordt, daar zij anders onze aandacht niet boeit. Dit gebaar is in zooverre gestyleerd, dat het van al het overbodige ontdaan is; maar nooit mag het onnatuurlijk lijken. Verder is nog een fundamenteele regel voor pantomimespei, dat men niet meer dan n gebaar, dat n ding uitdrukt, tegelijk kan maken. Voor den toeschouwer zou het anders te verward en gecompliceerd worden; als ge volg daarvan zou deze den draad van het verhaal kwijt raken en inplaats van de gewenschte stemming, treedt die kregele atmospheer van verveeld zijn" in. Als wij van pantomime spreken lijkt ons dit een kunst, die wij haast nooit zien, die ver van ons af staat. Toch is zij misschien de populairste van allemaal, want wat is de bioscoop anders dan het pantomimetheater bij uitnemendheid? Het is echter jammer, dat men ook hier zoo bitter weinig goed gebaren spel te zien krijgt, dat zuiver illustreert en niet vervalt in trucjes, goedkoope succesjes of coquetteeren met een mooi gezicht of knap figuur. Evenals overal in kunst behooren ook hier originaliteit en echt talent tot de hooge uitzonderingen en wat men ons, vooral in Amerikaansche films, met veel pompeuzen nonsens als het beste" aan wil prijzen, kunnen wij bijna altijd in het hoekje Namaak" onderbrengen. De muziek die een pantomime- begeleid! (of begeleiden is het eigenlijke woord niet, daar zij niet altijd een passieve rol vervult), is meest zuiver illustreerend; er is voortdurend een wisselwerking tusschen het gebaar en de muziek, zoodat dan de eerste de tweede onder steunt ; het volgende oogenblik worden de rollen echter omgekeerd. maar de staat moet afblijven van de kunst en ik zou het woord: Kunst is (zij) geen regeeringszaak" zoo willen interpreteeren: Laat de staat, voorgelicht door goede en boven de partijen staande kunstenaars, tooneelgezelschappen subsidieeren (dat komt allen staatsburgers ten goede) en verder de kunst en de exploitatie van de kunst aan werk nemers en werkgevers overlaten. Het even wicht bestendigt zich in zijne stoornissen. Xamréis niet consequent en dat vind ik best. Consequente menschen a l'outrance zijn onuitstaanbaar. Zóó zou hij, volgens zijn systeem", eigenlijk wel ingenomen moeten zijn met artikel 188 der Gemeentewet: De politie over de schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor het publiek open staande gebouwen en samenkomsten, openbare vermakelijkheden en openlijke huizen van ontucht behoort aan den Burgemeester". Xamréis niets opgetogen daarover en ik ben het roerend met hem eens. Daargelaten dat het artikel in dien vorm stuitend is het toezicht op de openlijke huizen van ontucht zij voor mijn part aan den Burge meester opgedragen , maar laat hij van het glazen huisje" der kunst, waarvan hij, gemiddeld gesproken, geen verstand heeft en waarin zijn subjectief oordeel als zoodanig geen waarde heeft, afblijven asje blieft. Over dat subjectieve oordeel schrijft ' Xamré: Nog versch ligt in ieders geheugen het door den Burgemeester van 's-Gravenhage uitgevaardigd verbod van de opvoering van dr. Herbert Kranz' Vrijheid". Dit expres sionistisch tooneelwerk werd op advies van de Haagsche politieautoriteiten als gevaarlijk voor de openbare orde gequalificeerd. Hoewel de Amsterdamsche burgervader eene geheel andere levensrichting toegedaan en op grond van godsdienstige overwegingen bezwaarlijk ais voorstander van tooneelspeelkunst is te beschouwen, ging hij niettemin te Utrecht het werk persoonlijk aanschouwen. De heer De Vlugt vond daarna geen termen het stuk voor de hoofdstad te verbieden, ondanks het feit, dat het revolutionaire element veel sterker te Amsterdam vertegen woordigd is, dan te 's-Gravenhage." Dat de Burgemeester van 's-Gravenhage later de voorstelling wel toegestaan heeft, vind ik niet zoo erg belachelijk", omdat er veel vreugde is in den hemel over een bekeerden zondaar en misschien ook wel over een bekeerden braveling. Xamréis niet puriteinsch" en toch eigen lijk ook wel. Voor mijn begrip is geen erger puritanisme denkbaar dan het alles onder voogdij stellen van de Overheid. Hij is geen puritein, want hij wil wat vrijgevig zijn met nachtpermissie". Amsterdam is een groote stad, het vreemdelingenverkeer wordt er door bevorderd en ik voel wel wat voor dit argument, want ik ben ook geen puritein" (misschien ben ik het meer dan ik wel wil, maar dat is een confidentie.) Dat Xamrébuitengewoon ingenomen is met deTooneelkunstenaars-vereeni ging, spreekt van zelf. Ik ben er niet mee ingenomen. O, Xamrézal mij wel reactionair" vin den, het ergste scheldwoord dat men in deze tijden iemand toevoegen kan en.... voor mijn part. Maar ik gelcof dat de artist ais artist bederft als hij zich vóór alles en met nadruk bezighoudt met die z.g. stoffelijke belangen. Goede kunstenaars verdienen genoeg geld en laat de kleintjes", dat zijn de slechtjes" (gemiddeld) gerust verdwijnen. Het is minder erg dat er dan wat slechte tailleurs bijkomen misschien, dan dat wij aan het tooneel met al die minder dan middel matige menschen zitten opgescheept. Dan heb ik deze grief tegen Xamré: hij doet alsof alle artisten" idioten zijn, die beschermd" moeten worden tegen de veel geslepener exploitanten". Arme schapen en booze wolven.... Het is onjuist, deze beoordeeling, en in strijd met de werkelijkheid. De tegenwoordige tooneelartisten althans misschien zijn kermismenschen heel naiëf en vaiiétémenschen, die ken ik zoo niet , maar de tegenwoordige tooneelartisten, die ik voor het grootste gedeelte wel ken, zijn ook in het praktische leven niet idioot en hebben z;n genoeg voor de werkelijkheid. Xamrévindt - ik doe maar enkele grepen dat artist-zijrren exploitant zijn, moet worden afgescheiden. Het lijkt mij ougewenscht dat een zakenman" pur sang aan het hoofd van een tooneelgezelschap komt te staan. Dan wordt het "met recht een bedrijf", dan zou er heelemaal niet meer op artistieke eischen worden gelet. Nu koopt een artistexploitant, door het geven van stukken, die het publiek savoureert, zich het voor recht van tijd tot tijd eene artistieke daad te kunnen doen, waarvan hij weet dat die hem PASCHEN IN HET RUHRGEBIED Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck geld zal kosten. Xamréis niet tevreden met de huidige tooneelschool. Hij wil dat er een Rijksschool komt met rijksdiploma's. Ik vermoed dat dit veel zou gaan lijken op een drilschool. Ik zie al een Bouwmeester in den dop op zoo'n school. Afgewezen, ongeschikt, al zou het mogelijk zijn het haast onmogelijke dat deze afgewezen leerling in de toekomst Shylock nog overshylocken zou. Het onuitstaanbare in Xamré's brochure is zijn apodikticiteit: ,,Es muss" en hij wét het. Hij kent het recept en dan is de pudding goed. Maar de Kunst moet niets hebben van een recept, niets van een systeem, niets van een wet bovenal, niets van een diploma, niets van te veel regelingen, niets van ambte narij van staatswege, de kunstenaar is goddank --- bovenal individualist. Hij voelt zich vrij man, heeft nog iets in zich van ,,den bohémien". Xamrézou hem ??niet bewust natuurlijk met zijn systeem verkruidenieren. Xamréheeft ook koddige invallen ik vind ze koddig; hij neemt ze heel serieus. De directeur moet eiken speeldag een spreekuur houden om kennis te nemen van de grieven der werknemende artisten". Wat zegt u meneer? Een spreekuur? Spreekuren! En eiken speeldag alleen? Eiken speeldag en eiken niet-speelnacht er bij. Er moeten veel meer grieven zijn en veel spreekuren. Dan is tevens de repetitietijd bekort. Er is nog veel meer komieks in Xamré's boek en hij moet het mij maar niet al te kwalijk nemen, dat ik een beetje lach om zijne Droogstoppelarij. De voorbeelden zijn voor het grijpen. Rijkskunst en amusement belasting" (een mooi woord voor leerlingen van de tooneelschool in de spreekles, evenals Rijks-theater-technisch-ingenieursbureau", dat Xamréwenschelijk acht) behoort i n's-Rijks kas te vloeien. Bij verwezenlijking van dit principe zuüen de Rijks-belasting-ambtenaren de gemeentebesturen vervangen en voor de inning der belastingpenningen kunnen zorg dragen, vindt de heer Xamré. De heer Xamrézal precies zeggen hoe het moet. Ziet hier (het is ernst, geen ongepaste scherts van ondergeteekende) de lieer Xamr schrijft over het kermisbedrijf en decreteert: ,,Er worde van Regeeritigswege bepaald hoe groot de maximum omvang der kermissen zal zijn en wel: voor Gemeenten met 50001 tot 100000 inwoners zullen toegelaten worden: 3 stoomcarousels, 3 gewone draaimolens, 2 luchtschommels, 20 kleine spellen of ver makelijkheden,* l theatertent, l circus, l bioscoop (facultatief), l dansten!, l lachhuis, l rodelbaan en 25 kramen". Voor gemeenten met 10000 en minder inwoners bijv. ,,1 stoomcarousel (facultatief), l gewone draaimolen, l luchtschommel, 5 kleine spellen of vermakelijkheden, ) theatertent, l bioscoop, l dansten! en 10 kramen". Na deze critiek" moet ik wel dit zeggen: terecht trekt Xamréte velde tegen het dillettaiitisme in de kunst, tegen artikel IH8 van de Gemeentewet, terecht wenscht hij een alcoholvrije kermis en nog meer vvensclulijke wenschciijkheden. Hij is heel secuur en documenteert beweringen met statistieken, staten etc. Hij heeft zijn onderwerp niet ijver geëntamee d en het is een lijvige br chure geworden, verdeeld in de volgende hoofdstukken: Algemcene beschouwingen; c!e zaaleigenaars en -verhuurders; de theater directeur; de artistenagenten; de artistenwerknemers; het kunstbedrijf en regeerinfsmaatregelen tot verbetering van het bedrijf. Hij heeft gemeend een goed doel na te streven en dat hij dit wil met m.i, onjuiste middelen, is ook al weer niet zijn schuld. E D M O N U V l S S K K Illllllllllllllltlllllllllllllll Gaat men nu dit gebaar van de pantomime' verder styleeren, ontneemt men het wat voor ons het natuurlijke lijkt, dan komt men van zelf tot den pantomimischcn dans, die in gestyleerde gebaren iets konkrcets tracht uit te beelden. De grootte van plastisch kunnen is hier hoofdzaak, de kunst is om het beeld, dat men weer wil geven, voor ons te laten leven, zóó dat wij het geheel mee kunnen voelen. Wil men b.v. een slaaf uit beelden, dan moet elke beweging de visie van den danser of van het kruiperig onderworpene, of van de tragische gevangenschap geven. Ook vagere beelden kan de danser weergeven, bijvoorbeeld het golven van water, het voortstormen van den wind, vreugde, smart, devotie; de onderwerpen zijn legio. Men heeft wel beweerd, dat voor deze dansen decor, kostuum, ja zelfs een masker noodzakelijk waren. Maar dit lijkt mij bui tengewoon oppervlakkig, om niet te zeggen, dom gezien. Wat geeft het best gekozen kostuum, het mooiste decor, het kunstigst geboetseerde masker, als wij de/.e niet als bekleeding voelen van het innerlijke type, als de danser deze dingen niet voor ons doet leven, er alle mogelijkheden uithaalt door de bewegingen. En dan.. .. waarom een masker? Als men typeert" wordt het gezicht zelf als het ware'een masker; de karaktertrekken van de persoon die men uit wil beelden griffen zich in het gelaat, zoodat dit ons eigen niet meer is. Al deze uiterlijke dingen, als een kostuum b.v., zijn slechts bijzaak; zij verge makkelijken de taak van den danser. Maar hoe zekerder een kunstenaar ervan is, dat deze beslist noodzakelijk zijn, des te onzeker der moet hij zich van zijn innerlijk kunnen voelen. Gaan wij uu weer een stap verder en ver vaagt dit uitbeelden in zooverre, dat het dansen mu/.iek illustreert, die noch voor ons, noch voor den danser een konkreet beeld op roept, maar laat de beweging zich meesleepen door de melodische lijn en het rythine van de muziek, dan zullen deze gebaren .naderen u tot die van den absoluten dans, die zich f vrij gemaakt heeft van muziek en in het ' eigen rythine en lijn de stuwkracht vindt. In den absoluten dans toch heeft een bewe ging op zichzelf geen beteekenis, maar krijgt die door haar samenhang met de volgende en de voorafgaande; doordat hier een nauwe onderlinge verwantschap ontstaan is van de gebaren onderling, moeten zij in elkaar over vloeien, of beter gezegd, moet het eene logisch uit het andere voortkomen. Dit heeft men ook reeds in den dans, die niet meer konkreet illustreert, daar met de akkoorden en rythmen, die harmonisch in elkaar oplossen, de bewegingen meegaan en dus eveneens hun beteekenis aan de verwantschap met elkaar ontleenen. Voor velen is het tegenwoordig een kwestie van gewicht of de pantomimische dans waarde heeft, of dat deze slechts een degeneratie is van den absoluten dans. Ten eerste vind ik voor mij persoonlijk dit klassificeeren buiten gewoon onbelangrijk. En dan, tusschen deze enkele hoofdgroepen liggen zoo oneindig veel schakceringen, dat de scheidslijn onmogelijk te trekken is. Wat doet het er toe of een dans uitbeeldt of ruimte rythme" is? De hoofdzaak is: ontroert het ons of laat het ons koud? Heeft het in ons iets wakker geroepen, nu dan heeft het zijn bestaansrecht als kunst verworven. En waarom zouden deze twee richtingen zich niet naast elkaar kunnen ontwikkelen? In de muziek of schilderkunst hebben wij toch ook niet maar n weg, die tot het hei! voert? Alle richtingen staan rustig naast elkaar en elk talent kan dan ook naar eigen drang uitgroeien, zonder zich geweld aan te moeten doen. De pantomimische dans is natuurlijk uit de ontwikkeling van het ballet voortgevloeid, daar hierin door de eeuwen heen het dramatische uitbeelden op den voor grond kwam en zoo dus het theatrale" (niet bedoeld als bombastisch, rnaar als van het tooneel") gebaar in den dans geschapen werd. En een kunst, die zoo'n ontwikkelings gang doorloopen heeft, kan niet ineens ..dood" verklaard worden, omdat zij elementen van een verwante kunst in zich opgenomen heeft en op deze verbinding voortbouwt. Het eenige d at men kan zeggen is dat na de Pantomime zich de Dans in twee richtingen ontwikkelt: in die van het uitbeelden en in die van het zoeken van de drijvende kracht in eigen rythme en eigen lijn. Wij kunnen nu ook duidelijk het verschil tusschen de beide gebaren, die van pantomime en dans aanduiden. Het eerste is detailleerend; elk gebaar heeft op zichzelf beteekenis, onaf hankelijk van wat er op volgt of wat er aan voorafgaat. Het dansgebaar van den absoluten dans is synthetisch, het bouwt uit een gegeven op, uit het vorige vloeit logisch het volgende. Langzamerhand heeft zich nog een ander element ontwikkeld: het gevoel voor lijn en de mogelijkheden, die hierin liggen. Dit vloeit vanzelf voort uit het styleeren van de beweging. En sluit dit gevoel zich niet geheel aan bij onze tegenwoordige opvattingen en de richting van de schilderkunst, waar het stvleereu als het middel om onze innerlijkste gedachten uit te drukken door velen en onder hen dooi de besten, gebruikt wordt? Heeft dit herleven van het stylistisch gevoel, het voelen van kleur en lijn ook niet de kunstnijverheid tot nieuwen bloei gebracht? En zou het daarom ook niet zijn, dat onze belangstelling weer uitgaat naar dansen, dat niets anders is dan in het gestyleerde spel van de lijnen in het lichaam de hoogste extaseu en de diepste ellende van ons menschelijk zijn uit te drukken? Juist omdat ik het zie als een onderdeel van ons heele denken, zijn streven er ten nauwste mee verwant voel, daarom geloof ik in een wederopbloei van den dans in den tegrnwoordigen tijd. N. S i' n ,:i i r i: K . MlllllMIIHIUU J.S.MEÜWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-DKN HAAI, DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl