Historisch Archief 1877-1940
7 April '23. - No. 2389
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMY DE LEEUW
(ClEERTRUIDA CARELSEN)
1843?1923
't Is een Zaterdagavond in 't laatste
zomerseizoen. De dagtaak is afgedaan. Na den
maaltijd zitten wij, schemerend, te turen naar
de goud omrande wolkensta'pels in hetbreede
Hichtvlak, dat dag aan dag in eindelooze afwis
seling, het mysterie van het oneindige weet te
verkondigen. Een flinke stap klinkt binnen
ons straathekje, een ruk aan de schel, en een
seconde daarna een tikje op de glasruit. Daar
staat vriendelijk knikkend Amy de Leeuw!
Op het hoofd de ronde hoed met keelbanden,
aan den arm het uit breede biezen gevlochten
hengselmandje, waarin een overvloed van
bloemen.
Amy de Leeuw komt uit haar tuintje".
't Is een vrij groot lapje grond. Het werd haar
afgestaan op de kweekerij Zwanenburg van
C. G. van Tubergen Jr., vlak over ons huis.
Mijn werkkamer ziet uit op de uitgestrekte
bloemvelden, mijn schrijfbureau staat bij het
raam. Hoe menigmaal schuif ik 's morgens het
neteldoeksche glasgordijntje even ter zijde
om te zien of Amy de Leeuw, daar in 't ver
schiet, aan 't werk is. En dan komt het ook
voor, dat ik de pen neerleg, zoo midden uit
mijn werk naar haar toestap en een tijdje
ga genieten pp de bank, die op haar grondje
staat. Dan zie ik met bewondering met hoeveel
lief de en zorg bloem enplant worden behandeld,
hoe takt- en smaakvol plant- en bloemgroepen
worden ingedeeld langs de gebogen
boordbedlijnen en hoe weloverdacht de kleuren zijn
gerangschikt. Ik zit stil, de tuinierster werkt
door, meest neuriënd 't een of ander wijsje,
totdat de werkzaamheden zijn afgeloopen, er
bloemen zijn geplukt en de paden tot slot wor
den opgeharkt.
Het tuinwerk heeft Amy de Leeuw's groote
liefde. Reeds nu, terwijl ik dit in het vroege
voorjaar zit te schrijven, is zij eiken morgen
druk bezig met alle voorbereidselen om haar
tuintje" zoo spoedig mogelijk te maken tot
een lusthof voor haarzelf en.... anderen. Hoe
onvermoeid en kittig is zij aan den arbeid.
Ik zie haar knielend zaaien, zie schoffelen,
harken en dat alles op zóó hoogen leeftijd.
Op dien bewusten Zaterdagavond van het
tikje op de glasruit, komt Geertruida Carelsen
mij brengen een bijdrage voor mijn hoekje"
zooals zij onze rubriek Voor Vrouwen" be
titelt. Als ik het artikeltje vluchtig heb door
gezien en het voorloopig ter zijde leg, ontspint
zich een gesprek over den tegenwoordigen
slechten zinbouw en slordigen schrijftrant,
over de verkeerde plaatsing van het onderwerp
en het niet concreet samenvatten van de ma
terie. Hierover raakt Geertruida Carelsen in
vuur. Zij is het kind van haar tijd, 't Is of de
sfeer van het verleden haardien avond onzicht
baar omvat houdt. Als in gedachte verplaatst
zij zich in haar jeugd. Zij verhaalt mij van haar
eerste schooljaren, te Haarlem, waar haar
otiders destijds woonden, 't Was
een beste school, zegt zij, maar
ik kon^toen dat onnutte om bij
de schrijflessen zooveel malen
eenzelfden zin te moeten schrij
ven al niet hebben. Waarvoor
was dat noodig? Gelukkig ging
ik toen ik 12 jaar was naardi
Anna Paulowna polder, waar
mijn vader als ingenieur de
indijkingswerken leidde, 't Was
daar een heerlijk leven, Vél
met vader de natuur in, vél
opmerken, vél leeren. Maar
tegelijk moest ik vader helpen
en op de tochten notities ma
ken. Ik moest notulen uitwer
ken voor vergaderingen en
had allerlei schrijfwerk meer.
En moeder ! Zij leidde verder
mijn onderwijs. Ik moest veel
lezen in alle talen en in opstellen
den inhoud van de boeken
weergeven. Maar deuk niet
dat ik altijd achter de boeken
zat. Wel neen ! in 't huishou
den had ik 't ook mooi druk.
Er werd bij ons veel inge
maakt en een glorie werd er
in gesteld het eigen goed te
verstellen. Als ISjarig meisje
moest, meende Moeder, mijn
opvoeding nog verder voltooid
worden. Ik ging naar Amster
dam logeeren, daar leerde ik
dansen, muziek,fzingen,_nuja van alles wat er
zoo bij behoort. Maar' vooral kreeg ik taal
lessen, juist niet van een professional, daarom
werd er maar veel gelezen, 't Was best zóó!
Toen ben ik gaan schrijven over de natuur,
want daarvan wisten die stadsmeisjes niets
af.Jn 't eerste boekje schreef ik brieven van
een landmeisje aan jonge dames. De uitgever
Kriiseman hielp mij en Dr. Coster schreef de
voorrede. Honorarium werd er niet voor be
dongen. Ja 't was toen een andere tijd ! Ik
kreeg er plezier in en begon na vader's dood in
1880 meer stukjes te schrijven over het
natuurleven. Ze werden bijeengebracht in: Natuur
fantasieën", door den uitgever Tjeenk Willink
en later weer in een Bonte Bundel". Toen ben
ik pleegzuster geworden. Maar 't schrijven
kon ik niet laten. Mijn journalistieke loopbaan
heb ik te danken aan Ds. van Gorkom en Ds.
De Veer, toen Hoofdredacteur van Het Nieuws
van den Dag. Beiden meenden dat er
pleegzusters genoeg en goede schrijfsters te weinig
waren. Ik was toen 17 jaren in Berlijn,
een der eerste vrouwen door een courant
uitgezonden. Prettig, frisch werken was 't
daar. Maar... van mijn journalistieken arbeid
ben je op de hoogte, ik schreef daarover /elf
in De Vrouw en haar Huis".
Ik zal je nu nog eens een stukje geven over
pleegzusters van vroeger en nu. Ik moet
blijven schrijven zie je....
Geertruida Carelsen, welk een werkkracht!
Vele jongeren kunnen u om uw onverstoorbare
energie en sterke vitaliteit benijden. Ge /ijt
een persoonlijkheid ! Maar tevens zijt ge een
vrouw van grooten eenvoud en ware tevreden
heid, die in eigen boezem vél weet te ver
werken en de levensomstandigheden aanvaardt
zooals ze u gegeven zijn. Ge zoekt het geluk in
datgene wat onverstoord geluk geeft aan
ieder die er een open oog voor heeft: in de
koesterend-warme zon en de eeuwig groenende
aarde!
Den lOden April zij een feestdag voor u in
den volsten zin van 't woord !
E L i s. M. K o <; d r.
limiMlllliniliii iiiini iiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiin
BIJKOM STIGHEDEN
LXVII
Nu de verontwaardiging over de woorden
van Amsterdam's burgemeester een beetje
begint te luwen, zal ik het maar wagen er ook
eens iets over te vinden," al ben ik mij er
diep van bewust, dat mijn meening verre be
neden het peil zal blijven, waartoe men zich
over het algemeen in zijn heilige woede heeft
opgewerkt.... Want. als we de questie
nuchter bezien: wat was dan eigenlijk het
geval? De heer de Vlugt stond tegenover den
koning van Zweden, en hij moest iets prijzen
uit diens vaderland. Hij had de Zweedsche
lucifers kunnen kiezen; (en die zouden
misiimiiiilliliiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii ui imii ui mum iiitiiiiiiiniiiiiiiti
ESSCHEN
De hittegolf heeft alles weer in orde ge
maakt en we hebben nu weer een gewoon,
misschien tamelijk vroegjvoorjaar, dat in volle
kracht is ingezet vlak na den eersten lentedag.
De verandering was ditmaal wel zeer indruk
wekkend. Waar op 18 Maart slechts een
doodenkel ondernemend honigbijtje wat stuifmeel
kwam zoeken op de Erica's, zag je vier dagen
later heele wolken bezig, zoowel op de Erica
als op de vroege wilgen, die in enkele dagen
hun poesjesgrijs verwisselden tegen stralend
goud. Sneeuwklokjes en crocussen waren
opeens uitgebloeid, daarentegen de wilde wel
riekende viooltjes opeens in vollen bloei en
met de viooltjesbloemen verscheen het vlin
dertje, dat er bij behoort. Dat klapte in den
zonneschijn zijn vleugels op en neer, houterig
en langzaam, zooals vlinders dat doen en dan
zag je telkens aan de onderzijde de groote
parelmoervlekken blinken. De weelde van
zoo'n natuurtafereeltje is onbeschrijflijk. Nu
is lederen morgen de plantenvloer iets hooger,
want de groei geschiedt voornamelijk in den
nacht, haast stootsgewijze. De netels en de
lookraket, pijpkruid, helmhuid,
judaspenning schieten iederen nacht centimeters
hooger op en tegelijkertijd tuimelt het loof uit
de knoppen van boom en struik. De vlieren zijn
al heeiemaal groen, de vogelkersen blijven
niet achter, een enkele kastanje staat reeds
in blad en zelfs aan de beuken geven lichte
streepjes aan den rand der knopschubben het
bewijs, dat ook die zich beginnen te roeren en
de laatste week van April ons wel weer die
eerste bebladerde beukentak zal brengen,
voorlooper van de algemeene ontplooing van
een paar dagen later, als de groene fluiter
zingt.
Een paar boomen schijnen zich voorloopig
nog buiten de beweging te. willen houden en
alleen de ingewijden kunnen bespeuren, dat
het ook in hun binnenste roert. Het zijn de
eik en de esch, de eerbiedwaardigste
figuren uit onze boomenwereld en als het
ware geheiligd door mythe, traditie en histo
rie. De eik heeft zijn prestige nogal tamelijk
goed behouden. De meeste menschen eu ook
de litteratuur herinneren zich wel, dat er
eiken bestaan en men weet ook nog wel van
Hoe de wortels der esschen den slootkant
bijeenhouden. (Foto E. A. Loeb)
Wodans eiken van Wolfheze, misschien van
den Koning Willemseik in het Speulder bosch,
ook wel de eiken, die Bilders schilderde en die
o.a. in den|Achterhoek van Gelderland nog
zoo mooi eenzaam staan te midden van de
akkers. Ook denken wij aan de eiken van
Twikkel en Twente en sidderen voor den bijl.
Met de esschen echter is liet heel anders.
Daar dreigen wij het con+act mee te verlie
zen. Toch behooren ze tot on/.c mooiste
schien het minste vlammend verzet" hebben
gewekt !) hij zou de Zweedsche punch hebben
kunnen verheerlijken, maar dan had het inge
zonden stukken, brochures, petities, klachten,
en demonstraties geregend van de geheel
onthouders.... Wat bleef hem dan anders
over dan de literatuur, die, met de psychiatrie
samen, het voorrecht geniet, dat iedereen er
in beunhaast en iedereen er een meening over
heeft? En daar moeten de literatoren ten slotte
toch blij om zijn. Als de gewone mensen"
zich niets van hun boeken aantrok; als hij ze
beschouwde als iets uitsluitend voor vaklui,
waarover hij geen oordeel mocht vellen en
waarvoor hij dus ook geen belangstelling kon
voelen, dan zouden de auteurs immers nog
veel harder klagen over deze verwaarloozing
van een van de kostbaarste schatten der natie."
De gewone mensen" leest dus, en oordeelt,
naar de mate van de gave des onderscheids,
die hem geschonken is; en als een burgemeester
(die in zake literatuur een zér gewoon mensen
pleegt te zijn, al heb ik het voorrecht er enkelen
te kennen met fijnen smaak en zeer zuiver on
derscheidingsvermogen;) een groote voorliefde
voor Selma Lagerlöf belijdt, dan moeten we on
middellijk erkennen, dat hij zijn vrijen tijd met
heel wat minder belangrijke lectuur had kun
nen vullen, dan met deze, door vak-literatoren
te dikwijls onderschatte, sprookjes enjlegenden.
En de Koning van Zweden (als hij tenminste
literair aangelegd was; zulke uitzonderingen
komen een enkele keer voor;) zal voor zich
zelf gedacht hebben: O, ben jij een ethische
meneer? Heet de Zweedsche literatuur voor
jou Selma Lagerlöf en niet Strindberg?"..
Maar waarschijnlijk heeft hij heeiemaal niet
geluisterd, naar wat er gezegd werd; waar
schijnlijk was hij moe, en heeft hij zich
ondertusschen ingespannen zich te herinneren, wat
hij straks ook al weer antwoorden moest; in
elk geval kunnen we er wel zeker van zijn, dat
hij niet bij zijn Koningin in Stockholm is thuis
gekomen met dit nieuwtje: En naar ik hoor,
moet er in die Hollandsche literatuur zelfs
geen zweempje van verlangen naar een poging
tot fantasie zijn te bespeuren !" Als hij, na de
reis door België, nog iets van zijn Hollandsche
indrukken zal hebben weten frisch te houden,
dan denk ik, dat hij er zich over zal beklaagd
hebben, dat hij zoo weinig klompen en heeie
maal geen lange pijpen meer had gezien; maar
het woord over onze literatuur zal door nie
mand belangrijk zijn gevonden en door nie
mand zijn onthouden, behalve door de lite
ratoren zelf, die wel beter weten.
Ja, wéten ze het eigenlijk beter? Als we
denken aan onze literatiuir-in-het-groot, deu
ken we dan aan een spel-van
phantasie-in-denzin-van-Lagerlöf of denken we aan trouwe,
verdiepte, en bezielde weergave van de wer
kelijkheid? Aan indringende psychologische
ontleding; aan karakter-romans? Als we
spreken van echt-Hollandsche, moderne
literatuur" noemen we dan Top Naeff, Ina
Boudier, De Meester en Robbers, of Arthur
van Schendel? Hebben onze critici ooit opge
houden zich te verbazen over de meesleepende
phantasie, over het lichte gedartel van den
Latijns-aandoenden" Couperus; over den
vizioenairen rijkdom van den Oosterling"
Querido? En als men hierop antwoordt, dat
Couperus en Querido en Van Schendel en de
Van Heden van-de-kleine-Johannes dan toch
maar Hollanders zijn, (en als ik hierbij iemand
vergeet, die juist óók zoo bizonder veel
onhollandsche phantasie heeft, dan vraag ik hem al
van te voren om vergeving en hoop maar, dat
hij me niet zal aanvallen, en dat daarmee de
uitspraak van Amsterdam's burgervader dus
veroordeeld staat , dan gaat. men op
dezeHde manier te werk, als een huismoeder, die
het axioma, dat kleine jongens wilder zijn dan
kleine meisjes, weerlegt met de verzekering,
dat ze toch eens van een gezin heeft gehoord,
waarin het jongetje juist heel stil was, en het
meisje een robbedoes.
Burgemeester de Vlugt gaf geen kort
collegein-literatuur; niemand hield hem voor expert,
niemand verwachtte, dat hij zijn woorden zou
bewijzen met treffende voorbeelden, of re
stricties zou maken, in den zin van: Alleen
hebben we twee geniale|schrijvers Louis Coupe
rus, wiens werken over de heele wereld
veriniiiiiiiiinii innmiiii
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
taald zijn, en Is. Querido, die over de heele
wereld vertaald behoorde te worden, wier
fantasie voor juffrouw Lagerlöf zeker niet
onderdoet, en die de hare zelfs een beetje bloe
deloos kan doen schijnen". Hij stond daar als
een eenvoudig man, die van zijn genegenheid
getuigde, en daarbij een beetje buiten zijn
boekje ging. Wie dat nooit deed, moge den
eersten steen op hem werpen, maar dan komt
zeker geen enkele literator voor die
straf-uitoefening in aanmerking, omdat het vak-zelf
meebrengt over alles en nog wat een oordeel te
hebben, dikwijls nog veel minder gefundeerd
dan dat van den Amsterdamschen feestrede
naar. Heeft Couperus zelf, om maar n tref
fend voorbeeld te noemen, na zijn terugkeer
van een lezing in het Noorden, niet een fan
tasie" neergeschreven over de familiale ver
houdingen in de koeiengezinnen, waar allen
boeren de haren van te berge rezen? Toch is
het toen bij een paar goedmoedige grapjes in
de couranten gebleven, en geloof ik niet, dat
eenige bond van veefokkers" of vereeniging
tot veredeling van het rund"zich geroepen heeft
gevoeld te protesteeren tegen deze inmenging
van-een-onbevoegde op hun gebied. Moeten
we een beetje lankmoedigheid, en de erken
ning, dat we allemaal wel eens beunhazen,
niet vooral laten gelden, als het toevallig ons
eigen standje" is, waar een aanval op wordt
gedaan? In een wereld, bijna onbewoonbaar
geworden door haat, wantrouwen en verdacht
making, zijn het toch vooral de groote geesten,
de kunstenaars, die zich niet in de eerste plaats
het genus irritabile poetarum " moeten
toonen, maar de gidsen der menschheid naar
een betere samenleving. En hoort daarbij niet
een wijd begrip voor de goede bedoeling van
anders-denkenden; een grif aanvaarden van
het feit, dat, wat voor ons het belangrijkste
ter wereld is, door anderen slechts een bij
komstigheid wordt geacht? Een vriendelijk te
gemoetkomen van anderer weifelende gedach
ten, en het met-den-mantel der-liefde bedek
ken van een misschien minder gelukkige for
muleering?
Maar er is aan dit heele geval-De Vlugt, dat
wel binnenkort zal vervluchtigd zijn, nog een
andere kant.
Het was Louis Couperus, die er onmiddellijk
op een toon van gekwetstheid en
miskend-voelen op reageerde. Couperus, die niet alleen een
der veelzijdigste, vruchtbaarste, en verrassend
ste talenten is, die wij bezitten, maar ook een
der beminnelijkste menschen. Heeft zijn be
minnelijkheid zich niet. dikwijls aan onzen
stroeveren ernst gestooten? Hebben wij,
onaanzienlijke nachtegalen en
merels,zeemeeuwen en.... musschen wel genoeg getoond,
hoe trotsch en dankbaar we waren dezen schit
terenden paradijsvogel in ons midden te
hebben? Want, als we het voldoende getoond
hadden, zou hij dan wel zoo prikkelbaar gere
ageerd hebben op een terloopsch gezegde van
iemand, die zeker vlotter een bestek leest, dan
een roman over de antieke oudheid?
Couperus wordt bijna zestig jaar. Het
Hollandsche volk uit zich moeilijk, (of mag ik
dat ook al niet zeggen, omdat er in speciale
kringen mér gezwamd, en
ge-zeekomkommerd wordt, dan gezond of wenschelijk is te
noemen?) maar bij sommige gelegenheden kan
het toch wel eens uit zijn slof schieten. Ik
hoop, dat in Juni ieder mensen, die een mooi
uur aan Couperus te danken heeft, (en wie
heeft dat niet?) daarvan dan ook eens tegen
hem zal willen getuigen; dan zal hij zóó over
stelpt worden door waardeering en dankbaar
heid, zoo geharnast staan door de liefde en de
vereering van zijn heele volk, dat hij het zich
zelfs niet meer aantrekken zou, al zei de Ko
ningin in eigen persoon tegen den Koning van
Italië, of een anderen hoogen potentaat, dat
Holland toch eigenlijk alleen maar meetelde
op schilder-gebied.
A N N I K S A I. O M O N S
iiilllltiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiilliiiiiiiimiiiiiiiiilmiiiiiimMiiiiimili
DE THEEMUTSEN
Ditmaal werd in het tijdschrift De Vrouw
en haar Huis" in de bijlage Naaldwerk
en Kant" een prijsvraag uitgeschreven van
theemutsen in wolborduursel. Had de Kus
senwedstrijd verleden jaar reeds veel succes,
de theemutsprijsvraag had dit evenzeer. Er
werden 24 cosies ingezonden, 't Zijn alle
zonder onderscheid werkstukken die blijk
geven met hoeveel zorg en liefde getracht
PERZISCHE
Tapijten en Kleedjes
tegen vóór-oorlogsprijzen.
is, een genoegelijk en mooi werkstuk te maken.
De meeste werksters zijn daarin geslaagd.
Enkelen hebben vrij uit de hand gewerkt
anderen een geometrische versiering verko
zen. Eigenaardig is de groote verscheidenheid
van vorm, van werkopvatting, van compositie
en vlakverdeeling. Motto Bloemengroet" met
zijn bloemenweelde, Zonneland" met zijn
zonneglans en aardig gevonden naadversiering
van theebloempjes. Op hoop van zegen"
met in wol uitgevoerde medaillons,
Chineesche toren" die forsch omhoog
rijst in zijn zoo origineel gedachte bewerking
en mooie kleurtonen. De Jubileum-mutsen
Oranje boven" en Oranje", kinderen van
hun tijd. Zeshoek" en A.Z." met de bij het
werk gevoegde flinke constructie teekeningen
en goed doordacht naaldwerk, typen van
de nieuwste richting. Verder Vuurvogel";
de origineele cosy Heiwol" met zijn prettig
aandoende natuurtinten en vele die zich
daaromheen groepeeren.
De jury had ditmaal met beoordeelen een
moeilijk werk. De eerste prijs van / 30 werd
toegekend aan Motto Zeshoek van Suns
Baksteen, de tweede van / 15 aan Motto
Heiwol van J. Pessers?Nooteboom. Drie
pr'jzen ieder van / 5 behaalden Motto Chinee
sche toren, van Emma Mayer. ,Motto Op
hoop van Zegen, van Dina Kohnstamm.
Motto A. Z., van Bets Meyers.
De theemutsen werden 'te Haarlem ten
toongesteld in de goudlederzaal van het
Museum van Kunstnijverheid. Te Amster
dam zal de tentoonstelling zijn bij de heeren
Van Holkema en Warendorf, Keizersgracht
333. Woensdag 11 en Donderdag 12 April
van 2?4 uur.
Dergelijke exposities zijn door haar over
zichtelijke aanschouwing van de versierings
opvatting van eenzelfde voorwerp bijzonder
leerzaam vooral voor haar die het naaldwerk
beoefenen. Dat dus velen een kijkje komen
nemen.
E. M. R.
VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DB RUBRIEK
VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET
SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER"
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM.
»
1111*1111111 i» iiiiiimiiiHiiii
24000 Artsen
roemen schriftelijk
SANATOGEN
Het Zenuwsterkend Voedsel
De lijfarts van wijlen Koning Edward VII van
Engeland. Dr. Ernst Ott. Marienbad, schreef:
.Bijzonder goede resultaten verkreeg
ik met Sanatogen bij herstellenden
na zware ziekten en bij oudere
personen, wanneer het er op
" aankwam de krachten te
doen toenemen en den
bloedsomloop te ver
beteren."
IIIII1IIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIH11HIII ?IIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII "Hl Ilinillllllllllllllllllll
iiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiliiiiiiiitltiiiiliiiiiitiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiili»
boomen, ze zijn in ons waterrijk landje overal
op hun plaats en wel het meest aan den water
kant, zoowel in klei en veen, als op het zand.
Wilt ge dan ook esschen zien, dan moet ge
den boer op, want op menige boerderij heeft
men in vroeger tijd de goede gedachte gehad
het erf niet uitsluitend met iepen te beplanten,
doch ook aan dezen ouden
Hollanderjeenplaatsje in te ruimen. Wie dezer dagen naarde bloem
bollen gaat kijken, zal ook in Kennemerland
menige fraaien esch kunnen ontdekken en
mag 'zich haasten een kijkje te nemen in het
mooie laantje aan den voet van het
Koninginneduin, bij het oude Huis te Bloemendaal.
Dit laantje heeft aan de eene zijde mooie
esschen, aan den anderen kant
elzen niet vlieren en hazelaars
en gaat nu ook al weldra onder
den voet.
Ik weet niet, of de planter
van dit laantje ervaren was in
de Noorsche mythologie maar wij
leeren, dat de man geschapen is
uit den esch, de vrouw uit de
c!s eu dat ze verder gelukkig en
tevreden geleefd hebbeu in de
lichte, spelende schaduw der
esschen. Ook was het een esch,
de beroemde boom Ygdrasil, die
met zijn wortels de wereld bij
elkander hield, drie wortels naar
verschillende wereldrijken en
bespocld doi>r bronnen en beken
van velerlei aard.
Van die
wereld-bij-elkaar-houderij door de, esschen kunt ge
op menige plaats in ons land de
aardigste voorbeelden zien, o.a.
bij de boerderij aan de Goog, den
weg, die van] de Hakkelaarsbrug
naar het Naardermeer leidt. Die
hoeve ligt dan links van den weg,
vlak bij den militairen zijweg.
Welnu, op het erf staan een
aantal slanke esschen, sommige
dicht aanl den slootkantj en die
hebben nii daar met hun wortels
een ware schoeiing gebouwd, die
den wal stevig bevestigt. Als ge
dat eenmaal gezien hebt, dan merkt ge het
telkens weer opnieuw, hoe ook de lage
boschjes van elzenhakhout zichzelve weten
te verdedigen tegen het water. Let er ook
maar eens op langs de Vecht, op de
Loosdrechtsche plassen en op den Wcsteinder.
Met zijn dikke twijgen en zwarte knoppen
onderscheidt de esch zich al dadelijk van alle
andere boomen, en evenals bij den zwarten
populier komt bij hem de bekoorlijkheid eerst
met de jaren en dan kan een honderdjarige
boom door de kloekheid van zijn gaven stam,
de breedte van zijn kroon en het sierlijk ver
loop van zijn takken gerust de vergelijking
doorstaan met eik of beuk en linde. Het
essdienhakhout is altijd licht en vroolijk,
heeft daardoor steeds een rijken plantengroei
op den grond en zoodoende ook weer veel
vogels. Als ze gekapt worden vormen de melig
witte snijvlakken een aardige tegenstelling
met het donker oranje der elzenstompeu.
Het glinsterige bleek groengrijs van de jonge
esschenstammen is wel een van de fijnste
tinten van het voorjaar. w
De esch bloeit niet zeer dichte proppen
van blauwig purperen bloemen van de aller
eenvoudigste soort, alleen bestaande uit n
stamper en twee meeldraden, dikwijls slechts
een van beide. Later strekken die proppen
zich tot mooie pluimen, waaraan ge met eenige
goeden wil kunt ontdekken dat de esch en de
sering zeer na met elkander verwant zijn. De
lange vruchtjes gaan weldra schuil in de weel
derige massa der geveerde bladeren, die we
misschien later nog wel eens nader zullen
bekijken, want ze zijn de moeite wel waard.
In het najaar verkleuren ze ook weer heel
anders, dan het andere loover. Een zeer aparte
boom, die esch.
JAC. P. T il i j s s c
Bloeiende esch
(Foto G. Bosch.)
N.V. KONINKLIJKE KWEEKERIJ
E =
I MOERHEIM" I
( DEDEMSVAART (
[LEVERT BOVEN TIEN GULDEN!
l FRANCO |
j STATION VAN BESTEMMING [
l Catalogus op aanvraag |
?imiimii iiiniiiiiiiiiiiiimiliiHiiililiiiililliliiiiililiiililiHltiiiiiiiil