De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 7 april pagina 5

7 april 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

7 April '23. - No. 2389 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMY DE LEEUW (ClEERTRUIDA CARELSEN) 1843?1923 't Is een Zaterdagavond in 't laatste zomerseizoen. De dagtaak is afgedaan. Na den maaltijd zitten wij, schemerend, te turen naar de goud omrande wolkensta'pels in hetbreede Hichtvlak, dat dag aan dag in eindelooze afwis seling, het mysterie van het oneindige weet te verkondigen. Een flinke stap klinkt binnen ons straathekje, een ruk aan de schel, en een seconde daarna een tikje op de glasruit. Daar staat vriendelijk knikkend Amy de Leeuw! Op het hoofd de ronde hoed met keelbanden, aan den arm het uit breede biezen gevlochten hengselmandje, waarin een overvloed van bloemen. Amy de Leeuw komt uit haar tuintje". 't Is een vrij groot lapje grond. Het werd haar afgestaan op de kweekerij Zwanenburg van C. G. van Tubergen Jr., vlak over ons huis. Mijn werkkamer ziet uit op de uitgestrekte bloemvelden, mijn schrijfbureau staat bij het raam. Hoe menigmaal schuif ik 's morgens het neteldoeksche glasgordijntje even ter zijde om te zien of Amy de Leeuw, daar in 't ver schiet, aan 't werk is. En dan komt het ook voor, dat ik de pen neerleg, zoo midden uit mijn werk naar haar toestap en een tijdje ga genieten pp de bank, die op haar grondje staat. Dan zie ik met bewondering met hoeveel lief de en zorg bloem enplant worden behandeld, hoe takt- en smaakvol plant- en bloemgroepen worden ingedeeld langs de gebogen boordbedlijnen en hoe weloverdacht de kleuren zijn gerangschikt. Ik zit stil, de tuinierster werkt door, meest neuriënd 't een of ander wijsje, totdat de werkzaamheden zijn afgeloopen, er bloemen zijn geplukt en de paden tot slot wor den opgeharkt. Het tuinwerk heeft Amy de Leeuw's groote liefde. Reeds nu, terwijl ik dit in het vroege voorjaar zit te schrijven, is zij eiken morgen druk bezig met alle voorbereidselen om haar tuintje" zoo spoedig mogelijk te maken tot een lusthof voor haarzelf en.... anderen. Hoe onvermoeid en kittig is zij aan den arbeid. Ik zie haar knielend zaaien, zie schoffelen, harken en dat alles op zóó hoogen leeftijd. Op dien bewusten Zaterdagavond van het tikje op de glasruit, komt Geertruida Carelsen mij brengen een bijdrage voor mijn hoekje" zooals zij onze rubriek Voor Vrouwen" be titelt. Als ik het artikeltje vluchtig heb door gezien en het voorloopig ter zijde leg, ontspint zich een gesprek over den tegenwoordigen slechten zinbouw en slordigen schrijftrant, over de verkeerde plaatsing van het onderwerp en het niet concreet samenvatten van de ma terie. Hierover raakt Geertruida Carelsen in vuur. Zij is het kind van haar tijd, 't Is of de sfeer van het verleden haardien avond onzicht baar omvat houdt. Als in gedachte verplaatst zij zich in haar jeugd. Zij verhaalt mij van haar eerste schooljaren, te Haarlem, waar haar otiders destijds woonden, 't Was een beste school, zegt zij, maar ik kon^toen dat onnutte om bij de schrijflessen zooveel malen eenzelfden zin te moeten schrij ven al niet hebben. Waarvoor was dat noodig? Gelukkig ging ik toen ik 12 jaar was naardi Anna Paulowna polder, waar mijn vader als ingenieur de indijkingswerken leidde, 't Was daar een heerlijk leven, Vél met vader de natuur in, vél opmerken, vél leeren. Maar tegelijk moest ik vader helpen en op de tochten notities ma ken. Ik moest notulen uitwer ken voor vergaderingen en had allerlei schrijfwerk meer. En moeder ! Zij leidde verder mijn onderwijs. Ik moest veel lezen in alle talen en in opstellen den inhoud van de boeken weergeven. Maar deuk niet dat ik altijd achter de boeken zat. Wel neen ! in 't huishou den had ik 't ook mooi druk. Er werd bij ons veel inge maakt en een glorie werd er in gesteld het eigen goed te verstellen. Als ISjarig meisje moest, meende Moeder, mijn opvoeding nog verder voltooid worden. Ik ging naar Amster dam logeeren, daar leerde ik dansen, muziek,fzingen,_nuja van alles wat er zoo bij behoort. Maar' vooral kreeg ik taal lessen, juist niet van een professional, daarom werd er maar veel gelezen, 't Was best zóó! Toen ben ik gaan schrijven over de natuur, want daarvan wisten die stadsmeisjes niets af.Jn 't eerste boekje schreef ik brieven van een landmeisje aan jonge dames. De uitgever Kriiseman hielp mij en Dr. Coster schreef de voorrede. Honorarium werd er niet voor be dongen. Ja 't was toen een andere tijd ! Ik kreeg er plezier in en begon na vader's dood in 1880 meer stukjes te schrijven over het natuurleven. Ze werden bijeengebracht in: Natuur fantasieën", door den uitgever Tjeenk Willink en later weer in een Bonte Bundel". Toen ben ik pleegzuster geworden. Maar 't schrijven kon ik niet laten. Mijn journalistieke loopbaan heb ik te danken aan Ds. van Gorkom en Ds. De Veer, toen Hoofdredacteur van Het Nieuws van den Dag. Beiden meenden dat er pleegzusters genoeg en goede schrijfsters te weinig waren. Ik was toen 17 jaren in Berlijn, een der eerste vrouwen door een courant uitgezonden. Prettig, frisch werken was 't daar. Maar... van mijn journalistieken arbeid ben je op de hoogte, ik schreef daarover /elf in De Vrouw en haar Huis". Ik zal je nu nog eens een stukje geven over pleegzusters van vroeger en nu. Ik moet blijven schrijven zie je.... Geertruida Carelsen, welk een werkkracht! Vele jongeren kunnen u om uw onverstoorbare energie en sterke vitaliteit benijden. Ge /ijt een persoonlijkheid ! Maar tevens zijt ge een vrouw van grooten eenvoud en ware tevreden heid, die in eigen boezem vél weet te ver werken en de levensomstandigheden aanvaardt zooals ze u gegeven zijn. Ge zoekt het geluk in datgene wat onverstoord geluk geeft aan ieder die er een open oog voor heeft: in de koesterend-warme zon en de eeuwig groenende aarde! Den lOden April zij een feestdag voor u in den volsten zin van 't woord ! E L i s. M. K o <; d r. limiMlllliniliii iiiini iiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiin BIJKOM STIGHEDEN LXVII Nu de verontwaardiging over de woorden van Amsterdam's burgemeester een beetje begint te luwen, zal ik het maar wagen er ook eens iets over te vinden," al ben ik mij er diep van bewust, dat mijn meening verre be neden het peil zal blijven, waartoe men zich over het algemeen in zijn heilige woede heeft opgewerkt.... Want. als we de questie nuchter bezien: wat was dan eigenlijk het geval? De heer de Vlugt stond tegenover den koning van Zweden, en hij moest iets prijzen uit diens vaderland. Hij had de Zweedsche lucifers kunnen kiezen; (en die zouden misiimiiiilliliiiiliimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiii ui imii ui mum iiitiiiiiiiniiiiiiiti ESSCHEN De hittegolf heeft alles weer in orde ge maakt en we hebben nu weer een gewoon, misschien tamelijk vroegjvoorjaar, dat in volle kracht is ingezet vlak na den eersten lentedag. De verandering was ditmaal wel zeer indruk wekkend. Waar op 18 Maart slechts een doodenkel ondernemend honigbijtje wat stuifmeel kwam zoeken op de Erica's, zag je vier dagen later heele wolken bezig, zoowel op de Erica als op de vroege wilgen, die in enkele dagen hun poesjesgrijs verwisselden tegen stralend goud. Sneeuwklokjes en crocussen waren opeens uitgebloeid, daarentegen de wilde wel riekende viooltjes opeens in vollen bloei en met de viooltjesbloemen verscheen het vlin dertje, dat er bij behoort. Dat klapte in den zonneschijn zijn vleugels op en neer, houterig en langzaam, zooals vlinders dat doen en dan zag je telkens aan de onderzijde de groote parelmoervlekken blinken. De weelde van zoo'n natuurtafereeltje is onbeschrijflijk. Nu is lederen morgen de plantenvloer iets hooger, want de groei geschiedt voornamelijk in den nacht, haast stootsgewijze. De netels en de lookraket, pijpkruid, helmhuid, judaspenning schieten iederen nacht centimeters hooger op en tegelijkertijd tuimelt het loof uit de knoppen van boom en struik. De vlieren zijn al heeiemaal groen, de vogelkersen blijven niet achter, een enkele kastanje staat reeds in blad en zelfs aan de beuken geven lichte streepjes aan den rand der knopschubben het bewijs, dat ook die zich beginnen te roeren en de laatste week van April ons wel weer die eerste bebladerde beukentak zal brengen, voorlooper van de algemeene ontplooing van een paar dagen later, als de groene fluiter zingt. Een paar boomen schijnen zich voorloopig nog buiten de beweging te. willen houden en alleen de ingewijden kunnen bespeuren, dat het ook in hun binnenste roert. Het zijn de eik en de esch, de eerbiedwaardigste figuren uit onze boomenwereld en als het ware geheiligd door mythe, traditie en histo rie. De eik heeft zijn prestige nogal tamelijk goed behouden. De meeste menschen eu ook de litteratuur herinneren zich wel, dat er eiken bestaan en men weet ook nog wel van Hoe de wortels der esschen den slootkant bijeenhouden. (Foto E. A. Loeb) Wodans eiken van Wolfheze, misschien van den Koning Willemseik in het Speulder bosch, ook wel de eiken, die Bilders schilderde en die o.a. in den|Achterhoek van Gelderland nog zoo mooi eenzaam staan te midden van de akkers. Ook denken wij aan de eiken van Twikkel en Twente en sidderen voor den bijl. Met de esschen echter is liet heel anders. Daar dreigen wij het con+act mee te verlie zen. Toch behooren ze tot on/.c mooiste schien het minste vlammend verzet" hebben gewekt !) hij zou de Zweedsche punch hebben kunnen verheerlijken, maar dan had het inge zonden stukken, brochures, petities, klachten, en demonstraties geregend van de geheel onthouders.... Wat bleef hem dan anders over dan de literatuur, die, met de psychiatrie samen, het voorrecht geniet, dat iedereen er in beunhaast en iedereen er een meening over heeft? En daar moeten de literatoren ten slotte toch blij om zijn. Als de gewone mensen" zich niets van hun boeken aantrok; als hij ze beschouwde als iets uitsluitend voor vaklui, waarover hij geen oordeel mocht vellen en waarvoor hij dus ook geen belangstelling kon voelen, dan zouden de auteurs immers nog veel harder klagen over deze verwaarloozing van een van de kostbaarste schatten der natie." De gewone mensen" leest dus, en oordeelt, naar de mate van de gave des onderscheids, die hem geschonken is; en als een burgemeester (die in zake literatuur een zér gewoon mensen pleegt te zijn, al heb ik het voorrecht er enkelen te kennen met fijnen smaak en zeer zuiver on derscheidingsvermogen;) een groote voorliefde voor Selma Lagerlöf belijdt, dan moeten we on middellijk erkennen, dat hij zijn vrijen tijd met heel wat minder belangrijke lectuur had kun nen vullen, dan met deze, door vak-literatoren te dikwijls onderschatte, sprookjes enjlegenden. En de Koning van Zweden (als hij tenminste literair aangelegd was; zulke uitzonderingen komen een enkele keer voor;) zal voor zich zelf gedacht hebben: O, ben jij een ethische meneer? Heet de Zweedsche literatuur voor jou Selma Lagerlöf en niet Strindberg?".. Maar waarschijnlijk heeft hij heeiemaal niet geluisterd, naar wat er gezegd werd; waar schijnlijk was hij moe, en heeft hij zich ondertusschen ingespannen zich te herinneren, wat hij straks ook al weer antwoorden moest; in elk geval kunnen we er wel zeker van zijn, dat hij niet bij zijn Koningin in Stockholm is thuis gekomen met dit nieuwtje: En naar ik hoor, moet er in die Hollandsche literatuur zelfs geen zweempje van verlangen naar een poging tot fantasie zijn te bespeuren !" Als hij, na de reis door België, nog iets van zijn Hollandsche indrukken zal hebben weten frisch te houden, dan denk ik, dat hij er zich over zal beklaagd hebben, dat hij zoo weinig klompen en heeie maal geen lange pijpen meer had gezien; maar het woord over onze literatuur zal door nie mand belangrijk zijn gevonden en door nie mand zijn onthouden, behalve door de lite ratoren zelf, die wel beter weten. Ja, wéten ze het eigenlijk beter? Als we denken aan onze literatiuir-in-het-groot, deu ken we dan aan een spel-van phantasie-in-denzin-van-Lagerlöf of denken we aan trouwe, verdiepte, en bezielde weergave van de wer kelijkheid? Aan indringende psychologische ontleding; aan karakter-romans? Als we spreken van echt-Hollandsche, moderne literatuur" noemen we dan Top Naeff, Ina Boudier, De Meester en Robbers, of Arthur van Schendel? Hebben onze critici ooit opge houden zich te verbazen over de meesleepende phantasie, over het lichte gedartel van den Latijns-aandoenden" Couperus; over den vizioenairen rijkdom van den Oosterling" Querido? En als men hierop antwoordt, dat Couperus en Querido en Van Schendel en de Van Heden van-de-kleine-Johannes dan toch maar Hollanders zijn, (en als ik hierbij iemand vergeet, die juist óók zoo bizonder veel onhollandsche phantasie heeft, dan vraag ik hem al van te voren om vergeving en hoop maar, dat hij me niet zal aanvallen, en dat daarmee de uitspraak van Amsterdam's burgervader dus veroordeeld staat , dan gaat. men op dezeHde manier te werk, als een huismoeder, die het axioma, dat kleine jongens wilder zijn dan kleine meisjes, weerlegt met de verzekering, dat ze toch eens van een gezin heeft gehoord, waarin het jongetje juist heel stil was, en het meisje een robbedoes. Burgemeester de Vlugt gaf geen kort collegein-literatuur; niemand hield hem voor expert, niemand verwachtte, dat hij zijn woorden zou bewijzen met treffende voorbeelden, of re stricties zou maken, in den zin van: Alleen hebben we twee geniale|schrijvers Louis Coupe rus, wiens werken over de heele wereld veriniiiiiiiiinii innmiiii VRUCHTENKOEKJES VAN SIPKES - HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak taald zijn, en Is. Querido, die over de heele wereld vertaald behoorde te worden, wier fantasie voor juffrouw Lagerlöf zeker niet onderdoet, en die de hare zelfs een beetje bloe deloos kan doen schijnen". Hij stond daar als een eenvoudig man, die van zijn genegenheid getuigde, en daarbij een beetje buiten zijn boekje ging. Wie dat nooit deed, moge den eersten steen op hem werpen, maar dan komt zeker geen enkele literator voor die straf-uitoefening in aanmerking, omdat het vak-zelf meebrengt over alles en nog wat een oordeel te hebben, dikwijls nog veel minder gefundeerd dan dat van den Amsterdamschen feestrede naar. Heeft Couperus zelf, om maar n tref fend voorbeeld te noemen, na zijn terugkeer van een lezing in het Noorden, niet een fan tasie" neergeschreven over de familiale ver houdingen in de koeiengezinnen, waar allen boeren de haren van te berge rezen? Toch is het toen bij een paar goedmoedige grapjes in de couranten gebleven, en geloof ik niet, dat eenige bond van veefokkers" of vereeniging tot veredeling van het rund"zich geroepen heeft gevoeld te protesteeren tegen deze inmenging van-een-onbevoegde op hun gebied. Moeten we een beetje lankmoedigheid, en de erken ning, dat we allemaal wel eens beunhazen, niet vooral laten gelden, als het toevallig ons eigen standje" is, waar een aanval op wordt gedaan? In een wereld, bijna onbewoonbaar geworden door haat, wantrouwen en verdacht making, zijn het toch vooral de groote geesten, de kunstenaars, die zich niet in de eerste plaats het genus irritabile poetarum " moeten toonen, maar de gidsen der menschheid naar een betere samenleving. En hoort daarbij niet een wijd begrip voor de goede bedoeling van anders-denkenden; een grif aanvaarden van het feit, dat, wat voor ons het belangrijkste ter wereld is, door anderen slechts een bij komstigheid wordt geacht? Een vriendelijk te gemoetkomen van anderer weifelende gedach ten, en het met-den-mantel der-liefde bedek ken van een misschien minder gelukkige for muleering? Maar er is aan dit heele geval-De Vlugt, dat wel binnenkort zal vervluchtigd zijn, nog een andere kant. Het was Louis Couperus, die er onmiddellijk op een toon van gekwetstheid en miskend-voelen op reageerde. Couperus, die niet alleen een der veelzijdigste, vruchtbaarste, en verrassend ste talenten is, die wij bezitten, maar ook een der beminnelijkste menschen. Heeft zijn be minnelijkheid zich niet. dikwijls aan onzen stroeveren ernst gestooten? Hebben wij, onaanzienlijke nachtegalen en merels,zeemeeuwen en.... musschen wel genoeg getoond, hoe trotsch en dankbaar we waren dezen schit terenden paradijsvogel in ons midden te hebben? Want, als we het voldoende getoond hadden, zou hij dan wel zoo prikkelbaar gere ageerd hebben op een terloopsch gezegde van iemand, die zeker vlotter een bestek leest, dan een roman over de antieke oudheid? Couperus wordt bijna zestig jaar. Het Hollandsche volk uit zich moeilijk, (of mag ik dat ook al niet zeggen, omdat er in speciale kringen mér gezwamd, en ge-zeekomkommerd wordt, dan gezond of wenschelijk is te noemen?) maar bij sommige gelegenheden kan het toch wel eens uit zijn slof schieten. Ik hoop, dat in Juni ieder mensen, die een mooi uur aan Couperus te danken heeft, (en wie heeft dat niet?) daarvan dan ook eens tegen hem zal willen getuigen; dan zal hij zóó over stelpt worden door waardeering en dankbaar heid, zoo geharnast staan door de liefde en de vereering van zijn heele volk, dat hij het zich zelfs niet meer aantrekken zou, al zei de Ko ningin in eigen persoon tegen den Koning van Italië, of een anderen hoogen potentaat, dat Holland toch eigenlijk alleen maar meetelde op schilder-gebied. A N N I K S A I. O M O N S iiilllltiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiilliiiiiiiimiiiiiiiiilmiiiiiimMiiiiimili DE THEEMUTSEN Ditmaal werd in het tijdschrift De Vrouw en haar Huis" in de bijlage Naaldwerk en Kant" een prijsvraag uitgeschreven van theemutsen in wolborduursel. Had de Kus senwedstrijd verleden jaar reeds veel succes, de theemutsprijsvraag had dit evenzeer. Er werden 24 cosies ingezonden, 't Zijn alle zonder onderscheid werkstukken die blijk geven met hoeveel zorg en liefde getracht PERZISCHE Tapijten en Kleedjes tegen vóór-oorlogsprijzen. is, een genoegelijk en mooi werkstuk te maken. De meeste werksters zijn daarin geslaagd. Enkelen hebben vrij uit de hand gewerkt anderen een geometrische versiering verko zen. Eigenaardig is de groote verscheidenheid van vorm, van werkopvatting, van compositie en vlakverdeeling. Motto Bloemengroet" met zijn bloemenweelde, Zonneland" met zijn zonneglans en aardig gevonden naadversiering van theebloempjes. Op hoop van zegen" met in wol uitgevoerde medaillons, Chineesche toren" die forsch omhoog rijst in zijn zoo origineel gedachte bewerking en mooie kleurtonen. De Jubileum-mutsen Oranje boven" en Oranje", kinderen van hun tijd. Zeshoek" en A.Z." met de bij het werk gevoegde flinke constructie teekeningen en goed doordacht naaldwerk, typen van de nieuwste richting. Verder Vuurvogel"; de origineele cosy Heiwol" met zijn prettig aandoende natuurtinten en vele die zich daaromheen groepeeren. De jury had ditmaal met beoordeelen een moeilijk werk. De eerste prijs van / 30 werd toegekend aan Motto Zeshoek van Suns Baksteen, de tweede van / 15 aan Motto Heiwol van J. Pessers?Nooteboom. Drie pr'jzen ieder van / 5 behaalden Motto Chinee sche toren, van Emma Mayer. ,Motto Op hoop van Zegen, van Dina Kohnstamm. Motto A. Z., van Bets Meyers. De theemutsen werden 'te Haarlem ten toongesteld in de goudlederzaal van het Museum van Kunstnijverheid. Te Amster dam zal de tentoonstelling zijn bij de heeren Van Holkema en Warendorf, Keizersgracht 333. Woensdag 11 en Donderdag 12 April van 2?4 uur. Dergelijke exposities zijn door haar over zichtelijke aanschouwing van de versierings opvatting van eenzelfde voorwerp bijzonder leerzaam vooral voor haar die het naaldwerk beoefenen. Dat dus velen een kijkje komen nemen. E. M. R. VERZOEKE ALLE STUKKEN VOOR DB RUBRIEK VOOR VROUWEN" IN TE ZENDEN AAN HET SECRETARIAAT VAN DE AMSTERDAMMER" KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM. » 1111*1111111 i» iiiiiimiiiHiiii 24000 Artsen roemen schriftelijk SANATOGEN Het Zenuwsterkend Voedsel De lijfarts van wijlen Koning Edward VII van Engeland. Dr. Ernst Ott. Marienbad, schreef: .Bijzonder goede resultaten verkreeg ik met Sanatogen bij herstellenden na zware ziekten en bij oudere personen, wanneer het er op " aankwam de krachten te doen toenemen en den bloedsomloop te ver beteren." IIIII1IIIIIIIIIIHIIIIIIMIIIIIH11HIII ?IIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII "Hl Ilinillllllllllllllllllll iiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitiiiiiiiiiiitiiliiiiiiiitltiiiiliiiiiitiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiili» boomen, ze zijn in ons waterrijk landje overal op hun plaats en wel het meest aan den water kant, zoowel in klei en veen, als op het zand. Wilt ge dan ook esschen zien, dan moet ge den boer op, want op menige boerderij heeft men in vroeger tijd de goede gedachte gehad het erf niet uitsluitend met iepen te beplanten, doch ook aan dezen ouden Hollanderjeenplaatsje in te ruimen. Wie dezer dagen naarde bloem bollen gaat kijken, zal ook in Kennemerland menige fraaien esch kunnen ontdekken en mag 'zich haasten een kijkje te nemen in het mooie laantje aan den voet van het Koninginneduin, bij het oude Huis te Bloemendaal. Dit laantje heeft aan de eene zijde mooie esschen, aan den anderen kant elzen niet vlieren en hazelaars en gaat nu ook al weldra onder den voet. Ik weet niet, of de planter van dit laantje ervaren was in de Noorsche mythologie maar wij leeren, dat de man geschapen is uit den esch, de vrouw uit de c!s eu dat ze verder gelukkig en tevreden geleefd hebbeu in de lichte, spelende schaduw der esschen. Ook was het een esch, de beroemde boom Ygdrasil, die met zijn wortels de wereld bij elkander hield, drie wortels naar verschillende wereldrijken en bespocld doi>r bronnen en beken van velerlei aard. Van die wereld-bij-elkaar-houderij door de, esschen kunt ge op menige plaats in ons land de aardigste voorbeelden zien, o.a. bij de boerderij aan de Goog, den weg, die van] de Hakkelaarsbrug naar het Naardermeer leidt. Die hoeve ligt dan links van den weg, vlak bij den militairen zijweg. Welnu, op het erf staan een aantal slanke esschen, sommige dicht aanl den slootkantj en die hebben nii daar met hun wortels een ware schoeiing gebouwd, die den wal stevig bevestigt. Als ge dat eenmaal gezien hebt, dan merkt ge het telkens weer opnieuw, hoe ook de lage boschjes van elzenhakhout zichzelve weten te verdedigen tegen het water. Let er ook maar eens op langs de Vecht, op de Loosdrechtsche plassen en op den Wcsteinder. Met zijn dikke twijgen en zwarte knoppen onderscheidt de esch zich al dadelijk van alle andere boomen, en evenals bij den zwarten populier komt bij hem de bekoorlijkheid eerst met de jaren en dan kan een honderdjarige boom door de kloekheid van zijn gaven stam, de breedte van zijn kroon en het sierlijk ver loop van zijn takken gerust de vergelijking doorstaan met eik of beuk en linde. Het essdienhakhout is altijd licht en vroolijk, heeft daardoor steeds een rijken plantengroei op den grond en zoodoende ook weer veel vogels. Als ze gekapt worden vormen de melig witte snijvlakken een aardige tegenstelling met het donker oranje der elzenstompeu. Het glinsterige bleek groengrijs van de jonge esschenstammen is wel een van de fijnste tinten van het voorjaar. w De esch bloeit niet zeer dichte proppen van blauwig purperen bloemen van de aller eenvoudigste soort, alleen bestaande uit n stamper en twee meeldraden, dikwijls slechts een van beide. Later strekken die proppen zich tot mooie pluimen, waaraan ge met eenige goeden wil kunt ontdekken dat de esch en de sering zeer na met elkander verwant zijn. De lange vruchtjes gaan weldra schuil in de weel derige massa der geveerde bladeren, die we misschien later nog wel eens nader zullen bekijken, want ze zijn de moeite wel waard. In het najaar verkleuren ze ook weer heel anders, dan het andere loover. Een zeer aparte boom, die esch. JAC. P. T il i j s s c Bloeiende esch (Foto G. Bosch.) N.V. KONINKLIJKE KWEEKERIJ E = I MOERHEIM" I ( DEDEMSVAART ( [LEVERT BOVEN TIEN GULDEN! l FRANCO | j STATION VAN BESTEMMING [ l Catalogus op aanvraag | ?imiimii iiiniiiiiiiiiiiiimiliiHiiililiiiililliliiiiililiiililiHltiiiiiiiil

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl