Historisch Archief 1877-1940
7
i
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
7 April '23. - No. 2389
EEN ZWEEDSCHE
HANDELSBAEDEKER" VOOR N. O. I.
,,HoLLa'NDSKA INDIEN". Een
orienteerend handboek voor den Zweedschen
handelsman, door Ch. Sjögren.
Handelsattachébij de Kon. Zweedsche Legatie
te 's-Gravenhage.
Er wordt in Nederland veel gesproken en
vergaderd over het belang van een goede eco
nomische voorlichting van het buitenland
omtrent ons land en onze koloniën. Zelfs is
er eene gewichtige commissie, die beraad
slagingen houdt over de beste wijze om deze
voorlichting te doen plaats hebben.
Talrijk zijn de uitgaven, officieele en
officieuse, toeristische en zuiver economische,
die wij, in allerlei talen, in het buitenland
verspreiden. Meestal blijft het initiatief aan
onze zijde en tevens ook de kosten. Dat zijn
nu eenmaal dingen die een klein land, met
een taal die minder ver in de wereld reikt
dan zijne handelsrelaties, zich moet veroorlo
ven voor zijne belangen en zijn aanzien.
Het gebeurt maar zelden, dat zulk een initia
tief van buiten-af genomen wordt. Weliswaar
publiceeren, op gezette tijden, groote
buitenlandsche bladen en periodieken speciale
Holland-nummers, zooals er b.v. nog onlangs
een verscheen van de Times, maar de ingewijde,
die zulk een nummer ter hand neemt en er de
reclame-afdeeling van doorbladert, komt
alras tot de conclusie, dat de sympathieke
onderneming voor een aanzienlijk "deel eerder
een aanslag is op de Nederlandsche onder
nemingen, die er advertentiegelden voor over
hebben gehad, dan eene belangelooze pro
paganda.
Voor wat onze koloniën betreft moeten
wij eene uitzondering maken voor het tijd
schrift van de Kamer van Koophandel voor
N.O.I. te Londen, dat geregeld een groote
hoeveelheid belangrijk economisch nieuws aan
den Engelsch-lezenden buitenlander brengt.
Maar iets geheel nieuws op dit gebied is hè;
boekje Hollandska Indien", dat thans voor
ons ligt: het is niet minder dan een volledig
maar beknopt handboek, in uiterst practischen
vorm, voor den Zweedschen koopman die
zaken wenscht te doen met N. O. 1.
Vóór wij het boekje nader beschrijven,
moeten wij iets mededeelen omtrent de wijze
waarop de uitgave tot stand is gekomen. Er
valt daaruit een les te trekken, die voor de
Nederlandsche handelsvoorlichting-naar-b in
nen, d. w. z. de handelsvoorlichting die zich
ten doel stelt om den Nederlandschen koop
man te orienteeren op buitenlandsche mark
ten, van belang kan zijn.
In Zweden dan bestaat een
Export-vereeniging. De naam van dit instituut duidt
reeds aan, dat we hier niet te maken hebben
met een gewichtig officieel functioneerend
instituut dat zware paperassen in een betrek
kelijk kleinen kring verspreidt. Het is een
soepel werkend lichaam dat zoowel met het
particulier belang waaruit het is voort
gekomen contact houdt als met de orga
nisatie van consuls, e.d. die de regeering tot
haar beschikking heeft. Aan het hoofd van de
Exportvereeniging staat een man uit de
practijk, en een ex-ambtenaar tevens, de heer E.
Nylander, die een tijd lang handelsattach
is geweest aan de Zweedsche legatie te
Constantinopel.
De heer Nylander heeft indertijd een
practisch boek samengesteld over de
handelstoestanden en de afzetmarkt van den Le
vant, en hij noemde zijn practisch boek een
,,Commercieelen-Baedeker."
Thans geeft zijne vereeniging een dergelijk
boek uit over N. O. I. dat geschreven is
door den heer Ch. Sjogren, die gedurende
drie jaren als handels-attachéaan het Zweedsch
consulaat-generaal te Batavia gewerkt heeft,
en thans in diezelfde functie aan de legatie
in den Haag verbonden is.
De schrijver heeft met deze uitgave niet
alleen een dienst bewezen aan zijn
handeldrijvende 'andgenooten, maar tevens aan ons
land. Ik geloof niet dat n van onze
propaganda-publicaties zoo practisch is samengesteld
als dit boek.... en dat kan ook moeilijk
anders, gezien het feit dat de heer Sjögren zijn
landgenooten en hunne belangen evengoed
kenTals onze Oost, en dat het, bij publicaties
als deze, van groot belang is, dat men niet
alleen zijn onderwerp kent.... maar ook hen
voor wie het beschreven wordt.
Dit laatste nu is meestal niet het geval bij
een voorlichtingsdienst die, uit n cen
traal punt, een groot aantal landen tegelijk
wenscht te bereiken. Dit is een boek voor
Zweden, door een Zweed met persoonlijke
ervaring.
In welk opzicht is nu dit boek superieur
boven de meeste dergelijke uitgaven, die wij
ten onzent kennen, en die eveneens ten doel
hebben handelaars op de hoogte te brengen
van hunne kansen op markten buiten ons
land?
Wij hebben onze departementale handels
berichten, waarin onze consuls gegevens mede
deelen omtrent den handel onder hun ressort
.... maar deze berichten komen uiteraard
slechts in beperkten kring.
Wij hebben vele dagbladen die
kolommenlange economische rubrieken geven.... maar
die alweer dikwijls het kenmerkende missen
van een korte tesamenvatting van de
practische gegevens die een direct-belanghebbende
noodig heeft.
Onze kooplieden hebben, ook in ons land,
allerlei bronnen, waaruit zij handelsadressen
en gegevens over vrachten, emballage, be
schermende rechten e.d. kunnen putten....
maar waar blijven de zakelijke, beknopte
handboekjes, waarin zij dit alles
tezamengevat en met een korte beschrijving van de
plaatselijke handelsusances en te bewerken
markt, aantreffen?
Zulke boekjes hebben wij niet.... en als
model voor zulk een boekje kan dat van den
heer Sjögren gelden.
Tot een minimum zijn beperkt de gegevens
op geografisch, klimatologisch en sanitair
gebied. Daarop volgt een zakelijk resuméover
bevolkingsstatistiek en levensvoorwaarden in
onzen archipel. Een volgend hoofdstuk geeft
eene uiteenzetting van het plantage-bedrijf;
het bevat alles wat een buitenlandschen onder
nemer nuttig kan zijn, zooals concessie
regelingen e.d.
Op dezelfde wijze worden boschcultuur en
mijnwezen behandeld, en de industrieele ver
houdingen.
Het volgende hoofdstuk bevat een overzicht
van de scheepvaart op onze koloniën:
NeJAC. URLUS
HAVANA 12 Ct. SIGAAR b IJ
HAITiNU Co., Wraniüpl Umstelslr,
HIIIIMIMIUIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM uil Illlllllllll
derlandsche en Buitenlandsche lijnen en
gegevens over vrachten. Het hoofdstuk over
c e havens g?at r.i.t in wijdlonpigc beschou
wingen, rna.r behandeitwèl uitgebreid los-en
entrepöikrstinc.d.Danrnavolgenhoofdsti kjes
over de binnenlandsche communicatiemidde
len, post-, telegraaf en telefoon-verbindingen,
geldwezen en administratie en over de rechts
positie van den vreemdeling in N.O.I.
Maar wat daarna volgt is het merkwaardig
ste van hot boek.
De tweede helft is namelijk geheel gewijd
aan wenken voorden Zweedschen handelsman
die de N. O. I. markt bewerken wil. Het be
handelt de mogelijkheden om die markt direct
of via een andere of via kantoren in het moe
derland te bereiken. In zijne opmerkingen over
reclame en over de methode van actie voor
handelsreizigers in verband met de psycholo
gie van den N. I. koopman geeft de schrijver
blijk van ervaring en fijn opmerkingsvermogen.
Hij heeft uit zijn Bataviaanschen post
en reizende ge-observeerd welke
monsterzendingen met succes overgezonden kunnen wor
den, op welke wijze men betrouwbare ver
tegenwoordigers en agenten kan vinden en
in hoeverre en op welk gebied de stichting
van handelsfilialen voordeelen kan opleveren.
Hij gaat uitvoerig na wie de koopers in onze
Oost zijn, en welke hunne behoeften: die van
de plantages, de Europeanen, de Inlanders, de
Chineezen en den staat.
De schrijver geeft ook een overzicht van
de in- en verkoops-werkzaamheid van den staat
en doet zijn lezers kennis aan de hand omtrent
de inkoopende staatsambtenaren; hij betoont
zicli een man van de practijk, wanneer hij
gegevens laat volgen over de
qualiteits-quacslie", de gewenschte methoden voor ver
pakking van waren en van de handelsorga
nisatie, bank- en betalingsmethoden, enz. enz.
Als beknopte handleiding is zijn boek com
pleet, en, eerder dan honderd
prachtigeplaatwerken en rapporten met geweldige
inen uitvoer-statistieken is het geschikt om den
weg te wijzen aan het particulier initiatief dat
wij op allerlei wijze in Scan-dinaviëer toe
willen krijgen om te participeeren in ons kolo
niaal belang. In dat opzicht heeftde schrijver
blijk gegeven van een practisch en psycholo
gisch inzicht.
Dit bewijst de volgende aardige passage die
wii vertalen uit eender hoofdstukken, en die
den kijk weergeeft, dien hij op onze Indische
kooplieden gekregen heeft:
, de Hollandsche firma's krijgen
hun personeel uit het moederland. In alle op
zichten is het natuurlijk het beste dat
zooals dan ook meestal het geval is deze
jongelieden een jaar of twintig oud zijn.
Levensverzekering Maatschappij
H A A R L B M"
WllsoGspleln II
DE VOORDEELIQSTB
Meestal krijgen zij na vijf
jaar een verlof van 6?R
maanden en keeren dan
terug. Zoo is het mogelijk,
dat firma's een staf vormen
van mannen in hun beste
jaren, die, op hun dertigste
geheel ingewerkt zijn en
leidende posities kunnen
innemen. Het gaat er maar
om, wat de man
presteeren kan....
... .er zijn firma's waar
van de chefs naar de
Chineezen gaan, en, evengoed
als hunne ondergeschikten,
waren verkoopen. Het feit
dat de chef zich daarvoor
niet te-goed acht bewijst
de arbeidsintensiteit der
importfirmas. Pit illustreert
tevens den eisch die hier aan
den koopman gesteld wordt.
Hij moet veelzijdig zijn
en evengoed geschikt voor
"manager, leider als voor
verkooper.
de Hollanders in
Indiëzijn niet slechts
flinke ijverige kooplieden
maar ook plichtsgetrouw
en eerlijk. Wellicht ligt er
wat langzaamheid in hun
aard, maar dat komt hunne
besluiten en beraad slechts
ten goede....
.... dat de arbeidsin
tensiteit en de prestatie
hoofdzaak zijn bewijst liet
uiterlijk der kantoren, dat
niet zoo luxueus is als in
Europa, en dikwijls, zelfs
bij de grootste firma's
eigenlijk meer een gemeubi
leerde monsterkamer is. ...
... .de haudelsmoraa! bij
de Europeanen staat niet
lager dan die in Europa, en
dat mag wel tot verwonde
ring stemmen, wanneer men
bedenkt dat het niet altijd
het beste deel is, dat Indi
zich toegewezen ziet...."
Voor een land als Zwe
den waar, voor de groote
massa althans, de tropen
nog gedachten wekken aan
ongewisse, romantische
avonturen, is een populaire
publicatie als deze een uit
stekend werk, door den
zakelijken toon ervan. En wij,
Nederlanders, mogen den
schrijver dankbaar zijn.
Want geen onzer zou erin
geslaagd zijn zoo-als-hij den
juisten toon te treffen om
zijne landgenooten te inte
resseeren voor onzen archi
pel, die voor hun initiatief
immers zoo gaarne open
staat.
H. S A i. o M ONS o N
OOSTERSCHE TAFEREELEN
Teekening voor de Amsterdammer" door Jarf Poortenaar
EEN KRATER.
Reeds lang hadden wij daar in de' verte den krater zien
dampen, den Wajang in de Preanger. En na een lang kron
kelpaadje door liet oerwoud daar lag hij plots voor
ons, hijgend en dampend uit twintig, dertig spleten. Wit
rezen de stoom-zuilen, zwavelgecl sloegen de openingen aan,
en boven het kale plateau staken de rotskanten recht naar
den hemel, dra weer begroeid met boomen en varens.
Hier is de grond vast, ginder los en pulverig, dan weer heet
en voclitig-dampend; maar hooger nog willen wij, waar de
hoofdkrater is. En wij zoeken ons zelf een pad over klompen
en puin en een stilletjes-vloeiend watertje. Dan zijn wij er,
en borrelend puf t de grijze brei daarbinnen; dicht om een
groot steenblok iu het midden slaat de wasem op en zwavel
prikkelt in de keel.
Pas zijn weer berichten gekomen, dat elders deze of gene
krater weer begint te spoken, en wij kijken er dit vrij on
schuldige kratertje eens op aan. Het is hier wel veilig, zegt
men, de Wajang zal niet gaan werken, meer dan hij steeds
doet, maar toch geeft dat geheimzinnig geborrel en gekook
een luguber gevoel dat daar binnen in die heksenkeuken
onheil broeit.
J A N POORTEN A A R
IIIIIIIIIIIIIIIMIIIII1IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII1IIIIIIIIII ???
Miiiiiiiifiiiiiiiiittmiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii
WONDERLIJKE GESCHIEDE
NISSEN DER STOF
HET KERKRAAM
door DR. W. VAN BEMMELUN.
(Teekeningen voor de Amsterdammer" door
Is. van Mens.)
Teleurgesteld, wierp meester Mathias het
stuk glas verachtelijk naar een hoek van de
donkere werkplaats, waar het in scherven
brak en smadelijk bleef liggen. Opnieuw
was de proef mislukt; niets van hetgeen
hij had gehoopt te zullen zien, vertoonde
het kleurige glas.
Hoe stellig had hij verwacht ditmaal te
zullen slagen; maar wederom was alle moeite
vergeefsch geweest en twijfel of het hem wel
ooit zou gelukken, rees sterker dan te voren
in hem op.
Die twijfel bedroefde en ergerde hem
tegelijkertijd, en besluiteloos bleef hij staan
voor den oven, die hem zijn laatste hitte
in het gelaat straalde, als wilde het donkere
gedrocht hem daarmee nog bespotten boven
dien.
Wat zoek je toch, dwaze droomer?
Wat voor zonderling glas wil je toch vervaar
digen? Kleur ik het dan niet met het prach
tigste groen, wanneer je mij koperglans
Niets van hetgeen hij had gehoopt te zien, vertoonde het
kleurige glas.
samen met rood ijzersteen hebt gegeven?
-Gat dan het purper van Cassius niet schit
terende schakeeringen van robijnrood?
En denk eens aan die fijne, gele tinten, die
ik met zilverertsen aan je glas wist te schen
ken ! Wat zoek je toch !? De kleuren
van Gods eigen regenboog zijn niet mooier
dan die, waarmee ik je glasmengsels wist te
verven ! Wil je soms de kleuren van
den hemel overtreffen? Pas op, je zult
nog het kleursel van Satan vinden !"
Zoo spotte de oven, terwijl hij Mathias
met zijn heeten adem het gelaat blakerde;
maar de meester lette niet op hem, want
zijn ergernis ging allengs over in nieuw
gepeins. Nieuwe middelen begon hij te
overwegen, andere stoffen, die hij zou kunnen
aanwenden, kwamen hem in den zin.
Hij overdacht nieuwe proefnemingen, maar
helaas, hij moest ze alle verwerpen; want
wat waren ze eigenlijk anders dan hetgeen
hij al beproefd had? Hoe zouden ze dus
tot het doel kunnen voeren?
Mistroostig trok hij eindelijk de schouders
op en schudde het hoofd; daarna, toegevende
aan een plotseling opkomende behoefte om
al dat vruchteloos pogen en die teleurstellingen
van zich af te schuiven, hief hij zich op,
draaide hooghartig den oven den rug toe,
verliet het kale, donkere vertrek en stapte
den tuin in.
Wat een overgang ! Van de zwoele, duistere
ruimte naar de frissche, zonnige buitenlucht !
- Hij stond even stil om eens diep adem te
halen, en de oogen
moest hij half sluiten,
want een vloed van
licht stroomde van
den hemel.
Wat was die blauw!
Hoe verzadigd was
dat aziuir, en hoe
glansden de muren
van het huis in den
vroolijken zonne
schijn i Goudgeel en
roodbruin, in alle
schakeeringen, waren
de bladeren der boo
men, want het was
herfst.
Maar was het eigen
lijk wel herfst? f
Werkelijk, het was
niet te gelooven, dat
het al laat in het na
jaar was, want het
bleef warm als
lieerschte nog de zo
mer. Geen stormen
schudden de boomen,
die eindelijk hun
goudgeel geworden
blaren, moe van het
lange dragen, maar
lieten vallen.
De
kastanjeboomen meenden zoo
waar, dat de lieve
God den winter voor
goed had verbannen,
en ze waren daar
over zoo verheugd,
dat ze opnieuw waren
gaan bloeien met
fijne, roode en witte
kaarsjes en zacht
groene blaadjes. De menschen vergaapten
zich aan het wonderlijk gezicht dier boomen,
welke naast twijgen met groote, vergeelde,
op afvallen staande, bladeren, takken vol
lenteweelde droegen. De oudste inwoners
der bisschopsstad konden zich niet herinneren
ooit zoo iets te hebben beleefd. Waarlijk,
zulk zomerweer in de herfst had geen hunner
meegemaakt ! 'n Wonder was het !
Ook meester Mathias verbaasde zich over
die boomen in tweeden bloei, terwijl hij zijn
weg over de markt nam.
Hoe licht was het nog en toch was de zon
al lang door de middaglijn gegaan ! - Maar
ze bescheen de hooge torens en het dak van
de groote kerk, waarheen hij zijn schreden
richtte, nog zoo sterk, dat de roode zandsteen
er warm van werd en de grijze dakleien
schitterden.
't Was alsof de kathedraal, die ai een
paar eeuwen oud was, opnieuw door den blos
der jeugd werd overtogen en vroolijk stak
ze haar spitsen en bogen in de blauwe wijdte
van den hemel.
Ook Mathias had zijn opgewektheid geheel
teruggevonden, toen hij een zijdeur van de
kerk binnenging; maar nauwelijks had de
groote ruimte hem opgenomen, of hij voelde
uit die opgeruimdheid hoogere vreugde
opbloeien. Hooger, maar stiller en inniger,
want voller van wijding. En met eerbiedige
schreden ging hij naar een bank, knielde
neder en deed zijn gebeden. Daarna ging
hij zitten en bleef rondkijken.
Was er wel een mooier kerk dan deze, dacht
hij? -?Wat waren die zuilen zwaar en hoog,
en hoe fijn toch hun kapiteelen??Hoe leetden
die beelden der apostelen met hun kleurige
gewaden, die daar hoog tegen de kolommen
aanstonden ! Wat een goudpracht aan het
*r altaar met zijn kostbare vazen op het
stieeuw7,witte kleed ! Hoe rijk gebeeldhouwd waren
in de nissen de bijaltaren, die met slanke
vormen oprezen boven de witte mistafels.
Maar niets toch ging boven zijn vensters,
die heerlijk gekleurde ramen !
Aan alle zijden zag hij ze. Dichtbij
als levende, doorzichtige kleurtapijten, hoog
afhangend van de gewelven der zijbeuken,
en ver af, kijkend met hun kleuroogen
tusschen de zuilen door.
Muren van kleurlicht schenen ze te zijn
en toch waren ze vol van figuren, die leefden
in een spannend oogenblik van groot gebeuren.
[ Heiligen in bonte gewaden, blauwe,
purpere, groene mantels; ridders met fonkelende
wapenrustingen en kleurrijke pluimen zag
hij. Wapenschilden met grillige dieren rijden
zich langs de randen der ramen en figuur
patronen met violette, karmijn-roode en
gele krullen vulden de sierlij'ke facetten
van het maaswerk, waarin de raamposten
binnen de spitsbogen zich oplosten. - Ieder
boogvak was als een blinkend juweel.
Maar het meest werden toch de blikken
van Mathias getrokken door het venster,
dat tegenover zijn zitplaats zich verhief.
Eu geen wonder! Want was liet niet zijn eigen
werkstuk!? --- Had hij niet zelf het gesmolten
glas met de krachtigste, zuiverste ertsen
gekleurd? Had hij niet op de groote
tafels van zijn werkplaatsen de apostelen
met e wijde mantels, de ridders met hun
groote zwaarden en gepluimde paarden, en
al die andere figuren gcteekend?
En had hij niet zelf niet het gloeiend ijzer
de gekleurde glazen volgens de geteekende
omtrekken uitgesneden? En verder uitge
voerd al dat vele werk, dat vereischt was:
de penseelen uit marterhaar gebonden; het
verfmengsel volgens de oude voorschriften
van Theuphilus samengesteld en de schil
dering op de glasstukken aangebracht. Daarna
den moeizamen arbeid van het branden, het
soldeeren, het inzetten verricht!
Maar thans prijkte ook dat venster daar in
al zijn klenrenweelde, verrukkend zijn gemoed
en vervullend hem met trots.
Het daglicht drong door het raam en zie:
God's eigen licht veranderde in de kleurige
tafreelen, die hij tot Zijn eer had vervaardigd.
De stralen der groote zon deden zijn ge
dachten, zijn verbeeldingen opleven tot fon
kelende werkelijkheid.
Al stond de zon al laag in liet Westen, ze
doorstraalde nog krachtig het venster en
verfde het gekleurde glas zoo rood als bloed,
zoo blauw als de hemel, zoo groen als jonge
bladeren.
e bloedstraal viel op de witte zuil en
een roos bloeide op uit liet blanke gevaarte
naast de bloemen, die de blauwe hemelstraal
en de straal der groene blaadjes verwekten
op het strenge wit, daar hoog bij de gewelven.
Robijn-kleurige glasvakjes in den spitsboog
gloeiden als druppels passiebloed.
Mathias kon zich niet zat zien aan die
tintcnpraclit. Hij zoog ze op in zijn ziel:
de majesteit van het purper, den hartstocht
uit het rood, de felle begeerte in het geel en
de liemelsche heerlijkheid, die straalde uit
het blauw. Levend werden voor hem
ai die heiligen en koningen, apostelen en
engelen, die daar in het
beeldvlak van kleurlicht
afspeelden de heilige
gebeurtenissen in hun
leven.
Allengs echter begon
de donkerte grijze slui
ers tusschen de banken
te spreiden en ze wolkte
onmerkbaar op tusschen
de pilaren. In nissen
nestelde zij zich.
Zwart al keek ze uit de
biechtstoelen.
Het venster evenwel
was nog zoo vol van
lichtende verven, dat
Mathias niet merkte, dat
de stille dienaren van
den Nacht geluidloos
bezig waren steeds meer
donkere tapijten neer te
leggen en de grijze gor
dijnen hooger op te
hangen.
Teveel verzonken was
hij in den aanblik van
de lichtende, kleurige
heerlijkheid van zijn ei
gen schepping, die door
God's zon zelf tot de
hoogste pracht werd op
gevoerd, om te ontwa
ren, dat achter hem de
ranie.i van den
oostelijken wand hun glans
hadden verloren en ron
dom hem de schermen
der duisternis hooger
en hooger werden opge
haald.
De vlammetjes der kaarsen, die voor
vele altaren brandden, begonnen te winnen.
Te voren in nietigheid gehouden door de
kleurige stroomen van daglicht, dat door de
vensters binnenviel, groeiden zij nu in kracht,
naarmate dat licht taande. Maar toch,
wat vermochten ze in die reusachtige ruimte
van de kathedraal tegen de doeken, die
de knechten der duisternis ophingen?
Verzonken bleef Mathias in de beschouwing
van zijn venster. Het werd hem tot een
machtig kleurengedicht, een muziek van
verven. En de heiligen, de ridders, de vrouwen
in wijde gewaden, hij zag ze lachen en weenen,
hoorde ze bidden en spreken. De paarden
trappelden, de vanen wapperden, wuivende
zag hij de pluimen. Alles ademde en be
woog; de kleuren gloeiden....
En toen, op eenmaal, viel een zware scha
duw over heel het venster-tafreel! -- De
zon zonk achter een wolk weg.
Snel taande het licht; de gloeiing doofde
uit; de kleuren verkilden en een koude ont
nuchtering maakte zich meester van Mathias.
De herfstzon zonk snel onder den horizont,
en het daglicht begon uit de kerk t',' vluchten,
als werd het hevreesd voor de zwarte knechten
en de felle tongetjes der kaarslichten.
Hard en dof werden de tinten in het
venster; wrevel rees op in Mathias' gemoed.
Koud en stom werden de stukken gekleurd
glas; niets zeggend het tafreel, dat zoo
even nog met hartstochtelijkegloedwoorden
had gesproken,
Al meer en meer won de duisternis in de
wijde kerklial; wolken van zwartheid daalden
Het venster, dat zich tegenover zijn zitplaats verhief