De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 7 april pagina 8

7 april 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

7 i DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 7 April '23. - No. 2389 EEN ZWEEDSCHE HANDELSBAEDEKER" VOOR N. O. I. ,,HoLLa'NDSKA INDIEN". Een orienteerend handboek voor den Zweedschen handelsman, door Ch. Sjögren. Handelsattachébij de Kon. Zweedsche Legatie te 's-Gravenhage. Er wordt in Nederland veel gesproken en vergaderd over het belang van een goede eco nomische voorlichting van het buitenland omtrent ons land en onze koloniën. Zelfs is er eene gewichtige commissie, die beraad slagingen houdt over de beste wijze om deze voorlichting te doen plaats hebben. Talrijk zijn de uitgaven, officieele en officieuse, toeristische en zuiver economische, die wij, in allerlei talen, in het buitenland verspreiden. Meestal blijft het initiatief aan onze zijde en tevens ook de kosten. Dat zijn nu eenmaal dingen die een klein land, met een taal die minder ver in de wereld reikt dan zijne handelsrelaties, zich moet veroorlo ven voor zijne belangen en zijn aanzien. Het gebeurt maar zelden, dat zulk een initia tief van buiten-af genomen wordt. Weliswaar publiceeren, op gezette tijden, groote buitenlandsche bladen en periodieken speciale Holland-nummers, zooals er b.v. nog onlangs een verscheen van de Times, maar de ingewijde, die zulk een nummer ter hand neemt en er de reclame-afdeeling van doorbladert, komt alras tot de conclusie, dat de sympathieke onderneming voor een aanzienlijk "deel eerder een aanslag is op de Nederlandsche onder nemingen, die er advertentiegelden voor over hebben gehad, dan eene belangelooze pro paganda. Voor wat onze koloniën betreft moeten wij eene uitzondering maken voor het tijd schrift van de Kamer van Koophandel voor N.O.I. te Londen, dat geregeld een groote hoeveelheid belangrijk economisch nieuws aan den Engelsch-lezenden buitenlander brengt. Maar iets geheel nieuws op dit gebied is hè; boekje Hollandska Indien", dat thans voor ons ligt: het is niet minder dan een volledig maar beknopt handboek, in uiterst practischen vorm, voor den Zweedschen koopman die zaken wenscht te doen met N. O. 1. Vóór wij het boekje nader beschrijven, moeten wij iets mededeelen omtrent de wijze waarop de uitgave tot stand is gekomen. Er valt daaruit een les te trekken, die voor de Nederlandsche handelsvoorlichting-naar-b in nen, d. w. z. de handelsvoorlichting die zich ten doel stelt om den Nederlandschen koop man te orienteeren op buitenlandsche mark ten, van belang kan zijn. In Zweden dan bestaat een Export-vereeniging. De naam van dit instituut duidt reeds aan, dat we hier niet te maken hebben met een gewichtig officieel functioneerend instituut dat zware paperassen in een betrek kelijk kleinen kring verspreidt. Het is een soepel werkend lichaam dat zoowel met het particulier belang waaruit het is voort gekomen contact houdt als met de orga nisatie van consuls, e.d. die de regeering tot haar beschikking heeft. Aan het hoofd van de Exportvereeniging staat een man uit de practijk, en een ex-ambtenaar tevens, de heer E. Nylander, die een tijd lang handelsattach is geweest aan de Zweedsche legatie te Constantinopel. De heer Nylander heeft indertijd een practisch boek samengesteld over de handelstoestanden en de afzetmarkt van den Le vant, en hij noemde zijn practisch boek een ,,Commercieelen-Baedeker." Thans geeft zijne vereeniging een dergelijk boek uit over N. O. I. dat geschreven is door den heer Ch. Sjogren, die gedurende drie jaren als handels-attachéaan het Zweedsch consulaat-generaal te Batavia gewerkt heeft, en thans in diezelfde functie aan de legatie in den Haag verbonden is. De schrijver heeft met deze uitgave niet alleen een dienst bewezen aan zijn handeldrijvende 'andgenooten, maar tevens aan ons land. Ik geloof niet dat n van onze propaganda-publicaties zoo practisch is samengesteld als dit boek.... en dat kan ook moeilijk anders, gezien het feit dat de heer Sjögren zijn landgenooten en hunne belangen evengoed kenTals onze Oost, en dat het, bij publicaties als deze, van groot belang is, dat men niet alleen zijn onderwerp kent.... maar ook hen voor wie het beschreven wordt. Dit laatste nu is meestal niet het geval bij een voorlichtingsdienst die, uit n cen traal punt, een groot aantal landen tegelijk wenscht te bereiken. Dit is een boek voor Zweden, door een Zweed met persoonlijke ervaring. In welk opzicht is nu dit boek superieur boven de meeste dergelijke uitgaven, die wij ten onzent kennen, en die eveneens ten doel hebben handelaars op de hoogte te brengen van hunne kansen op markten buiten ons land? Wij hebben onze departementale handels berichten, waarin onze consuls gegevens mede deelen omtrent den handel onder hun ressort .... maar deze berichten komen uiteraard slechts in beperkten kring. Wij hebben vele dagbladen die kolommenlange economische rubrieken geven.... maar die alweer dikwijls het kenmerkende missen van een korte tesamenvatting van de practische gegevens die een direct-belanghebbende noodig heeft. Onze kooplieden hebben, ook in ons land, allerlei bronnen, waaruit zij handelsadressen en gegevens over vrachten, emballage, be schermende rechten e.d. kunnen putten.... maar waar blijven de zakelijke, beknopte handboekjes, waarin zij dit alles tezamengevat en met een korte beschrijving van de plaatselijke handelsusances en te bewerken markt, aantreffen? Zulke boekjes hebben wij niet.... en als model voor zulk een boekje kan dat van den heer Sjögren gelden. Tot een minimum zijn beperkt de gegevens op geografisch, klimatologisch en sanitair gebied. Daarop volgt een zakelijk resuméover bevolkingsstatistiek en levensvoorwaarden in onzen archipel. Een volgend hoofdstuk geeft eene uiteenzetting van het plantage-bedrijf; het bevat alles wat een buitenlandschen onder nemer nuttig kan zijn, zooals concessie regelingen e.d. Op dezelfde wijze worden boschcultuur en mijnwezen behandeld, en de industrieele ver houdingen. Het volgende hoofdstuk bevat een overzicht van de scheepvaart op onze koloniën: NeJAC. URLUS HAVANA 12 Ct. SIGAAR b IJ HAITiNU Co., Wraniüpl Umstelslr, HIIIIMIMIUIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM uil Illlllllllll derlandsche en Buitenlandsche lijnen en gegevens over vrachten. Het hoofdstuk over c e havens g?at r.i.t in wijdlonpigc beschou wingen, rna.r behandeitwèl uitgebreid los-en entrepöikrstinc.d.Danrnavolgenhoofdsti kjes over de binnenlandsche communicatiemidde len, post-, telegraaf en telefoon-verbindingen, geldwezen en administratie en over de rechts positie van den vreemdeling in N.O.I. Maar wat daarna volgt is het merkwaardig ste van hot boek. De tweede helft is namelijk geheel gewijd aan wenken voorden Zweedschen handelsman die de N. O. I. markt bewerken wil. Het be handelt de mogelijkheden om die markt direct of via een andere of via kantoren in het moe derland te bereiken. In zijne opmerkingen over reclame en over de methode van actie voor handelsreizigers in verband met de psycholo gie van den N. I. koopman geeft de schrijver blijk van ervaring en fijn opmerkingsvermogen. Hij heeft uit zijn Bataviaanschen post en reizende ge-observeerd welke monsterzendingen met succes overgezonden kunnen wor den, op welke wijze men betrouwbare ver tegenwoordigers en agenten kan vinden en in hoeverre en op welk gebied de stichting van handelsfilialen voordeelen kan opleveren. Hij gaat uitvoerig na wie de koopers in onze Oost zijn, en welke hunne behoeften: die van de plantages, de Europeanen, de Inlanders, de Chineezen en den staat. De schrijver geeft ook een overzicht van de in- en verkoops-werkzaamheid van den staat en doet zijn lezers kennis aan de hand omtrent de inkoopende staatsambtenaren; hij betoont zicli een man van de practijk, wanneer hij gegevens laat volgen over de qualiteits-quacslie", de gewenschte methoden voor ver pakking van waren en van de handelsorga nisatie, bank- en betalingsmethoden, enz. enz. Als beknopte handleiding is zijn boek com pleet, en, eerder dan honderd prachtigeplaatwerken en rapporten met geweldige inen uitvoer-statistieken is het geschikt om den weg te wijzen aan het particulier initiatief dat wij op allerlei wijze in Scan-dinaviëer toe willen krijgen om te participeeren in ons kolo niaal belang. In dat opzicht heeftde schrijver blijk gegeven van een practisch en psycholo gisch inzicht. Dit bewijst de volgende aardige passage die wii vertalen uit eender hoofdstukken, en die den kijk weergeeft, dien hij op onze Indische kooplieden gekregen heeft: , de Hollandsche firma's krijgen hun personeel uit het moederland. In alle op zichten is het natuurlijk het beste dat zooals dan ook meestal het geval is deze jongelieden een jaar of twintig oud zijn. Levensverzekering Maatschappij H A A R L B M" WllsoGspleln II DE VOORDEELIQSTB Meestal krijgen zij na vijf jaar een verlof van 6?R maanden en keeren dan terug. Zoo is het mogelijk, dat firma's een staf vormen van mannen in hun beste jaren, die, op hun dertigste geheel ingewerkt zijn en leidende posities kunnen innemen. Het gaat er maar om, wat de man presteeren kan.... ... .er zijn firma's waar van de chefs naar de Chineezen gaan, en, evengoed als hunne ondergeschikten, waren verkoopen. Het feit dat de chef zich daarvoor niet te-goed acht bewijst de arbeidsintensiteit der importfirmas. Pit illustreert tevens den eisch die hier aan den koopman gesteld wordt. Hij moet veelzijdig zijn en evengoed geschikt voor "manager, leider als voor verkooper. de Hollanders in Indiëzijn niet slechts flinke ijverige kooplieden maar ook plichtsgetrouw en eerlijk. Wellicht ligt er wat langzaamheid in hun aard, maar dat komt hunne besluiten en beraad slechts ten goede.... .... dat de arbeidsin tensiteit en de prestatie hoofdzaak zijn bewijst liet uiterlijk der kantoren, dat niet zoo luxueus is als in Europa, en dikwijls, zelfs bij de grootste firma's eigenlijk meer een gemeubi leerde monsterkamer is. ... ... .de haudelsmoraa! bij de Europeanen staat niet lager dan die in Europa, en dat mag wel tot verwonde ring stemmen, wanneer men bedenkt dat het niet altijd het beste deel is, dat Indi zich toegewezen ziet...." Voor een land als Zwe den waar, voor de groote massa althans, de tropen nog gedachten wekken aan ongewisse, romantische avonturen, is een populaire publicatie als deze een uit stekend werk, door den zakelijken toon ervan. En wij, Nederlanders, mogen den schrijver dankbaar zijn. Want geen onzer zou erin geslaagd zijn zoo-als-hij den juisten toon te treffen om zijne landgenooten te inte resseeren voor onzen archi pel, die voor hun initiatief immers zoo gaarne open staat. H. S A i. o M ONS o N OOSTERSCHE TAFEREELEN Teekening voor de Amsterdammer" door Jarf Poortenaar EEN KRATER. Reeds lang hadden wij daar in de' verte den krater zien dampen, den Wajang in de Preanger. En na een lang kron kelpaadje door liet oerwoud daar lag hij plots voor ons, hijgend en dampend uit twintig, dertig spleten. Wit rezen de stoom-zuilen, zwavelgecl sloegen de openingen aan, en boven het kale plateau staken de rotskanten recht naar den hemel, dra weer begroeid met boomen en varens. Hier is de grond vast, ginder los en pulverig, dan weer heet en voclitig-dampend; maar hooger nog willen wij, waar de hoofdkrater is. En wij zoeken ons zelf een pad over klompen en puin en een stilletjes-vloeiend watertje. Dan zijn wij er, en borrelend puf t de grijze brei daarbinnen; dicht om een groot steenblok iu het midden slaat de wasem op en zwavel prikkelt in de keel. Pas zijn weer berichten gekomen, dat elders deze of gene krater weer begint te spoken, en wij kijken er dit vrij on schuldige kratertje eens op aan. Het is hier wel veilig, zegt men, de Wajang zal niet gaan werken, meer dan hij steeds doet, maar toch geeft dat geheimzinnig geborrel en gekook een luguber gevoel dat daar binnen in die heksenkeuken onheil broeit. J A N POORTEN A A R IIIIIIIIIIIIIIIMIIIII1IIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIII1IIIIIIIIII ??? Miiiiiiiifiiiiiiiiittmiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii WONDERLIJKE GESCHIEDE NISSEN DER STOF HET KERKRAAM door DR. W. VAN BEMMELUN. (Teekeningen voor de Amsterdammer" door Is. van Mens.) Teleurgesteld, wierp meester Mathias het stuk glas verachtelijk naar een hoek van de donkere werkplaats, waar het in scherven brak en smadelijk bleef liggen. Opnieuw was de proef mislukt; niets van hetgeen hij had gehoopt te zullen zien, vertoonde het kleurige glas. Hoe stellig had hij verwacht ditmaal te zullen slagen; maar wederom was alle moeite vergeefsch geweest en twijfel of het hem wel ooit zou gelukken, rees sterker dan te voren in hem op. Die twijfel bedroefde en ergerde hem tegelijkertijd, en besluiteloos bleef hij staan voor den oven, die hem zijn laatste hitte in het gelaat straalde, als wilde het donkere gedrocht hem daarmee nog bespotten boven dien. Wat zoek je toch, dwaze droomer? Wat voor zonderling glas wil je toch vervaar digen? Kleur ik het dan niet met het prach tigste groen, wanneer je mij koperglans Niets van hetgeen hij had gehoopt te zien, vertoonde het kleurige glas. samen met rood ijzersteen hebt gegeven? -Gat dan het purper van Cassius niet schit terende schakeeringen van robijnrood? En denk eens aan die fijne, gele tinten, die ik met zilverertsen aan je glas wist te schen ken ! Wat zoek je toch !? De kleuren van Gods eigen regenboog zijn niet mooier dan die, waarmee ik je glasmengsels wist te verven ! Wil je soms de kleuren van den hemel overtreffen? Pas op, je zult nog het kleursel van Satan vinden !" Zoo spotte de oven, terwijl hij Mathias met zijn heeten adem het gelaat blakerde; maar de meester lette niet op hem, want zijn ergernis ging allengs over in nieuw gepeins. Nieuwe middelen begon hij te overwegen, andere stoffen, die hij zou kunnen aanwenden, kwamen hem in den zin. Hij overdacht nieuwe proefnemingen, maar helaas, hij moest ze alle verwerpen; want wat waren ze eigenlijk anders dan hetgeen hij al beproefd had? Hoe zouden ze dus tot het doel kunnen voeren? Mistroostig trok hij eindelijk de schouders op en schudde het hoofd; daarna, toegevende aan een plotseling opkomende behoefte om al dat vruchteloos pogen en die teleurstellingen van zich af te schuiven, hief hij zich op, draaide hooghartig den oven den rug toe, verliet het kale, donkere vertrek en stapte den tuin in. Wat een overgang ! Van de zwoele, duistere ruimte naar de frissche, zonnige buitenlucht ! - Hij stond even stil om eens diep adem te halen, en de oogen moest hij half sluiten, want een vloed van licht stroomde van den hemel. Wat was die blauw! Hoe verzadigd was dat aziuir, en hoe glansden de muren van het huis in den vroolijken zonne schijn i Goudgeel en roodbruin, in alle schakeeringen, waren de bladeren der boo men, want het was herfst. Maar was het eigen lijk wel herfst? f Werkelijk, het was niet te gelooven, dat het al laat in het na jaar was, want het bleef warm als lieerschte nog de zo mer. Geen stormen schudden de boomen, die eindelijk hun goudgeel geworden blaren, moe van het lange dragen, maar lieten vallen. De kastanjeboomen meenden zoo waar, dat de lieve God den winter voor goed had verbannen, en ze waren daar over zoo verheugd, dat ze opnieuw waren gaan bloeien met fijne, roode en witte kaarsjes en zacht groene blaadjes. De menschen vergaapten zich aan het wonderlijk gezicht dier boomen, welke naast twijgen met groote, vergeelde, op afvallen staande, bladeren, takken vol lenteweelde droegen. De oudste inwoners der bisschopsstad konden zich niet herinneren ooit zoo iets te hebben beleefd. Waarlijk, zulk zomerweer in de herfst had geen hunner meegemaakt ! 'n Wonder was het ! Ook meester Mathias verbaasde zich over die boomen in tweeden bloei, terwijl hij zijn weg over de markt nam. Hoe licht was het nog en toch was de zon al lang door de middaglijn gegaan ! - Maar ze bescheen de hooge torens en het dak van de groote kerk, waarheen hij zijn schreden richtte, nog zoo sterk, dat de roode zandsteen er warm van werd en de grijze dakleien schitterden. 't Was alsof de kathedraal, die ai een paar eeuwen oud was, opnieuw door den blos der jeugd werd overtogen en vroolijk stak ze haar spitsen en bogen in de blauwe wijdte van den hemel. Ook Mathias had zijn opgewektheid geheel teruggevonden, toen hij een zijdeur van de kerk binnenging; maar nauwelijks had de groote ruimte hem opgenomen, of hij voelde uit die opgeruimdheid hoogere vreugde opbloeien. Hooger, maar stiller en inniger, want voller van wijding. En met eerbiedige schreden ging hij naar een bank, knielde neder en deed zijn gebeden. Daarna ging hij zitten en bleef rondkijken. Was er wel een mooier kerk dan deze, dacht hij? -?Wat waren die zuilen zwaar en hoog, en hoe fijn toch hun kapiteelen??Hoe leetden die beelden der apostelen met hun kleurige gewaden, die daar hoog tegen de kolommen aanstonden ! Wat een goudpracht aan het *r altaar met zijn kostbare vazen op het stieeuw7,witte kleed ! Hoe rijk gebeeldhouwd waren in de nissen de bijaltaren, die met slanke vormen oprezen boven de witte mistafels. Maar niets toch ging boven zijn vensters, die heerlijk gekleurde ramen ! Aan alle zijden zag hij ze. Dichtbij als levende, doorzichtige kleurtapijten, hoog afhangend van de gewelven der zijbeuken, en ver af, kijkend met hun kleuroogen tusschen de zuilen door. Muren van kleurlicht schenen ze te zijn en toch waren ze vol van figuren, die leefden in een spannend oogenblik van groot gebeuren. [ Heiligen in bonte gewaden, blauwe, purpere, groene mantels; ridders met fonkelende wapenrustingen en kleurrijke pluimen zag hij. Wapenschilden met grillige dieren rijden zich langs de randen der ramen en figuur patronen met violette, karmijn-roode en gele krullen vulden de sierlij'ke facetten van het maaswerk, waarin de raamposten binnen de spitsbogen zich oplosten. - Ieder boogvak was als een blinkend juweel. Maar het meest werden toch de blikken van Mathias getrokken door het venster, dat tegenover zijn zitplaats zich verhief. Eu geen wonder! Want was liet niet zijn eigen werkstuk!? --- Had hij niet zelf het gesmolten glas met de krachtigste, zuiverste ertsen gekleurd? Had hij niet op de groote tafels van zijn werkplaatsen de apostelen met e wijde mantels, de ridders met hun groote zwaarden en gepluimde paarden, en al die andere figuren gcteekend? En had hij niet zelf niet het gloeiend ijzer de gekleurde glazen volgens de geteekende omtrekken uitgesneden? En verder uitge voerd al dat vele werk, dat vereischt was: de penseelen uit marterhaar gebonden; het verfmengsel volgens de oude voorschriften van Theuphilus samengesteld en de schil dering op de glasstukken aangebracht. Daarna den moeizamen arbeid van het branden, het soldeeren, het inzetten verricht! Maar thans prijkte ook dat venster daar in al zijn klenrenweelde, verrukkend zijn gemoed en vervullend hem met trots. Het daglicht drong door het raam en zie: God's eigen licht veranderde in de kleurige tafreelen, die hij tot Zijn eer had vervaardigd. De stralen der groote zon deden zijn ge dachten, zijn verbeeldingen opleven tot fon kelende werkelijkheid. Al stond de zon al laag in liet Westen, ze doorstraalde nog krachtig het venster en verfde het gekleurde glas zoo rood als bloed, zoo blauw als de hemel, zoo groen als jonge bladeren. e bloedstraal viel op de witte zuil en een roos bloeide op uit liet blanke gevaarte naast de bloemen, die de blauwe hemelstraal en de straal der groene blaadjes verwekten op het strenge wit, daar hoog bij de gewelven. Robijn-kleurige glasvakjes in den spitsboog gloeiden als druppels passiebloed. Mathias kon zich niet zat zien aan die tintcnpraclit. Hij zoog ze op in zijn ziel: de majesteit van het purper, den hartstocht uit het rood, de felle begeerte in het geel en de liemelsche heerlijkheid, die straalde uit het blauw. Levend werden voor hem ai die heiligen en koningen, apostelen en engelen, die daar in het beeldvlak van kleurlicht afspeelden de heilige gebeurtenissen in hun leven. Allengs echter begon de donkerte grijze slui ers tusschen de banken te spreiden en ze wolkte onmerkbaar op tusschen de pilaren. In nissen nestelde zij zich. Zwart al keek ze uit de biechtstoelen. Het venster evenwel was nog zoo vol van lichtende verven, dat Mathias niet merkte, dat de stille dienaren van den Nacht geluidloos bezig waren steeds meer donkere tapijten neer te leggen en de grijze gor dijnen hooger op te hangen. Teveel verzonken was hij in den aanblik van de lichtende, kleurige heerlijkheid van zijn ei gen schepping, die door God's zon zelf tot de hoogste pracht werd op gevoerd, om te ontwa ren, dat achter hem de ranie.i van den oostelijken wand hun glans hadden verloren en ron dom hem de schermen der duisternis hooger en hooger werden opge haald. De vlammetjes der kaarsen, die voor vele altaren brandden, begonnen te winnen. Te voren in nietigheid gehouden door de kleurige stroomen van daglicht, dat door de vensters binnenviel, groeiden zij nu in kracht, naarmate dat licht taande. Maar toch, wat vermochten ze in die reusachtige ruimte van de kathedraal tegen de doeken, die de knechten der duisternis ophingen? Verzonken bleef Mathias in de beschouwing van zijn venster. Het werd hem tot een machtig kleurengedicht, een muziek van verven. En de heiligen, de ridders, de vrouwen in wijde gewaden, hij zag ze lachen en weenen, hoorde ze bidden en spreken. De paarden trappelden, de vanen wapperden, wuivende zag hij de pluimen. Alles ademde en be woog; de kleuren gloeiden.... En toen, op eenmaal, viel een zware scha duw over heel het venster-tafreel! -- De zon zonk achter een wolk weg. Snel taande het licht; de gloeiing doofde uit; de kleuren verkilden en een koude ont nuchtering maakte zich meester van Mathias. De herfstzon zonk snel onder den horizont, en het daglicht begon uit de kerk t',' vluchten, als werd het hevreesd voor de zwarte knechten en de felle tongetjes der kaarslichten. Hard en dof werden de tinten in het venster; wrevel rees op in Mathias' gemoed. Koud en stom werden de stukken gekleurd glas; niets zeggend het tafreel, dat zoo even nog met hartstochtelijkegloedwoorden had gesproken, Al meer en meer won de duisternis in de wijde kerklial; wolken van zwartheid daalden Het venster, dat zich tegenover zijn zitplaats verhief

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl