De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 14 april pagina 1

14 april 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zaterdag 14 April AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosfen INHOUD: Staten- en Gemeenteraadsver kiezingen, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. G. C. By vanck De internationale puzzle, door Brandaris 2. De gewijzigde bioscoopwet, teekening door Jordaan De Apologetische beweging 11 door C. v. d. Pol Medische Kroniek, door Prof. Dr. W. Storm van Leeuwen 3. De vermoorde onschuld, door H. Dunlop 5. Voor vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons Nieuwe lentemode in caricatuur, teekening door Maddy Vegtel Uit Joosje's levensboek, door J. C. van Domburg April, door G. Carelsen Witte Roos, door Jul. H. M. Uit de Natuur: Spaar de vogels, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. Wagner's Parsif al bij de Nationale Opera, teekeningen door B. van Vlijmen Tooneel te Berlijn, door Cornelie van Zanten Dramatische Kroniek, door* Top Naeff 7. Op den Economischen Uitkijk: De Hooge Raad van Arbeid, door Jhr. Mr. H. Smissaert 8. Boekbespreking, door Prof. Dr. W. Martin en Herman Midden dorp Terra-Cotta plaquette van Wienecke, door Discipulus Apollinis Wonderlijke geschiedenissen der stof, door Dr. W. van Bemmelen, met teekeningen door Is. van Mens?9. De opening van de luchtlijn LondenAmsterdam-Berlijn, teekening door Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius Leekenspiegel 10 Rijmkronyck en 't Schietgat, door Melis Stoke Krekelzang, door J. H. Speenhoff Uit het Kladschrift van Jantje Duitsche bankbiljetten, door Ari Omslag: Schaakrubriek, red. Dr. A. G. Olland. Bijvoegsel: De Zending van Loucheur, teekening door Joh. Braakensiek. iiiiiitiiiiiiimiiiiiiiiiiMiiitiMimiuiMiiiiiiiiiiitiiiiiiii STATEN- EN GEMEENTE RAADSVERKIEZINGEN Wij leven weer in den tijd, waarin onze brievenbus wordt gevuld met billetten ter aanprijzing van een of andere politieke partij en ter opsomming van de verdiensten van een aantal onzer medeburgers. De verkiezingen voor de Prov. Staten zijn nauwelijks afgeloopen of die voor de gemeente raden staan al weer voor de deur. Erg onrustig zal het de meesten onzer niet maken. Wij zijn gewoonlijk nog al zuinig met onze geestdrift en kunnen die trouwens voor beter ge legenheden bewaren dan voor een gang naar het stembureau. Zelfs bij de vrouwen schijnt de aardig heid van het meedoen aan de ver kiezingen er al af, nu dit geen nieuwtje meer is. Zij zullen het vermoedelijk hoe langer hoe meer als een last gaan voelen. Maar mét of zonder geestdrift, en of het ons gelegen komt of niet, wij zullen naar het stembureau moeten wandelen, zooals wij ook, voor de een of andere aangifte, naar het bureau van den Burgerlijken Stand gaan. Om ons te kwijten van een plicht, dien wij als staatsburgers hebben te vervullen, zelfs al zou er niet een bepaalde sternplicht bestaan. Voor de gemeenteraadsverkiezingen zal er misschien wat meer animo zijn dan voor die van de Staten. ?*? De Statenverkiezingen hebben altijd minder kiezers mobiel gemaakt dan het geval pleegt te zijn, wanneer leden van de Tweede Kamer moeten worden gekozen. Het is volkomen waar en de leiders der politieke partijen zijn dan ook niet in gebreke gebleven, het ons dezer dagen te herinneren dat de verkie zingen voor de Staten niet alleen van belang zijn, omdat deze het kiescollege vormen voor de Eerste Kamer. Zoowel omdat de Staten zorg hebben te dragen voor de provinciale huishou ding als omdat zij de samenstelling bepalen van het college der Gedepu teerde Staten, die uitvoering hebben te geven aan allerlei wetten en toezicht uitoefenen op de gemeentebesturen (welke laatste taak vooral in den jongsten tijd meer gewicht heeft gekregen), is het lang niet onverschillig, wie er naar de Staten worden afgevaardigd. Maar in politiek opzicht ontleenen de Statenverkiezingen hare grootste beteekenis toch aan de omstandigheid, dat van haar uitslag afhangt, hoe sterk de verschillende staatkundige partijen in de Eerste Kamer vertegenwoordigd zullen zijn, omdat men ook bij de jongste grondwetsherziening geen betere wijze van verkiezing der Eerste Kamer heeft ingevoerd dan die door de Prov. Staten. En juist ditmaal was er nog meer reden dan anders om zich voor den uit slag der Statenverkiezingen te inte resseeren, omdat in den vorigen zomer wij zullen maar niet meer ophalen, hoe dit kwam de gezamenlijke rechtsche partijen een veel grooter aantal zetels (41 van de 50) in de Eerste Kamer hebben gekregen, dan waarop zij aanspraak konden maken. Hieraan zal straks een einde worden gemaakt. Straks, d.w.z. : zoodra de wet is aangenomen, waarbij de ver kiezing van de Eerste Kamer volgens het stelsel van evenredige vertegen woordiging wordt geregeld; en die regeling zal vermoedelijk heel wat voeten in de aarde hebben. Maar hoe zij dan ook moge uitvallen, het be ginsel van evenredige vertegenwoor diging zal er in moeten zijn toegepast; wanneer men weet, hoeveel zetels de politieke partijen in de Prov. Staten hebben verworven, zal men vrij wel kunnen zeggen, hoeveel leden zij naar de Eerste Kamer zullen afvaardigen. Ondanks deze reden tot verhoogde belangstelling, hebben de Staten verkiezingen niet de minste beroering verwekt; sommige politieke partijen hebben hare propaganda zelfs beperkt tot de onvermijdelijke strooibilletten. Voor een deel was dit het gevolg van de lusteloosheid, die ook in de politiek heerscht en daar zal blijven heersenen, zoolang de tegenwoordige partijformatie blijft gehandhaafd, die in verschillende politieke partijen hete rogene elementen tezamen houdt. Maar daar kwam nog bij, dat men geen groote wijziging van de sterkte der partijen kon verwachten sinds de laatste uitspraak van de kiezers, bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in den zomer van 1922. Terwijl wij dit schrijven, is de uitslag van de Staten verkiezingen in de meeste provinciën nog onbekend; maar gewaagd lijkt de voorspelling niet, dat dit stembusresul taat heel weinig zal verschillen van dat van den vorigen zomer en dat rechts dus ook in de nieuw te verkie zen Eerste Kamer een dergelijke meer derheid zal verwerven als het nu in de Tweede heeft. Misschien zullen de kiezers bij de gemeenteraadsverkiezingen ik zeg niet: wat warmer loopen, maar: iets minder onverschillig zijn voor den uit slag ervan. Het hemd is nader dan de rok; en al moet, met name in de groote steden, de belangstelling van het gros der kiezers in onderwerpen van gemeente lijke politiek nog bitter gering worden genoemd, het belastingbillet heeft altijd de levendige aandacht getrokken. En dit wijst in tal van gemeenten uit, dat er te grootscheeps wordt geleefd en dientengevolge de belasting is gestegen tot een peil, dat, al moge het hier en daar beginnen te dalen, toch nog altijd veel te hoog is. Zoowel de aanslag in de gemeente lijke inkomstenbelasting als de even redige schoolgeldheffing maken het voor menigeen, en met name voor hen, die een vrij ruim inkomen, maar geen vermogen hebben, zeer bezwaarlijk een sluitende rekening te maken. Ook de belastingen, die het rijk heft, zijn te hoog; maar de huishouding van het rijk is voor de meesten moei lijker te controleeren dan die van de gemeente; ontevredenheid over de roekelooze wijze, waarop in tal van ge meenteraden allerlei uitgaven worden gevoteerd, die niet tot de strikt noodige behooren, zal menigeen ditmaal wat scherper doen toezien, op wien hij zijne stem bij de gemeenteraadsverkiezingen uitbrengt. Er is natuurlijk een aantal kiezers, aan wie dit gewoonlijk geen hoofdbre ken kost; zij zijn aangesloten bij een politieke partij of plegen de leiding daarvan te volgen, en stemmen dus op nummer n van de lijst van die partij. Maar zelfs onder dezen zullen er dit maal toch zijn, die de heele lijst eens nagaan en zich de vraag stellen, of zij niet liever hun stem uitbrengen op een candidaat, die niet nummer n staat. Vooral bij de Katholieke partij is dit te verwachten. In verschillende ge meenteraden trekken de vertegenwoor digers van de Katholieke arbeiders bij bepaalde onderwerpen ne lijn met de sociaaldemocraten, de overige Katho lieke leden met de Vrijheidsbonders. Nu de kunstmatige eenheid in de Katho lieke partij bijna overal bewaard is gebleven, vindt men op hare lijsten voor de gemeenteraadsverkiezingen zoowel vertegenwoordigers van de eene als van de andere categorie. Men mag vermoeden, dat het in deze partij be staande verschil van meening zich zal uiten door het uitbrengen van voorkeur stemmen. iiitiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini t IIHIIIIIII IIIIIM iiiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitii ABRACADABRA Carlo Valcorenghi is de schrijver van Abra cadabra, een roman. Vraagt ge wat de titel beduidt, hij lacht u uit in uw gezicht. Is het dan noodig dat iets ook nog wat beteekent, wanneer het goed reclame maakt ! Tegenwoordig is in het gebied der letteren de prille en prilste jeugd aan het woord. Waarom zou men het haar niet gunnen? Zij gevoelt zich niet gebonden door conventies van stijl en meent haar frisschen indruk van het leven direct te kunnen weergeven. ,,Dit boek", zegt de Italiaansciie roman schrijver, ,,is in negentien dagen van koorts tot stand gekomen." Toen ik het schreef, leefde ik in de over tuiging een meesterstuk aan de wereld te geven; maar bij het overlezen kwam de desillusie; ik heb het geschrift toen wegge sleten en eerst na meer dan een jaar weer voor den dag gehaald, nu ik er vrij tegenover sta. Ik zie de fouten, de gemaniereerdheid, het asthmatische van den stijl, maar het ding bevalt me. Liefden en passies van een edele gretige jeugd koken en borrelen daarin, een ziel verschijnt, mijn ziel, het eenige dat van belang is in de wereld." Er worden nog meer dingen in de voorrede gezegd; hoe kort zij moge zijn met haar lapidaire volzinnen, zij gaat zichzelf tegen spreken.... Men merkt er uit: de auteur is toch wel zeer met zijn boek ingenomen, al wil hij't niet als iets definitiefs beschouwen; want middelerwijl is hij voortgegaan, hij is tegen woordig verder.... veel verder.... ! Het klinkt aanmatigend, schrikt toch niet weg van de lectuur. Waar is het om te doen in het boek? Het is de geschiedenis van een jongen gedemobiliseerde van 21 jaar, die studeert voor advocaat en door drie achtereenvolgende liefdesavonturen zijn ziels- en zijn wereld ervaring heeft verworven: nu is hij dan ge rechtigd tot een eindoordeel over liet leven, en hij wil ons dit niet onthouden. Het eerste avontuur is zijn liefdesbetrekking tot een meisje dat wordt onderhouden door een ouden senator en financier. Het duurt niet lang of, na een gesprek met den senator, geeft hij zijn minnares op. Het meisje scheidt van hem onder verwijten, waarbij zij zich zelf niet meester blijft, daar hij grootendeels op haar kosten heeft geleefd. Voor hem is de scheiding geen levensvraag, want hij is meer hersen- dan zinnenmensch; het meisje is sensueel. Het tweede avontuur is een voorbijgaand geval; was de afloop niet zoo tragisch geweest, zou men het. een anecdote hebben kunnen noemen. Een vriend, van jongs af, vertrouwt voor enkele uren aan zijn hoede de maitres aan wie hij zijn leven heeft gewijd. Een puur experiment hij omhelst haar en hij krijgt van haar, die hij bijna niet kent, zijn omhelzing terug. Is de vriend teruggekeerd, dan richt hij het zoo in dat deze hen midden in een omhelzing aantreft. De vriend verlaat on middellijk de woning, na een paar dagen komt de tijding dat hij zich in een vreemde stad heeft doodgeschoten. Daarmede loopt het avontuur geheel af. De schrijver noemt het het mystieke avontuur, de vrouw staat er geheel buiten de wereld. Het derde avontuur heeft plaats met een ambitieuse vrouw. Zij is een schrijfster en brengt een paar dagen en nachten met den romanheld door in Turijn. Van beide kanten is er meer berekening dan passie. Het verhaal gaat uit als een kaars en staat niet op de hoogte der beide andere. Klopt men op deze wijze met zijn analyse de verhalen uit, zoo blijft er niet veel anders over dan een kader van jongensachtigheid, die metzichzelf nog geen weg weet en van een cynisme dat zich groot wil houden door zich onaangenaam te maken. Eenigen der qualiteiten vindt men er die eveneens voor komen in Radiguet's Le diable au corps, een ander prille-jeugd boek, door Parijs voortgebracht en bestemd om de aan dacht te trekken. Camille Mauclair, de veelzijdige criticus van het moderne Fransche leven, heeft zich eenigszins verontwaardigd getoond over die jonge lieden die op hun achttiende jaar hun heele toekomstige loopbaan al vooruit willen be palen en verdoen. In zijn beoordeeling van Radigeut vraagt hij wat meer geduld van menschen die hun kinderschoenen ternauwer nood hebben afgelegd. Het is een tic van een ouder geslacht; hij vergeet hoe hij zelf op zijn achttiende jaar reeds zijn boek en zijn oordeel gereed hield en hoe daarna nog een schitterende carrière van erkenning voor hem open bleef. Herinner ik mij wel, dan verscheen meer dan dertig jaar geleden tegen dienzelfden tijd Jules Renard's Ecornifleur, een be kentenis van cynische zelfvernedering, waar aan de andere boeken niet reiken. Zoo licht denkt men onder het schrijven van zijn eigen meesterstuk" dat men bezig is uit het binnenste ongekende hart van zijn tijd een intiem getuigenis af te leggen, en er komt voor den dag wat anderen ook gereed staan te zeggen en wat al vele malen is gezegd of nog gezegd zal worden. Persoonlijke bekendheid van de kie zers met de candidaten heeft bij ge meenteraadsverkiezingen altijd invloed uitgeoefend op den uitslag en dezen, zij het niet veel, dan toch eenigszins doen afwijken van dien van zuiver politieke verkiezingen. Die invloed zal zich ditmaal vooral doen gelden bij de kiezers, die zich niet aan een bepaalde partij hebben gebon den en die althans bij verkiezingen voor den gemeenteraad meer rekening houhden met de persoonlijkheid van een candidaat dan met de politieke partij, waartoe hij behoort. Bij menigeen zal thans de stem be paald worden door de overweging, van welken candidaat hij kan verwachten, dat hij mede de hand eraan zal houden om de uitgaven van de gemeente te beperken. Misschien verwacht hij dit van de een of andere partij, en stemt daarom op hare lijst, ook al deed hij dit vroeger niet; misschien is er geen enkele partij, die hem deze zekerheid biedt, maar schenkt hij in dit opzicht zijn vertrouwen aan een bepaald per soon, onafhankelijk van de partij, waartoe deze behoort. Hij mag dan van geluk spreken, indien deze candidaat zulk een plaats op de lijst zijner partij heeft gekregen, dat de mogelijkheid zijner verkiezing niet geheel is uitgesloten. Maar ook indien dit niet het geval mocht zijn, late niemand zich van het uitbrengen van een voorkeurstem terug houden door de gedachte, dat zijne stem vermoedelijk niet ten goede zal komen aan den candidaat zijner keuze, maar alleen aan de partij, waartoe deze behoort, en met name aan de hoogstgeplaatsten op de lijst van die partij. Want al zal zijne stem dan niet het meest door hem gewenschte effect hebben, geheel zonder beteekenis blijft zij niet. Hoe meer voorkeurstemmen er worden uitgebracht, des te duidelijker zal immers blijken, dat de tegenwoor dige regeling van de uitwerking dier stemmen dringend herziening behoeft. KERNRAMP DE INTERNATIONALE PUZZLE Half April 1923. De dichtheid van den Russischen rimboe is dezer dagen weer eens aan het licht gekomen, wanneer men een zoo oneigenlijke uitdruk king voor den duistersten hoek van ons werelddeel gebruiken mag, in de behande ling der roomsch-katholieke bisschoppen. Zij, die zeggen dat de verhouding tegenover het Moskovitische land eigenlijk geen andere is dan tegenover het midden van Aequatoraal Afrika 50 jaar geleden, hebben niet geheel ongelijk. Europa staart er op als op een zwart en ondoorgrondelijk stuk wereld. En dat stuk wereld staat somber en afkeerig tegenover Europa. Het haat de cultuur van Europa. Het maakt zich los van Europa. Het grijnst om Europa. En steeds wordt het duidelijker, dat nog vele tientallen van jaren er overheen zullen gaan, eer weer van eenige geregelde wisselwerking tusschen dat Slavische Rijk en het overige Europa sprake kan zijn. Het overige Europa? Misschien doet men zelfs beter de grens van ons werelddeel op het oogenblik aan den Oostkant van Polen tezien. Wat verder ligt, hangt geheel naar Aziëover. 't Is bekend, dat in de leidende Sovietkringen het Aziatische en het Europeesche element vaak om den voorrang strij den. De overhand gaat meer en meer geheel op het eerstgenoemde over. Van geregelde aanrakingen met het Westen is geen sprake meer. Hoe betrekkelijk korten tijd is het nog geleden, dat in het Vaticaan het voornaamste punt van aandacht Rusland was. In Rusland denRoomschen invloed terug te winnen, was de gewichtigste zaak van het Kerkvorstelijke pro gram. Wezen anderen op de geweldige betee kenis van het Noord-Amerfkaansche katholi cisme, de belangrijkste steunpilaren van het kerkelijke leven en de weldadigste bron van den Pieterspenning ; spraken anderen van den eisen om vooral op de zending in China den propagandistischen arbeid te concentreeren, de overwegende geest in het heilige college keerde zich tot Rusland. Tot Nederlandsche prelaten toe, wijdden zich aan dit vraagstuk. Het was reeds voorbereid, toen de revolutie en de val van den Czaar de orthodoxe kerk van haar staatskarakter beroofden. Al was de groei van de macht der religie na den vrede lang niet zoo groot als sommigen hadden verwacht; al had het Vatikaan ge durende den oorlog niet die positie kunnen innemen die sommigen hadden gehoopt, zoo stonden toch nieuwe ijzers op het vuur. Zooveel te meer werd er aan gehecht, nu ook den stroom van Moskou naar den Tiber te leiden. Wie herinnert zich niet hoe verleden jaar te Genua, de pauselijke vertegenwoordiger de hand van Titscherin drukte en warme toenadering aan den dag legde? Een concor daat met de Sovietregeering scheen de gewenschte banen verder te openen. Maar ziet daar, dat de wind der steppen weer eens omgeslagen is. De gtheele procedure, te Moscou tegen de bisschoppen gevoerd, droeg een anti-roomsch karakter, en fel ook. De executie van een hunner "was een uit daging tot Polen, tot Rome, tot Europa gericht. Ook godsdienstig schikt Rusland zich niet in de bestaande ordening. Het gaat er integendeel tegenin. De romaniseerende po litiek is weer a refaire; en het doffe lugubere Aziëh-eeft ook in deze zaak den boventoon behouden. In zooverre vormen de gebeur tenissen van den laatsten tijd te Moskou weder een belangrijke vers'chuiving naar den Oeral en wat aan gene zijde ligt. En ons Westen? De Rijn? de Ruhr? Het blaast er nog door. De betreurenswaar dige Essensche schermutseling wordt tot op den bodem voor propaganda uitgebuit; bijna zou men zeggen: op wat onsmakelijke wijze. Wie de vaststelling der feiten van het incident te Buer, en van het noodlottige schot te Dusseldolf gevolgd heeft, zou geneigd zijn de Berlijnsche regeering tot wat omzichtigheid aan te manen, indien het haar om objectiviteit te doen is, bij het hanteeren van het geval in de Kruppfabriek. Wat daar van echter aan zij, de tendentieblijkt duidelijk om de Duitsche natie zoo voortdurend moge lijk het prikkelende vocht van volksverontwaardiging toe te dienen. Volgens betrouwbare waarnemingen is de berekening van de Duitsche leiding op het oogenblik de navolgende: voorloopig zal Frankrijk niet inbinden, en in afzienbaren tijd is van andere mogendheden geen ingrijpen te wachten. Desalniettemin rekent men binnen 5 of G maanden op tweeërlei. In de eerste plaats zal dan Frankrijk zóó groote financieele offers voor de Ruhronderneming hebben gebracht,, dat de natie haar geheel moede zal zijn. In de tweede plaats zal dan het Engelsche en het Amerikaansche zaken leven zóó van den geheelen toestand te lijden hebben gekregen, dat de regeeringen niet langer werkeloos kunnen blijven. Op dat tijd stip rekent men. Daarom worden bij voort during berichten over Frankrijk's bezettingsmoeheid gelanceerd, de wederstand gesterkt, en de geesten wakker gehouden. En dus blijven van weerszijden de spelers voor het vreeselijke schaakspel zitten, gebukt en vol hartstocht. Londen ziet zoo den toestand aan en houdt zich, naar de nieuwste formule luidt, vrij om En dit alles geeft ons geen recht een boek als Abracadabra op zij te duwen met een merk van minachting. Ongetwijfeld heeft Valcorenghi, de auteur, een groot talent van voorstelling. Hij spreekt direct tot ons, geen verhaler staat tusschen ons en het verhaal dat voor ons wordt opgevoerd. Het groeit uit een dag boek ; maar de feiten in den laten nacht of den eenzamen morgenstond opgeschreven, klop pen zoo sterk aan de verbeelding, dat het is alsof ze nu pas gebeurden. Op eenmaal staan de personen en de omgeving voor ons. Het binnentreden van den jongen man in een nachtrestaurant select van Napels, het even aarzelen en het heen en weergaan der oogen bij de deur om een plaats te kiezen, daar hij vreemd komt. Zijn naam klinkt hem te gemoet: Giorgio ! Giorgio ! Herkenning aan haar lachende driftige stem van Mariella. Plaats nemen aan haar tafeltje bij den kapitein Menasci en den senator Fabrizio Irnola. Kennismaking. De Senator moet de officieele amant van Mariella wezen. Noodiging tot den tango. Hartklopping onder den dans. Hij moet de tanden op elkaar zetten om een woord in te houden. Men brengt gezamenlijk Mariella naar haar hotel. Kapitein Munasci gaat somber op den terugweg naast Giorgio. In zijn dagboek moet hij opschrijven: Van nacht heb ik Mariella Braga teruggezien. Zij zeide tegen mij: Kom me opzoeken." Den volgenden dag. Nu denkt hij er niet aan haar terug te zien. Zeven jaar is het geleden dat hij haar veel zag; hij was toen vijftien en zij was achttien jaar. Het was in Palermo, in een onfatsoenlijk huis. Een schoolkameraad had hem daar gebracht. Met het gevoel een slechtigheid te bedrijven, was hij er binnengegaan, hij had er wat men noemt zijn onschuld verloren. Daar had hij Marieila gezien. Hij vertelde haar daar zijn groote geheim, dat hij aan geen mensch ter wereld ooit had durven openbaren, hoe hij een droomleven leidde met zijn eigen weergaloozen held, Carol Rtith, die koninkrijken stichtte en steden in vlammen liet opgaan, maar die ook leed als een held en in ketenen smachtte. Zij treurde met hem. Het was een strijd van titanen en een muziek van tragischen wee moed. Als afwisseling daalden zij tot de werke lijkheid van de boeken die hij haar bracht en die zij samen over de bladzijden gebogen ademloos lazen, Victor Hugo's Miserables, Faust van Goethe, la Dame aux Catnélia's, Macbeth van Shakespeare. Wat was zijn bedoeling? Trachtte hij haar een ziel op te bouwen, als hij haar leidde in het land van zijn droomen. Soms nam zij zijn handen en kuste die en zei hem: ,.ge zijt te goed voor mij." Wat bedoelde zij dan? En wel kwam het mensch van het pension de kamer binnen en zag hen samen zoo rustig zitten en zei: Dat's braaf dat ge elkaar zoo weet bezig te houden, Mariella er is een heer voor je !" En Mariella kalmpjes met een lieven blik ging uit de kamer, iorgio bleef wachten op den canapé. Maar hij wou haar nu niet terugzien. En zooals het in de romans gaat, dien eigen dag ging hij er heen. De Senator was naar Rome en het duurde maar een paar dagen of het oude vertrouwen was terug, zij spraken over de dagen van voorheen in Palermo, toen ze als twee kin deren, zij het oudere moederlijke zusje, hij de jongere broer, in zichzelf gesloten met zijn droomen, zich samen een wereld schiepen van fantasiën om in rond te gaan als hun eigen wereld. W. G. C. B ij v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl