De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 28 april pagina 3

28 april 1923 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

28 April '23. - No. 2392 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND N.V. PAEREIS' Meubileering-Mij. AMSTERDAM COMPLETE MEUBILEERING BETIMMERINGEN Rokin128-TeU541N. bv Mm. 1.1. d. HUI, Fr. 20 LEIDSCHESTRAAT 22 AMSTERDAM TELEFOON N. 5112 HEMDEN HAAR MAAT Keizersgracht 772 te A'dam. TEL. 1751 Ateliers voor Reparatiën. In dan Htag eiken Vrijdag Hotel Central Montreux Te huur, vanaf Mei, eerste tage landelijk huis Baugy boven Clarens, Hol!, intérieur, 6 Kamers, Keuken, Serre, El. licht, Kookgas. Prachtig uitzicht, Zitjes boomgaard, Wandelingrijke omg. Tramhalte Clarens?Blonay. 200 gld. p. m., 1000 gld. p. 6 m., 1600 gld. p. j. Brieven SCHARTEN?ANT1NK, Villa Peru, VARAZZE Ligure, Italië. WHITE is DE L VRACHTWAGEN Eenig Importeur: N.V. Gebrs. NEFKENS' Automobiel Mij. AMSTERDAM - UTRECHT . Geachte Mevrouw! Beleefd berichten wij U, dat wij U in het gsheele land bezoeken met stalen en modelboeken en ten Uwent komen passen. Wij maken U beleefd attent dat wij U mantels of mantelcostuums kunnen maken, die zóó dun zijn, dat zij zelfs in het heetst van den zomer gedragen kunnen worden. Tevens vestigen wij Uw aandacht op de veranderingen in de modellen der mantels, die nu meer aansluitend zijn geworden, dus allén op maatwerk zijn aangewezen. Indien U wenscht dat wij ten Uwent komen, hetzij voor het be spreken van mantel of mantelcostuum, hetzij om U te adviseeren bij het opbergen, repareeren of modernlseeren van Uw pelswerk, zien wij gaarne Uw bericht, welken tijd U het best gelegen komt, tegemoet. Met de meeste Hoogachting Kimt. Dameskleedermaker-Bontwerker, Heerengracht 304, Amsterdam. - Tel. N. 8060. DB AMSTERDAMMER Weekblad TOOI Nederland kost slechts f 10.?per Jaai Spoor s Mosterd WA spoorjr_ cuiemboro IIIHtllllllHMIinMIIMIMMIIIimiMlllllimiMMimilllllllllHMIIimiHIIIH IN HET JAAR 176O GING HETROOKEN NET ALS NU. ALLEEN WIST MEN TOEN KWALITEIT MEER TE WAARD C ERE N Dl NHUWR CATALOOU* Torpedo, 10,5 P.K., 4 zitpl. f 4200.Conduite Inférieure, idem 5500.J. LEONARD LANG, AMSTERDAM. mmmmmmmmmmmm ? iiiniiiuiiiiiiiiiiniHiiiiiiniiiuiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiMininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiii HET GOED RECHT DER GRIEKSCHLOOZE SCHOOL I. De Grieksche taal moet hier te lande wel in hoog aanzien staan. Rechters, bankiers, predikanten, zelfs studenten en gymnasiasten zonden adressen aan de Kamers ten gunste van het Grieksch. Een comitee werd opgericht voor het behoud der Klassieke Opvoeding" l). die door het wetsontwerp M.O. ernstig in ge vaar zou zijn gebracht. Soms is de leuze kort weg tegen de afschaffing van het Grieksch". Deze leuze is valsch. Nergens kan men in het wetsontwerp of de toelichting ook maar een aanduiding zien van vijandschap tegen de klassieken. Dat gemeenten met minder dan 40.000 (in plaats van 20.000) zielen worden vrijgesteld van de verplichting tot instand houding van een gymnasium, zal in de prak tijk wel alleen dit beteekenen, dat hier of daar een gemeentelijk door een bijzonder gymnasium zal worden vervangen. Ook de voorgestelde lyceum-afdeeling B Kan redelijkerwijze niet worden opgevat als een aanslag op de klassieke opleiding. Zij treft alleen het gymnasiale monopolie. Had een hypermodern bewindsman inderdaad voorge steld het Grieksch van he't Gymnasium te ver bannen, ja dan ware het alarm van de vrien den der klassieken verklaarbaar en eerbied waardig geweest. De ontsteltenis, in den kring der leeraren in oude talen een jaar geleden gewekt, was in het wezen der zaak sympathiek, al was ook hun vrees grootelijks overdreven. II. Van onderwijskundige zijde is tegen de voorgestelde lyceum-afdeeling B nauwelijks iets in het midden gebracht. Een jaar geleden deden dit Dr. C. P. Gunning en Dr. Alma, die echter beiden, naar ik verneem, hun bezwaren hebben overwonnen. Zoover ik weet is tegen de Griekschlooze school principieel geen ander dan dit ne bezwaar vernomen, dat zij te gemakkelijk zou zijn. Dit bezwaar kan on mogelijk worden volgehouden. Of een school al of niet gemakkelijk is, hangt af van de eischen, die de leeraren stellen, zeker niet van het feit, dat er vijf, in plaats van zes talen worden onderwezen. Het verzet tegen de B-afdeelins, zooals dit in al de genoemde adressen tot uiting komt, treft dan ook niet de nieuwe onderwijsin richting als zoodanig. Integendeel berust het op een onuitgesproken hoogschatting van deze school, die, naar men vreest, het oude gym nasium zal leegpompen. In innerlijk wezen is, niet de strijd voor het Grieksch, maar deze adresbeweging kleinzielig en onsociaal. Zij wordt gedragen door de verwachting, dat de afdeeling-B zal slagen; dat deze zich bemind zal maken; dat het ontwikkelde publiek, in stede van aan het gymnasium, aan haar zijn kinderen zal toevertrouwen. Al deze adressen zijn trompetten van het conservatis me. Men voelt de beteekenis, de kracht van het nieuwe, dat nadert; men is in de ziel over tuigd, dat het oude, waaraan men gehecht is, de vrije mededinging niet zal kunnen verdra gen. En daarom moet als een dam in den stroom der geschiedenis! het nieuwe worden geweerd en bij de wet verboden, al wordt het ook door duizenden begeerd. III. Brengt inderdaad de Griekschlooze school de gymnasiale opleiding in gevaar? ? Mocht men deze adresbeweging als ernst opvatten, wel juist dan ware het gymnasium volmaakt veilig. Waren al de duizenden onderteekenaars werkelijk zulke bewonderaars der klassieke opleiding, dan immers zouden zij ten allen tijoe aan hun eigen kinderen deze kostbare gave doen deelachtig worden. Nie mand denkt er aan hun de gelegenheid daartoe te ontnemen. Ik,voor mij ben van den ernst dezer adres beweging in het geheel niet overtuigd. Als ik let op de argumentatie dezer adressen (?de eeuwenoude traditie van ons vaderland"); als ik er mij rekenschap van geef, dat de overgroote meerderheid der onderteekenaars zich nooit met onderwijsvraagstukken heeft bezig gehouden en ten deele geheel onbevoegd is daarover mee te praten; als ik bedenk dat bijna niemand van hen van liefde voor de klassieken in later leven ooit heeftdoen blijken, dan zie ik, met allen eerbied voor een aantal ernstige en bevoegde tegenstanders, in deze kunstmatig opgeblazen beweging overwegend de aan de opvoedkunde vijandige stem van het conservatisme 2). IV. Van al de mogelijke motieven voor de onmisbaarheid van het Grieksch mag zeker niet worden volgehouden Uc vormende waarde dezer taaistudie, hoe groot die ook moge zijn. Met Latijn immers wordt reeds een volmaakt soortgelijke hersengymnastiek" verkregen. Mij is het altijd onzinnig voorgekomen, dat aan kinderen van veertien jaar zes talen worden onderwezen, zes talen voor wie te zamen de week bij lange na geen uren genoeg heeft. Vóór jaren reeds heb ik er op gewezen, dat in geen enkel ander land ter wereld de wet een dergelijken eisch aan kinderhersens stelt. Prof. Steinmetz voegt hieraan toe: Zoo gek zijn wij alleen pp de heele aarde". Ook wijst hij er op wie, die er aan twijfelt? dat, als gevolg van zulk een overlading, geen dezer talen goed wordt geleerd: Zes talen leeren is een paedagogische leugen". Wanneer zonder meer op het gymnasium al de uren van het Grieksch werden vervangen door moderne taal- en letterkunde, dan zou ik voor mij dit houden voor een reusachtige verbetering. Ten volle erkenikde rechten eener tegenovergestelde meening. Niet gaarne zou ik het gymnasium ook maar een haar willen krenken; maar daar mijn bezwaar tegen de onmatige hoeveelheid oude taaistudie door zeer velen wordt gedeeld, vraag ik op welken grond van wetgeverswijsheid ons kroost toch wordt gedwongen tot een naar onze meening zóó eenzijdig en door ons niet gewenscht onderwijs. V. Indien van onmisbaarheid met recht zou kunnen worden gesproken, dan moest het zijn om de letterkunde, de wijsbegeerte, de plasti sche kunst, om wat men kortweg noemt de cultuur van oud-Griekenland. Met allen eer bied voor hen, die ter wille dezer cultuur aan hun kinderen de Grieksche taal laten leeren, mag ik toch de tolk zijn van zoo velen, die dezen prijs voor de geboden waar te hoog achten en die ernstig betwijfelen of de vruch ten van dit taalonderwijs wel beantwoorden aan de duizende kostbare uren, die er aan worden besteed. Een taal te leeren wil naar gewoon begrip zeggen, dat men haar leert lezen en verstaan en dat men zich in die taal mondeling en schriftelijk leert uitdrukken. Wordt nu naar dezen maatstaf op het gymnasium het Grieksch werkelijk geleerd ? Komt, wat het verstaan be treft, voor de groote meerderheid der leer lingen de leeskunst ooit verder dan moeizaam ontcijferen? Komen de allerbesten ooit tot spreken, tot het uitdrukken van eigen ge dachten in de vreemde taal? Voor zoover ik i n mijn academietijd en later heb kunnen waar nemen, is het op het gymnasum geleerde Grieksch zóó weinig een blijvend bezit der leerlingen geworden, dat zij, die in later jaren nog wel eens een Grieksch boek ter hand nemen, met den vinger zijn aan te wijzen. Men heeft mij in zake het vergeten van het Grieksch de tegenwerping gemaakt, dat niet alleen het Grieksch, maar ook elk ander vak, dat men op school leert, weer vergeten wordt; niettemin heeft de studie ervan tot onze vor ming bijgedragen. De tegenwerping gaat, juist voor het Grieksch, niet op. Deze taaistudie immers moest dienen om ons den weg te ont sluiten naar een literatuur van onovertroffen schoonheid; vertalingen waren onvoldoende. Wanneer nu echter na het verlaten van het gymnasium de groote meerderheid der leer lingen ten duidelijkste toont de schoonheid dezer letterkunde niet op prijs stellen en nooit meer een Grieksch boek ter hand neemt, dan moet voor hen deze moeielijke en tijdverslin dende taaistudie ais een mislukking worden geboekt. VI. Volgens Nietzsche, zelf een kenner der klassieken als maar weinigen, is een werkelijk klassieke vorming als einddoel van het gym nasium een ongerijmdheid. Hiermee klopt de ervaring, door prof. S. A. Naber 3) :(van 1881 tot 1889) als gecommitteerde bij de eind examens der gymnasia opgedaan, dat bij het gros der leerlingen zelfs geen duister besef aanwezig was van de waarde en de beteekenis van de studie der oudheid". Dertig jaar later hebben de tegenwoordige prof. Steinmetz, als repetitor van vele ge slachten van juridische studenten, en de hoogleeraren Hijmans te Amsterdam en van Oven te Groningen deze ervaring ten volle bevestigd. Als de requestreerende en proclameerende bankiers, griffiers en rechters," zoo schrijft van Oven, thans strijden voor het behoud van de klassieke opleiding voorden jurist, dan vechten zij voor een fantoom, want de tegen woordige jurist is ??op een zeer enkele uit zondering na in geen enkel opzicht klassiek opgevoed". Het behoeft nauwelijks gewgd, dat ik-/c uitspraken het vraagstuk slechts "'eenzijdig belichten. Evenvyel l^waar mannen jvan zóó veel gezag en zoozeer tot oordeelen bevoegd, het welslagen der klassieke opleiding met be slistheid ontkennen, daar wordt het hand haven van het gymnasiale monopolie een grievend onrecht jegens hen, die voor hun kroost een andere opleiding begeeren. VII. Het lyceum-denkbeeld, hier te lande het eerst door Casimir verwezenlijkt, heeft in de Skandinavische rijken reeds een rijpe en zeer gunstige ervaring. Het volledigst in Denemarken, waar H. B. S. en gymnasium zijn verdwenen en waar dus voor alle leerlin gen het groote voordeel is verkregen, dat de keuze der te volgen studierichting is verscho ven naar het einde van den onderbouw des lyceums, d.i. naar het vijftiende levensjaar. ja voor de groote meerderheid is deze keuze verplaatst naar het achttiende jaar, want, met slechts enkele aanvullende examens, geven daar de eindgetuigschrifen van alle drie af deelingen van het lyceum toegang tot alle faculteiten der hoogéschool. Dit beginsel is hier te lande aanvaard door den Onderwijsraad. Het is op meesterlijke wijze verdedigd door prof. B. Symons. Inder daad waar de opvattingen omtrent de meest gewenschte middelbare school zóó zeer uiteen loopen, is dit beginsel het eenige billijke, en paedadogische het eenig juiste. Geen redelijk mensch meer, die er aan twij felt, dat algemeene ontwikkeling en geschikt heid voor wetenschappelijk werk kunnen worden verkregen op onderscheidene wijzen, al is ook de persoonlijke voorkeur zeer ver schillend. Om bij de rechtsgeleerden te blijven, moest het toch waarlijk voldoende zijn, dat de meerderheid onzer juridische hoogleeraren naast het gymnasium, de lyceum-afdeeling B. wenscht. En dan te vernemen, dat 95 studenten in de geneeskunde er bij den minister op hebben aangedrongen voor toekomstige juristen dezen weg niet open te stellen ! Het Handelsblad nam hen op geestige wijze in het ootje, door het feit te vermelden onder het hoofd Be langrijk Nieuws". Intusschen is zulk een studentenbeweging (als men hier van beweging" mag spreken) kenmerkend voor de behoudzucht van onze hoogere standen. Met welk een taaiheid heeft men hier gedurende tientallen van jaren het schreeuwend onrecht bestendigd, dat aan de oud-H.B.S.-ers den weg naarde wis- en natuur kundige faculteit versperde. Ook thans weer loopt al wat conservatief denkt (en wat conservatief is en niet denkt) te hoop ter wille van het monopolie van een bepaalde school. Is deze beperktheid, deze onverdraagzaamheid de vrucht der klassieke opleiding? Het is mij ten minste niet bekend, dat ook maar n vriend der H. B. S. een woord van verzet heeft doen hooren, toen de Mili taire Academie, toen de Technische Hoog school voor de oud-gymnasiasten werden ge opend. VIII. Veel belangrijker dan de afd. B is voor mij het goed recht der H. B. S., dat ook dooi de wet-Limburg nog slechts ten deele is er kend. Mijn persoonlijke sympathie gaat uit naar deze school met haar programma van algemeene kennis en beschaving", haar streven naar ontwikkeling van geest en zintuig," haar eerlijk doel, aan de jeugd de tegenwoordige wereld" te doen kennen. Het geschiedkundig onderricht, daarvoor vereischt, vindt niet zijn doel en zijn bevredi ging in de wereld der antieken, maar is er op gericht, aan de jongelingschap het heden te doen begrijpen. De taaistudie leert ons Je volken verstaan, die rondom ons leven. Zij brengt ons in aanraking met de helden der nieuwe letterkunde, wier voelen, denken en strijden tot het gemoed der hedendaagsche jeugd zoo veel krachtiger spreekt dan de voor haar nooit ten volle verstaanbare geest der oudheid. Toch is naast deze school en naast hut klas sieke gymnasium de B-afdeeling een uiter mate wenschelijk schooltype. In de eerste plaats ter wille van die ouders, die aan de vormende waarde van de Latijnstudie gehecht zijn, maar die twee oude talen te veel achten. Er zijn een aantal kinderen voor wie de H. B.S. aan wis- en natuurkunde te veel geeft en VOL r wie een meer letterkundige, maar geen dubbelklassieke opleiding gewenscht is. Hiertoe behoort ook de groote meerderheid der meisjes, die thans het gymnasium bevolken. In de tweede plaats voor die toekomstige studenten in de rechten, wier ouders het met oude taaistudie overladen gymnasialeTprogratnmaniet begeeren. Zoolang in de juridische studie het Romeinsche recht een zoo belang rijke plaats inneemt, als thans het geval is, kan in de vooropleiding het Latijn niet wor den gemist. Het ontbreken van een school, waar wél Latijn, maar geen Grieksch wordt onderwezen, is een in het cog springende leemte in ons onderwijsstelsel. Dit geldt met name ook voorde aanstaande studenten in nieuwe talen, van wie thans reeds wél Latijn, maar geen Grieksch wordt geëischt; zoodat een voor hen bestemde opleidingsschool niet bestaat. De stichting van een B-afdeeling zal er ongetwijfeld toe bijd ragen.i n d e toekomst het ontwikkelingspeil der leeraren in deze vakken te doen stijgen. In de vierde plaats zou voor toekomstige wis- en natuurkundigen en geneeskundigen een school met Latijn in een door velen ge voelde behoefte voorzien. Niet alleen om de vormende waarde dezer taaistudie, maar ook om haar geschiedkundige beteekenis voor deze wetenschappen, al moet ook worden toegegeven dat van de klassiek opgeleiden in deze vakken slechts zér, zér weinigen zich in geschiedkundige naspeurigen vermeien. Dat de ontworpen B-afdeeling geen toegang geeft tot deze beide faculteiten is een principieele fout in het wetsontwerp. Met reden heb ben hiertegen onze vijf geneeskundige facul teiten in een gezamenlijk adres verzet aangeteekend. IX. Maar nog om een andere reden is de B-afdeeling in hooge mate wenschelijk. De voorstanders van gymnasium en H.B.S. staan vreemd tegenover elkaar. Zij begrijpen elkanders standpunt en argumenten niet. Een Griekschlooze afdeeling is als met den vinger aangewezen om tusschen beide groe pen een brug te slaan en op den duur eenheid te brengen in ons middelbaar onderwijs. Wordt deze school goed ingericht en met alle haar logisch toekomende rechten bedeeld; wordt zij in de wet niet geduld 4), maar van harte verwelkomd en begunstigd, dan zal zij zonder twijfel het middelpunt worden van ons voorbereidend onderwijs, zooals zij dit in Denemarken en in Duitschland thans is 5). Dan zal zij, evenals in Denemarken, voor al de kinderen zonder duidelijk gespecifieerden aan leg en zonder bepaalde toekomstplannen, de algemeen ontwikkelende school zijn, die toe gang geeft naar elke afdeeling van het hooger onderwijs. Evenwel dit alles zijn helaas nog toekomstwenschen, want deminister,diedezeafdeeling ontwierp, heeft hetgeen hij met de eene hand wilde geven, bij voorbaat reeds met de andere weer teruggenomen. Niet alleen doordat hij de B-afdeeling uitsluitend heeft bestemd voor aanstaande rechtsgeleerden en nieuwe letter kundigen, maar ook door (in de Memorie van Antwoord) een lyceum, uitsluitend bestaande uit de afdeelingen B en C, te verbieden. Duideiijkerwijze heeft hij zich laten verschrikken door het loos alarm der adresbeweging Ta verne, en in arren moede een moordaanslag gepleegd op zijn eigen geesteskind. - Psychologisch verklaarbaar, waar wél zijn verstand, maar niet zijn hart de B-afdeeling heeft doen geboren worden, is het toch uit een oogpunt van wetgeving allerwonderiijkst, dat bij de schepping van een nieuw school type de schepper zelf poogt, den bloei en de ontwikkeling er van zooveel mogelijk te be letten. Wanneer de wet drie typen, A, B en C, als opleidingsscholen voor het hooger onderwijs in het leven roept, waarvan A en C reeds af zonderlijk en in combinatie bestaan, waartoe ter wereld kan het dan goed zijn, te verbieden dat daarnaast ook scholen zouden verrijzen, die uit de afdeelingen B en C, of alleen uit een B-afdeeling zouden bestaan? Wonderlijk, maar bedroevend tevens voor allen, die de zesjarige school, met Latijn maar zonder Grieksch, beschouwen en begeeren als het gymnasium der toekomst. H. B u R E K Amsterdam, April 1923. 1) Dit comitee laat sedert een jaar ten minste nmaal per week het bericht in de pers verschijnen, dat prof. Mr. B. M. Taverne, Raadsheer in den Hoogen Raad, voorzitter van het comitee, weder een aantal bewijzen van instemming heeft ontvangen. Zeker wel tienmaal hebbeu wij aldus de instemming van 36 Amsterdamsche hoogleeraren mogen vernemen. Dat de groote meerderheid van de docenten aan de universiteit van Amsterdam zich vóór de B-Afdeeling heeft uitgesproken, wordt daarbij natuurlijk niet vermeld. Van de 13 hoogleeraren-juristen hebben 3 het adres Taverne onderteekend; 9 hebben ten gunste der B-afdeeling geadresseerd. 2) Het conservatieve karakter dezerT;beweging is in een helder licht gesteld door hen, die prof. Naber te Utrecht uitbundig hebben toegejuicht, nadat hij hen een uur lang had toegesproken in een taal, waarvan zij 'niets hadden verstaan. Redenaar en gehoor' dus ten volle bevredigd door een uitwendigen vorm en volkomen onverschillig omtrent het logi sche doel eener redevoering: anderen iets te doen begrijpen ! Misschien vertolkten de toe juichingen de bewondering voor iemand, die in onze dagen nog een uur lang Latijn kan voorlezen. De tijd der werkelijk klassieke vor ming ligt wel hél ver achter ons. 3) Naber, de graecus, niet de Latijn-orcerende zoon ! 4) Zie pater J. Vitlox in de Maasbode van 3 Nov. 1921. 5) Zie mijn brochure: De hervorming van het M.O. ende klassieke opleiding. Haarl 1922. In 't s che meruur Er beid' in 'tschemeruur een koning uit een sprookje aan mijn woning. Een tooverkracht lag in zijn stem, want op een enkel woord van hem kwam Tijd terug op zijne schreden, werd het heden tot verleden en dit weer tast'bre werklijkheid. Heb dank, o, koning ! 'k Zag verblijd de stad in 't duister weggedreven m' in hervonden jeugd hergeven, aan 't dorpje, dat ik nooit vergat, wijl schoon was, al wat het bezat. Ik mocht weer d'oude vreugde smaken van warme zon op roode daken, verdoken achter groen van els en berk, terwijl de weerhaan van de grijze kerk zijn vonken schoot naar blauwe luchten. Het klokje sloeg. De duiven vluchtten nu rapgewiekt, voor 't twinkelend geluid nog steeds beducht, den plompen toren uit, en droegen bij het ijlings keeren een zilvren glans op hare veeren. Dan, na het overschrijden van de brug, zag mij ons oude huis terug: een warme glans in zijne ruiten, blikte 't, mij wachtend, staag naar buiten. Ziet, eindlijk kwam de lang verbeide aan. Nu mocht de merel in de vlier weer slaan ! Bewoog daar niet een muts met kanten (stroken?.. .. Helaas ! dit was te veel.... Gebroken was plots des sprookjeskonings tooverkracht. Ik was weer eenzaam in den stadschen nacht. O, koning, die een kramer waart, die zwervend zich zijn broodje gaart, die vrienden heeft, noch eigen dak, doch die ons boersche taaltje sprak, ik dank U voor dit schemeruur: Uw koopwaar was niet licht te duur. BERT VAN REES T J.S.MEUWSEN, Hofl, A'DAM-R'DAM-DEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl