Historisch Archief 1877-1940
28 April '23. - No. 2392
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
N.V. PAEREIS'
Meubileering-Mij.
AMSTERDAM
COMPLETE
MEUBILEERING
BETIMMERINGEN
Rokin128-TeU541N.
bv Mm. 1.1. d. HUI,
Fr.
20 LEIDSCHESTRAAT 22
AMSTERDAM
TELEFOON N. 5112
HEMDEN
HAAR MAAT
Keizersgracht 772 te A'dam.
TEL. 1751
Ateliers voor Reparatiën.
In dan Htag eiken Vrijdag Hotel Central
Montreux
Te huur, vanaf Mei, eerste tage
landelijk huis Baugy boven Clarens,
Hol!, intérieur, 6 Kamers, Keuken, Serre,
El. licht, Kookgas. Prachtig uitzicht,
Zitjes boomgaard, Wandelingrijke omg.
Tramhalte Clarens?Blonay. 200 gld.
p. m., 1000 gld. p. 6 m., 1600 gld. p. j.
Brieven SCHARTEN?ANT1NK, Villa
Peru, VARAZZE Ligure, Italië.
WHITE
is
DE
L
VRACHTWAGEN
Eenig Importeur: N.V. Gebrs. NEFKENS' Automobiel Mij.
AMSTERDAM - UTRECHT
.
Geachte Mevrouw!
Beleefd berichten wij U, dat wij U in het gsheele land bezoeken
met stalen en modelboeken en ten Uwent komen passen.
Wij maken U beleefd attent dat wij U mantels of mantelcostuums
kunnen maken, die zóó dun zijn, dat zij zelfs in het heetst van den
zomer gedragen kunnen worden. Tevens vestigen wij Uw aandacht op
de veranderingen in de modellen der mantels, die nu meer aansluitend
zijn geworden, dus allén op maatwerk zijn aangewezen.
Indien U wenscht dat wij ten Uwent komen, hetzij voor het be
spreken van mantel of mantelcostuum, hetzij om U te adviseeren bij
het opbergen, repareeren of modernlseeren van Uw pelswerk, zien
wij gaarne Uw bericht, welken tijd U het best gelegen komt, tegemoet.
Met de meeste Hoogachting
Kimt.
Dameskleedermaker-Bontwerker,
Heerengracht 304, Amsterdam. - Tel. N. 8060.
DB AMSTERDAMMER
Weekblad TOOI Nederland
kost slechts f 10.?per Jaai
Spoor s
Mosterd
WA spoorjr_ cuiemboro
IIIHtllllllHMIinMIIMIMMIIIimiMlllllimiMMimilllllllllHMIIimiHIIIH
IN HET JAAR 176O GING
HETROOKEN NET ALS NU.
ALLEEN WIST MEN TOEN
KWALITEIT
MEER TE WAARD C ERE N
Dl NHUWR CATALOOU*
Torpedo, 10,5 P.K., 4 zitpl. f
4200.Conduite Inférieure, idem
5500.J. LEONARD LANG, AMSTERDAM.
mmmmmmmmmmmm
? iiiniiiuiiiiiiiiiiniHiiiiiiniiiuiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiMininiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiii
HET GOED RECHT DER
GRIEKSCHLOOZE SCHOOL
I. De Grieksche taal moet hier te lande wel
in hoog aanzien staan. Rechters, bankiers,
predikanten, zelfs studenten en gymnasiasten
zonden adressen aan de Kamers ten gunste
van het Grieksch. Een comitee werd opgericht
voor het behoud der Klassieke Opvoeding" l).
die door het wetsontwerp M.O. ernstig in ge
vaar zou zijn gebracht. Soms is de leuze kort
weg tegen de afschaffing van het Grieksch".
Deze leuze is valsch. Nergens kan men in
het wetsontwerp of de toelichting ook maar
een aanduiding zien van vijandschap tegen de
klassieken. Dat gemeenten met minder dan
40.000 (in plaats van 20.000) zielen worden
vrijgesteld van de verplichting tot instand
houding van een gymnasium, zal in de prak
tijk wel alleen dit beteekenen, dat hier of
daar een gemeentelijk door een bijzonder
gymnasium zal worden vervangen.
Ook de voorgestelde lyceum-afdeeling B
Kan redelijkerwijze niet worden opgevat als
een aanslag op de klassieke opleiding. Zij treft
alleen het gymnasiale monopolie. Had een
hypermodern bewindsman inderdaad voorge
steld het Grieksch van he't Gymnasium te ver
bannen, ja dan ware het alarm van de vrien
den der klassieken verklaarbaar en eerbied
waardig geweest. De ontsteltenis, in den kring
der leeraren in oude talen een jaar geleden
gewekt, was in het wezen der zaak sympathiek,
al was ook hun vrees grootelijks overdreven.
II. Van onderwijskundige zijde is tegen de
voorgestelde lyceum-afdeeling B nauwelijks
iets in het midden gebracht. Een jaar geleden
deden dit Dr. C. P. Gunning en Dr. Alma, die
echter beiden, naar ik verneem, hun bezwaren
hebben overwonnen. Zoover ik weet is tegen
de Griekschlooze school principieel geen
ander dan dit ne bezwaar vernomen, dat zij
te gemakkelijk zou zijn. Dit bezwaar kan on
mogelijk worden volgehouden. Of een school
al of niet gemakkelijk is, hangt af van de
eischen, die de leeraren stellen, zeker niet van
het feit, dat er vijf, in plaats van zes talen
worden onderwezen.
Het verzet tegen de B-afdeelins, zooals dit
in al de genoemde adressen tot uiting komt,
treft dan ook niet de nieuwe onderwijsin
richting als zoodanig. Integendeel berust het
op een onuitgesproken hoogschatting van deze
school, die, naar men vreest, het oude gym
nasium zal leegpompen. In innerlijk wezen is,
niet de strijd voor het Grieksch, maar deze
adresbeweging kleinzielig en onsociaal. Zij
wordt gedragen door de verwachting, dat de
afdeeling-B zal slagen; dat deze zich bemind
zal maken; dat het ontwikkelde publiek,
in stede van aan het gymnasium, aan haar
zijn kinderen zal toevertrouwen. Al deze
adressen zijn trompetten van het conservatis
me. Men voelt de beteekenis, de kracht van
het nieuwe, dat nadert; men is in de ziel over
tuigd, dat het oude, waaraan men gehecht is,
de vrije mededinging niet zal kunnen verdra
gen. En daarom moet als een dam in den
stroom der geschiedenis! het nieuwe worden
geweerd en bij de wet verboden, al wordt het
ook door duizenden begeerd.
III. Brengt inderdaad de Griekschlooze
school de gymnasiale opleiding in gevaar?
? Mocht men deze adresbeweging als ernst
opvatten, wel juist dan ware het gymnasium
volmaakt veilig. Waren al de duizenden
onderteekenaars werkelijk zulke bewonderaars der
klassieke opleiding, dan immers zouden zij
ten allen tijoe aan hun eigen kinderen deze
kostbare gave doen deelachtig worden. Nie
mand denkt er aan hun de gelegenheid daartoe
te ontnemen.
Ik,voor mij ben van den ernst dezer adres
beweging in het geheel niet overtuigd. Als ik
let op de argumentatie dezer adressen (?de
eeuwenoude traditie van ons vaderland");
als ik er mij rekenschap van geef, dat de
overgroote meerderheid der onderteekenaars zich
nooit met onderwijsvraagstukken heeft bezig
gehouden en ten deele geheel onbevoegd is
daarover mee te praten; als ik bedenk dat
bijna niemand van hen van liefde voor de
klassieken in later leven ooit heeftdoen blijken,
dan zie ik, met allen eerbied voor een aantal
ernstige en bevoegde tegenstanders, in deze
kunstmatig opgeblazen beweging overwegend
de aan de opvoedkunde vijandige stem van het
conservatisme 2).
IV. Van al de mogelijke motieven voor de
onmisbaarheid van het Grieksch mag zeker
niet worden volgehouden Uc vormende waarde
dezer taaistudie, hoe groot die ook moge zijn.
Met Latijn immers wordt reeds een volmaakt
soortgelijke hersengymnastiek" verkregen.
Mij is het altijd onzinnig voorgekomen, dat
aan kinderen van veertien jaar zes talen
worden onderwezen, zes talen voor wie te
zamen de week bij lange na geen uren genoeg
heeft. Vóór jaren reeds heb ik er op gewezen,
dat in geen enkel ander land ter wereld de
wet een dergelijken eisch aan kinderhersens
stelt. Prof. Steinmetz voegt hieraan toe: Zoo
gek zijn wij alleen pp de heele aarde". Ook
wijst hij er op wie, die er aan twijfelt?
dat, als gevolg van zulk een overlading, geen
dezer talen goed wordt geleerd: Zes talen
leeren is een paedagogische leugen".
Wanneer zonder meer op het gymnasium
al de uren van het Grieksch werden vervangen
door moderne taal- en letterkunde, dan zou ik
voor mij dit houden voor een reusachtige
verbetering. Ten volle erkenikde rechten eener
tegenovergestelde meening. Niet gaarne zou
ik het gymnasium ook maar een haar willen
krenken; maar daar mijn bezwaar tegen de
onmatige hoeveelheid oude taaistudie door
zeer velen wordt gedeeld, vraag ik op welken
grond van wetgeverswijsheid ons kroost toch
wordt gedwongen tot een naar onze meening
zóó eenzijdig en door ons niet gewenscht
onderwijs.
V. Indien van onmisbaarheid met recht zou
kunnen worden gesproken, dan moest het zijn
om de letterkunde, de wijsbegeerte, de plasti
sche kunst, om wat men kortweg noemt de
cultuur van oud-Griekenland. Met allen eer
bied voor hen, die ter wille dezer cultuur aan
hun kinderen de Grieksche taal laten leeren,
mag ik toch de tolk zijn van zoo velen, die
dezen prijs voor de geboden waar te hoog
achten en die ernstig betwijfelen of de vruch
ten van dit taalonderwijs wel beantwoorden
aan de duizende kostbare uren, die er aan
worden besteed.
Een taal te leeren wil naar gewoon begrip
zeggen, dat men haar leert lezen en verstaan
en dat men zich in die taal mondeling en
schriftelijk leert uitdrukken. Wordt nu naar
dezen maatstaf op het gymnasium het Grieksch
werkelijk geleerd ? Komt, wat het verstaan be
treft, voor de groote meerderheid der leer
lingen de leeskunst ooit verder dan moeizaam
ontcijferen? Komen de allerbesten ooit tot
spreken, tot het uitdrukken van eigen ge
dachten in de vreemde taal? Voor zoover ik
i n mijn academietijd en later heb kunnen waar
nemen, is het op het gymnasum geleerde
Grieksch zóó weinig een blijvend bezit der
leerlingen geworden, dat zij, die in later jaren
nog wel eens een Grieksch boek ter hand
nemen, met den vinger zijn aan te wijzen.
Men heeft mij in zake het vergeten van het
Grieksch de tegenwerping gemaakt, dat niet
alleen het Grieksch, maar ook elk ander vak,
dat men op school leert, weer vergeten wordt;
niettemin heeft de studie ervan tot onze vor
ming bijgedragen. De tegenwerping gaat, juist
voor het Grieksch, niet op. Deze taaistudie
immers moest dienen om ons den weg te ont
sluiten naar een literatuur van onovertroffen
schoonheid; vertalingen waren onvoldoende.
Wanneer nu echter na het verlaten van het
gymnasium de groote meerderheid der leer
lingen ten duidelijkste toont de schoonheid
dezer letterkunde niet op prijs stellen en nooit
meer een Grieksch boek ter hand neemt, dan
moet voor hen deze moeielijke en tijdverslin
dende taaistudie ais een mislukking worden
geboekt.
VI. Volgens Nietzsche, zelf een kenner der
klassieken als maar weinigen, is een werkelijk
klassieke vorming als einddoel van het gym
nasium een ongerijmdheid. Hiermee klopt
de ervaring, door prof. S. A. Naber 3) :(van
1881 tot 1889) als gecommitteerde bij de eind
examens der gymnasia opgedaan, dat bij het
gros der leerlingen zelfs geen duister besef
aanwezig was van de waarde en de beteekenis
van de studie der oudheid".
Dertig jaar later hebben de tegenwoordige
prof. Steinmetz, als repetitor van vele ge
slachten van juridische studenten, en de
hoogleeraren Hijmans te Amsterdam en van Oven
te Groningen deze ervaring ten volle bevestigd.
Als de requestreerende en proclameerende
bankiers, griffiers en rechters," zoo schrijft
van Oven, thans strijden voor het behoud
van de klassieke opleiding voorden jurist, dan
vechten zij voor een fantoom, want de tegen
woordige jurist is ??op een zeer enkele uit
zondering na in geen enkel opzicht klassiek
opgevoed".
Het behoeft nauwelijks gewgd, dat ik-/c
uitspraken het vraagstuk slechts "'eenzijdig
belichten. Evenvyel l^waar mannen jvan zóó
veel gezag en zoozeer tot oordeelen bevoegd,
het welslagen der klassieke opleiding met be
slistheid ontkennen, daar wordt het hand
haven van het gymnasiale monopolie een
grievend onrecht jegens hen, die voor hun
kroost een andere opleiding begeeren.
VII. Het lyceum-denkbeeld, hier te lande
het eerst door Casimir verwezenlijkt, heeft in
de Skandinavische rijken reeds een rijpe en
zeer gunstige ervaring. Het volledigst in
Denemarken, waar H. B. S. en gymnasium
zijn verdwenen en waar dus voor alle leerlin
gen het groote voordeel is verkregen, dat de
keuze der te volgen studierichting is verscho
ven naar het einde van den onderbouw des
lyceums, d.i. naar het vijftiende levensjaar.
ja voor de groote meerderheid is deze keuze
verplaatst naar het achttiende jaar, want, met
slechts enkele aanvullende examens, geven
daar de eindgetuigschrifen van alle drie af
deelingen van het lyceum toegang tot alle
faculteiten der hoogéschool.
Dit beginsel is hier te lande aanvaard door
den Onderwijsraad. Het is op meesterlijke
wijze verdedigd door prof. B. Symons. Inder
daad waar de opvattingen omtrent de meest
gewenschte middelbare school zóó zeer uiteen
loopen, is dit beginsel het eenige billijke, en
paedadogische het eenig juiste.
Geen redelijk mensch meer, die er aan twij
felt, dat algemeene ontwikkeling en geschikt
heid voor wetenschappelijk werk kunnen
worden verkregen op onderscheidene wijzen,
al is ook de persoonlijke voorkeur zeer ver
schillend.
Om bij de rechtsgeleerden te blijven, moest
het toch waarlijk voldoende zijn, dat de
meerderheid onzer juridische hoogleeraren naast
het gymnasium, de lyceum-afdeeling B. wenscht.
En dan te vernemen, dat 95 studenten in de
geneeskunde er bij den minister op hebben
aangedrongen voor toekomstige juristen dezen
weg niet open te stellen ! Het Handelsblad
nam hen op geestige wijze in het ootje, door
het feit te vermelden onder het hoofd Be
langrijk Nieuws".
Intusschen is zulk een studentenbeweging
(als men hier van beweging" mag spreken)
kenmerkend voor de behoudzucht van onze
hoogere standen. Met welk een taaiheid heeft
men hier gedurende tientallen van jaren het
schreeuwend onrecht bestendigd, dat aan de
oud-H.B.S.-ers den weg naarde wis- en natuur
kundige faculteit versperde.
Ook thans weer loopt al wat conservatief
denkt (en wat conservatief is en niet denkt)
te hoop ter wille van het monopolie van een
bepaalde school. Is deze beperktheid, deze
onverdraagzaamheid de vrucht der klassieke
opleiding? Het is mij ten minste niet bekend,
dat ook maar n vriend der H. B. S. een woord
van verzet heeft doen hooren, toen de Mili
taire Academie, toen de Technische Hoog
school voor de oud-gymnasiasten werden ge
opend.
VIII. Veel belangrijker dan de afd. B is voor
mij het goed recht der H. B. S., dat ook dooi
de wet-Limburg nog slechts ten deele is er
kend. Mijn persoonlijke sympathie gaat uit
naar deze school met haar programma van
algemeene kennis en beschaving", haar
streven naar ontwikkeling van geest en
zintuig," haar eerlijk doel, aan de jeugd de
tegenwoordige wereld" te doen kennen.
Het geschiedkundig onderricht, daarvoor
vereischt, vindt niet zijn doel en zijn bevredi
ging in de wereld der antieken, maar is er op
gericht, aan de jongelingschap het heden te
doen begrijpen. De taaistudie leert ons Je
volken verstaan, die rondom ons leven. Zij
brengt ons in aanraking met de helden der
nieuwe letterkunde, wier voelen, denken
en strijden tot het gemoed der hedendaagsche
jeugd zoo veel krachtiger spreekt dan de voor
haar nooit ten volle verstaanbare geest der
oudheid.
Toch is naast deze school en naast hut klas
sieke gymnasium de B-afdeeling een uiter
mate wenschelijk schooltype. In de eerste
plaats ter wille van die ouders, die aan de
vormende waarde van de Latijnstudie gehecht
zijn, maar die twee oude talen te veel achten.
Er zijn een aantal kinderen voor wie de H. B.S.
aan wis- en natuurkunde te veel geeft en VOL r
wie een meer letterkundige, maar geen
dubbelklassieke opleiding gewenscht is. Hiertoe
behoort ook de groote meerderheid der meisjes,
die thans het gymnasium bevolken.
In de tweede plaats voor die toekomstige
studenten in de rechten, wier ouders het met
oude taaistudie overladen
gymnasialeTprogratnmaniet begeeren. Zoolang in de juridische
studie het Romeinsche recht een zoo belang
rijke plaats inneemt, als thans het geval is,
kan in de vooropleiding het Latijn niet wor
den gemist. Het ontbreken van een school,
waar wél Latijn, maar geen Grieksch wordt
onderwezen, is een in het cog springende
leemte in ons onderwijsstelsel.
Dit geldt met name ook voorde aanstaande
studenten in nieuwe talen, van wie thans reeds
wél Latijn, maar geen Grieksch wordt geëischt;
zoodat een voor hen bestemde opleidingsschool
niet bestaat. De stichting van een B-afdeeling
zal er ongetwijfeld toe bijd ragen.i n d e toekomst
het ontwikkelingspeil der leeraren in deze
vakken te doen stijgen.
In de vierde plaats zou voor toekomstige
wis- en natuurkundigen en geneeskundigen
een school met Latijn in een door velen ge
voelde behoefte voorzien. Niet alleen om de
vormende waarde dezer taaistudie, maar
ook om haar geschiedkundige beteekenis voor
deze wetenschappen, al moet ook worden
toegegeven dat van de klassiek opgeleiden in
deze vakken slechts zér, zér weinigen zich
in geschiedkundige naspeurigen vermeien.
Dat de ontworpen B-afdeeling geen toegang
geeft tot deze beide faculteiten is een
principieele fout in het wetsontwerp. Met reden heb
ben hiertegen onze vijf geneeskundige facul
teiten in een gezamenlijk adres verzet
aangeteekend.
IX. Maar nog om een andere reden is de
B-afdeeling in hooge mate wenschelijk. De
voorstanders van gymnasium en H.B.S.
staan vreemd tegenover elkaar. Zij begrijpen
elkanders standpunt en argumenten niet.
Een Griekschlooze afdeeling is als met den
vinger aangewezen om tusschen beide groe
pen een brug te slaan en op den duur eenheid
te brengen in ons middelbaar onderwijs.
Wordt deze school goed ingericht en met alle
haar logisch toekomende rechten bedeeld;
wordt zij in de wet niet geduld 4), maar van
harte verwelkomd en begunstigd, dan zal zij
zonder twijfel het middelpunt worden van ons
voorbereidend onderwijs, zooals zij dit in
Denemarken en in Duitschland thans is 5).
Dan zal zij, evenals in Denemarken, voor al de
kinderen zonder duidelijk gespecifieerden aan
leg en zonder bepaalde toekomstplannen, de
algemeen ontwikkelende school zijn, die toe
gang geeft naar elke afdeeling van het hooger
onderwijs.
Evenwel dit alles zijn helaas nog
toekomstwenschen, want deminister,diedezeafdeeling
ontwierp, heeft hetgeen hij met de eene hand
wilde geven, bij voorbaat reeds met de andere
weer teruggenomen. Niet alleen doordat hij
de B-afdeeling uitsluitend heeft bestemd voor
aanstaande rechtsgeleerden en nieuwe letter
kundigen, maar ook door (in de Memorie van
Antwoord) een lyceum, uitsluitend bestaande
uit de afdeelingen B en C, te verbieden.
Duideiijkerwijze heeft hij zich laten verschrikken
door het loos alarm der adresbeweging Ta
verne, en in arren moede een moordaanslag
gepleegd op zijn eigen geesteskind.
- Psychologisch verklaarbaar, waar wél zijn
verstand, maar niet zijn hart de B-afdeeling
heeft doen geboren worden, is het toch uit
een oogpunt van wetgeving allerwonderiijkst,
dat bij de schepping van een nieuw school
type de schepper zelf poogt, den bloei en de
ontwikkeling er van zooveel mogelijk te be
letten. Wanneer de wet drie typen, A, B en C,
als opleidingsscholen voor het hooger onderwijs
in het leven roept, waarvan A en C reeds af
zonderlijk en in combinatie bestaan, waartoe
ter wereld kan het dan goed zijn, te verbieden
dat daarnaast ook scholen zouden verrijzen,
die uit de afdeelingen B en C, of alleen uit een
B-afdeeling zouden bestaan?
Wonderlijk, maar bedroevend tevens voor
allen, die de zesjarige school, met Latijn maar
zonder Grieksch, beschouwen en begeeren
als het gymnasium der toekomst.
H. B u R E K
Amsterdam, April 1923.
1) Dit comitee laat sedert een jaar ten
minste nmaal per week het bericht in de
pers verschijnen, dat prof. Mr. B. M. Taverne,
Raadsheer in den Hoogen Raad, voorzitter
van het comitee, weder een aantal bewijzen
van instemming heeft ontvangen. Zeker wel
tienmaal hebbeu wij aldus de instemming
van 36 Amsterdamsche hoogleeraren mogen
vernemen. Dat de groote meerderheid van de
docenten aan de universiteit van Amsterdam
zich vóór de B-Afdeeling heeft uitgesproken,
wordt daarbij natuurlijk niet vermeld. Van
de 13 hoogleeraren-juristen hebben 3 het adres
Taverne onderteekend; 9 hebben ten gunste
der B-afdeeling geadresseerd.
2) Het conservatieve karakter
dezerT;beweging is in een helder licht gesteld door hen,
die prof. Naber te Utrecht uitbundig hebben
toegejuicht, nadat hij hen een uur lang had
toegesproken in een taal, waarvan zij 'niets
hadden verstaan. Redenaar en gehoor' dus
ten volle bevredigd door een uitwendigen vorm
en volkomen onverschillig omtrent het logi
sche doel eener redevoering: anderen iets te
doen begrijpen ! Misschien vertolkten de toe
juichingen de bewondering voor iemand, die
in onze dagen nog een uur lang Latijn kan
voorlezen. De tijd der werkelijk klassieke vor
ming ligt wel hél ver achter ons.
3) Naber, de graecus, niet de
Latijn-orcerende zoon !
4) Zie pater J. Vitlox in de Maasbode van
3 Nov. 1921.
5) Zie mijn brochure: De hervorming
van het M.O. ende klassieke opleiding. Haarl
1922.
In 't s che meruur
Er beid' in 'tschemeruur een koning
uit een sprookje aan mijn woning.
Een tooverkracht lag in zijn stem,
want op een enkel woord van hem
kwam Tijd terug op zijne schreden,
werd het heden tot verleden
en dit weer tast'bre werklijkheid.
Heb dank, o, koning ! 'k Zag verblijd
de stad in 't duister weggedreven
m' in hervonden jeugd hergeven,
aan 't dorpje, dat ik nooit vergat,
wijl schoon was, al wat het bezat.
Ik mocht weer d'oude vreugde smaken
van warme zon op roode daken,
verdoken achter groen van els en berk,
terwijl de weerhaan van de grijze kerk
zijn vonken schoot naar blauwe luchten.
Het klokje sloeg. De duiven vluchtten
nu rapgewiekt, voor 't twinkelend geluid
nog steeds beducht, den plompen toren uit,
en droegen bij het ijlings keeren
een zilvren glans op hare veeren.
Dan, na het overschrijden van de brug,
zag mij ons oude huis terug:
een warme glans in zijne ruiten,
blikte 't, mij wachtend, staag naar buiten.
Ziet, eindlijk kwam de lang verbeide aan.
Nu mocht de merel in de vlier weer slaan !
Bewoog daar niet een muts met kanten
(stroken?.. ..
Helaas ! dit was te veel.... Gebroken
was plots des sprookjeskonings tooverkracht.
Ik was weer eenzaam in den stadschen nacht.
O, koning, die een kramer waart,
die zwervend zich zijn broodje gaart,
die vrienden heeft, noch eigen dak,
doch die ons boersche taaltje sprak,
ik dank U voor dit schemeruur:
Uw koopwaar was niet licht te duur.
BERT VAN REES T
J.S.MEUWSEN, Hofl, A'DAM-R'DAM-DEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND