Historisch Archief 1877-1940
28 April '23. - No. 2392
DE AMSTERDAMMER/WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
VROUWEN IN DE PROVINCIALE STATEN VAN NÓORD-HOLLAND (Tweede reeks) j
Teekeningen voor de Amsterdammer" door E. L. H. Woutersen?van Doèshurgh -.r
BIJKOM STIGH EDEN
LXX.
Een gewone dag, met een gewone krant,
een gewone stationskap, en het gewone,
lugubere, blinde licht over het perron. Ik
heb dien ochtend al vele woorden gesproken
en aangehoord; ik heb een tijdschrift gelezen,
ik ben door de drukke stad komen trammen;
toch heb ik, sinds ik wakker werd, nog niets
beleefd. Eigenlijk ben ik dan ook nog niet
wakker.
Opeens treft mij de klank van een diepe,
ontroerde stem; al mijn vezelen spannen zich;
mijn hart gaat open; uit mijn indolente een
zaamheid schrik ik op tot het leven, tot
belangstelling, tot meevoelen met een be
droefde medemensen. Dank je hartelijk voor
alles," zegt de stem, dank je; ga nu maar.
Ik kan het niet langer "
En ik zie een fijn, bleek gezicht, dat zich
een paar keer heftig tegen een blozend,
gemoedelijk-geroerd gezicht aandrukt; en
dan hoor ik een ander geluid, een beetje
hoog van aandoenlijkheid, maar toch nog
gezellig: O, ik zal dien ochtend nooit ver
geten, toen u opbelde, of u komen kon.
Ik zei dadelijk tegen m'n man: Dat is best;
daar ben ik blij om.. ?.." En al die weken "?
Hét teer-belijnde gezicht knikt alleen, terwijl
de tranen door de smalle gootjes langs haar
diepe oogen stroomen en ik met verbazing
opmerk, dat er inderdaad menschen zijn,
die, zooals in de romans, schreien kunnen,
zonder dat hun oogranden rood worden,
of hun uiterlijk iets van zijn charme verliest..
Ik verberg mij achter mijn courant en
peins; ik kan niet ontkennen, dat het geval
mij puzzelt; waarom is deze gedistingueerde
vrouw met het even-grijzende haar en de
intelligente, mooie oogen, zoo ontroostbaar,
dat ze die goedmoedige, welgedane juffrouw
verlaten moet; en waarom spreekt deze
laatste zoo hartelijk, en toegewijd tegen haar,
met toch iets van een
weldoenster-die-erzich-niet-op-laat-voorstaan in haar toon? Ik
denk aan den mat bleeken tint, aan de scherp
belijnde neus, en de smalle, ontkleurde lippen;
ik herinner me de klank van haar stem,
waar alle beheersching en alle terughouding
uit weg gevallen was: de kreet van een ver
twijfeld dier, dat iets doen moet, dat ergens
heen gedreven wordt, waartegen zijn natuur
zich hartstochtelijk verzet; en ik denk
denk.... De burgerjuffrouw een vroegere,
trouwe gedienstige ? nu getrouwd, waar
ze heen gevlucht is, omdat het leven haar
thuis ondragelijk was geworden? Waarom
ondragelijk geworden? Dat het een echte,
groote smart is, wordt me hoe langer hoe
duidelijker. Ik ken, bij ondervinding, de
plotselinge ontroeringen bij het
afscheidnemen, die, als de trein zich in beweging zet,
even plotseling weer geluwd zijn; ik ken het
gebaar van gemakkelijk in de kussens
terugleunen, en knus zich in een boek, of zelfs in
een boterham gaan verdiepen, terwijl de
wangen nog vochtig zijn; maar nu zijn
we Haarlem, nu zijn we Leiden al voorbij
gestormd, en nog kan de krampachtige mond
niet tot rust komen; nog loopen telkens de
oogen over, alsof alles, wat ze zag, alsof elk
geluid haar aan een snijdende pijn herinnerde
O, waarom kan ik niet zeggen: ik ook,
ik ook"; waarom moet ik haar alleen laten
in haar ellende, en durf ik haar zelfs niet
aanzien, als ik haar taschje voor haar opraap?
Een dier likt een soortgenoot, als hij pijn
heeft; maar een meiisch mag geen hand uit
steken naar zijn broeder in nood.
Opeens bij Voorschoten neemt ze een be
sluit; ze pakt zich zoo plotseling aan, dat
ik schrik van de verandering: ze trekt haar
mantelpak af; ze laat haar sluiert je zakken;
ze trekt een paar suède handschoenen aan;
en ik merk, dat ze heel knap en heel aan
trekkelijk is; misschien voor mij vooral,
omdat ik ook haar tranen heb gezien.... Een
oogenblik later, op het perron, zie ik haar
door een man en kinderen omgeven, en ik
hoor de diepe stem, zeer beheerscht nu, en
A. AUKES?TIMMERS
(Vrljz. Dem. Bond)
L. J. VAN KUYKHOF-KOEDIJK
(S.D.A.P.)
\ i
M. E. B01SSEVAIN?PIJNAPPEL
(Vrijheidsbond)
iiiimumiiiimmiiiimmmimmuiiimmiimmimuimiimmiiiintmitiMnniiniiiiiiiiiiiMHiniiiiMiiiiiiiiiiiiii
C. Th. IDENBURG?HOEDE
MAKER (Chr. Hist. Partij)
iiiiiiiiimmimiiiii
imjitiiiiiniiiiiiiinimiliiiiiiiiiiiiMHiiiiiilMMiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililliiii
iiiimiiiimiiimiiiiiiiiiHfiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiHii
minder rijk: Wat ben je groot geworden,
Els! Nee, voor jou is-tie heusch te zwaar,
Henny !" Ik zie haar glimlachen, om iets,
dat het jongste kind zegt, en dan, hoe de man
een grooter meisje wegtrekken zijn arm door
haar arm steekt; ze kijkt hem aan, en dan
opeens, achter hem, ontdekt ze mijn gezicht:
een snel rood loopt over haar matte huid,
alsof ze zich betrapt voelde, en ze wendt haar
oogen af.
Ik ga de donkere trappen af, mijmerend:
is dit niet een beeld van het leven van elk
onzer? Gaan we niet allemaal aan den eenen
kant schreiend den trein in, en komen er
lachend uit; of omgekeerd? Had ik niet
bijna iets ongeoorloofds gedaan, door de
gang van deze vrouw te volgen van het
ne station tot aan het andere? Moeten
wij allen ons niet vele malen per dag
metamorfozeeren, en behoort niet ieder ons slechts
in ne phase te zien? Kunnen we den mensch
die om vreugde, troost of opwekking bij ons
komt, toonen, dat wij nog pas te voren zelf
bij de wateren der wanhoop" ineengezakt
waren? Kunnen we den banalen bezoeker,
die meent ons genoegen te doen met zijn
beleefdheidspraatjes, meedeelen, dat, juist
op dienzelfden stoel, waarop hij zoo sierlijk
gewipt zit, den vorigen dag, op ditzelfde uur
de vriend zijn vermetele toekomst-plannen
uiteenzette, die beslisten over ons leven?
Zouden we, al waren we op weg om -zelfmoord
te gaan plegen, een eenvoudige ziel kunnen
brusqueeren, die ons staande houdt met een
verhaal over zijn kans, om in rang bevorderd
te worden, of zijn plannen om te gaan ver
hulzen? Zullen we dan niet even geheel met
zijn belangen meeleven, alsof wij niets anders
in ons hart droegen?
Het leven is een schouwtooneel", of on
eerbiediger gezegd een poppenkasterij"
Maar al drukt op ons allen gelijkelijk de plicht
van het moeten-mee-spelen; toch kijk ik met
deernis nog even de hooge gestalte na, aan wie
ik dien dwang zoo bizonder schrijnend heb
gedemonstreerd gezien.
ANNIE S A LOMONS
EEN CHINEESGHE VROUW
Men vroeg eens aan een schrijver over
China waarom er eigenlijk nooit geschreven
werd over de Chineesche vrouw. Hij keek
verbaasd op en zei: De vrouwen van China !
Daar hoor je nooit van. Niemand denkt ooit
aan ze, misschien alleen als de moeders der
Chineesche mannen !"
Elisabeth Cooper vertaalde de brieven, die
Kwei-Li, de vrouw van een hooggeplaatst
Chineesch ambtenaar, aan haar man schrijft,
terwijl hij met Prins Chting een reis oin de
wereld maakt.
Het is het geschreven woord van Kwei-Li,
die met eiken streek van haar penseel geeft
een deel van haar hart".
In dit kleine aantrekkelijke boek met de
fijne Chineesche plaatjes zingt Kwei-Li haar
litanie van liefde, vertelt zij bijzonderheden
van de kleine wereld om haar heen, geeft zij
ondeugende opmerkingen over haar schoon
moeder, die maar praat en praat en haar in
vloed ziet verminderen omdat ze zich niet kan
aanpassen aan de moderne beschaving van
China.
Het huis op den top van den berg heeft zijn
ziel verloren," zoo begint de eerste brief. Het
is niets dan een paleis met leege vensters.
Ik blik over het dal, waar de zon wegzinkt
als een rood gouden bal en lange purperen
schaduwen werpt. Ik weet, dat je niet tot mij
wederkeert uit de stad en ik fluister: geen
zonsopgang zal meer mijn hart verheugen,
geen zonsondergang mij een vreugde zijn
vóór ik die weder met u kan genieten".
Niets wil Kwei-Li in haar omgeving ver
anderd hebben, zijn stoel moet blijven staan
op zijn plaats. Meh-ki, haar dienares had de
kleine dwergspar buiten op het terras gebracht,
maar zij laat hem wegnemen. Vroeger had zij
hem mooi gevonden maar sinds je gezegd
hebt, dat het net een oud mannetje is, dat in
zijn jeugd geslagen is, weet ik ik heb ge
leerd met jou oogen te zien, dat een boom
groot en rank en schoon en gemaakt door de
goden, meer is dan een kleine spar door
menschenhanden gebogen en teruggehouden".
In een van de volgende brieven herinnert
ze hem aan hun huwelijksdag. Ze bekent hem
hoe zij met een angstig hart den man, dien zij
nooit gezien had, was tegemoet gegaan. En
humoristisch klinkt het als ze zegt, dat de
rijke uitzet, die haar ouders haar hadden mee
gegeven haar toch een gevoel van zekerheid
had gegeven.
Ze spreekt van de bruiden, die toen zij den
eersten keer haar echtgenoot zagen het wel
hadden willen uitschreeuwen van angst, maar
zij had geweten, dat zij gelukkig zou kunnen
zijn met dien sterken jongen man. Ze had ge
beden tot Kwan Yin, en omdat ze haar gebed
verhoord had, had ze eiken dag een kaars
gebrand aan haar voeten om haar dankbaar
heid te toonen.
Soms lijken de dagen op elkaar als de
bloesems van een perenboom". Maar plotse
ling komt er leven in het oude paleis. We
hebben een schoondochter. Voor mij is zij de
zon, als de gelukkigen lachen, dan lachen de
goden". Maar Kwei-Li's schoonmoeder houdt
niet van dat vroolijke gelach. Zij wenscht een
schoondochter, die onderdanig is en stil en
tot straf moeten zij en Mahli eiken dag een
regel van den wijzen Confucius leeren. Ze
bestudeeren de zes schaduwen, die de zes
deugden vergezellen. Maar Li-ti en Mahli
gichelen en lachen zelfs bij die ernstige
HiiiiiiiiiiHiiiiiimiiiiiiMnmimi
mr IIIIIIIIIIIHIIIII
VBTJCHTENKOEKJES
VAN
SIPKES - HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
studie. De eerbiedwaardige schoonmoeder
verwijt Li-ti haar ijdelheid. Zij houdt haar
voor dat een deugdzaam hart meer waarde
heeft dan een schoon gelaat. Maar", schrijft
Kwei-Li, in haar brieven: Ik zeg, ze is onze
vlinder, ze'brengt ons de vreugde van den
zomer. Een kanten zakdoek is niet geschikt
voor tranen".
Je eerbiedwaardige moeder heeft trouw
plannen. Schrik niet, niet voor haarzelve.
Mahli je zuster moet worden uitgehuwelijkt.
Zij en Liti hebben samen gepraat over ver
boden onderwerpen. En je eerbiedwaardige
moeder heeft ze beluisterd en is stil nader
geslopen. En Mahli heeft geroepen: dat alleen
katten en kraanvogels en dieven nader slui
pen ! En je eerbiedwaardige moeder is sprake
loos geweest van woede. Nu moet Mahli
trouwen, zij heeft een sterker hand noodig dan
die van een vrouw".
En Mahli lacht en schreit en wordt heen en
weer bewogen als het zaad van een katoen
boom. Ze heeft geld geleend en kaarsen laten
branden voor het beeld van Kwan Yin en het
ondeugende kind heeft gebeden: Goede
KwanYin geef mij een echtgenoot zonder familie.
Kwei-Li's ziel komt in opstand, dat ook
Mahli zal moeten trouwen met een echtgenoot,
dien ze nooit gezien heeft. Ze smeedt een kom
plot. De eerbiedwaardige moeder brengt een
bezoek aan een afgelegen tempel en in dien
tijd ziet Mahli den man, dien zij volgen zal en
er komt rust in haar hart.
De tijd van wachten duurt Kwei-Li zoo
lang en zij schrijft: Ik kan niet zeggen hoe ik
je liefheb. Ik denk aan je bij dag en bij nacht
in mijn droomen. Ik zou mijn handen willen
vullen met geluk en het strooien aan je voeten.
Je bent mijn leven, mijn liefde, mijn al, ik
hoor je toe tot in eeuwigheid".
En zij gaat tot Kwan-Yin en bidt tot haar,
want Kwan-Yin is de Godin der vrouwen en
zij voelt haar liefde. Zij effent haar pad, zij
zorgt voor haar nu zij niemand heeft om op te
steunen. '
Kwan-Yin is zoo dicht bij en de andere
Goden zoo ver af.
Boeddha de God van Licht Hij is
almachtig, maar ik bid tot hem niet met mijn
hart maar met mijn lippen".
De Vrouwe van Genade geeft Kwei-Li
haar zegen en als haar echtgenoot wederkeert,
zal zij moeder zijn van een kind.
,,Ik kan niet schrijven over wat er om mij
heen gebeurt, ik kan slechts droomen
van geluk, een wondere vreugde slaat met
de vleugeis tegen mijn venster ? de poorten
des hemels zullen opengaan".
Hij is er, mijn zoon ! Ik raak hem aan met
mijn hand en de zucht van den wind door de
dennen voert de muziek der goden tot mij.
Ik zie je beeld in zijn oogen, hij is van mij, van
jou, wij drieën zijn n !"
Kwei-Li's zoon sterft en zij klaagt, dat Kwan
Yin haar stem niet meer hoort en
hartstochZOMI
ETAMINE
VANAF FI. 0,50 PER METER.
ALLOVERNET
VANAF Fl. 0,60 PER METER.
telijk roept ze uit: Er is geen Godin der Ge
nade, het is een voorwerp van hout en ver
guldsel". Men verwijt haar, dat ze niet gaat
naar den tempel. De gelukkige vrouwen, die
daar knielen en de bedroefde die hun .offers
brengen, zij weten niet dat Kwan-Yin op haar
lotus-troon lacht om een moeder in wanhoop.
Ik sta op het terras, ik leef eenzaam met mijn
stille droomen. Voor mij zijn er geen goden
meer".
Dan brengen zij haar mede van de markt
het boek van den nieuwen God en Kwei-Li
denkt: Waarom bij al die Goden nog n bij
te voegen?
Maar zij neemt het op en leest in de blade
ren die ademen rust en vrede. De kersenbloe
sem is uitgebloeid, maar zij zal wederkeereh.
Er is iets, er moet iets zijn, dat bedroefde
moeders toeroept: Schrei niet, ge zult uw
kind wederzien".
En een stem komt tot haar en spreekt.
Komt tot rruj, allen die vermoeid en belast
zijt en ik zalTJ rust geven".
C. B i E N F A i T
I) The love-letters of a chinese lady by
Elisabeth Cooper.
Lente-Leven
Het windeken beurde Mie's halsdoekjen op
En liet haar róse- keursjen geen vrede.
Het zonneke gluurde in haar melkwitten krop
En.... ik deed het stillekens mede.
Ik was zoo blij. Het was in de Mei
Het windeken maakte plazierkens.
Het vogelken stak er zijn kop door den tak.
En trilde, dat 't klonk, tierelierkens.
Het windeken blies er een vuurvonksken aan. i
Het vlammeken laaide naar buiten.
Met gloedheeten drift ben ik tot haar gegaan,;
Om.... Mie in mijn armen te sluiten.
H. G. P. O B D E Y N '
lllllllinimillllllimillllllimillllllMllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIUIHIIIIIIIIlllll «III1II
IMIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII in Illlllllll
BUSKERS
De rijksstraatweg ligt nog al hol en open
en geeft vrij spel aan den Noordooster.
De hoeven met hun geboomte liggen een eind
van den weg af, anders dan in Holland, waar
boomgaarden en heggen en perceeltjes hak
hout aan wandelaar of wielrijder de zoo
dikwijls gewenschte beschutting verkenen.
In ruil daarvoor hebben we hier in
'tWinterswijksche een vrij uitzicht over akker, beemd
en bosch, en 't is buitengewoon prettig om te
beseffen, dat dit laatste nog domineert,
hoewel de akkers en beemden toch wel verre
weg de meeste hektaren in beslag nemen.
Niet voor niets draagt een groot deel van deze
streek nog den naam van Het Woold",
Leeuwerikzang vervult de lucht; de akker
leeuwerik hoor je hier haast niet, de
boomleeuwerik zingt het hoogste lied en op een
paaltje zit ook nog een kuifleeuwerik te zingen,
de kuif niet omhoog, maar lang en spits over
den nek gestrekt, vanwege dien Noordooster.
De boomleeuwerikjes fladderen laag over
het wintergraan en een strijkt er neer in het
topje van een bloeienden sleedoorn aan den
akkerrand: vogeltje in de bloemen a la
Giacomelli.
Nu komt er links een boschje vlak aan
den weg, en even voor Huitinkbrug geef t een
pad een welkome gelegenheid om er in te
draaien. De wandeling is er vrij. Nu zijn wij
op eens in een andere wereld. Het bosch»
breekt geheel de kracht van den wind, maar
de onbebladerde takken laten vrij spel aan
de zonnestralen. Overal licht en warmte en
luwheid. Maar het belangrijkste is nog wel
de beek, de heldere kronkelende Slingebeek,
imiilMinuHiillmiiliiilllliiliiiiiijliliiMllllllHiillllllliiiiiliillllilimiiiiHiiiiiiiiillliiiiiii
Groote Gele Kwikstaart; mannetje
het onovertroffen sieraad van Gelderland's
Achterhoek. Het is, alsof de bosschen zijn
oevers zoeken, of, omgekeerd, alsof deze
beek de overblijfselen van het oorspronke
lijke landschap nog het langst weet vast te
houden, broksgewijs en klein, maar van
intense en geconcentreerde schoonheid.
Dit bosch van Buskers is slechts weinige
hektaren groot en een oerwoud is het lang
niet; er staan maar weinig zware stammen in.
Op menige plaats toonen rechte boomenrijen
den invloed van menschenhanden en een enke
le inplanting van naaldhout doet zelfs hin
derlijk aan. Maar de boschrand zelf vergoedt
alles. De beek en de vogels, de wind en de
eekhoorns met de wormen en de paddestoelen
hebben hier vrij spel gehad en het
menschenwerk voltooid en verbeterd. De eiken en de
beuken zijn nog kaal maar het bosch zelf
groent allerwegen met meidoorn en vogel
kers, liefelijke berkjes, dicht donker groen
van kardinaalsmuts en wegedoorn; deze laat
ste ook alweer een vreemde figuur voor den
Hollander. De boschbodem zelf ziet op de
meeste plaatsen wit van de anemoontjes of
rose, waar de knoppen nog gesloten zijn en
knikkend neerhangen boven hun driebladigen
schutkrans. Kleine voorjaarsbijtjes dansen er
over heen, de zon heeft ze pas gisteren uit hun
holen gelokt. Een teeder groen en fijner
bloem, wit met rose aderen, dat is de
klaverzuring. Die staat nu rustig, met zijn
drietallig blad wijd gespreid, maar gereed om het
saam te vouwen en om te buigen zoodra de
nacht komt of de zon achter wolken ver
dwijnt en de guurheid overwint. Weer op een
andere plaats is het blauw van viooltjes en
dalkruid en lelietjes van dalen staan gereed
om bloei te leveren voor de Mei. Op een enkele
plaats vinden we de eerste spruiten van de
zeldzame Boschpaardestaart. De ingewijden
begrijpen, dat hiermede het Bosch van Bus
kers op een hooger plan komt, deze plant
stempelt het tot een natuurmonument van
beteekenis, ondanks die eiken op rijtjes.
Maar de beek is toch het voornaamste.
Hij stroomt hier stil langs zandige oevers.
Hoogerop heeft hij keienbedding of zelfs
rotsbodem en daar ruischt hij als de beste.
Lager stuwt hij watermolens, maar hier glijdt
hij gladjes tusschen smalle reepjes effen zand
waarop zich de steile oever van het winter
bed verheft. Deze oever is omlaag bekleed
met donkergroene levermossen, die met
elkaar een schubbig kleed vormen. Hoogerop
komen de bladmossen, nu in den vollen tooi
van hun gesteeldesporen doosjes. En overal-,
omhoog,[omlaag-,rijk bloeiende sleutelbloemen,
heldergroen en zwavelgeel, afwisselend met
rijke pollen van pinksterbloetnen, frisscher en
fijner dan welke andere bloem ook. De
pinksterbloem is heusch om te zien, de prettig
ste bloem ter wereld.
Opeens een hevige drukte; geschreeuw en
gepiep, gedwarrel van kleurige veertjes, geel
en groen en wit en zwart. Het zijn eventjes vier
groote gele kwikstaarten, twee paartjes, die
hier hun grensgeschil uitvechten. Het duurt
maar heel kort en 't volgend uur heb ik nu
niets anders te doen, dan hier in 't woud te
zitten bij de anemonen in de klaverzuring,
de primtila's en pinksterbloemen om te kijken
naar het kwikstaartje, dat de overwinning
behaald heeft. Ieder kent de witte kwikstaart
en ook wel de gewone gele, die in Mei zoo
aardig kan pronken aan slootkanten op de
zwarte bagger. Maar de Groote Gele, dat is
heel wat anders. Vijf en twintig jaar geleden
wisten we nog niet eens dat hij hier in Neder
land broedt en we waren al erg blij als we
hem 's winters eens te zien kregen, als hij
op den trek kwam. En nu vechten ze al aan
de Slingebeek om een plaatsje; deze
Gebirgsstelzen", die we vroeger gingen zien in het
Sauerland of in Thüringen. Eerst zijn ze in
Limburg broedend gevonden en kort daarop
in het Winterswijksche en nu komen er hoe
langer hoe meer, hetzij doordat ze zich ver
meerderen, hetzij dat men er beter op let.
't Was weer het oude liedje: het mannetje
een en al drukte en pronkerij, het wijfje
schijnbaar onverschillig en zich gevend aan
de dagelijksche bezigheid. Ze liep maar langs
den oever, nu in het water dan er naast,
af en toe pikkend naar een insect of een slakje.
Onderwijl zat de man in de kroon van een
boompje dat in de beek was gestort te lokken
en te zingen, kleppend met de vleugels en
waaierend met de zwart-met-witte staart,
die langer is dan de rest van het lichaam.
Het geel van zijn romp was vele malen sterker
dan dat der primula's en deed eer aan boter
bloem of dotterbloem denken en daartegen
stak het fluweelig zwart van het keeltje
scherp af. In de oogstreek nog meer zwart,
afgezet niet wit.
Nu roept 't wijfje even en vliegt het bosch
in.Het mannetje haar na. Ze zwenken tusschen
de takken door, maar spoedig keert ze weer
terug naar de beek, terwijl hij, ik zou toch
haast wel denken voor zijn eigen plezier,
nu hoog in een eik een heele poos zijn kunsten
vertoont. Ik heb al heel veel moois in de
wereld gezien en maak niet graag vergelij
kingen, maar dit gedoe van de groote gele
kwikstaarten maakt toch wel, dat voor mij
geen voorjaar compleet is zonder een bezoek
aan de Slingebeek.
Eén ding is niet aardig op Buskers: op
alle boomen van eenig belang zijn briefjes
gespijkerd met nummertjes. Want Buskers
wordt verkocht en 't is niet te zeggen, wat er
nu van worden zal. Als mijn onbegrijpelijke
landgenooten wat vlijtiger waren met zich
aan Heerengracht 260 te Amsterdam op te
geven als lid der Vereeniging tot Behoud
van Natuurmonumenten dan was het een
peulschilletje om het voor allen en altijd te
behouden, ' tegelijk met nog een aantal
stukken van dat kaliber. De Rijwielbond
heeft over de zestigduizend leden, waarom
Natuurmonumenten niet?
JAC. P. T H ij s s E
?MiiiMililililiiiiiiiiiitiuiiimiiiiiiiiiiiiiHiimiiiimiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiilil"
99 l
MOERHEIM
DEDEMSVAART
I WATERLELIES j
f (roode, rose. witte) [
l worden in Mei verplant. f
| Catalogus op aanvraag. |
rilllllllMIIIIIII IIMlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIHlHIIIIIIIIIlllIIIIIIIIMIIIIIIt