Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
28 April '23. - No. 2392
Teekening voor de Amsterdammer" door
G. Schaake?Braakensiek
kHENDRIK C. VAN OORT
Stimmt an die Saiten" en stemt ze
hoog-op, naar B-dur, want we herdenken
den dag waarop een Nederlandsch kunste
naar de vijf kruisen" bereikt. Hendrik van
Oort is vandaag 28 April vijftig jaar ge
worden en den sympathieken jubilaris brengen
we hier een weigemeenden gelukwensen !
Velen onzer hebben aan dezen veelzijdig
begaafden kunstenaar is hij niet zanger,
leeraar, pianist en componist? de aan
genaamste herinneringen, want zoowel zijn
talenten als zijn persoonlijke eigenschappen
schonken hem een breeden vriendenkring.
Met zijn nobel-getimbreerd geluid kan Van
Oort die uit de voortreffelijke zangschool
komt van mevrouw Noordewier wonderen
doen van warme expressie en diepe muzika
liteit en een liederavond van dezen begaafden
zanger die zich zelf begeleidt beteekent
voor de toehoorders steeds een voornaam
kunstgenot.
Hoort hem een geestelijk lied van Bach
zingen, een aria van Mozart, een ballade van
Löwe, een lied van Schumann, Schubert,
Wolf, Mahler of Strauss, steeds weet hij on
middellijk sfeer te scheppen door zijn juiste
opvatting en mooie voordrachtkunst.
En wie het voorrecht hadden Van Oort
te kunnen hooren in Cornelius' Barbier
van Bagdad" of in een humoristisch werk
van Wagenaar, weten, hoe zijn uitbeeldingen
altijd treffen door fijne geestigheid en scherpe
omlijning.
Op concert-uitvoeringen is Hendrik van
Oort een hoog-gewaardeerde solist en door
zijn medewerking verwierf hij zich zoowel
over de grenzen als in ons vaderland vele
lauweren. Ook vandaag op z'n SOsten
verjaardag (,,Keine Run' bei Tag und
Nacht!") zingt onze jubilaris op de
Toonkunst-uitvoering te 's-Gravenhage in
Motissorgski's Boris Godunow."
Als hoofdleeraar aan het Amsterdamsche
Conservatorium heeft Van Oort tal van
leerlingen in de geheimen der zangkunst
ingewijd en als docent wordt de jubileerende
kunstenaar allerwegen hoogelijk geprezen.
Door zijn composities is hij ook in wijden
kring bekend geworden. We herinneren
slechts aan zijn aardige kinderliederen, zijn
Kerstliederen voor vierstemmig vrouwen
koor en aan de fijn-doorvoelde zangen die
dezer dagen in druk zijn verschenen en waar
van we er enkele onlangs door mevrouw Van
Oort?Braakensiek zeer verzorgd hoorden
voordragen.
In het muziekleven van ons vaderland neemt
Hendrik van Oort inderdaad een voorname
plaats in. Moge het hem gegeven zijn nog
jaren lang die plaats te behouden !
H. F. KERNRAMP
NOORDLING, Een duit voor Kermis,
zonder uitgever en jaar.
WILLEM DE MÉRODE, Het heilig licM,
Uitg. Mij. E. J. Bosch Jbzn. Baarn,
zonder jaar.
In den jare 1865 verscheen in de
Januariafl. van De Gids Een avond aan het hof"
van Huet, een kritiek op het Aurora-bundeltje
voor dat jaar waarbij de auteur ons voert in
den kring van Koningin Sophie en hare hof
dames en in geestig spottende conversatie
dit gezelschap een vernietigend oordeel laat
uitspreken over de rijmerij in het bundeltje.
De teekening van het milieu is rustig en
eerbiedig, ondeugende scherts en fijn begrip
kenmerken het oordeel der vorstin. Doch welk
een storm van verontwaardiging ging er
op in het duffe Haagsche wereldje van aristo
craten en hofsatellieten; hoe verweet men
den kritikus gebrek aan takt, gemis aan goe
den smaak en begrip van gepaste vormen, dat
hij het wagen dorst der gekroonde zijn oordeel
als het hare in den mond te leggen, ons te voe
ren in haar intieme omgeving, haar voor te
stellen als deelnemend in het geestelijk leven
van haar tijd.
Als in de vijandige houding tegen Huet een
norm voor alle tijden mocht gelegen hebben,
wat hebben dan de Vlamingen wel niet moeten
beginnen met dezen meneer Noordling en
zijn kermisduit, waarin van het begin tot het
eind hun koning persoonlijk optreedt en zich
waagt in een allerzonderlingst fantastisch
avontuur. Ze hebben ongetwijfeld het tegen
deel gekozen van wat men Huet aandeed;
ze hebben hem dood willen zwijgen. Nergens
toch las ik iets over dit boekje, dat de auteur
dateert met Huybergen 1921 ".Dit is de eenige
aanduiding van plaats en tijd die het draagt.
Een uitgever heeft het niet.
De schrijver noemt het een fantazij".
Het is een geestige, vurige charge, ernstig
bedoeld als opstuwing, opzweeping van
den Vlaamschen geest in den strijd voor
de Universiteit, voor de geestelijke
ontvoogding ; men zou het een politieke
brochure kunnen noemen, maar daarvoor is
het te goed, als zuivere belletrie geschreven.
Ik heb geen verstand van politiek, zou er ook
om den dood geen verstand van willen hebben,
maar zelfs in mijn zalige verstandeloosheid heb
ik toch een flauw vermoeden.dat als werkelijk
uitvoerbaar plan de inhoud niet zal passen in
het politiek streven der Vlamingen, 't Is te
mooi. Wat voor verheven dingen toch laat
deze Noordling zonder voorletters, waarachter
zich wel een artiest van professie moet ver
bergen, gebeuren? De koning een naam
wordt nergens genoemd, maar niemand
anders dan de tegenwoordige koning Albert
kan bedoeld zijn ? ontvlucht zijn hofkring,
trekt een oud houtvesterspakje aan, dat hij
ergens in een bijgebouw vindt, klimt over het
hek van zijn park, 'smorgens heel vroeg bij
het uchtendkrieken;" hij hangt zijn vergulde
buis om de schouders van een slapenden
schildwacht en, enfin hij smeert 'm. Aan
vankelijk enkel met de bedoeling om van de
knellende benauwing af te zijn. Voortreffe
lijk is dat gevoel van bevrijding in het ont
wakende bosch geteekend.
Hij komt in de eerste morgenuren op de
groentemarkt te Broeksel, valt er een jolig,
frisch boerinneke in de armen, drinkt er
koffie mee in de staminet, mag mee op haar
kar naar buiten rijden, omdat ze aanneemt,
dat hij boschwachter is op een buiten in haar
buurt, hoort in een vertrouwelijk praatje op
de kar van haar broer Cies, den oud-soldaat
uit de loopgraven, die de boerderij verwaar
loost voor politieke vergaderingen in de stad.
's Avonds gaat hij naar zoo'n vergadering
van Cies in de stad, terwijl de krantenventers
langs de straten gillen: Dram au Palais ! La
disparasjon du Roi! Enlèvement ou attentat!"
En binnen staat een geweldige kerel zijn
spiets uit te brullen, een vent als een reus.
Over een half hemdeke dat schuin en scheef
onder het gilet zat gewrongen hongen de
haarbundels van een rosbruine baard met klissen
grijs hier en daar doorwerkt. Die baard groeide
langs de kaken omhoog en een verwarde
haardos fonteinde over slapen en voorhoofd
en droop met een lange klis tot over het
linHET COMENIUS-MONUMENT
Van een gegeven paard....
Het mag dan waar zijn, dat de goede gewoon
te meebrengt een gegeven paard niet in den
bek te zien het goede gebruik eischt tegen
woordig evenzeer, dat men onder de roos
vooraf gepolsd wordt, of het toegedachte pre
sent wel naar den zin is.
Met alle waardeering voor hun goede
intenties, ja met bewondering voor het vor
stelijk geschenk, dient opgemerkt, dat de
Tsjechen er wél aan gedaan zouden hebben
bij het uitschrijven van den wedstrijd voor
dit monument, het Gemeentebestuur van
Amsterdam vooraf te verzoeken, eenige
bekende Hollandsche kunstenaars aan te
wijzen om in de Jury zitting te nemen.
Een dergelijke handelwijze zou hen gevrij
waard hebben voor een algeheel echec en
ons Gemeentebestuur voor de penible impasse,
waarin het nu onwillens geraakte.
Het bekroonde ontwerp kan in geen enkel
opzicht de meest welwillende kritiek door
staan. Het is dor en geesteloos; en, wat het
voetstuk betreft, grenzeloos banaal. Mag aan
de hoofdfiguur, Comenius, een zekere natuur
lijkheid en kalme waardigheid niet ontzegd
worden, het voetstuk daarentegen is zoo tri
viaal en symboliek of allegorie ervan zóó
leeg, als onder de slechtste werken der
Fransche monumentenfabrikanten (meesters
in dit soort van werk !) nauwelijks voorkomt.
De slappe poppen zitten met volkomen
negatie aller regelen eener goede plastiek
tegen het zwakke voetstuk aangeplakt, als
zoovele ongerechtigheden, door kwaadwillige
handen er tegenaan geworpen.
Wat te zeggen van deze geestelooze sym
boliek, die alles tracht, doch niets vermag
voortestellen? Wijselijk werd er dan ook een
geschreven verklaring aan toegevoegd van
wat deze weeklijkheden ons willen zeggen.
Wat hier niet door de plastiek-zelf uitgedrukt
kon worden, trachtte men aldus door woorden
te vervangen.
keroog. Doorheen.de
vlokkende haarfranjes schoten een paar
bruine oogen, uit diepe kassen,
glansen van water en staal. De
lange, vleezigeneuspiekte'door
dien haargroei als de bek van
een snoek door waterwier".
En hoor dan dien
Olympischen donderaar:
,, Waar rijzen de kun
stenaars op uit het volk bij
de gratie Gods, als blommen
tusschen 't gras? In Vlaan
deren, bij tientallen, 't Is er
' n bloesemende gaarde van
dichters en zangers, schilders
en beeldhouwers.
Ga naar het Zuiden en
zoekt ze daar die het aandur
ven te zingen naast onze zan
gers, zoekt daar de
beeldenaars en schilders, de schep
pers met het woord ! Ik zie ze,
de Zuiderlingen met ledige
handen staan in hunne stroe
ve, donkere dorpen, terwijl in
Vlaanderen garven bloesemen
de geest overstelpend neer
vallen.
En aan ons Volk, dat bloeien
blijft en vruchten geeft, hoe
men den stam ook snoeit en
knot en door verarming
tracht uit te roeien, aan ons
volk dat door de eeuwen heen,
onder zijn kleed van
verstooteling een gouden ziel bewaart,
komt de Waal, de rijkaard met
het dorre hart het recht ont
zeggen op eigen leven! Wij
moeten de hand aan ons zelf
slaan, wij moeten ons laten
verminken en verbasteren zoo
wij leven willen ! Een Waalsch
minister zal beslissen of een
Vlaamsche Hoogeschool er
komen mag. Een Waal beslist
over leven en dood van onzen
stam. Een Waal... . waarom
geen Kaffer, geenSingalees?..
Hoe zullen wij ons Vlaamsche
Hoogeschool rechtzetten voor
wij het eeuwfeest onzer on
mondigheid zullen herdenken
mogen?"
En dan klinkt het op eens:
Bouwt er een !" De koning
heeft zijn volk gevonden en
het volk zijn Koning. Wie
heeft gesproken? Ik", riep
de koning, al glimlachend.
Wie is ik?" De koning!"
Ontsteltenis, wantrouwen, aarzeling, verba
zing, enthousiasme !
Ik kan hier nu niet uitvoerig navertellen,
hoe zich deze wederkeerige geestdrift omzet
in daden. De koning trekt met de levenskrach
tige kern van zijn volk, dat hem gevonden
heeft, den boer op,door velden en dorpen,overal
komen er nieuwe f rissche krachten bij, er wordt
geld gegeven en meel en baksteenen tot steun
van de nieuwe universiteit, die daar verrijzen
gaat buiten, en voor hare werkers. Er is een
groote broederlijke eenheid onder die allen, een
gemeenschappelijk vurig enthousiasme voor
het vrije, krachtige Vlaanderen met een eigen
groot geestelijk leven, dat zich uit in daden :
Langs den Zuidkant van 't bosch worden
er lochtingen gekapt, 't Wordt n groot
park en daar moet het dorp der studentinnen
verrijzen. In 't kasteel zelf, dat we hier niet
zien kunnen, logeeren er al drij honderd
stielmannen. Naar 't vliegplein wordt er een
macadam gelegd, dwars door 't park en 't vrou
wendorp, hier langs, over den dijk en daar,
door die vijftig hectaren hooglabeurland waar
de school gaat gebouwd worden", etc.
Het eind van de geschiedenis is, dat onder
voor- en tegenspoed de eerste steen gelegd
wordt van de nieuwe universiteit. Zelfs de
Waalsche soldaten, die door de regecring er op
af gestuurd zijn om den koning gevangen te
nemen en in een gesticht voor krankzinnigen
te stoppen, gooien hun geweren weg en tijgen
mee aan het werk.
Nog eens, of dit alles nu zoo zou kunnen en
moeten gebeuren, of liet niet een beetje
al te dolle fantazij is, ik blijf er buiten; maar
en daar heb ik hier alleen maar mee te doen
het boekje is goed geschreven. Het is
echte malsche, bruischende Vlaamsche kunst
met zwaren, zwellenden brio. Er staat menige
voortreffelijke pagina in van echt Vlaamschen
geest, eenige schitterende natuurkrabbels.
't Is een zot boekske, een naief boekske
misLENTE
Teekening voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck
mitmiiiiitiitiiiiiiinitiwuuiimimiMiiiiiiiiiinimwimimiuiimiHiti iiiiiitttiiiiiiiiutiiiiiiiiuiiiliuimtiii
iitiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii
Een dergelijk spel zien we tegenwooordig
mér vertoonen; maar het treft nimmer doel.
Een beschrijving of nadere omschrijving toch
kan bij een kunstwerk eerst dan van
beteekenis zijn, wanneer zij het geziene door
enkele toelichtingen nader komt aanvullen;
doch niet omgekeerd. Met andere woorden:
het beeld zelf dient allereerst te treffen.
Doet het dit niet, dan kan het weggelaten
worden; het is dan overbodig en aldus waar
deloos.
Symboliek is de hoogste uiting van kunst.
Beter gezegd: de schoonste kunstwerken zijn
alle symbolisch, daar zij uit de innigste
vereeniging van vorm en inhoud, lichaam en
geest, geboren worden. In ware symbolische
kunst is het de geest, de zielzelf der werken,
diédoor vormen spreekt; niet is dit de ver
klaring die er wordt naast gehangen.
Doch laat ons kort zijn. We meenen alleen
dit te moeten zeggen, dat allerminst het z.g.
litteraire", het beschrijvende of omschrijven
de gedoe van tegenwoordig bij Beeldende
Kunst voor symboliek kan gelden. Eer is
het de negatie ervan. Toch dreigt het steeds
meer tot gewoonte te worden, zoowel in
architectuur, als in Beeldhouw- en Schilder
kunst, toelichtingen of ..verklaringen" te
verstrekken. Men ontvangt het recept" er
bij, hoe de werken te zien en te beoordeelen.
Daar wordt soms zwaar gefilosofeerd ! Niets
echter heeft dit met beeldende kunst uit
staande. Onmacht is 't, zich achter
quasidiepzinnigheid verschuilend.
In dit opzicht was de klassieke kunst heel
wat natuurlijker en rationeeler. Want ondanks
het gebrek aan inhoud der meeste harer werken,
schonk zij in elk geval schoone beelden.
Wat de voorstelling dezer betrof, bezat zij
een leuk, nimmer falend foefje. Wilde zij de
Godin van den landbouw voorstellen, welnu
zij legde een mooie vrouwefiguur een
korenschoof in de armen. Werd de Qodin der scheep
vaart verlangd een even schoone vrouw
deed zij op de handen een schip dragen. Enz.
Deze symboliek beteekende niet veel! Aller
minst was zij diepzinnig. Altijd en immer weer
was het dezelfde truc. Doch deze truc werd
algemeen verstaan; en het beeld was mooi.
Ziehier de hoofdzaak.
Het thans gekozen Comenius-monument
kan om geen enkele reden aanvaard worden.
Het is slecht van vorm en leeg van inhoud.
Ondanks alle goede bedoelingen der aanbie
ders dient het daarom geweigerd te worden.
Want niet voldoende is 't, met een zuur
lachje een gegeven paard te accepteeren. Men
dient het ook te verzorgen en te onderhouden.
En dat dit laatste in de gegeven omstandig
heden niet te onderschatten is, moge hieruit
blijken, dat de Stad ongetwijfeld toch voorde
fundamenten van 't monument zal dienen
zorg tedragen? Dit beteekent een in dezen tijd
niet onbelangrijke uitgave a fonds perdu"
die ongetwijfeld beter besteed kan worden.
En al mocht dit laatste niet het geval zijn, dan
nog kan dit niet worden weggeredeneerd,
dat de Gemeente met een onwaardig
Comeniusmonument zou blijven zitten. Men ondervond
dit aan 't eindelijk verdwenen Dammonument
aan ,,Naatje". Hoeveel moeite kostte het niet,
het opgeborgen te krijgen, en feitelijk is men
er ook nu nog niet geheel van af. Zij rust,
doch stierf niet. Mocht een of andre grappen
maker het in 't hoofd krijgen met
quasiernstige betoogen haar uit 't graf te wenken
wie weet?
Met monumenten door andere landen ge
schonken, dient men nog voorzichtiger te
wezen. Het opbergen ervan zou niet zoo maklijk
gaan, als met dat van onze goede, oude
tante.
Johann, Amos Kpmensky!
Naar aanleiding der algeheele ongeschiktheid
van het bekroonde ontwerp, rijst de vraag,
of er dan bij de overige hier geëxposeerde geen
geschikt is, waarvan de uitvoering aanbevo
len zou kunnen worden.
Ronduitgezegd: neen.
Wel zijn de beide met den derden prijs be
kroonde ontwerpen (waarom werd geen tweede
prijs toegekend?) veel beter dan het eerste;
maar ook deze zijn onvoldoende geslaagd om
il e uitvoering ervan te mogen aanbevelen. Wel
schien, maar toch een met ziel; er zit achter
deze fantazij een groote ernstige, vruchtbare
gedachte. Waar het te koop is, ik weet het
niet. Maar als gij het te pakken kunt krijgen,
lees het. Gij zult er u mee vermaken en u
meegesleept voelen in geestdrift voor de
Vlaamsche zaak.
Ik maakte voor het eerst kennis met werk
van Willem de Mérode en zit te bedenken,
hoe ik, als ik er nog ruimte voorhad, iets over
hem zeggen kon, zijn persoonlijke schoonheid
frisch en juist typeerend. Want dit zou hij wel
verdienen. Laat ik nu maar heel eenvoudig
eenige dingen opnoemen die mij bijzonder
troffen. De Kerstnacht met dezen aanhef:
Wij weten wel, dat Gij geboren zijt,
En hulploos in een kribbe ligt eu schreit ;
En tod], wij gaan niet aarzelende voeten,
U te begroeten.
Wij sehrokken huivrend op: Dit is Uw naeht !
Ons luchtig hart had niet op U gewacht.
Nu kunnen wij niet tuchtelooze zinnen
U niet beminnen.
Dat is volkomen gaaf werk. Er zijn hier
meer gedichten met een zuivere, ontroerende
religieuze stemming. Men kan nauwlijks raden,
bij welke officieele variëteit van Christendom
De Mérode zich heeft ingedeeld; misschien
juist daardoor is er een eenvoudige, echte
vroomheid in zijn werk, een die ook zoeken en
dwalen kent. Eenige bloemen heeft hij be
zongen en in schoonheid gekarakteriseerd.
Hoor hier uit De Distel.
Van top tot teen u wapen
Staat hij in strengen dos.
Kn trots versiert zijn slapen
De roode vederbas.
Hij wordt van elk gemeden
En weert een ieder af.
Hij strekt zijn straffe leden
Naar Die hem 't ieven gaf.
OlL'iïMJg
Er zijn ook gedichten van een schoone zin
nelijkheid. De Mérode weet het verrassend
rake woord in allen eenvoud meestal te vinden.
Hij vermijdt alle precieusheid en aanstellerij,
alle wildheid en vaagheid. Hij kent en eer
biedigt de gebondenheid die uit schoone even
wichtigheid voortkomt.
J. P H i N s i; N J Lx.
IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllliiniiiii
Klokkenspel
Hoor! daar gaat het ijl en fijn getinkel
van den toren door de luchten uit
bim en bam en heel veel teer gerinkel,
klingel-klank. en hel en snel geluid.
Zachte accoorden klinken bij de bellen
in het wisslend stille maatrefrein
tot n heerlijk lied daar vliet, waar snelle,
welgemeten klanken samenzijn.
Even is het sril dan dreunen klaar
diep-donkre slagen van den stillen toren
--Het lied is heen alginghet niet verloren
en luider waakt hel drukke stadsmisbaar.
W I J B R A N [) (j. R E D I) I N (i I U S
getuigen zij van een streven naar plastische
uitdrukking en monumentaliteit; doch het
resultaat dezer poging is gering.
De architect van het Lyceum op het
Valeriusplein, voor welk plein het monument be
stemd is naar men weet, en die dus ongetwij
feld in deze 'n woord mag meespreken, acht
voor uitvoering een der beide dezer ontwer
pen wel geschikt. We vreezen echter, dat
hij gemeend heeft van de verschillende
kwaden het geringste te moeten verkiezen.
Want ook bij dit ontwerp is de plastiek van
de hoofdfiguur Comenius, ondanks zijn
theatraal-peinzende houding, weifelen. Dit beeld
suggereert, niettegenstaande de groote ver
schillen in houding en beteekenis, iets
Shylock-Bouwmeesterachtigs; het is je reinste
melo-dramatiek. We hebben een mensch nog
nooit zóó ernstig zien denken.
Ook is er geen verband tusschen beeld en
voetstuk. Evenals bij het eerste en alle overige,
is het wederom een figuur, die op een blok (hier
blokken) steen gezet is. Hij kan eraf loopen,
zoo hij wil. Voetstuk en beeld zijn niet n
geworden, gelijk de nieuwere plastiek terecht
eischt.
Het voetstuk op zichzelf is verbrokkeld,
onorganisch; wat vooral van terzijde gezien,
sterk uitkomt.
Van de overige hier aanwezige inzendingen
noteeren we, als het meest monumentaal ge
dachte, dat van Soloun, en als het meest even
redige en rustige dat van Svec. Maar ook deze
zijn onvoldoende om voor uitvoering in aan
merking te kunnen komen.
De oogst was dus pover, pover althans voor
zoover wij de ontwerpen hier in Holland te
zien kregen. Van het groote aantal inzendingen
werden hier slechts een 12-tal geëxposeerd.
Het zuiverst lijkt ons, dat het Gemeentebe
stuur dit present, in den vorm waarin het nu
gedaan is, in de minzaamste termen die het
vinden kan, onaannemelijk noemt, en er
verder op aandringt, dat een nieuwe wed
strijd uitgeschreven wordt, in welks Jury
vertegenwoordigers van de beeldende kunste
naars van ons land zitting hebben. Worden
daartoe mannen afgevaardigd als tijvoor
beeld Mendes da Costa, Zijl, Hesselink en
Hildo-Krop, dan is onze monumentale plastiek
in haar verschillende stroomingen waardig
vertegenwoordigd. En men zal goed doen,
hiertoe het advies van den Kring van Ned.
beeldhouwers in te winnen. Het spreekt
vanzelf, dat hieraan een architect, in dit
geval die van het Lyceum, toegevoegd dient
te worden.
Het opnieuw uitschrijven van een wedstrijd
na een eerste mislukking (al schrikt men er
hier van terug) is niets bijzonders; het ge
schiedde in het buitenland bij de belangrijk
ste scheppingen. Soms zelfs verschillende
malen. Eind goed, al goed", was het
devies!
Mocht men dit echter te. ... te omslachtig
achten, dan is de eenige uitweg, dat een com
missie als bovengenoemd in de gelegenheid
wordt gesteld, cie volledige inzendingen voor
den thans gehouden wedstrijd eerst nog eens
nader te beoordeelen.
Ziehier de eenige oplossing Comenius,
Tsjecho-SIowakije en Holland waardig.
Velen redeneerden bij 't bezien dezer on
voldoende inzendingen vermoedelijk als
volgt: 't Is niet veel moois; maar waar
toe zouden we ons eigenlijk druk maken
en zoo veeleischend zijn? Wat heeft Am
sterdam eigenlijk zelf voor monnmeriten?
Dit eene kan er nog wel bij !"
Doch men moet juist andersom redenee
ren en niet blijven stilstaan bij hetgeen hier
vroeger ontworpen werd. Men dient zich
aftevragen, hoe het zou kunnen zijn, en van
dezen tijd redelijkerwijze verlangd mag
worden.
Het gegeven Is werkelijk een schoener
oplossing waardig. Een goede zou onze stad
tot niet gering sieraad strekken en bovenal
het Tsechische volk /elf. Ji is omdat Am
sterdam aan standbeelden zoo arm is, moeten
de weinige die er komen, superiair zijn.
H. J. M. W A L EN K A .M I' Cz.