Historisch Archief 1877-1940
28 April '23. - No. 2392
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NE'DERLAND
DE MEMORIE VAN GOUVERNEUR VAN HEEMSTRA
Teekening voor De Amsterdammer" door Joh. Braakensiek
Suriname: Mag ik nou niks zeggen als mijn eigen potje gekookt wordt?''
niiiiitiiiiiiimii
CHARIVARIA
eutfcf)[anb, eutfcï)lanb ueber
De waanzin van het duurdansen."
Ach, het is toch niet zoo zwaar om
aan de klok te draaien !"
(Haarlem's Dagblad).
Voor de fijnere ensceneeringen zou
hem het kleine Academie-theater ter
vervoeging gestaan hebben."(Telegraaf)
Het juiste woord op de juiste plaats
Ooedkoope prijzen."
(N. R. C., Letterkunde)
De begrafenis van wijlen den heer
Smit, die zooals wij reeds berichtten
te Frankfort is overleden, zal volgen?
uitdrukkelijken wensch aldaar be
graven worden." (O. H. C.)
Thans is men bezig het overtollige
water dat op het weiland staat, leeg
te maken." (O. H. C.)
Gaat 'm zien, gaat 'm zien!
Den heer Sijthoff werd een pla
quette aangeboden, die zijn borstbeeld
draagt, een werk van den beeldhouwer
Hagedoorn, die op de trap naar de
eerste verdieping bij de directiekamers
is geplaatst." (N. v. d. D.)
Iemand wenscht zijn tijgerhuid
met nagels en schedel te ruilen."
(Adv. Del i Ct.)
de schrijver van de boeken" en de
boekenschrijver", de stem der vrouw" en de
vrouwenstem", het werk van de mannen"
en mannenwerk". Altijd staat hier bij den
vollen vorm een 2e n.v. van bezit, van afkomst,
maar geeft in de samenstelling het eerste lid
de soort aan of den aard van het andere deel.
Terwijl men nu dit verschil bij de substan
tieven in 't oog houdt, begint het onzen
taalkladders te schemeren, zoodra zij met
persoonsnamen te doen krijgen; zij steken
dan terstond de tong uit en gaan aan 't likken.
De persoonsnamen worden dan zonder
mededoogen van hun zelfstandigheid beroofd en
als lorren en vodden behandeld.
Brieven door Potgieter geschreven, mogen
niet meer brieven van Potgieter blijven, maar
verschrompelen tot Potgieterbrieven. Een hand
schrift van Dante, ook al ware het door den
goddelijken poëet zelf geschreven, krimpt
ineen tot Dante-liandschrift.",,Er hangen nog
enkele Goethe-portretten", vertelde onlangs
Me|. Minnema in de Groene. Eilieve, waarde
dame, smaken u dan ook de Goelhe-aeboortc,
de Goethe-dood, de Goethe-Faust, de
Goetheonden, de Goethe-liuizen? Het Donders-monu
ment te Utrecht! Dat is dondersch gevloek.
De vervaarlijkste afgrijselijkheid echter
begaan zij, die persoonsnamen vastbonken
aan substantieven, die verbale nomina zijn,
d.i. die van een transatief werkwoord afgeleid
voor ieder nuchter gebleven mensen ten dui
delijkste de kracht van een handeling bezitten
en daarom den persoonsnaam, die hun voor
werp is, niet vóór zich dulden. Tot dusver was
in onze geschiedenis nog niet gesproken van
de Oldenbarneveldtterechtstelling, de De
Grootgevangenzetting, de De Ruyterbegrafenis. Kom
aan, mijneheeren Pik, Duyser, Ten Bouwhuys,
gij kunt er veilig mede beginnen. Het staat
uiterst f risch en modern.Het tiert al uitlokkend
inde keet, ieder moet met zijn tijd weten mee
te gaan. De Timmermanshulde te Lier ! Wordt
daar n timmerman befuifd of viert men
al de nietsdoeners in dit ambacht? Misschien
beidt mij nog eens een Hajehulde. Ik zal 't
besterven om de gedachte en om het woord.
Wat al herdachte personages hebben wij
in den laatsten tijd niet gehad. En wat hebben
hun bewonderaars deze slachtoffers uit pure
liefde tot den kop toe in de stijfsel gezet:
Rénan-herdenking, Pasteur-herdenking, Mo
lière-herdenking, Multatuli-herinneringen kwa
men er bij. Kon men hen ten minste nog
losweeken, omdat hun namen bekend waren, bij
minder doorluchtige grootheden was dit een
heel moeilijk, ja soms onbegonnen werk.
Wie waagt zich met mij aan het bepeinzen
van de gestopte woordworst
ConcertgebouwReger-herdenking"? Het is blijkbaar een
soortgelijk raadsel als de
Alpenkragenbittermagen, die dat jongetje, u weet wel, bij den
apotheker moest halen, en waarin hij haast
stikte. Dit knaapske echter kreeg 't slechts
nmaal benauwd, maar de Nederlandsche
taal ziet men elk oogenblik gesmoord.
(Wordt vervolgd)
CH. F. H A j E
Rule, Brittania!
Ons land heeft nauwelijks ooit
dragelijke postzegels gekend."
(N. v. d. D.)
De contracten waren als regel ge
sloten voor 25 jaar." (N. v. d. D.)
iiiiiiiiiiiimiiimiiliiiiiiiiiiimimiiiiiiiiimiiiiMniiiMiMiiu
ONTCIJFERKUNST
De jnajjers en de fnuiters
Parachute-sprong fnaf den
bovenvleugel. Hij wierp zich fnuit het toe
stel." (O. d. H.)
Verloren fnaf Groningen tot
Zuidlaarderveen een autodeur."
(Adv. N. D.)
De spelersv treden fnuit dit onbe
perkte zwart óp." (Tel.)
Vertalen fnuit het Duitsch in het
Hollandsen." (Adv. N. R. C.)
Taaiverrijking
Laat ik volstaan met een paar be
levingen aan de vergetelheid te ont
rukken." (De Ned. Jager)
Beklemtoond moet worden, dat ook
daar oppositie bestaat." (De Ct.)
Zij levert argumenten welke, om
dat zij van ook-arbeiders komen, voor
hen de beste zijn." (Volk)
Ontoerekeningsvatbaar. Ontoere
keningsvatbaarheid." (Tel.)
De toegang is van entree vrijge
steld." (Populair Wetenschapp.
Ontwikkeling-Club, Arnhem)
Meer populair dan wetenschappelijk.
Men zou anders zeggen dat hier
alles voor het bekende: Nic Rhodus
Nic Salta pleitte." (N. R. C.)
? Nog bekender is Nic Carter.
iiimiiiiiiiimiiiiii iiiiiiiiiiiitniitiiiiiiiiiiii min m
TAALVERWOESTING
HET AANLIKKEN VAN PERSOONSNA
MEN AAN SUBSTANTIEVEN.
(Vervolg)
Bestaat er verschil tusschen de fiets van
den jongen" cu ,,de jongensfiets"? Welzeker
niet waar? in het eerste is jongen de bezitter
van de fiets in het tweede geeft jongens de
soort van de fiets aan en heeft het feitelijk
de waarde van een bijv. uw. Vergelijk ook,
XV.
Probleem 28 is een voorbeeld van verbor
gen schrift. Men noemt geheimschrift ver
borgen schrift, wanneer de ware mededeeling
niet op het eerste gezicht als zoodanig opvalt.
Nu eens zijn het zekere chemicaliën, die ons
in staat stellen schriftelijke berichten te
maskeeren, dan weer nemen we onze toe
vlucht tot woorden, die als misleidend om
hulsel aan het bericht een andere beteekenis
geven of zoeken we ons heil in een verdeeling
der woorden in letters, der letters in brok
stukken, die alleen door den ingewijde op
snelle wijze kunnen worden teruggebracht
tot het oorspronkelijke geheel.
Waarschijnlijk moeten dergelijke methoden
als de oudste vormen van geheimschrift wor
den beschouwd. In elk geval kunnen zij soms
van dienst zijn in omstandigheden, waarin
het gebruik van gewoon geheimschrift on
mogelijk is.
Schreef niet Madame de ,Saint-Andréin
1560 aan den Prins van Condétijdens zijn
gevangenschap te Orléans:
Croyez-moi prince, préparez-vous a
la mort, Aussi bien vous sied-il mal de
vous défendre. Qui veut vous perdre est
ami de l'Etat: On ne peut rien voir de
plus coupable que vous. Ceux qui,
par un véritable zèle pour Ie roi'
vous ont rendu si criminel, taient
bonnêtes gens et incapables d'être
subornés. Je p-rends trop d'intérêt a
tous les maux que vous avez faits en
votre vie pour vouloir taire
que l'arrêt de votre mort n'est
un si grand secret. Les scélérats, car
c'est ainsi que vous nommez mix
qui ont osévous accuser méritaient
aussi justement récompense, que vous
la mort qu'on vous préparé; votre seul
entêtement vous persuade que votre seul
mérite vous a fait des ennemis,
et que ce ne sont pas vos crimes
qui causent votre dis-grace. Niez
avec votre effronterie accoutumée
que vous ayez eu aucune part a
tous les criminels projets de
la conjuration d'Amboise. Il 'est pas
comme vous vous l'êtes imagin
impossible de vous convaincre. A
tout hasard, recommandez-vous a
Dieu.
waarvan men de ware beteekenis lezen kan
door de even regels over te slaan.
In hoeverre sommige verborgen
schriftvormen geschikt zijn om in onze rubriek te
worden opgenomen, zal den lezer spoedig uit
enkele op te geven puzzles duidelijk worden.
Wanneer men in probleem 28 alle woorden
schrapt, welke niet door de reeks l 4 7 enz.
worden aangegeven verschijnt de ware tekst:
,.Vertrek naar Parijs"
Verschillende wegen hebben de
ontraadselaars tot de ontcijfering van probleem 27
gevoerd. Zoo heel gemakkelijk was dat niet.
J. M. S. te H. vulde 4 kantjes met zijn logisch
beredeneerde oplossing; B. H. C. te B. werd
door het oneven aantal letters van het
kryptogram in zijn ontraadseling bemoeilijkt;
T. v. P. te U. ziet thans weer zijn letters
in de ontcijferkolommen. Uw beide vorige
brieven hebben mij niet bereikt.
PROBLEEM 29.
In de detektifroman van Herman Midden
dorp Het Mysterie van Mont-St.-Jacques"
seint de beroemde Henry Crampton het
volgende telegram aan den chef van de
Suretéte Parijs,
Patiënt niet dood, toch is mijn vermoeden
juist, bevestig onze diagnose."
Eddy ziet aan een eigenaardigen trek om
Crampton's mond, dat het telegram iets
geheimzinnigs moet bevatten. Ziet gij het
ook?
PROBLEEM 30.
. In de journalen van Constantijn Huygens
den Zoon komen enkele gedeelten voor in
geheimschrift.
Voor zoover mij bekend is, zijn deze tekst
gedeelten tot den huidigen dag onontcijferd
gebleven. Men vermoedt dat de inhoud niet
belangrijk is. Hoe hetzij, hier volgt een frag
ment: *
26 Woonsd. Was smergens wat wandelen.
Nae de middach gingh de Rame en ick rijden in
een koets nae Berchem b. mregtvelenn
p h n o d e s r. en droncken daer wat vin
claeret k s i_l e nkukbonsttpnoeglft
rugomgpesliean. Savonts quam de
prince van Tarente, en de Rame sprack hem,
maar ick niet....
Brieven voor Vrijdag a.s. over n week te
zenden aan het sekretariaat van de Amster
dammer", Keizersgracht 333, Amsterdam on
der het motto
F R i M A
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlIIlllllllllllllIIIIMItllll
SCHILDERKUNSTKRONIEK
PORTRETTEN DOOR LEDEN VAN Pui.cnRI
STUDIO I.
Deze tentoonstelling geeft geen overzicht
van den tegenwoordigen staat der portret
kunst in Holland. Gemist worden bijv. van
Konijnenburg, Haverman, Sluyters, Gestel,
de Rouville, etc., terwijl sommige der ten
toonstellenden veel beter konden zijn ver
tegenwoordigd. Het is te betreuren, dat
Pulchri Studio opnieuw tekort schoot; een ge
legenheid toch had het genootschap ons te
toonen, wat in Holland de portretschilders
vermochten, maar benauwdheid des geestes
overwon hier (voor de hoeveelste maal?) de
nobeler mogelijkheid. En zelfs is hier geen
verontschuldiging, dat wat er is, zoo goed
mogelijk werd gekozen er hangen in Pulchri
Studio een aantal misdaden" tegen de schil
derkunst, die eenmaal opgeborgen in Salon
of ander staatsievertrek dat vertrek of dien
salon nooit meer hadden moeten verlaten
dan ter vernietiging....
Maar wat vindt ge er?
FLORIS ARNTZENIUS is slechts om twee
werken te noemen, om 't zelfportret (No. 7)
en om het portret van Mevrouw Arntzenius (1)
in 't zwart, met een hoed op. Hier vindt ge
nooit diepe maar toch draaglijke schilder
kunst, waar het schilderlijke het psycholo
gische natuurlijk overtreft (evenals in No. 6,
een jongmensch met een groen dasje). De
overige werken zijn leeg, en beteekenen niets.
Het is daarenboven een misverstand een
schapeschilder als van der Weele zóó te geven,
als ware hij van de geestelijke belangrijkheid
van een renaissance-meester, en als had hij
die belangrijkheid (een gewaande in dit ge
val) ook uitgedrukt door de omgeving. Nuch
ter, zuiver realisme had zulken kleinen schil
der beter getypeerd.
PAUL ARNTZENIUS zond een Ouden Zee
man (8), een schets van zijn vader op zijn
doodsbed (9) en een studie naar den heer
G. Weyland. Zonder twijfel kon de doode
doordringender zijn gekarakteriseerd, maar
er is toch liefdevols in het licht dat om het
gezicht vlaagt. Van de overige twee is de
Oude Zeeman als schildering het aangenaamst.
M. ADAMSE bezit altijd een eenvoudige
innigheid. Hij is een van de weinigen, als hij
zoo realistisch mogelijk is, die het burgerlijke
verzachten kunnen door een innigheid (een
goed-hollandsche schildereigenschap !) Van
de twee werkjes, die hij laat zien, is het kinder
portret het zekerst en zuiverst (12).
D. BAUTZ vertoont in de werken (wit 23 en
wit 152) een invloed vanWillem van Konijnen
burg, maar niet een wei-begrepen invloed. De
stellingen van Van Konijnenburg zijn niet
geschakeerd door de persoonlijkheid van
Bautz; het werk is imitatie (die altijd als vaag
aandoet); het is geen eigen bekentenis. Bant/.
vergeet daarbij, dat het niet iedereen gegeven
is het heroïsche portret te schilderen. Het
noodige voor dezen begaafden romantischer!
colorist is d'inkeer tot zichzelven, of liet vin
den van zichzelf in de stellingen van Van
Konijnenburg, zoo hij dit zijn weg acht.
Het lijkt mij voor hem den verkeerden
weg.
Jan Bakker noch W. C. Bleckir.ann hebben
iets van een portretschilder; Bakels (het blijkt
uit een stijfjes-curieus jongensbeeltenisje) is
kenmerkender landschapschilder, dan die
van menschen. Bron's portret van zijn moeder
en de Buisman's Doopsgezinde Regenten;
Butter's Mevrouw Haver Droeze (?) noch
Dooyewaard noch Singer verrijken in welk
opzicht ook deze uitstalling.
In BUISMAN'S regenten is de band der groe
peering niet geknoopt; psychologisch zijn
koppen en handen onbelangrijk.
Levendig is POL DOM'S meneer L. De schil
derkunst definieert hier ten minste een wezen ;
een praecieus oud dametje maakte Jan van
Essen (30). Gratama en Franken zonden niets,
dat goed is; van Goedhart vermeld ik het
meisje (?) met den mantel; van Gratiss een
als markiezin verkleede (uit 1920). Over Me
vrouw Hameetman?Schlette, dient gezwegen
te worden; meer niet.
MEJ. VAN HASSELT laat opnieuw het por
tret van haar vader zien (uit 1914) .Indertijd
heb ik op de aandachtigheid gewezen, waar
mee het geheel werd benaderd; het is in haar
uitingen diegene, die zij nog niet overtrof.
Van Horssen zond een romantisch-roode in;
VAN DER HEUS drie portretten: Mevrouw U..
in alle staatsie zooals dat heet (1920; No. 43);
een meisje in rooden rijrok (uit 1921) voor
een lucht, en HAVERMAN (uit 1920)
gesticuleerend, pratend voor een achtergrond van
figuren en stilleven.
VAN DER HEM is een schilder, die heel wat
kan, zooals men dat gaarne nadrukkelijk zegt,
maar wat baat dat kunnen alleen, zoo geen
innerlijk, geen innigheid er in dit geval ach
ter zit?" Het portret van Mevrouw U., met
de leelijkgeschilderde handen, met de kleur,
die geen kleur ooit is, omdat ze geen
verteedering bezit, is een object, dat alleen in een
pronkzieke-burgerlijke kamer meedoet met
het overige leelijke .(Ik bedoel met dit burger
lijk hier geen schraalheid van finantieè'n,
maar schraalheid des geestes). Het meisje in
't paardrijcostume, het mist de deftigheid
van den engelschen schilder, die zulk geval
behandelt; het mist het vicieuze (even aan
geduid door den schilder in de oogen) dat het
werk op andere wijs belangrijk had kunnen
maken. Het mist dus spiritualiteit.
En Havennaii's porlret? Het lijkt mij voor
Haverman buitengewoon onaangenaam zóó
getypeerd voor het nageslacht te moeten
komen; te veel lijkt hij hier toch op een
oneerbaren, sluwen, toch schuwen faun! Ik
kan niet aannemen, dat Van der Hem deze
typeering heeft bedoeld; dat ware eenerzijds
een verdediging van het werk. Maar ander
zijds verdedigt dan dit portret niet voldoende
zichzelf, anders zou het mij zulken innerlijken
afkeer niet wekken. De levendigheid van de
voorstelling zit in den mond en in de handen
?-?- maar de kleine handen zijn zwak gekarak
teriseerd, en de kleur van het geheel, vooral
ook van den rooden mond, is zonder eenige
noblesse. Zelden zag ik een portret, zoo psy
chisch onaangenaam.
HOI.I.ANDSCIIE KUNSTENAARSKRING (STEDE
LIJK MUSEUM, AMSTERDAM).
Hoewel ze niet altijd belangrijk zijn (dat
kan zeer moeielijk !), iser in de tentoonstellin
gen van den Hollandschen kunstenaarskring
altijd leven en dikwijls iets nieuws, of iets
onverwachts in den goeden zin. Betrekkelijk
nieuw is B e n d i e n. De twee teekeningen:
Jood met monocle (6a) en de teekening: Man
in een café(lob) zag ik pas in den Haag bij
d'Audretsch waar d'ecne trof door het ex
pressieve, de andere door de gevoeligheid in
het zwart-en-wit. Eveneens merkwaardig,
en meer merkwaardig, is 't Circus" (1), met
het witte paard en den piqueur. De expressie
is hier gansch anders dan bij Maks (wiens
circusstudie, 67, het meest innerlijk was van
de zes werken); het werk is veel minder natuur
getrouw dan bij Maks; ge zoudt kunnen zeg
gen, zoo ge ironisch wondt zijn, dat het paard
wel een gebeeldhouwd lijkt, maar toch is niet
te ontkennen, dat het dier als iets voornaams
en heiligs haast, de open ruimte van de arena
omcirkelt, waar smal en rijzig in het midden
de piqueur staat. Elsa Berg geeft geen aan
leiding tot opmerkingen; COLNOT met zijn
beschaafde diepe kleur (zie 35, 37, 42) ajleen
tot deze, dat de verf niet genoeg
gespiritualiseerd is, vergeestelijkt, en, zóó, het effect
vermindert. JAN GREGOIRE is te prijzen, min
der om zijn decoratief" schilderij, dan om
Job en om een werkelijk goede portretstudie
van een gebaarden man; er is daar eigens, en
eenvoud. Van Harmen Meurs vermeld ik 73
(grotte des Aplatis) 79 Port Joinville, en de
vrouw in geel (Esther); van Otto van Rees een
portretstudie (81) en een landschap (83), van
Schuhmacker landschappen (90, 93, 95 en
twee figuren (94, en 98)....
Wanneer iemand in JAN SLUYTERS het
demonisch-sensueele wil zoeken, in dien zin,
waarin het ook voorkomt bij De Winter, dan
vindt hij dat niet het meest typisch in het
liggend naakt, maar het meest fel en agressief
in het Stilleven met de witte margariet. Het is
een der bekoringen voor mij van het bezien
van schilderwerk om plotseling zulke verras
singen of zulke verduidelijkingen te vinden
en dan soms in het meest verwonderend ge
geven. Over Walter Spies is een ander maal te
schrijven, evenals over de beeldhouwers.
Van CHARLEY TOOROP treft weer hoe sterk
het psychologische in haar is, met welke inten
siteit zij karakteriseert, terwijl een stilleven
verrast; de Wiegman's zijn niet op het krach
tigst vertegenwoordigd (Piet zond meer werk
dan Matthieu) ik wil het artikel besluiten met
een kort woord over GERM. DE JONG, na van
WOLTER het portret van den dokwerker, het
polderhuis en St. Ives (landschap) te hebben
gememoreerd.
GERM. DE JONG. Deze heeft een eigenaardig
talent (dat bleek ook in Arti) hij kan een vorm
elegant en haast verhalend ten hemel doen
stijgen; hij kan in een zonnebloem verbeelding
(niet geheel en al zuiver) de moeiten waard
zijn maar hij is in zijn kleurphantasieën
geneigd naar het coquette; dat is een gevaar, met
alle macht te mijden.
ARTI (AMSTERDAM). De tentoonstelling
in Arti is, als geheel, niet opwekkend. Leven of
kunnen vertoonen. Bakels in zijn besneeuwde
Werf, Mej. v.d. Berg in haar Azalea, en
Stilleven, evenals Colnot (22), Dooyewaard in
een zilveren morgen, van Duimen
Krumpelmann in zijn Drentsch landschap, Dysselhof
zeker in zijn Goudwinden, Mej. Franken in
haar volkskind, Grauss en Hartz in bloemen.
Germ. de Jong is weer elegant in zijn landschap;
Karsen, steeds eender, zichzelf in zijn stads
gezicht (Octoberavond); Mevrouw Kleyntjes,
Stilleven heeft vorm en kleur, Mauve is
verf ijnd-eenvoudig in zijn bruinbeblaerde struiken
onder een grijze lucht (over hem moet ik nog
eens een karakteriseering schrijven)
Monnickendam is krachtig in zijn Stilleven met een figuur,
Mej. van Regteren Altena op haar persoon
lijkst in een Stilleven met blauwen en rooden
(89). Reyenga's Winter is sober en toch niet
arm, Rueter's linksche figuur van de drie zeer
zwak. Sluyters zond twee akrobaten". De
vrouw in het lichtrose gekleed is bij verre het
beste, en ware alleen allicht een beter iets;
Wigger's Huisje (126) is proper geschilderd en
eenvoudig; Wolter's Wintermiddag, in 't
blauwend licht, is een van die werken die
om de zuiverheid ik gaarne zie
PLASSCHAERT
TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN UIT
NOORWEGEN door H. W. Singer Jr. bij Buffa.
Ook na het lezen der zeer verzorgde inlei
ding door Cornelis Veth geschreven voor een
serie van reproducties naar Singer's werken
door de firma Buffa met smaak uitgegeven,
heb ik voor de schilderijen van dezen in Noor
wegen wonenden Amerikaanschen meester
niet warm kunnen worden. De oorzaak daar
van is, dunkt me, niet ver te zoeken.Het zwaar
tepunt van al deze schilderijen ligt in eenzelfde
kalme, sereene, haast objectieve aanschouwing
van een steeds op dezelfde wijze weergegeven
natuur. De aanschouwing is die van een nooit
zijn evenwicht verliezenden, altijd zijn aan
doening beheerschenden heer"; de weergave
die van een zich nimmer verschrijvenden, nooit
van emotie trillenden teekenaar. De unifor
miteit van zijn lijsten en formaten wreekt
zich op den kunstenaar. Zelden komt ge zulk
gelijkmatig werk tegen en ge aarzelt om het
eene doek een voorkeur te geven boven het
andere. Ze verdienen alle een volkomen gelijke
waardeering.
Terecht is opgemerkt dat dit werk de her
innering opwekt aan Japansche houtsneden.
Hokusai en Hiroshige hebben analoge mo
tieven op analoge wijze verwerkt en hun
winterlandschappen zijn evenals die van
Singer de minste niet. Maar in deze
reminiscens ligt tevens een critiek. Ik zou van den
nee* Singer een serie litho's uit Noorwegen
willen zien. Hij moet[eenjfijnengedistingueerd
plaatsbeschrijver zijn en in een reeks zorg
vuldige steenteekeningen zou hij ons een over
tuigend en charmant beeld kunnen geven van
de Noorweegsche natuur, een beeld van blijven
de waarde tevens. Want ik ben niet blind
voor het zeer beschaafde, zeer smaakvolle,
nobele talent dat het zijne is. Maar hij lijkt
me meer een beschrijver, dan een schilder.
Van een schilder verlangt men toch nog iets
anders dan altijd weer gezichten in Noor
wegen". Van een schilder verwacht ge een felle,
doorleefde, bewogen impressie van het eigen
ste der Noorsche natuur, een greep naar het
hoogste, phantaisie en emotie. En dat vind
ik in dit koel-voorname, doordachte, wel
overwogen, bovenal gelijkmatige werk, te
weinig.
H E N N u s