De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 28 april pagina 9

28 april 1923 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

28 April '23. - No. 2392 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NE'DERLAND DE MEMORIE VAN GOUVERNEUR VAN HEEMSTRA Teekening voor De Amsterdammer" door Joh. Braakensiek Suriname: Mag ik nou niks zeggen als mijn eigen potje gekookt wordt?'' niiiiitiiiiiiimii CHARIVARIA eutfcf)[anb, eutfcï)lanb ueber De waanzin van het duurdansen." Ach, het is toch niet zoo zwaar om aan de klok te draaien !" (Haarlem's Dagblad). Voor de fijnere ensceneeringen zou hem het kleine Academie-theater ter vervoeging gestaan hebben."(Telegraaf) Het juiste woord op de juiste plaats Ooedkoope prijzen." (N. R. C., Letterkunde) De begrafenis van wijlen den heer Smit, die zooals wij reeds berichtten te Frankfort is overleden, zal volgen? uitdrukkelijken wensch aldaar be graven worden." (O. H. C.) Thans is men bezig het overtollige water dat op het weiland staat, leeg te maken." (O. H. C.) Gaat 'm zien, gaat 'm zien! Den heer Sijthoff werd een pla quette aangeboden, die zijn borstbeeld draagt, een werk van den beeldhouwer Hagedoorn, die op de trap naar de eerste verdieping bij de directiekamers is geplaatst." (N. v. d. D.) Iemand wenscht zijn tijgerhuid met nagels en schedel te ruilen." (Adv. Del i Ct.) de schrijver van de boeken" en de boekenschrijver", de stem der vrouw" en de vrouwenstem", het werk van de mannen" en mannenwerk". Altijd staat hier bij den vollen vorm een 2e n.v. van bezit, van afkomst, maar geeft in de samenstelling het eerste lid de soort aan of den aard van het andere deel. Terwijl men nu dit verschil bij de substan tieven in 't oog houdt, begint het onzen taalkladders te schemeren, zoodra zij met persoonsnamen te doen krijgen; zij steken dan terstond de tong uit en gaan aan 't likken. De persoonsnamen worden dan zonder mededoogen van hun zelfstandigheid beroofd en als lorren en vodden behandeld. Brieven door Potgieter geschreven, mogen niet meer brieven van Potgieter blijven, maar verschrompelen tot Potgieterbrieven. Een hand schrift van Dante, ook al ware het door den goddelijken poëet zelf geschreven, krimpt ineen tot Dante-liandschrift.",,Er hangen nog enkele Goethe-portretten", vertelde onlangs Me|. Minnema in de Groene. Eilieve, waarde dame, smaken u dan ook de Goelhe-aeboortc, de Goethe-dood, de Goethe-Faust, de Goetheonden, de Goethe-liuizen? Het Donders-monu ment te Utrecht! Dat is dondersch gevloek. De vervaarlijkste afgrijselijkheid echter begaan zij, die persoonsnamen vastbonken aan substantieven, die verbale nomina zijn, d.i. die van een transatief werkwoord afgeleid voor ieder nuchter gebleven mensen ten dui delijkste de kracht van een handeling bezitten en daarom den persoonsnaam, die hun voor werp is, niet vóór zich dulden. Tot dusver was in onze geschiedenis nog niet gesproken van de Oldenbarneveldtterechtstelling, de De Grootgevangenzetting, de De Ruyterbegrafenis. Kom aan, mijneheeren Pik, Duyser, Ten Bouwhuys, gij kunt er veilig mede beginnen. Het staat uiterst f risch en modern.Het tiert al uitlokkend inde keet, ieder moet met zijn tijd weten mee te gaan. De Timmermanshulde te Lier ! Wordt daar n timmerman befuifd of viert men al de nietsdoeners in dit ambacht? Misschien beidt mij nog eens een Hajehulde. Ik zal 't besterven om de gedachte en om het woord. Wat al herdachte personages hebben wij in den laatsten tijd niet gehad. En wat hebben hun bewonderaars deze slachtoffers uit pure liefde tot den kop toe in de stijfsel gezet: Rénan-herdenking, Pasteur-herdenking, Mo lière-herdenking, Multatuli-herinneringen kwa men er bij. Kon men hen ten minste nog losweeken, omdat hun namen bekend waren, bij minder doorluchtige grootheden was dit een heel moeilijk, ja soms onbegonnen werk. Wie waagt zich met mij aan het bepeinzen van de gestopte woordworst ConcertgebouwReger-herdenking"? Het is blijkbaar een soortgelijk raadsel als de Alpenkragenbittermagen, die dat jongetje, u weet wel, bij den apotheker moest halen, en waarin hij haast stikte. Dit knaapske echter kreeg 't slechts nmaal benauwd, maar de Nederlandsche taal ziet men elk oogenblik gesmoord. (Wordt vervolgd) CH. F. H A j E Rule, Brittania! Ons land heeft nauwelijks ooit dragelijke postzegels gekend." (N. v. d. D.) De contracten waren als regel ge sloten voor 25 jaar." (N. v. d. D.) iiiiiiiiiiiimiiimiiliiiiiiiiiiimimiiiiiiiiimiiiiMniiiMiMiiu ONTCIJFERKUNST De jnajjers en de fnuiters Parachute-sprong fnaf den bovenvleugel. Hij wierp zich fnuit het toe stel." (O. d. H.) Verloren fnaf Groningen tot Zuidlaarderveen een autodeur." (Adv. N. D.) De spelersv treden fnuit dit onbe perkte zwart óp." (Tel.) Vertalen fnuit het Duitsch in het Hollandsen." (Adv. N. R. C.) Taaiverrijking Laat ik volstaan met een paar be levingen aan de vergetelheid te ont rukken." (De Ned. Jager) Beklemtoond moet worden, dat ook daar oppositie bestaat." (De Ct.) Zij levert argumenten welke, om dat zij van ook-arbeiders komen, voor hen de beste zijn." (Volk) Ontoerekeningsvatbaar. Ontoere keningsvatbaarheid." (Tel.) De toegang is van entree vrijge steld." (Populair Wetenschapp. Ontwikkeling-Club, Arnhem) Meer populair dan wetenschappelijk. Men zou anders zeggen dat hier alles voor het bekende: Nic Rhodus Nic Salta pleitte." (N. R. C.) ? Nog bekender is Nic Carter. iiimiiiiiiiimiiiiii iiiiiiiiiiiitniitiiiiiiiiiiii min m TAALVERWOESTING HET AANLIKKEN VAN PERSOONSNA MEN AAN SUBSTANTIEVEN. (Vervolg) Bestaat er verschil tusschen de fiets van den jongen" cu ,,de jongensfiets"? Welzeker niet waar? in het eerste is jongen de bezitter van de fiets in het tweede geeft jongens de soort van de fiets aan en heeft het feitelijk de waarde van een bijv. uw. Vergelijk ook, XV. Probleem 28 is een voorbeeld van verbor gen schrift. Men noemt geheimschrift ver borgen schrift, wanneer de ware mededeeling niet op het eerste gezicht als zoodanig opvalt. Nu eens zijn het zekere chemicaliën, die ons in staat stellen schriftelijke berichten te maskeeren, dan weer nemen we onze toe vlucht tot woorden, die als misleidend om hulsel aan het bericht een andere beteekenis geven of zoeken we ons heil in een verdeeling der woorden in letters, der letters in brok stukken, die alleen door den ingewijde op snelle wijze kunnen worden teruggebracht tot het oorspronkelijke geheel. Waarschijnlijk moeten dergelijke methoden als de oudste vormen van geheimschrift wor den beschouwd. In elk geval kunnen zij soms van dienst zijn in omstandigheden, waarin het gebruik van gewoon geheimschrift on mogelijk is. Schreef niet Madame de ,Saint-Andréin 1560 aan den Prins van Condétijdens zijn gevangenschap te Orléans: Croyez-moi prince, préparez-vous a la mort, Aussi bien vous sied-il mal de vous défendre. Qui veut vous perdre est ami de l'Etat: On ne peut rien voir de plus coupable que vous. Ceux qui, par un véritable zèle pour Ie roi' vous ont rendu si criminel, taient bonnêtes gens et incapables d'être subornés. Je p-rends trop d'intérêt a tous les maux que vous avez faits en votre vie pour vouloir taire que l'arrêt de votre mort n'est un si grand secret. Les scélérats, car c'est ainsi que vous nommez mix qui ont osévous accuser méritaient aussi justement récompense, que vous la mort qu'on vous préparé; votre seul entêtement vous persuade que votre seul mérite vous a fait des ennemis, et que ce ne sont pas vos crimes qui causent votre dis-grace. Niez avec votre effronterie accoutumée que vous ayez eu aucune part a tous les criminels projets de la conjuration d'Amboise. Il 'est pas comme vous vous l'êtes imagin impossible de vous convaincre. A tout hasard, recommandez-vous a Dieu. waarvan men de ware beteekenis lezen kan door de even regels over te slaan. In hoeverre sommige verborgen schriftvormen geschikt zijn om in onze rubriek te worden opgenomen, zal den lezer spoedig uit enkele op te geven puzzles duidelijk worden. Wanneer men in probleem 28 alle woorden schrapt, welke niet door de reeks l 4 7 enz. worden aangegeven verschijnt de ware tekst: ,.Vertrek naar Parijs" Verschillende wegen hebben de ontraadselaars tot de ontcijfering van probleem 27 gevoerd. Zoo heel gemakkelijk was dat niet. J. M. S. te H. vulde 4 kantjes met zijn logisch beredeneerde oplossing; B. H. C. te B. werd door het oneven aantal letters van het kryptogram in zijn ontraadseling bemoeilijkt; T. v. P. te U. ziet thans weer zijn letters in de ontcijferkolommen. Uw beide vorige brieven hebben mij niet bereikt. PROBLEEM 29. In de detektifroman van Herman Midden dorp Het Mysterie van Mont-St.-Jacques" seint de beroemde Henry Crampton het volgende telegram aan den chef van de Suretéte Parijs, Patiënt niet dood, toch is mijn vermoeden juist, bevestig onze diagnose." Eddy ziet aan een eigenaardigen trek om Crampton's mond, dat het telegram iets geheimzinnigs moet bevatten. Ziet gij het ook? PROBLEEM 30. . In de journalen van Constantijn Huygens den Zoon komen enkele gedeelten voor in geheimschrift. Voor zoover mij bekend is, zijn deze tekst gedeelten tot den huidigen dag onontcijferd gebleven. Men vermoedt dat de inhoud niet belangrijk is. Hoe hetzij, hier volgt een frag ment: * 26 Woonsd. Was smergens wat wandelen. Nae de middach gingh de Rame en ick rijden in een koets nae Berchem b. mregtvelenn p h n o d e s r. en droncken daer wat vin claeret k s i_l e nkukbonsttpnoeglft rugomgpesliean. Savonts quam de prince van Tarente, en de Rame sprack hem, maar ick niet.... Brieven voor Vrijdag a.s. over n week te zenden aan het sekretariaat van de Amster dammer", Keizersgracht 333, Amsterdam on der het motto F R i M A IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlIIlllllllllllllIIIIMItllll SCHILDERKUNSTKRONIEK PORTRETTEN DOOR LEDEN VAN Pui.cnRI STUDIO I. Deze tentoonstelling geeft geen overzicht van den tegenwoordigen staat der portret kunst in Holland. Gemist worden bijv. van Konijnenburg, Haverman, Sluyters, Gestel, de Rouville, etc., terwijl sommige der ten toonstellenden veel beter konden zijn ver tegenwoordigd. Het is te betreuren, dat Pulchri Studio opnieuw tekort schoot; een ge legenheid toch had het genootschap ons te toonen, wat in Holland de portretschilders vermochten, maar benauwdheid des geestes overwon hier (voor de hoeveelste maal?) de nobeler mogelijkheid. En zelfs is hier geen verontschuldiging, dat wat er is, zoo goed mogelijk werd gekozen er hangen in Pulchri Studio een aantal misdaden" tegen de schil derkunst, die eenmaal opgeborgen in Salon of ander staatsievertrek dat vertrek of dien salon nooit meer hadden moeten verlaten dan ter vernietiging.... Maar wat vindt ge er? FLORIS ARNTZENIUS is slechts om twee werken te noemen, om 't zelfportret (No. 7) en om het portret van Mevrouw Arntzenius (1) in 't zwart, met een hoed op. Hier vindt ge nooit diepe maar toch draaglijke schilder kunst, waar het schilderlijke het psycholo gische natuurlijk overtreft (evenals in No. 6, een jongmensch met een groen dasje). De overige werken zijn leeg, en beteekenen niets. Het is daarenboven een misverstand een schapeschilder als van der Weele zóó te geven, als ware hij van de geestelijke belangrijkheid van een renaissance-meester, en als had hij die belangrijkheid (een gewaande in dit ge val) ook uitgedrukt door de omgeving. Nuch ter, zuiver realisme had zulken kleinen schil der beter getypeerd. PAUL ARNTZENIUS zond een Ouden Zee man (8), een schets van zijn vader op zijn doodsbed (9) en een studie naar den heer G. Weyland. Zonder twijfel kon de doode doordringender zijn gekarakteriseerd, maar er is toch liefdevols in het licht dat om het gezicht vlaagt. Van de overige twee is de Oude Zeeman als schildering het aangenaamst. M. ADAMSE bezit altijd een eenvoudige innigheid. Hij is een van de weinigen, als hij zoo realistisch mogelijk is, die het burgerlijke verzachten kunnen door een innigheid (een goed-hollandsche schildereigenschap !) Van de twee werkjes, die hij laat zien, is het kinder portret het zekerst en zuiverst (12). D. BAUTZ vertoont in de werken (wit 23 en wit 152) een invloed vanWillem van Konijnen burg, maar niet een wei-begrepen invloed. De stellingen van Van Konijnenburg zijn niet geschakeerd door de persoonlijkheid van Bautz; het werk is imitatie (die altijd als vaag aandoet); het is geen eigen bekentenis. Bant/. vergeet daarbij, dat het niet iedereen gegeven is het heroïsche portret te schilderen. Het noodige voor dezen begaafden romantischer! colorist is d'inkeer tot zichzelven, of liet vin den van zichzelf in de stellingen van Van Konijnenburg, zoo hij dit zijn weg acht. Het lijkt mij voor hem den verkeerden weg. Jan Bakker noch W. C. Bleckir.ann hebben iets van een portretschilder; Bakels (het blijkt uit een stijfjes-curieus jongensbeeltenisje) is kenmerkender landschapschilder, dan die van menschen. Bron's portret van zijn moeder en de Buisman's Doopsgezinde Regenten; Butter's Mevrouw Haver Droeze (?) noch Dooyewaard noch Singer verrijken in welk opzicht ook deze uitstalling. In BUISMAN'S regenten is de band der groe peering niet geknoopt; psychologisch zijn koppen en handen onbelangrijk. Levendig is POL DOM'S meneer L. De schil derkunst definieert hier ten minste een wezen ; een praecieus oud dametje maakte Jan van Essen (30). Gratama en Franken zonden niets, dat goed is; van Goedhart vermeld ik het meisje (?) met den mantel; van Gratiss een als markiezin verkleede (uit 1920). Over Me vrouw Hameetman?Schlette, dient gezwegen te worden; meer niet. MEJ. VAN HASSELT laat opnieuw het por tret van haar vader zien (uit 1914) .Indertijd heb ik op de aandachtigheid gewezen, waar mee het geheel werd benaderd; het is in haar uitingen diegene, die zij nog niet overtrof. Van Horssen zond een romantisch-roode in; VAN DER HEUS drie portretten: Mevrouw U.. in alle staatsie zooals dat heet (1920; No. 43); een meisje in rooden rijrok (uit 1921) voor een lucht, en HAVERMAN (uit 1920) gesticuleerend, pratend voor een achtergrond van figuren en stilleven. VAN DER HEM is een schilder, die heel wat kan, zooals men dat gaarne nadrukkelijk zegt, maar wat baat dat kunnen alleen, zoo geen innerlijk, geen innigheid er in dit geval ach ter zit?" Het portret van Mevrouw U., met de leelijkgeschilderde handen, met de kleur, die geen kleur ooit is, omdat ze geen verteedering bezit, is een object, dat alleen in een pronkzieke-burgerlijke kamer meedoet met het overige leelijke .(Ik bedoel met dit burger lijk hier geen schraalheid van finantieè'n, maar schraalheid des geestes). Het meisje in 't paardrijcostume, het mist de deftigheid van den engelschen schilder, die zulk geval behandelt; het mist het vicieuze (even aan geduid door den schilder in de oogen) dat het werk op andere wijs belangrijk had kunnen maken. Het mist dus spiritualiteit. En Havennaii's porlret? Het lijkt mij voor Haverman buitengewoon onaangenaam zóó getypeerd voor het nageslacht te moeten komen; te veel lijkt hij hier toch op een oneerbaren, sluwen, toch schuwen faun! Ik kan niet aannemen, dat Van der Hem deze typeering heeft bedoeld; dat ware eenerzijds een verdediging van het werk. Maar ander zijds verdedigt dan dit portret niet voldoende zichzelf, anders zou het mij zulken innerlijken afkeer niet wekken. De levendigheid van de voorstelling zit in den mond en in de handen ?-?- maar de kleine handen zijn zwak gekarak teriseerd, en de kleur van het geheel, vooral ook van den rooden mond, is zonder eenige noblesse. Zelden zag ik een portret, zoo psy chisch onaangenaam. HOI.I.ANDSCIIE KUNSTENAARSKRING (STEDE LIJK MUSEUM, AMSTERDAM). Hoewel ze niet altijd belangrijk zijn (dat kan zeer moeielijk !), iser in de tentoonstellin gen van den Hollandschen kunstenaarskring altijd leven en dikwijls iets nieuws, of iets onverwachts in den goeden zin. Betrekkelijk nieuw is B e n d i e n. De twee teekeningen: Jood met monocle (6a) en de teekening: Man in een café(lob) zag ik pas in den Haag bij d'Audretsch waar d'ecne trof door het ex pressieve, de andere door de gevoeligheid in het zwart-en-wit. Eveneens merkwaardig, en meer merkwaardig, is 't Circus" (1), met het witte paard en den piqueur. De expressie is hier gansch anders dan bij Maks (wiens circusstudie, 67, het meest innerlijk was van de zes werken); het werk is veel minder natuur getrouw dan bij Maks; ge zoudt kunnen zeg gen, zoo ge ironisch wondt zijn, dat het paard wel een gebeeldhouwd lijkt, maar toch is niet te ontkennen, dat het dier als iets voornaams en heiligs haast, de open ruimte van de arena omcirkelt, waar smal en rijzig in het midden de piqueur staat. Elsa Berg geeft geen aan leiding tot opmerkingen; COLNOT met zijn beschaafde diepe kleur (zie 35, 37, 42) ajleen tot deze, dat de verf niet genoeg gespiritualiseerd is, vergeestelijkt, en, zóó, het effect vermindert. JAN GREGOIRE is te prijzen, min der om zijn decoratief" schilderij, dan om Job en om een werkelijk goede portretstudie van een gebaarden man; er is daar eigens, en eenvoud. Van Harmen Meurs vermeld ik 73 (grotte des Aplatis) 79 Port Joinville, en de vrouw in geel (Esther); van Otto van Rees een portretstudie (81) en een landschap (83), van Schuhmacker landschappen (90, 93, 95 en twee figuren (94, en 98).... Wanneer iemand in JAN SLUYTERS het demonisch-sensueele wil zoeken, in dien zin, waarin het ook voorkomt bij De Winter, dan vindt hij dat niet het meest typisch in het liggend naakt, maar het meest fel en agressief in het Stilleven met de witte margariet. Het is een der bekoringen voor mij van het bezien van schilderwerk om plotseling zulke verras singen of zulke verduidelijkingen te vinden en dan soms in het meest verwonderend ge geven. Over Walter Spies is een ander maal te schrijven, evenals over de beeldhouwers. Van CHARLEY TOOROP treft weer hoe sterk het psychologische in haar is, met welke inten siteit zij karakteriseert, terwijl een stilleven verrast; de Wiegman's zijn niet op het krach tigst vertegenwoordigd (Piet zond meer werk dan Matthieu) ik wil het artikel besluiten met een kort woord over GERM. DE JONG, na van WOLTER het portret van den dokwerker, het polderhuis en St. Ives (landschap) te hebben gememoreerd. GERM. DE JONG. Deze heeft een eigenaardig talent (dat bleek ook in Arti) hij kan een vorm elegant en haast verhalend ten hemel doen stijgen; hij kan in een zonnebloem verbeelding (niet geheel en al zuiver) de moeiten waard zijn maar hij is in zijn kleurphantasieën geneigd naar het coquette; dat is een gevaar, met alle macht te mijden. ARTI (AMSTERDAM). De tentoonstelling in Arti is, als geheel, niet opwekkend. Leven of kunnen vertoonen. Bakels in zijn besneeuwde Werf, Mej. v.d. Berg in haar Azalea, en Stilleven, evenals Colnot (22), Dooyewaard in een zilveren morgen, van Duimen Krumpelmann in zijn Drentsch landschap, Dysselhof zeker in zijn Goudwinden, Mej. Franken in haar volkskind, Grauss en Hartz in bloemen. Germ. de Jong is weer elegant in zijn landschap; Karsen, steeds eender, zichzelf in zijn stads gezicht (Octoberavond); Mevrouw Kleyntjes, Stilleven heeft vorm en kleur, Mauve is verf ijnd-eenvoudig in zijn bruinbeblaerde struiken onder een grijze lucht (over hem moet ik nog eens een karakteriseering schrijven) Monnickendam is krachtig in zijn Stilleven met een figuur, Mej. van Regteren Altena op haar persoon lijkst in een Stilleven met blauwen en rooden (89). Reyenga's Winter is sober en toch niet arm, Rueter's linksche figuur van de drie zeer zwak. Sluyters zond twee akrobaten". De vrouw in het lichtrose gekleed is bij verre het beste, en ware alleen allicht een beter iets; Wigger's Huisje (126) is proper geschilderd en eenvoudig; Wolter's Wintermiddag, in 't blauwend licht, is een van die werken die om de zuiverheid ik gaarne zie PLASSCHAERT TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN UIT NOORWEGEN door H. W. Singer Jr. bij Buffa. Ook na het lezen der zeer verzorgde inlei ding door Cornelis Veth geschreven voor een serie van reproducties naar Singer's werken door de firma Buffa met smaak uitgegeven, heb ik voor de schilderijen van dezen in Noor wegen wonenden Amerikaanschen meester niet warm kunnen worden. De oorzaak daar van is, dunkt me, niet ver te zoeken.Het zwaar tepunt van al deze schilderijen ligt in eenzelfde kalme, sereene, haast objectieve aanschouwing van een steeds op dezelfde wijze weergegeven natuur. De aanschouwing is die van een nooit zijn evenwicht verliezenden, altijd zijn aan doening beheerschenden heer"; de weergave die van een zich nimmer verschrijvenden, nooit van emotie trillenden teekenaar. De unifor miteit van zijn lijsten en formaten wreekt zich op den kunstenaar. Zelden komt ge zulk gelijkmatig werk tegen en ge aarzelt om het eene doek een voorkeur te geven boven het andere. Ze verdienen alle een volkomen gelijke waardeering. Terecht is opgemerkt dat dit werk de her innering opwekt aan Japansche houtsneden. Hokusai en Hiroshige hebben analoge mo tieven op analoge wijze verwerkt en hun winterlandschappen zijn evenals die van Singer de minste niet. Maar in deze reminiscens ligt tevens een critiek. Ik zou van den nee* Singer een serie litho's uit Noorwegen willen zien. Hij moet[eenjfijnengedistingueerd plaatsbeschrijver zijn en in een reeks zorg vuldige steenteekeningen zou hij ons een over tuigend en charmant beeld kunnen geven van de Noorweegsche natuur, een beeld van blijven de waarde tevens. Want ik ben niet blind voor het zeer beschaafde, zeer smaakvolle, nobele talent dat het zijne is. Maar hij lijkt me meer een beschrijver, dan een schilder. Van een schilder verlangt men toch nog iets anders dan altijd weer gezichten in Noor wegen". Van een schilder verwacht ge een felle, doorleefde, bewogen impressie van het eigen ste der Noorsche natuur, een greep naar het hoogste, phantaisie en emotie. En dat vind ik in dit koel-voorname, doordachte, wel overwogen, bovenal gelijkmatige werk, te weinig. H E N N u s

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl