Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Mei '23. - No. 2394
Dr. VERVIERS ANIMEERT DE FIERE JONGELINGSCHAP
Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan
,,Grenadiers daar is de 18e Brumaire.
MiiiiiiMiimimiimiMMiiiii
ZELFSTANDIGHEIDSPOLITIEK EN HARE
VOORWAARDE
In de vergadering der Eerste Kamer van
26 April 1.1. heeft prof. Anema in zijn zeer
belangwekkende rede gevraagd welke ge
volgen voor Nederland's internationale positie
de politiek heeft, door Minister van Karnebeek
onlangs als zelfstandigheids-politiek" ge
doopt in tegenstelling met den meer nega
tieven naam van neutraliteits-politiek".
De Minister heeft daarop met groote klaar
heid geantwoord. Leidt deze politiek niet
tot isolement?" vroeg prof.Anema. Ik heb
zei de minister in de Memorie van Ant
woord doen uitkomen, dat dat begrip van onze
politiek allerminst behoeft te leiden tot
isolement. Dat begrip brengt mede, dat
Nederland zich zelf zij; dat Nederland in zijn
optreden in de Statensamenleving sta op
eigen beenen en niet leune naar rechts of naar
links. Ik heb uiteengezet, dat het voor
Nederland daarom van zooveel belang is
om die politiek te volgen, wijl het daardoor
deelachtig kan worden een vertrouwens
positie, die het in staat stelt om zich op het
gebied van de rechtskundige ontwikkeling
des te beter te doen gelden. Het moet zoo
worden dat iedere Regeering wete en ervan
overtuigd zij, dat, wanneer men met Nederland
te maken heeft, men met Nederland alleen
heeft te doen, dat men bij Nederland kan
komen met een exposévan overwegingen
zonder voorbehoud te maken, met het oog
op de mogelijkheid dat Nederland in de
politieke belangensfeer van anderen is opge
nomen".
En iets verder. Ik heb mij afgevraagd,
of prof. Anema niet een zekeren sprong deed,
toen hij het verlangen uitsprak, dat de deel
neming van Nederland aan den uitbouw van
de rechtskundige ordening in de
Statensamenleving er toe zou leiden, dat Nederland
op de machtspolitiek invloed ging uitoefenen
alleen of in vereeniging met andere Staten....
Toen men den Volkenbond in het leven riep,
stelde men zich althans in zekere kringen voor,
dat de oorlog zou worden gevolgd door een
soort ethisch réveil, waarin de Volkenbond
zou passen. Dat réveil is uitgebleven en dat
heeft de positie van den Volkenbond moeilijk
gemaakt. Dat wil daarom niet zeggen, dat riet
Nederland het mogelijke moet doen om tot
dien verderen uitbouw te geraken, maar ik
ga niet zoover van met dien geachten afge
vaardigde te verwachten, dat men daarin
aanstonds zal kunnen slagen in dien zin,
dat men dat bolwerk tegenover de machts
politiek met succes zal kunnen opwerpen. In
geen geval evenwel zou ik er toe willen mede
werken, dat door het treden, uit een meer in
het bijzonder voor Nederland weggelegde taak,
op het gebied van de algemeene internationale
politiek, Nederland in moeilijkheden zon wor
den medegesleept, welke het zich zelf had kun
nen besparen. Ik bedoel daarmede dit: en ik
herinner mij in dat verband een opmerking
van den heer Verkouteren, dat Nederland zou
moeten opkomen voor alle mogelijke klachten,
die op het oogenblik in de wereld zouden kun
nen worden gehoord. Neen, daarmede zal
Nederland voorzichtig, zeer voorzichtig moe
ten zijn. Men moet ook in het internationale
niet verder willen springen dan zijn polsstok
reikt en Nederland moet ter wille van zijn posi
tie in de Statensamenleving blijk geven van
iiiiimiiiiiinimiiiiiiiiii
niillillllllliltllllllliitinii
IIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIHMIIIII11I
SHAKESPEARE
EN NEDERLAND
In October van het vorige jaar werd ik door
toevallige omstandigheden in de gelegenheid
gesteld om met een aantal mijner leerlingen
een bezoek te brengen aan Brooks House",
een statig heerenhuis (thans ziekenhuis) in
Hackney, een der voorsteden van Londen.
Tot voor korten tijd was bedoelde woning
alleen bekend als een bezienswaardig woon
huis uit den tijd van Koningin Elisabeth, waar
verschillende leden van de koninklijke fa
milie achtereenvolgens verblijf hielden. In
den allerlaatsten tijd is men er echter meer
aandacht aan gaan schenken, omdat men
meent dat de auteur van de tooneelstukken,
die onder den naam van Shakespeare',
zijn uitgegeven, hier heeft gewoond, ja een
groot aantal dezer stukken heeft geschreven.
Mocht men hieromtrent meerdere zekerheid
kunnen krijgen dan zal Brooks-House" voor
Amerikanen en andere belangstellenden een
bedevaartplaats worden, die aan
Stratfordon-Avon doodelijke concurrentie zal aandoen.
Het is dus te begrijpen dat wij ons de gelegen
heid niet lieten ontnemen om als eerste
buitenlanders, onder leiding van Colonel Ward,
deze plek te bezoeken.
Aan deze ontdekking" zit heel wat vast.
Ik mag er niet aan denken de lezers van
dit blad volledig mede te deelen wat dien
aangaande in den laatsten tijd is gepubliceerd.
Er zijn echter twee redenen, die maken dat
de zaak, waarom het hier gaat (in het con
servatieve Engeland tot nog toe on typische
wijze doodgezwegen) ook voor ons Hollanders
van eenig belang kan worden geacht.
De eerste reden is dat Shakespeare toch
ongetwijfeld tot de kleine groep personen
behoort', die ver hoven elke nationaliteit ver
heven zijn. Zooals Walter Savage Landor het
heeft uitgedrukt: Shakespeare is not our
poet, but the world's". Shakespeare is zoo'n
universeele geest, zoo'n uitermate interes
sante verschijning, dat ieder die van zijn stuk
ken heeft genoten, vanzelf den drang in zich
zal voelen opkomen om van dezen schrijver
iets meer af'te weten, een tipje op te lichten
van den sluier, die over dezen naam hangt.
Want, wanneer men de feiten laat spreken
l'jkt liet toch welhaast uitgesloten, dat de
Stratford-tooneelspeler van dezen naam al
c'ie tooneelstukken zou hebben geschreven.
Alles wat wij van dezen man afweten,
van ziin ouders, die geheel ongeletterd waren,
van zijn eigen dochter, die een akte slechts
met een kruisje kon teekenen, en zoo veel
meer, pleit daartegen. Ik weet wel dat over
dit vraagstuk vele boeken en nog meer arti
kelen zijn verschenen. Men krijgt evenwel
sterk den indruk dat hier meer met gevoelens"
gewerkt is, dan dat men het vraagstuk op
wetenschappelijke wijze heeft aangepakt.
Het is tocil wel typeerend dat in de
PublicRecord-Office" nog officieele bescheiden
liggen, die tot op heden door de Engelschen
niet verwerkt" zijn. Ze liggen daar nog:
unprinted, incalendared and even
uncataiogued", zooals Sir Sidney Lee in de Times
van 6 Februari j.l. opmerkte.
Ook zij die vasthouden aan de
Stratfordtheorie, zullen dus met instemming de op
richting van de Shakespeare-Fellowship ver
nemen, een vereeniging, die zich ten doel
stelt objectief de feiten te onderzoeken en
in deze zaak meerdere klaarheid te brengen 1).
Colonel B. R. Ward, hierboven genoemd, is
de stichter en ziel van deze vereeniging. Dat
men echter een ruim en onbevooroordeeld
standpunt in wil nemen blijkt wel uit het
feit dat personen van verschillende rich
ting" gevraagd (en bereid gevonden) werden
om iu het bestuur zitting te nemen.
Verschillende publicaties in den laat
sten tijd over dit onderwerp verschenen,
in en buiten Engeland, (voornamelijk liet
boek van Prof. Lefranc, getiteld Sous Ie
masque de William Shakespeare" en van
Mr. Looney: Shakespeare Identified", bei
de onafhankelijk van elkaar in November
1918 uitgegeven) wezen er op dat Shakes
peare" behoorde tof den kring van de Earls
van Oxford of van Derby. Mr. Looney meende
ten slotte (op zeer deugdelijke gronden, naar
mij wil voorkomen) dat Edward de Vere, de
17e Earl van Oxford, de gezochte persoon is.
Zeer veel pleit daarvoor; hij was zeer vaardig
met de pen : allerlei bijzonderheden in verschil
lende stukken, welke alleen bekend konden
1) Secretaris is Col. B. R. Ward, 28 Fitz
George Avenue, London N. W. 14.
VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS
een verstandig beleid, wil het het vertrouwen
houden, dat tot nog toe Nederland ten deel is
gevallen".
Men moet hier vóór alles op het accent let
ten.
Ook door anderen dan Min. H. van
Karnebeek is ervan tijd tot tijd op gewezen dat Neder
land geen politieke verbonden behoort te
sluiten. Mr. Dresselhuys heeft in een rede,
24 Februari 1922 gehouden op den
Nederlandschen dag in Berlijn (afgedrukt in de
Deutsche Rundschau" van April 1922) tegen
over de ,,Preuszischen Jahrbüchern" en de
Breslauer Neuesten Nachrichten", die ons
beide in Engelsche armen zagen, doen uit
komen dat Holland nur eine internationale
Politik geführt (hat), namlich die, welche
Abraham Lincoln das Amerikanische Volk
lehrte: ,,no entangling alliances", das ist das
angstige Meiden von
Bundesgenossenschaften, um nie in eine abhangige Stellung zu
geraten, nie eine auslandische Einmengung in
Niederlandische Angelegenheiten zuzulassen
und mit allen Machten auf möglichst gleichem
freundschaftlichen Fusze zu stenen".
En Prof. Struycken teekende gelijk beeld
van onze buitenlandsche politiek in zijn jong
ste geschrift De Hoofdtrekken van Neder
lands buitenlandsche beleid" 1). Maar hier
verplaatst zich het zwaartepunt reeds, om
bij Minister van Karnebeek geheel te verschui
ven naar liet scheppen van een sfeer van alge
meen vertrouwen in liet niet gebonden zijn aan
andere dan Nederlandsche belangen.
Men moet wél in het oog houden dat dit
meer, en vél meer is dan het achterwege laten
van bondgenootschappen of eenzijdig politieke
afspraken, en dat dit meerdere noodig is voor
de handhaving van een internationale positie,
die grooter invloed waarborgt dan die van
Finland of Paraguay.
Vertrouwen. Niemand verdenkt de Neder
landsche Regeering de laatste jaren in concert
met Duitschland,"Engeland of Frankrijk ge
handeld te hebben. Maar zou Frankrijk zijn
vertrouwen in haar algeheele onpartijdigeid
en standvastigheid behouden hebben, indien
Minister van Karnebeek zich in Genève of
Parijs tot Duitschland's advocaat had gemaakt
voor een schappelijk accoord in het faillisse
ment der Duitsche financiën? Of zouden
Duitschland en meer nog Engeland, dat
zoo geheel eigen belangen heeft bij de wijze van
oplossing van het Roerconflict zouden die
beide zonder argwaan tot ons komen als onze
Regeering zich beijverde de Roeronderneming
te doen slagen?
De vragen behoeven geen antwoord. Slechts
de zekerheid dat Minister van Karnebeek zich
dan alleen als rechter opwerpt als de twee
partijen in eenig conflict hem zijn oordeel
vragen, doet allen met vertrouwen tot hem
blijven opzien.
Dat vertrouwen is er. Wie met het buiten
land in aanraking komt wordt het telkens ge
waar. Maar dat vertrouwen is eet1 vertrouwen
in hém, in onze Regeering niet steeds in het
Nederlandsche volk.
Er zijn er, als Prof. Sleeswijk en de zijnen,
die iederen dag opnieuw Duitschland om den
hals vallen. En anderen hun getal is gering
overigens die zelfs een dwaasheid, door
Frankrijk begaan, zouden bewonderen. Maar
dat zijn niet de gevaarlijken.
Wantrouwen in de geneigdheid tot volkomen
zelfstandige politiek van het Nederlandsche
volk wekken de anderen. De velen, van veler
lei aard.
Degenen wier belang rechtstreeks met den
voorspoed van den Duitschen handel samen
hangt, de agenten en commissionnairs, de
1) Bij S. Gouda Quint. Arnhem.
MI iiiiiiiimiiiiiiiiiiiinmii
zijn aan iemand, die met het hof in nauwe
relatie stond, vinden dan hun verklaring;
over zijn leven ligt een waas van
geheizinnigheid, hij verloor op zeker tijdstip zijn bevoor
rechte positie aan liet hof; en terwijl zijn
eerste vrouw nog in de West-Minster Abbey
begraven ligt, waar een mooie graftombe
haar laatste rustplaats aanwijst, leefde Edward
de Vere met zijn tweede vrouw (die blijkbaar
niet meer hoffa'hig" was) in afzondering
in bovengenoemd Brooks-House te Hackney,
en deed ook blijkbaar zijn uiterste best om
in vergetelheid te raken. Hij werd begraven
in de parochiekerk te Hackney, maar op zijn
eigen uitdrukkelijk verzoek wees zelfs geen
steen zijn graf aan.
Een enkele toch wel merkwaardige ont
dekking, door Colonel Ward persoonlijk
gedaan, worde hier vermeld. Van Shakespeare
bestaan ook nog sonnetten, uitgegeven in
1609, voorzien van een geheimzinnige op
dracht aan een zekere Mr. W. H.". De
bewoordingen van deze opdracht maken het
uiterst waarschijnlijk dat de auteur ten tijde
van deze sonnetten reeds overleden was, en
dat zij aan bedoelde Mr. W. H." door den
uitgever zijn opgedragen, ter gelegenheid
van zijn huwelijk. Het staat wel vast (ook
door de merkwaardige plaatsing achter de
letters W.H. van de woorden all happiness")
dat met W.H. bedoeld wordt een zekere Mr.
W. Hall, bockverkooper in Hackney. Wie
schetst nu de vreugde van den lieer Ward,
toen hij na ijverig zoeken in de oude archieven
van Hackney ten slotte de aanteekening
vond, dat aldaar op den 4den Augustus 1608
William Hall en Margery Gryffyn in het
huwelijk vereenigd zijn. Dit alles klopt te
mooi om geheel toeval te zijn. Bovendien:
Edward de Vere was in 1609 reeds overleden
(wat niet geldt van de andere candidaten");
meer nog: men weet dat Lady Oxford in
1609 Brooks-House moest vurkoopen, waarbij
natuurlijk allerlei oude handschriften enz.
opgeruimd werden; het is precies het jaar,
waarin wij dus kunnen verwachten dat zulke
sonnetten publiek eigendom konden worden.
Maar er is een tweede reden, waarop ik
hierboven reeds doelde, welke deze hypo
these betreffende Edward de Vere juist voor
ons Nederlanders zoo interessant maakt. Ed
ward de Vere had twee neven, voor wie hij
menschen die, als ik het hoorde uitdrukken,
minder pro-boche dan pro-poche zijn.
Dan de velen die aan Duitsche faniilié'n
geparenteerd zijn, of door studie en bedrijf
onder hun persoonlijke vrienden vele
Duitschers tellen.
En eindelijk allen die ongeduldig wachten
op den eeuwigen vrede. Wat in Arcadiëzou
Europa worden als de oorlogsjaren uit de
herinnering geveegd konden worden. Als eens
alle schulden werden geschrapt ! De schulden
aan anderen wel te verstaan. Dezelfde man die
niet begrijpt dat Frankrijk de geheele oorlogs
schuld niet aan Duitschland kwijtscheldt,
vordert van Duitschland tot den laatsten
penning voor de Nederlandsche Tubantia.
Maar te goeder trouw zijn zij toch, de mees
ten hunner. En het zijn nu deze allen die schrij
ven, en vergaderen, en spreken, die dus de
waarneembare publieke opinie van het Neder
landsche volk vormen.
Het gevaar daarvan is niet gering. Laat ik
ten bewijze een persoonlijke herinnering op
halen.
Eenigen tijd geleden vroeg mij het bestuur
der Haagsche afdeeling van de
VrouwenOrganisatie voor een duurzamen vrede op een
van de vergaderingen dier vereeniging te
spreken over het Roerconflict. Ik wist wat
op andere vergaderingen en congressen van
dien aard gezegd was, en waarschuwde dus het
bestuur dat ik eenigszins anders dan deze
Vrouwenorganisatie tegenover het Roer-con
flict stond. Maar men beoogde neutrale voor
lichting, en zou mij dus gaarne hooren.
Mijn rede was anti-Duitsch noch
proFransch. Ik teekende de Duitsche financieele
politiek na 1918, de opeenstapeling van niet
onvermijdbare uitgaven en de nalatigheid in
het heffen en innen van belastingen, ook in het
tegengaan van export van kapitaal. Ik maakte
een vergelijking met 1871 en het beleid van
Thiers.lk herinnerde eraan, dat zoo het Duit
sche Rijk, door slecht beheer, thans financieel
er al jammerlijk voorstaat, het Duitsche volk
zijn grond en zijn huizen, zijn fabrieken en
boomgaarden nog bezit.... die in heel
NoordFrankrijk verwoest zijn. En zondereen oordeel
over recht- of doelmatigheid van de Roerbe
zetting uit te spreken, wees ik op de verklaar
baarheid van dit machtsmiddel bij het ont
breken niet allén van een competenten inter
nationalen rechter maar vooral van een inter
nationalen deurwaarder met de noodige
politiehulp. Wees ik erop dat bij menschen en volke
ren voorwaarde voor een duurzamen vrede
is: boete voor schuld.
Het was niet het Berliner Tageblatt" of
de Vossische Zeitung" die naar aanleiding
van deze expositie der feiten tegen mij te
velde trok, maar.... het Nederlandsche
Vaderland". In artikel op artikel sprong het
voor Duitschland in de bres, mij daarbij be
jegenend met de grofheid die het anders voor
Fransche Staatslieden spaart. En een lezer
van het verslag mijner rede zond mij een
anoniemen brief niet alleen vol beleedigingen aan
het adres van Frankrijk en mij het kon
mij slechts te doen zijn om het Legioen van
Eer of een baantje bij het schendblad"
De Telegraaf" -- maar buitendien met het
dreigement mij bij komende verkiezingen tot
het uiterste te bestrijden !
Symptomen die niet op zich zelf staan.
Bijna de geheele rechtsche pers breekt den stat'
over Frankrijk. Het Volk" en de andere
sociaal-democratische organen, vol sympathie
voor de verwante Duitsche sociaal-democra
tie, en weinig aangetrokken tot het
niet-sociaal-democratisch gezinde Frankrijk, ijveren
meer voor Duitschland dan zij ooit voor
Nederland zouden doen. Een onzergroote libe
rale bladen velt telkens juist in elk nummer
waarin de voortreffelijk financieele redacteur
Duitschland's financieele onbekwaamheid en
plichtverzaking blootlegt, politiek het vonnis
over Frankrijk.
Moet niet het buitenland den indruk krijgen
mmm i FOLMEI
Den Haag ?:? Huijgensparli 22.
SPECIALITEIT:
Verhuizingen ond»r Garantie
Bergplaatsen voor Inbotd&ls
dat het geheele Nederlandsche volk weenend
Duitschland's nood aanschouwt? En geneigd
zou zijn Frankrijk alle straffen der hel te
wenschen?
Het gevaar hierin? Op den duur kan men
geen vertrouwen stellen in de zelfstandigheid,
de onpartijdigheid van de Nederlandsche
regeering, indien men zich er niet zeker van
voelt dat het Nederlandsche volk in gelijke
houding achter haar staat.
Uw minister zei men mij laatst goed !
Maar als hij straks vervangen wordt zal zijn
opvolger dan niet minder kracht en ruggegraat
toonen?"
Slechts indien het Nederlandsche volk in
zijn geheel of zijn meerderheid zich op dezelfde
wijze stelt tegenover de internationale pro
blemen als zijn regeering, kan deze het ver
trouwen blijven winnen en behouden dat geen
toevallige] winst, maar doel van onze buiten
landsche politiek is.
Dat zal nog een ander voordeel brengen.
Zelfstandigheid zonder groote eigen kracht is
niet houdbaar. Maar het dagelijksche betoog
dat zonder economischen wederopbloei van
Duitschland de wereld, Europa, in ieder geval
Nederland tot ondergang gedoemd zijn doodt
alle zelfvertrouwen bij ons volk.
Duitschland exporteerde vóór den oorlog
meer dan het importeerde. Indien het zóó
ineenzinkt dat export en import beide op
houden, zal de rest van de wereld in haar ge
heel er toch zeker niet bij verliezen. Men zal
den import in Duitschland missen, maar tege
lijk den Duitschen export kwijt zijn. Zelfs als
voor Nederland, met zijn bijzondere ligging, de
rekening het minst goed staat, kan het toch
niet zóó eronder lijden dat het economisch
verkwijnen zou. Is nog niet heel de wereld daar,
twintigmaal zoo groot als Duitschland?
Maar dan is zelfvertrouwen noodig. Ook de
economische problemen zijn voor driekwart
psychische problemen. Durf, energie,
frischheid, kijk, kennis, daaraan hebben wij be
hoefte. Kweeken wij die aan door op Duitsch
land's herstel te wachten, over Frankrijk's be
doelingen te twisten, of bij voorbaat
grafkransen voor ons economisch graf te vlech
ten?
Dat mede is een voorwaarde voor
zelfstandigheidspolitiek: het besef dat wij onder iedere
omstandigheid erin slagen zullen ons econo
misch leven, onze economische kracht te
herwinnen.
F. J. W. D R i o N
ititimiJiiiriMi «B«iiimiimtmmi>ciiii*i*iiiimiiiiiiiiiiiiiMiir-4iiiMii»uB
Lenteleute
Vreugd vergeten Knorrepotten,
Lacht ereisies om 't plezier,
Dat verschaffen ons de zotten
Mét de Maartsche Tirelier,
Die gaat wippen door de booinen,
Als de knoppen botten uit,
Als de Zon, teruggekomen,
Wordt begroet met feestgefluit.
Moet Gij altijd deftig wezen?
Immer in gestreken plooi?
Altijd om Uw deugd geprezen?
Vol fatsocnsvervelend mooi?
Kunt ge U nooit eens anders toonen
Dan als houten boeren rijf *)
Uit het land der molleboonen,
Altijd stokkig stram en stijf?
Ziet, hoe heele spreeuwenscharen
Zitten kwebb'len op mijn dak,
Of hoe druk*de musschen paren
Op een groenen lindetak.
Kom, laat 'reis je hair verwaaien
Door een dart'len voorjaarswind.
Gaat eens leuke stukjes draaien
Als een jolig menschenkind.
En zóó gij het durft te wagen
Draai eens met de meiskes rond
Tot de holleblokskes jagen
Over groen fluwcelcn grond.
Vreugd vergeten Knorrepottekes,
Kwakers in den droogen sloot,
Wien de levenslol ontvlood,
Wat verkiest Ge? 't Spel der Zottekes
Of 't stil-suffen tot ter dood?
P E E R K E DEN B E I. O
*) (rijf houten hooivork).
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiii
IIIHIIIIIIIIIIIIIIHII Illll
Illllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
zich om allerlei redenen buitengewoon inte
resseerde. Dat waren Francisco en Horatio
Vere, Beiden zijn voor ons geen onbekenden.
Want di-ze terecht beroemde Fighting Veres"
hebben goed en bloed veil gehad in on/en
tachtig-jarigen oorlog. Francis, de oudste,
kwam in 1585 met Leicester mee naar de
Low Countries", onderscheidde zich in vele
gevechten, vooral bij Zutfen, en werd reeds
in 1586 eershalve" afzonderlijk vernield
in een officieel rapport. Dan vinden wij hem
weer bij do verdediging van Sluis en elders,
zoodat iiij door velen beschouwd werd als
een der metst vooraanstaande en betrouw
bare aanvoerders onzer troepen na Prins
Maurits. Hij is in 1604, kort vóór den dood
van Edward de Vere, naar Engeland terug
gekeerd. Zijn broeder, Horatio Vere, begon
zijn militaire loopbaan onder commando van
Sir Francis in 1590. In 1(504 nam hij liet bevel
van hem over om daarna nog gedurende 28
jaar mee te strijden voor de bevrijding der
Nederlanden. Waarlijk, wij hebben wel reden
om deze twee broeders niet te vergeten.
En wat blijkt nu? Dat Edward de Vere
(Shakespeare dus) zijn beide neven vereeuwigd
heeft in zijn meest beroemde en uiterst
merkwaardige stuk, de Hamlet". Het begin
daarvan is bekend genoeg. Wij maken er
kennis met cenige wachters, Francisoo, Ho
ratio, Barnardo, en Marceilus. De eerste
twee zouden dan de (gebroeders Vere geweest
zijn. Maar wie waren Marcellus en Barnardo?
Ik wil wel eerlijk bekennen, dat het mij eerst
al te s'.ezoclit voorkwam, toen ik vernam dat
men aan .,Maurits" en ,,Barneveldt" denkt;
maar dat verdere studie van hetgeen ter
adstructie van deze meening kan worden
aangevoerd, mij van i!e groote waarschijn
lijkheid ervan heeft overtuigd. Men l
zehet geheele bepin eens rustig over. Het geeft
zeer precies de stemming weer, waarin vooral
Francis Vere in 1604 (toen de Second Quarlo
verscheen) moet hebben verkeerd. Diep te
leurgesteld keerde hij covered uith
lionourable wotinds" (zooals Markham in zijn boek
The Fighting Veres" pg. 352 schrijft) naar
[ingeland terug, omdat koning Jacobu.s l
ecu smadelijken vrede met Spanje gesloten
had. No one feit this shaine more deeply
than Sir Francis Vere. ? He was general
of the English troops in the pay of the States,
with enlarged powers, enjoying the
confidence and friendship of Prince Maurits and
Barneveldt But his health was failing,
hèwas covered with wounds, riddled with
bullets. He knew that his youngcr brother
Horace would ably fill his place." (Markham
pg. 345). Men leze nu de woorden van Fran
cisco in het begin van de Hamlet, waar hij
afgelost wordt door de drie anderen: ,,forthis
relief inuch thanks, 't is bitter cold, and I am
sick at heart". Deze woorden, gericht tot
de wachters, die Francisco ,,tired and sick at
lieart" kwamen aflossen van zijn post op het
kasteel Elsinore, passen zoo precies voor
Sir Francis Vere, die wist dat zijn broeder,
Prins Maurits en Barneveldt zijn werk in de
Low Countries" moesten overnemen en voort
zetten. Toevalligerwijze vernam ik ook dat
Barnardo" in een Duitsche vertaling van
den Hamlet", uitgegeven te Hamburg in
1778, voorkomt als Bernefield".
Ik kan mij levendig voorstellen dat het
bovenstaande vrij fantastisch zal toeschijnen
aan een ieder, die daar het eerst van
hoort. Zoo ging het mij ook. Mijn bedoeling
is slechts eenige belangstelling voor dit vraag
stuk te wekken. Er valt heel wat meer te
vertellen en te bewijzen dan de omvang van
dit artikel toelaat aan te geven. Gaarne stel
ik het volledige materiaal dat in mijn bezit is
aan meer deskundige personen voor verdere
bcstudeering ter beschikking. Er zijn nog
duistere punten, die waarschijnlijk slechts door
een onderzoek iu Nederlandsche archieven
kunnen worden opgelost. Edward de Vere
(Shakespeare) zelf is naar 't schijnt ook in
Holland geweest. Indien wij werkelijk door
de glorierijke traditie van onzen grooten vrij
heidsoorlog---- nauwer verbonden zijn met den
grooten Engelschen tooneelschrijver Shakes
peare", ja, meer in het bij zonder me t ziui meest
beroemde drama de Hamlet", dan zullen in
de toekomst allicht meerderen een bedevaart
naar Brooks-House in Hackey gaan onderne
men.
In 1623 verscheen het beroemde First
Folio" van de werken van Shakespeare,
juist 300 jaar geleden. Misschien dat dit
gedenkjaar meer licht brengt in deze aangele
genheid, licht waarvan ook iets zal afstralen
op ons land.
Dr. C. P. G u N N i N G