De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 19 mei pagina 1

19 mei 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 3895 Zaterdag 19 Mei A°. 1923 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van O. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. P. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: 1. Churchill's Gedenkschriften, door Prof. Dr. G. W. Kernkamp Tijdgenooten.door Dr. W. O. C. Bijvanck 2. De politiek der toekomst, aoor H. Dunlop Het feest van het Algemeen Nederlandsch Verhond, door Prof. Dr. J. te Winkel Het Engelsen?Russische handelsverdrag, teekening door Jordaan De geneeskunde in het volksgeloof, d. H. O. Cannegieter 3. De Wijs begeerte en de Intuïtied. Dr. J. E. Enklaar 5. Voor Vrouwen (red. ElisM. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Saloinons De Berlinnerinnen, door Dr. Arthur Eloesser Van alles wat Uit de Natuur: Aan zee, door Dr. Jac. Thijsse. 6. Het nieuwe gebouw der Nederi. Handel. Mij, door J. H. M. Walen kamp Czn.?Tooneelte Berlijn, door Cornelie van Oosterzee 7. Financiën en Economie, door Paul Sabel Boekbespreking, door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn. 8. Alessandro Mazzoni in Nederland, door Dr. J. Berg Het moderne bedrijf, teekening door George van Raemdonck Feuilleton: De kranzinnige artiest, door E. Bounien, vertaald door Dr. L. H.. Grondijs !>. Rusland's veront waardiging over den moord op Worofski, teekening door Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. Ch. F. Haje-- Schilderkunstkroniek, door Alb. Plasschaeit. 10. Krekelzang, door J. H. Speenhoff -?Onze Puzzle 't Schietgat, door Melis Stoke Uit het Klad schrift van Jantje -- Buitenl.humor, door Charivarius. " Bijvoegsel: Molens als redder van liet Mi nisterie, teekening door Joh. Braakensiek. niiiiiiiiiiiirii CHURCHILL'S GEDENK SCHRIFTEN Wederom is de reeds lange rij van boeken, waarin hooggeplaatste staats lieden of militairen hun verhaal van den wereldoorlog en zijne voorgeschiedenis, of weJ hunne verdediging van de rol, die zij zelf daarin speelden, hebben opgeteekend, met n vermeerderd. Enkele weken geleden verscheen (bij Thornton Butterworth, London) The World Crisis, 1911?1914", waarvan The Rt. Hou. Winston S. Churchill de auteur is. Een deel van ruim 500 bladzijden en nog maar een eerste deel ! Het voert de gebeurtenissen tot het einde van het jaar 1914. Of de auteur het voornemen heeft in het vervolg van zijn werk den geheelen oorlog te omspannen? Het blijkt nergens. Vermoedelijk zal hij niet verder gaan dan 1915. In het laatst van Mei van dat jaar moest hij reeds het gewichtige ambt neerleggen, dat hij in October 1911 op zich had genomen, dat van First Lord of the Admiralty", of, zooals wij zouden zeggen, minister van Marine. De slechte resultaten van de door hem doorgezette poging om de Dardanellen te forceeren hadden het ver trouwen in hem geschokt. Wrel maakte hij nog deel uit van het coalitie-kabinet, dat in Mei 1915 optrad, maar de hem W. B. YEATS III De ziel van Ierland te zoeken ! ParneU's episode was toen reeds voorbijge gaan. De negentiende eeuw had haar Iersche patriotten-heldenfiguur getoond in O'Connell; hij vertegenwoordigde het opbruisend uit bundige van het nationale karakter, den redcvloed, het massale meêsleepende; Farnell was zijn tegenbeeld, hij had den ernst, de geslotenheid, het apart staan van den man van actie die alleen actie verlangt. De een gaf zich, de ander hield zich. Yeats had zijn theorie daarover; het volks type stond niet compleet voor oogen, zoo lang het zich niet in zijn tegendeel had verkeerd. Hij had de ingeving : nu na ParneU's dood, was de tijd van bezinning voor Ierland aangebroken, nu zou het wezenlijke bewust zijn ontwaken, nadat het eeuwen een sluimerleven had geleid. Zooals gewoonlijk bij zijn waarnemingen plaats had, zij kwamen niet tot een resultaat, ten minste niet op het oogenblik. Het leek er niet naar, in dien tijd van spraakverwarring bij Parnelis' heengaan, als Yeats het werken voor zijn taak verplaatste van Londen naar Dublin en zijn literarische vereeniging voor Ierland een centrum wilde geven in de hoofd stad van het land. Zijn eerste conversatie daar had hij met een kruidenier in een zijstraat over een botervat heen en zij werden het dadelijk eens. Op een lezing-beurt in de provincie werd hij te lotoegewezen post was slechts een sine cure. In November d.a.v., toen hij ook niet opgenomen werd in den Raad van vijven", die met de leiding van den oorlog werd belast, had hij er genoeg van en nam zijn ontslag uit de regeering. Zoo mijn geheugen mij niet bedriegt, is hij toen in dienst getreden bij de troepen in Vlaanderen. Van huis uit was hij militair; als jong officier had hij, onder Kitchener, de campagne in de Egyptische Soedan en den slag bij Omdujman meegemaakt. Verder dan 1915 zal Churchill in zijn tweede deel dus wel niet gaan; en het merkwaardigste er in zal wel zijne verdediging van de expeditie naar de Dardanellen zijn. Maar voorloopig kunnen wij dit twee de deel laten rusten, om de goede reden dat het er nog niet is. Alleen het eerste vraagt onze aandacht. En het ver dient die. Oorlogsboeken" zijn niet meer in trek. Misschien niet zoozeer uit af schuw van den oorlog, als wel omdat vele menschen verbitterd zijn wegens de maatschappelijke gevolgen van den oorlog, die zij nu eerst bespeuren, vooral in hunne beurs. En men moet hun dus niet aan boord komen met boeken over dien vervloekten oor log." Ik zou dan ook aan geen Nederlandsch uitgever durven aanraden, een ver taling van Churchill's boek te laten verschijnen. Zt'lfs al is het geen oorlogsboek" in den eigenlijken zin van dat woord; het brengt ons niet in de loopgraven of de lazaretten maar in de werkkamer van den minister of in den kabinetsraad. Maar ook juist daar om zal het alleen worden gelezen door hen, wie het drama van het ontstaan van den oorlog nooit loslaat en die hunkeren naar verruiming van inzicht in de verwikkelingen ervan; dezulken nu verstaan wel Engelsch. Een goede pers heeft Churchill tijdens den oorlog niet gehad; in zijn eigen land evenmin als in het buitenland. Zijn naam is verbonden aan twee mis lukte ondernemingen: de poging om Antwerpen te ontzetten, de expeditie naar de Dardanellen. Zoo kwam hij in den roep van onbezonnenheid en waaghalzerij. Zijne verantwoording wegens de Dar danellen moeten wij nog afwachten. Over Antwerpen kan men hem nu reeds hooren. Hij wijdt er een af zonderlijk hoofdstuk aan. Voor ons, Nederlanders, is dat in hooge mate belangrijk. Sinds het begin van September 1914 was Churchill er op uit, Antwerpen te hulp te komen. Daarvoor wilde hij aan de Nederlandsche regeering dei eisen stellen: vrijen doortocht langs de Schelde te verleenen voor troepen en voorraden, die Engeland naar Ant werpen wou sturen. Dat Nederland dezen eisch niet kon inwilligen, zonder zijne onzijdig heid prijs te geven, was, volgens hem, geen bezwaar. Hij redeneerde aldus: De waarborg der onzijdigheid van Belgiëis oorspronkelijk gegeven aan de Nederlandsche regeering. Het is dus geoorloofd, van haar te verlangen, dat zij geen hinderpalen in den weg stelt aan hen, die hulp komen bieden aan Belgiëtegen de aanranders van zijne onzijdigheid. Bovendien, wanneer Nederland onze troepen doorlaat, zal het daardoor niet in oorlog komen met Duitschland. De onzijdigheid van Nederland is voor Duitschland veel te veel waard; het heeft zelfs veel liever dat Nederland neutraal blijft, dan dat dit rijk de bondgenoot van Duitschland wordt. Als Duitschland, wegens het feit dat Nederland het vervoer van En gelsche troepen over de Schelde toeliet, Nederland aanviel, zou den wij, Engeland, onmiddellijk den Rijn sluiten en, als bondgenoot van Nederland, Tessel en andere eilanden bezetten, die voor ons van het aller grootste strategisch belang zijn. Wij zouden daardoor een basis aan den overkant der Noordzee krijgen, die onmisbaar is voor een Engelsch offen sief ter zee. Daarom zal Duitschland alles ver mijden, waardoor Nederland in de ar men der geallieerden zou kunnen wor den gedreven. Het heeft er een veel te groot belang bij, dat Nederland buiten den oorlog blijft en dat het uit dit land toevoer van allerlei benoodigdheden kan krijgen. Wanneer Nederland de Schelde openstelt voor Engelsche schepen en troepen, zal Duitschland natuurlijk groot spektakel maken we gens deze schending van de onzijdig heid, maar het zal Nederland niet den oorlog verklaren. Indien Neder land tot Duitschland zei: de Engelschen bedreigen ons met een blokkade indien wij de Schelde niet openen", zou Duitschland van deze twee kwaden het minst erge hebben gekozen. Met deze redeneering kon Churchill zijne collega's in het ministerie echter niet overtuigen van de noodzakelijkheid om van Nederland te verlangen dat het de Schelde niet gesloten hield. Niet alleen was Kitchener er niet toe te bewegen, een deel van de toen nog geringe troepenmacht van Engeland be schikbaar te stellen voor het ontzet van Antwerpen, maar bovenal, Sir Edward Grey verzette er zich tegen, dat Engeland tegen over Nederland zou optreden zoo als Churchill wenschte. Bij Churchill kan-men verder nalezen, waarom Kitchener, zoodra Antwerpen ernstig door de Duitschers bedreigd werd, zijne toestemming ertoe gaf, dat Engelsche Marine-soldaten aan de stad te hulp werden gezonden, niet langs de Schelde, maar over Ostende en Zeebrugge; kan men insgelijks vernemen waarom Churchill zelf naar Belgiëging. FEUILLETON-PRIJSVRAAG. uitgeschreven door de Amsterdammer", Weekblad voor Nederland Door de Amsterdammer", Weekblad voor Nederland, wordt een prijsvraag uitgeschreven voor korte, spannende verhalen, bestemd om te worden opgenomen als feuilleton in ,,de Amsterdammer". De ingezonden bijdragen zullen beoordeeld worden door een jury bestaande uit de heeren: CYRIEL BUIJSSE A. H.. VAN DER FEEN (F. de Sinclair) HERMAN SALOMONSON Dadelijk na de opneming in ,,de Amsterdammer" herkrijgt de auteur het volledig auteursrecht over zijn bijdrage. De voorwaarden voor mededinging zijn op aanvraag gratis verkrijgbaar bij het secretariaat van ,,De Amsterdammer", Weekblad voor Nederland, Keizersgracht 333, Amsterdam. de Oostkust, of bezuiden Kaap de Goede Hoop, of waarheen dan ook, ja zelfs voor het geval dat hij zou pogen door het kanaal van Panama te gaan. De netten waren uitgezet en werden toegehaald: zouden de Duitschers nog door de mazen kruipen? In den namid dag van 8 December, zoo verhaalt Cliurchill, zat ik te werken in mijne kamer in de Admiraliteit, toen admi raal Oliver mij een telegram bracht, met de tijding, dat sinds het aanbreken van den dag een Engelsen eskader, onder admiraal Sturdee, slaags was met de schepen van von Spee. Twee uur later kwam Oliver weer ,mijn kamer binnen, met op zijn barsch gezicht iets, dat veel op een grijns leek: It's all right, sir; they are all at the bottom.". Churchill's boek vormt een pendant met de ErinneVungen" van von Tirpitz. De laatste verhaalt ons, hoe de Duitsche vloot ontstond: dat was zijn werk; met grimmige woede moest hij toezien, toen de Keizer hem verbood, metterdaad te toonen, welk geducht wapen Duitschland hierin bezat. Engeland had reeds een machtige vloot, voor dat Churchill geroepen werd tot het ambt van minister van marine. Maar door zijne maatregelen is Engeland's weerbaarheid ter zee zoo ver hoogd, dat het nooit beter uitgerust was voor den oorlog, dan in Augustus 1914. En in tegenstelling met dat van von Tirpitz is zijn boek een triumfkreet over het gebruik, dat Engeland van zijne vloot heeft gemaakt. Alleen daardoor was het mogelijk, dat Duitsch land den oorlog heeft verloren. Zijn persoonlijke verantwoordelijkheid voor deze wanhopige poging tot ont zet blijkt geringer te zijn, dan men vroeger meestal aannam. Wat hij, Cliurchill, had gewild, was niet ge schied: pressie uit te oefenen op Nederland, ten einde voor Engeland de communicatie over zee met Antwerpen te openen. Maar Antwerpen is slechts een epi sode in Churcliill's boek. De groote beteekenis ervan ligt hierin, dat het een duidelijk, levendig en met groote kennis van zaken ge schreven verhaal bevat: l o. van wat Engeland vóór den oorlog heeft gedaan om zijne toerusting ter zee te volmaken; 2o. van het gansche samenstel van maatregelen, waardoor Engeland, in de eerste vijf maanden van den oorlog, de blokkade van Duitschland heeft voltrokken en alle Duitsche oorlogs schepen, die bij het uitbreken van den oorlog zich in de zeeën buiten Europa ophielden, onschadelijk heeft gemaakt. Van het gansche samenstel van maat regelen want hoeveel is er bijv. niet noodig geweest om te bewerken, dat het eskader van Admiraal von Spce, dat in November 1914 bij de Westkust van Chili twee Engelsche oorlogsschepen in den grond had geboord, een maand later den onder gang vond bij de Falkland-eilanden ! Niet minder dan zeven eskaders, die te zamen ongeveer 40 oorlogssche pen telden, en waartoe ook Japan en Frankrijk hun contingent hadden ge leverd, waren verspreid over den Grooten en den Atlantischen Oceaan om von Spee op te vangen, wanneer hij zijn koers zou nemen, hetzij dwars over den Grooten Oceaan, hetzij langs de Westkust van Z.-Amerika, of langs t MI IIMII IIIIIIMIIIIIIIII iiiiiiiiiiiiiiMiii minimin muil geeren genoodigd door een werkmansvrouw die in het Zondagsblad verhalen inzond en hem opwachtte met haar vier kinderen op z'n Zondagsch en met een kleine rede waarin ze heel eenvoudig vertelde dat ze haar bijdra gen in 't blad schreef om het schoolgeld van haar kleinen: ze zouden nooit vergeten dat zij hem in hun jeugo hadder, ontmoet. Ook zij was het met iiein eens, iedereen in de eerste zes weken was het niet hem eens. Maar waar over? dat bleek niet duidelijk. ,.ln dit land zult ge nooit iets bereiken zoolang ge de Fenians of de Kerk niet met u hebt," zeide hem een oude Fenian, O'Learv, die lang als rebel in de gevangenis had gezeten. ,.Nu, de kerk krijgt ge toch nooit". O'Leary daarentegen werd een aanhanger of liever Yeats sloot zich bij den vereenzaamden patriot aan wiens smaak in poëzie en nationale gevoelens al wat zeer ouderwetse!! was ge worden. Want dit was het bezwaar voor een herleving van Ierland: er was zooveel dat wou hei Ie ven. Nop gingen er menschen rond, die den lof verkondigden van Thomas Moore, den vriend van Byron; geen Homerus had zulke zangen, gemaakt als h ij, en waard" ,, iersche melodiën" werden gezongen, mocht Richard \\ agner zich wel stilhouden. Dit was nog een nuance ouderwetscher dan O'Leary 's'oordeel. Maar mocht men voor een vereeniging wel al te kieskeurig zijn''1 Er waren er die Yeats kwalijk namen dat hij volksliederen had uit gegeven die liet landleven schetsten ook waar het niet strikt moreel was, en zij hielden het voor onvergefelijk dergelijke indrukken op te laten komen. Ja, men moest tevreden zijn met de vangst, al was liet zootje in som mige opzichten heel nietig. In n huis van Dublin was de verwarring der partijen niet doorgedrongen, men noemde het de woning der tlieosoplien. Op de bovenste verdieping huisde er (ieorge Hussel!, die ge woonlijk wordt aan,.viliiid met een paar hoofdletters (A.E.). Een man die niet het minste opzien wou verwekken en van wien een wondere invloed uitging. Hij verdiende een klein inkomen als boekhouder in een winkel en wist het voor meerderen te doen strekken door zijn ongeloofelijke soberheid. Ook met zijn raad en zijn wijsheid was hij vrijgevig. Leerling van Plato, was hij eerst moeilijk in zijn ideeën gegroeid, men ver stond hem niet licht, en in zijn oprechtheid wilde hij wel erkennen dat hij zelf zijn gedach ten niet altoos begreep en daarom liever zweeg.Maar nooit spotte men met hem en lang zamerhand brak hij zoowel in zijn denk beelden als in zijn symbolische schilderijen en gedichten door de nevelen heen. Men was graag in zijn gezelschap en luisterde met aandacht en eerbied. Hij is een leider gebleven. Een genie zeide men. Onder de vreemde menschen was hij niet de vreemdste.... Zijn doel werd Yeats toch niet veel nader gebracht. Onrust overviel hem. Naar zijn gevoel was hij als iemand op den rand van een vreemde wereld waarheen hij heimwee had en er toch niet thuis hoorde, de wereld van symbolen.Men verplaatste zich naar die sfeer door middel der beschouwing van bepaalde figuren en kleuren. Dan bevolkte zich de ruimte met droomwezens, die volgens de voorstelling hun oorsprong hadden in een onpersoon lijke herinnering en die deelnamen aan een zekere wezenlijkheid waardoor zij invloed kon den uitoefenen op het lot van medemenschen. Hoe gevoeliger Yeats van kindsaf voor geestesindrukken was geweest, hoe voorzich tiger hij thans werd om er zich aan over te geven, 'hij beloofde zich iederen stap nauw af te meten, dien hij in het symbolisch gebied zou wagen. Maar was hij in Erin al niet van zelf heel dicht bij de tooversfeer? Een oom, een man op jaren, stijfhoofdig en conservatief, die belangstelling had voor de mysterieuze aangelegenheden ten gevolge van zijn samenwonen met een oude vrouwelijke dienstbode, vroeg hem te gast in zijn zomervcrhlijf aan de zeekust. De dienstmeid had het ,.dubbele gezicht", zij zag met wien haar meester thuis zou komen, zij voorspelde kleine gebeurtenissen, zij werd, zonder dat het er op was aangelegd in het droomleven van Yeats en zijn oom opgenomen. Wij liooren van experimenten die aan het zeestrand in 't werk werden gesteld om de betrouwbaarheid van de symbolische wereld boven bedenking te verheffen: hoe de een langs het strand ging en de ander over de duinen en klippen trok en het bleek dat zij beide hetzelfde symbool ter beschouwing hadden genomen, ofschoon de een het niet van den ander afwist.... Er bestond dus een geestenwereld die de menschen wereld omringde. Ik kan hier niet meer dan enkele stippels en lijnen aangeven. Yeats zelf maakt geen ophef van iiet won derbare, hoe kan men ook anders doen, wanneer men het niet in discrediet wil brengen! Hij kwam bij dit nieuwe contact met Ierland tot de beschouwing dat de (jaelsche verbeel ding zich op een ander plan bewoog dan de Saksische. Hij had groot verdriet gehad, laat ons het erkennen van de zending die hij voor een paar jaren als een ingeving had aanvaard om Ierland aan zich zelf te doen kennen. Iedereen wou met hem meedoen, en dadelijk liet men hem staan. Hier en daar vond hij kostelijke elementen, maar niet rijp, te groen. Hij geeft een naief verhaal van E.A. (Russell): Hoe hij zijn volgelingen heeft gewaarschuwd tegen zinnelijke passie,en hoe een discipel hem komt vertel'len dat een meisje liefde voor hem heeft opgevat, waarop de beschuldigde wordt gesommeerd zich te verdedigen en met levendig gevoel van haar misdaad bekent. Dat was toch te primitief. Hij bemerkte dat hij en de anderen niet ston den op een zelfde trap van maatschappelijke ontwikkeling, had hij toch zijn aanhangers moeten zoeken onder de vulgairen.Hij klaagde} zoo hij zich had willen bepalen tot zijn eigen stand, zou hij zich niet zoo teruggestooten hebben gevoeld van zijn taak. Nu moest hij inderdaad nog eerst de artistieke, vrije opvoeding van Ierland ter hand nemen. Een brief van O'Leary ontving hij op zijn reis om hem te zeggen dat hij maar niet meer naar Dublin moest terugkeeren, want hij kon er toch geen goed doen, de jongelui waren tegen hem uit jaloezie. (?Waar in 's Hemels naam waren zij jaloersch over? -- vroeg Y. zich af). Het was zijn eigen fout, zeide O'Leary, hij had zich meer apart moeten houden. Waren er dan geen gelijkgezinde vrienden om hem te steunen? Altoos had Yeats vast gehouden aan zijn ideaal om op een eilandje van een meer aan de Westkust, in een soort van wereldsch klooster, gelijkgestemde vrienden en genooten te vereeiiigen voor studiën en plannen. Hij had daarbij gerekend op de medewerking van. Lionel Johnson, een van de talentvolsten van den ,,Rhymers' Club. Johnson was een Ier van afkomst en was katholiek, hij bezette zijn plaats vooraan onder de kameraden, al kon Yeats hem geen enthousiasme inprenten voor de roeping van Erin. De ..marmeren" Johnson had geen oog dan voor kunst, als dichter was hij evenwel een zuil. Maar er begonnen zich scheuren te toonen in het marnier. Het bleet onder de vrienden niet lang meer een geheim, dat Johnson die tot drank zijn toevlucht had genomen tegen slapeloosheid, zijn hartstocht niet meer meester was. De ,,Rhymers" hadden geen doel in Uet gewone leven, zij verloren spoedig hun evenwicht en de meesten hadden met gebrek te kampen. Een voorgevoel daagde alsof een catastrophe dreigde, ,,'l'he tralie gfiieraiinn" noemt Yeats het vierde boek van zijn aiitobiographie. W. < i. C. Bil v A N c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl