Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
19 Mei '23. - No. 2395
DE ENGELSCH-RUSSISCHE BETREKKINGEN
Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan
Damn me! alles begint me te jeuken.... tot mijn vuisten toe!"
DE POLITIEK DER TOEKOMST
Den 27en Februari 1:1. hield de heer Fokker,
de leider, mag men wel zeggen, van het
Nederlandsche vliegwezen, een voordracht
in den Haag voor een klein maar belangrijk
en belangstellend gehoor, waaronder hooge
ambtenaren van Marine en Waterstaat en
eenige militaire en burgerlijke autoriteiten.
De lezing heeft naar het mij voorkomt,
niet die aandacht in breeden kring getrokken
die zij zoozeer verdient. Men mag aannemen
dat den heer Fokker, die niet alleen ten
onzent maar ook in het buitenland als een
der voornaamste autoriteiten op het gebied
der vliegtechniek wordt beschouwd, niets
ontgaat van hetgeen er op dat gebied, waar
dan ook, gepresteerd wordt, en daarom zijn
zijne uitspraken van zooveel gewicht voor
allen, die de toekomst van Nederland en
zijne koloniën niet zonder zorg tegemoet
zien.
Nog weinig was de overtuiging doorgedron
gen, zoo zeide o.a. de spreker, dat het vliegtuig
met zijne aanvalsmiddelen, de invoering
beteekende van een nieuw wapen en van.een
strijdwijze welke aan een volgenden oorlog
een geheel ander beeld zal geven.
Gedurende den oorlog had het vliegtuig
zich in ongelooflijk korten tijd ontwikkeld
van een toestel dat met moeite een paar
personen in de lucht kon verheffen tot den
drager van projectielen, waarbij de zwaarste
artillerie van onze dagen kinderspel was,
en de spreker was ervan overtuigd dat in een
toekomstigen oorlog het luchtwapen de hoofd
zaak zou wezen.
Gedurenden den wereldoorlog was dat
wapen nog in het beginstadium, maar de heer
Fokker was ervan overtuigd dat de groote
menigte geen flauw begrip heeft van de wijze
waarop de oorlog der toekomst gevoerd zal
worden. Hij was er zeker van datjde oorlog
voerenden in de toekomst tusschen
comiliiiiiilllllllllllllllllllllnii
DE GENEESKUNDE IN HET
VOLKSGELOOF
Nimmer gevoelen we misschien, hoezeer wij
ondanks onze cultuur nog aan 't natuurleven
vastzitten dan wanneer wederom de lente ons
roept. Dan gaat het ons, gelijk dat tweetal
uit een van Gustav Frenssen's romans; de
smid, degelijk werker, die met de regelmaat
van zijn blaasbalg dag-in dag-uit zijn voor
namer zwaait in de zwartige smidse, voelt
het voorjaarstochtje boven zijn onderdeur
binnenwaaien, nu is het de tijd, dat de alen
gaan loopen en ook de smid gaat loopen. hij
werpt zijn voornamer op den grond en kuiert
met zijn vischtuig het veld in. En de knecht,
brave kerel gedurende het winterseizoen,
knijpt er stilletjes uit en gaat met de
brandewijnflesch in den zak aan de zwerf.
Zoo gevoelen wij, zoodra 't Aprilzonnetje
ons kittelt, neiging de smidse onzer zware
problemen te verlaten voor de luchtige
koepelen der blauwe natuur. De natuur
bezit ook haar wetenschap, maar deze wordt
door gansch andere beginselen geleid. In
onze studeerkamer doorvorschen wij de his
toriciteit van het Paaschwonder; deszelfs
psychologischen achtergrond en
philosophische strekking. Maar in de natuur is
Paschen eenvoudig een ei, een ei en een vuurtje
en misschien nog een haas. Wee hem, wien
het ei en het vuurtje minder zegt dan
philosophie en historie !
De wetenschap der natuur is verzameld in
de folklore; deze wetenschap neemt af met
de inkrimping van de natuur ten bate der
cultuur-en met de ontwikkeling van het
volk tot tweedehandsgeleerdheid. Maar de
lente is machtiger dan de volksuniversiteit,
en wanneer de zon ons door 't merg schijnt,
verdampen de kwade sappen der
overbeSchaving. Wij gevoelen, zelf toch nog
natuur te zijn en te gelouven in de maan,
waarvan onze gezondheid, de eb en vloed van
battanten en non-combattanten geen schei
dingslijn zouden trekken en dat de oorlogen
der toekomst meedoogenloozer en verschrik
kelijker zouden zijn dan eenige vroegere
ooit was geweest.
In het licht van deze overwegingen wilde hij
de positie van Nederland bezien en hij was
tot de overtuiging gekomen dat de beste vloot
en het beste leger zonder een sterke
luchtvloot waardeloos zijn, en dat voor een klein
land een goede luchtvloot het krachtigste,
goedkoopste en meest doeltreffende wapen
voor de defensie is." Trouwens, een nog veel
verschrikkelijker wapen, n.l. het draadloos
bestuurde, niet bemande vliegtuig naderde
zijne voltooiing. Met deze toestellen zal men
met groote zekerheid een lading explosieve
stoffen op een bepaald doel kunnen doen
neervallen, en zij zullen in de toekomst
de zware artillerie aanvullen of zelfs overbodig
maken. 1) De heer Fokker betreurde het dat
in het nieuwe vlootplan zoo weinig was
uitgetrokken voor vliegtuigen in verhouding
tot het overige materiaal, en dat over het
geheel onze defensie op aeronautisch gebied
ten eenen male onvoldoende is, terwijl toch
overtuigend gebleken was (het werd trouwens
onlangs o.a. van Engelsche zijde erkend) dat
de Nederlandsche vliegeniers stellig tot de
beste der wereld behooren. Een voldoend
uitgebreid personeel voor de bemanning der
luchtmacht in oorlogstijd moet en kan dan
ook in Nederland worden geoefend door ver
dere uitbreiding van de commercieele lucht
vaart, die ongetwijfeld een groote toekomst
heeft.
Generaal Snijders, die van het
luchtvaartverkeer in Ned-Indiëeen bijzondere studie
1) Gelukkig kunnen draadloos bestuurde
en niet bemande vliegtuigen zich niet ver
dedigen. Maar bezitten wij de inrichtingen
om deze moordtuigen neer te schieten vóór
zij kwaad kunnen stichten?
ons bloed en de stand van onze romantische
neigingen afhankelijk zijn.
In zulk een stemming vinden we de dwaas
heden van het oude volksgeloof lang zoo gek
niet als wanneer in midwinter de kachel van
onze studeerkamer rookt. We verbeelden ons,
dat uit een boek over folklore de geur van
hyacinthen en van seringen opstijgt.
Het boek, dat mij aanleiding werd tot
bovenstaande ontboezeming is het posthume
geschrift van een kortgeleden gestorven schrij
ver in het aan oud volksgeloof nog zoo rijke
Vlaanderenland. Alphuns de Cock heeft de
uitgave van het tweede deel zijner Spreek
woorden, gezegden en uitdrukkingen op volks
geloof berustend. (1922 ,,De Sikkel" Antwer
pen. AL. E. K'uwer, Deventer, Ad. Hoste,
Gent) niet mogen beleven. Zelfs is hetjiem
ontzegd geweest, er de laatste hand aan te
leggen. En zoo is dit boek fragmentarisch
gebleven; het tweede deel sluit met de hoofd
stukken IV?VII, handelend onderscheiden
lijk over oude geneeskunde; de delfstoffen
in het volksgeloof; uit de oude scheikunde en
alchemie; hemelgewelf en hemellichamen in
het volksgeloof. Naar het plan van den schrij
ver hadden nog moeten volgen: Het volks
geloof omtrent zaaien, planten, oogsten en
weersgesteldheid; dagen en tijden in 't volks
geloof; getallen in 't volksgeloof.
Ons vergenoegende met hetgeen overbleef,
om", gelijk de uitgever in een woordje
vooraf" hoopt, liet aandenken aan den
grooten Vlaamschen folklorist levendig te houden
en de liefde voor zijn wetenschap te verbrei
den," zullen wij ons bepalen tot enkele-grepen
betreffende het volksgeloof inzake geneeskun
de. Meer dan aan een stelselmatig overzicht
zal de lezer hebben aan enkele losse
mededeelingen en opmerkingen ten opzichte van deze
stof.
Ik had het daarnet over de maan. Van
maanziekte weten alle Pierrots onder ons.
En uit de F.ngelschc les kent ieder ijverig
H. B. S'er hef woord lunatic". Maar weet
VRAAGTi
S I-F A-K O
8 IO ARE M
Hel woornmmmmto
heeft gemaakt, voerde in de bijeenkomst
eveneens het woord en stelde in het licht dat
Insulinde in het luchtverkeer tusschen
BritschIndiëen Australiëeen goed georganiseerde
en met eigen krachten geëxploiteerde schakel
behoort te vormen, en dat de plannen die
beoogden, een geregelde
luchtvaart-verbinding tusschen Nederland en Insulinde tot
stand te brengen, in ernstige studie waren
genomen.
Tot zooverde beide sprekersvan27Februari.
Hetgeen op die bijeenkomst werd gezegd
heeft, naar te vreezen is, op het nuchtere
Nederland, dat zoo weinig fantaisie heeft,
absoluut geen overweldigenden indruk ge
maakt.
Men zou kunnen zeggen dat de heer Fokker
niet geheel onbevooroordeeld kan zijn. Maar
dat kan men onmogelijk beweren aangaande
een man als generaal Foch. Ongeveer een jaar
geleden publiceerde een Engclsch blad een
verklaring van den generaal, waarin deze o.a.
zeide:
Het militaire verstand gelooft altijd dat
een volgende oorlog op ongeveer dezelfde
wijze zal worden gevoerd als de daaraan
voorafgegane. Maar dit is nooit zoo geweest
,,en zal ook nooit zoo worden. Een van de
grootste factoren in den volgenden oorlog
zal natuurlijk het vliegtuig zijn. De
gebeurte,,lijkheden bij een vliegtuigaanval op groote
schaal zijn onberekenbaar, maar het is
duidelijk dat zulk een aanval, wegens zijn
vernietigende uitwerking, op hef moreel
eener natie, de publieke opinie zoozeer kan
beïnvloeden dat zij een regeering ontwapent.
En zoo kan een aanval beslissend worden".
Nu heeft Prof. Struycken in een onlangs
verschenen zeer belangwekkende brochure een
betoog gehouden over het thans gevoerde
Nederlandsche beleid t.o.v. het buitenland,
terwijl Minister van Karnebeek's jongste
belangrijke redevoering in de Eerste Kamer
aantoonde dat de Minister en het lid van den
Raad van State het daarover ongeveer geheel
eens zijn. Zij bevelen voor Nederland aan
een politiek, zooals die vóór den oorlog werd
gevoerd en waarbij Nederland zich wel heeft
bevonden. Die politiek, gedurende den oor
log noemde men ze onzijdigheidspolitiek", en
sedert den vrede wil de Minister liever zijne
politiek noemen: zelfstandigheids-politiek",
daarmede bedoelende, dat ons land niet mee
wil doen aan het politieke spel der grooten,
waardoor het in moeilijkheden zou kunnen
geraken, en niet wil behooren tot eenige
groep of combinatie. De heer Struycken
heeft opgemerkt dat wij door zulks te doen,
zouden worden de slippedragers van anderen,
die onze staatkunde dienstbaar zouden ma
ken aan hunne belangen. Zoo voorzichtig
is de Minister dat hij zelfs met de Scandina
vische rijken geen overeenkomst wil aangaan.
Samenwerking met die landen ligt immers
toch reeds in en loop der dingen, en een
bepaalde overeenkomst die ons zou binden tot
wat ook, is overbodig. Nederland, zoo zeide
de Minister, had het vertrouwen van het
buitenland weten te winnen door duidelijk
te toonen dat het niet wenschte te komen
binnen de belangensfeer van eenig land of
van eenige combinatie, zoodat alle mogend
heden bij haar verkeer met Nederland van
te voren wisten dat zij met Nederland alleen
te doen hadden.
Prof. Struycken doet in zijn betoog een be
roep op de historie. Nederland, in het ver
leden, vroeg niets anders dan een politieke
constellatie van andere mogendheden, zoo
danig dat men in rust en vrede van liet eigen
bestaan kan genieten.
Koninklijke Meubel trans por I-Maatschap p ij B
DEGRUYTER&Co.l
DEN HAAQ l
AMSTERDAM ARNHEM|
Internationale Verhuizingen ?
men, dat ook het Duitsche laune" aan de
maan is ontleend? Luna is via Lnne tot lanne
geworden, en wie bei guter Laune" of nicht
in der Laune" ist, dankt zijn gemoedsstem
ming gelijk Pierrot aan den stand van de
maan.
Ik voor mij sta niet zoo critisch tegenover
den invloed van de natuurverschijnselen als
de schrijver van bovengenoemd boek, die
/elfs niet meer in de eb en vloed in het bloed
blijkt te gelooven. Waar is de grens tusschen
natuur en cultuur; of die tusschen verbeelding
en werkelijkheid? Ik voor mij ben er nog heilig
van overtuigd, dat het gevaarlijk is in de
maan te wandelen, al zal men er niet aan
stonds een kaal hoofd van krijgen. Maar
zouden er tengevolge van het wandelen in de
maan door meisjes en jonge vrouwen nog niet
wel degelijk uiaankinüertjes" worden ge
boren, gelijk het oude volksgeloof aannam?
. Het is weer de vraag van het pust of liet pniptir.
Sinds de ontdekking van Steinaih staan wij
ook zoo waanwijs niet meer tegenover de
oude alchemisten en wonderdokters, die klie
ren van bepaalde dieren tot poeder stampten
en bij wijze van drankje ingaven. Jacob Cats
heeft weliswaar, toen hij 80 jaar was, bij den
alchemist geen baat meer gevonden, maar in
zijn jonge jaren, toen hij aan de sukkel was,
heeft zeker arcanuni, onder hernieuwd gebed
ingenomen, hem toch maar genezen. De waar
schuwing aan Horatio haalt men ook op liet
gebied van de volksgeneeskunde niet ten
onrechte aan. Hoe dikwerf is de wetenschap
niets dan een bevestiging van de naïeve intuïtie!
Het is om de qiiintessens te doen? Maar
weet <re wel, lezer, wat die veel aangehaalde
quintensens" eigenlijk is? De oude volks
wetenschap was recht en slecht in haar
rubriceerinr;; zij deelde de elementen" kortweg
in vier soorten in. Aarde, water, lucht en vuur
waren de bestanddeelen, waaruit het heelal
was opgebouwd, doch wijl men, toen de weten
schap nog volstrekt gezag genoot, het
evvnmin als thans /onder onverklaarbare rest
Natuurlijk. Nederland wenschte en wenscht
nog allerlei zeer aangename dingen: niet
meedoen aan de groote politiek, want daar
is meer macht toe noodig dan wij bezitten;
rustig blijven in een prettige, kalme at
mosfeer van vrij goede dividenden, en daar
van op ons gemak genieten. Dat weten de
anderen reeds lang.
Het is maar zoo jammer dat men met vrome
wenschen niet altijd verder komt. Zoo
wenschten wij na 1918 in het rustige bezit
te blijven van Limburg, en op ons gemak de
kolenmijnen die wij daar tot ontwikkeling
hebben gebracht, rustig te blijven
exploiteeren. Maar onze buren wilden ons dat
gebied afkapen. En gelooft nu iemand, dat
wij zulks hadden kunnen voorkomen allén
maar door het vertrouwen dat wij anderen
hebben ingeboezemd? Onze macht zou stel
lig, gegeven onze geringe artillerie en kleine
luchtmacht, te kort geschoten zijn. Het
ontegenzeggelijk voortreffelijke beleid der
Ned. regeering zou niets hebben vermocht,
wanneer Engelands belang niet had meege
bracht: de handhaving onzer integriteit.
En nu mogen wij met nog zooveel nadruk
verklaren dat wij ons bij geen enkele groep
willen of kunnen aansluiten, die aansluiting
ligt in de natuur der dingen. Het is evenzeer
Engelands belang als hef onze, dat in
WestEuropa geene enkele mogendheid op het
vasteland de oppermacht verkrijgt. En nu
voert Frankrijk een politiek die door velen
juist voor zulk een gevaarlijk streven wordt
aangezien. Wat dat streven voor ons
beteekenen kan, dat hebben wij na 1795 ervaren,
toen wij ons te kwader ure hebben gevoegd
bij de mogendheid die door dat streven
met Engeland in conflict kwam. \\ ij hebben
de les ter harte genomen en wanneer wij
in 1914 niet een leger hadden gehad dat er
wezen mocht al moge er dan ook meer
aan hebben ontbroken dan ons lief was
wij zouden vermoedelijk opnieuw gedwongen
zijn geworden, (ditmaal door Duitschland)
tegen Engeland partij te kiezen, opnieuw voor
eenige generaties geruïneerd zijn geweest en
wellicht onze koloniën voorgoed verloren
hebben.
Het moge onaangenaam zijn, de pijnlijke
herinnering aan den Franschen tijd" op te
halen, en dat wordt hier niet gedaan om aan
onze Fransche vrienden eene onvriendelijk
heid te zeggen (of aan onze voorouders van die
dagen die zulks allicht eerder nog verdienen),
maar alleen om er nog eens op te wijzen dat
voor Nederland het vasteland van Europa
altijd een gevaarlijk wespennest blijft zoolang
geen internationale organisatie blijvende ver
betering brengt. Het is wellicht volkomen
waar, dat Frankrijk geene imperialistische
bedoelingen heeft. Maar wij zijn aan ons zelven
eenvoudig verplicht met de mogelijkheid ervan
rekening te houden.
Zoolang Frankrijk niet duidelijk aoet blijken
van het inzicht dat de wereldvrede en
Frankrijks veiligheid alleen door nauwe samen
werking met Engeland en Amerika verzekerd
kunnen worden, zoo lang is stellig voor ons
land de uiterste omzichtigheid geboden en is
de omschrijving der Nederlandsche
buitenlandsche politiek zooals de Minister die heeft
gegeven, ten eenenmale onaanvechtbaar,
te meer nu de groote mogendheden niets liever
wenschen, nu gebleken is dat wat Limburg
aangaat Engeland onverzettelijk is.
Een zelfstandig/ieids-polMek heeft de Minis
ter de Nederlandsche politiek genoemd.
Dat is, als uiting van een nationaal gevoel
van fierheid, een schoon woord. Maar wanneer
ons volk den Minister dat woord van
ganscher harte nazegt, dat dient het hem ook
de middelen te verschaffen om die politiek
te kunnen voeren. En zoo komen wij vanzelf
terug op het betoog van den heer Fokker
en van Generaal Snijders. Hoe gaarne wij
ook in Nederland en Indiëmet rust gelaten
worden, wij hebben hier, maar vooral daar
ginds, verantwoordelijkheden op ons genomen,
die wij niet uit den weg kunnen gaan door
ons te beroepen op het vertrouwen dat men
in ons heeft. Geen sterveling in het buiten
land verdenkt ons van imperialistische be
doelingen, want men kent ons te goed om niet
te weten dat wij, om nogmaals Prof. Struycken
te citeeren, liefst in rust en vrede genieten
van hetgeen wij hebben. Maar wij moeten
aan alle gegadigden met nadruk te kennen
geven dat wij ten volle bereid zijn, daarvoor
te vechten ook, als het moet. Kleine volkeren
kunnen in vliegtuigen en onderzeebooten
formidable aanvals- en verdedigingsmiddelen
vinden. Daarom dienen wij al onze kracht te
richten op die twee wapenen in de eerste plaats
en al het overige te beschouwen als hulpmid
delen voor het gebruik der twee eerste, en
Rookt TABA SIGAREN
't nieuwste 't fijnste
niet het omgekeerde zooals tot nog toe. Onze
financieele toestand laat het niet toe, wordt
ons gezegd. Maar stemt het feit niet tot
nadenken, dat Nederland, buiten den oorlog
gebleven, noch hier noch in Indiëzijne begroo
tingen sluitend kan maken, (zelfs zonder
vlootplan!) terwijl Engeland binnen vijf
jaren na den geweldigsten oorlog dien het
ooit kende, daarin wél geslaagd is? Zou
het Engelsche belastingstelsel misschien
beter zijn dan het onze? Heeft Nederlands
ministerie van Financiën ooit een nauwkeu
rige studie gemaakt van dat stelsel? Wanneer
er in geheel Europa na den oorlog maar n
land is dat zijne begrootingen sluitend maakt,
is het dan geen tijd om te pogen, van dat lan-t
iets-te leercn? Dat ons stelsel niet deugt, is
duidelijk, nu de gelden ontbreken voor het
allernoodzakelijkste: het rustige bezit te
handhaven van hetgeen wij hebben.
H. D u N L o p
iiiiiilliitiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiitiiiliiiilllttiliiiimiiiimiiitiiiiiiiiiiiiiim
HET FEEST VAN HET ALGE
MEEN NEDERLANDSCH
VERBOND
Den 24sten Mei zal het driedaagsch feest
beginnen.waarmee het Algemeen Nederlandsch
Verbond te Dordrecht, zijn hoofdzetel, luis
terrijk wenscht te herdenken, dat het aldaar
eene kwarteeuw geleden werd gesticht. Dat
was toen eene belangrijke daad en dus wel
eene feestelijke herdenking waard.
In zekeren zin dagteekent die stichting
reeds van een paar jaar vroeger. Toen toch
had het de aandacht getrokkeirvan den heer
Hipp. Meert, dat het Nederlandsch niet alleen
in Nederland en de grootste helft van Belgi
werd gesproken en geschreven, maar dat men
die taal ook daarbuiten veel meer gesproken
en geschreven vond, dan het groote publiek,
nu ja, wel wist, maar gewoonlijk niet bedacht.
Ook in de Nederlandsche Oost- en
WestIndische koloniën was het aantal
Nederlandschsprekenden niet gering. De toen nog als
onafhankelijk bestaande Zuid-Afrikaansche
republieken aan Oranje-rivier en Vaal-rivier
hadden die taal als de officiëele aangenomen
en waren meer en meer belangstelling gaan
wekken bij de, te lang onverschillig gebleven,
bewoners van het moederland der Zuidafri
kaners, terwijl ook in de Kaapkolonie allengs
zich de wensch openbaarde, den daar ge
sproken, uit het Nederlandsch voortgekomen
tongval tegen de moordende overheersching
van het Engelsen te handhaven. Maar, wat
minder bekend was, ook in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika waren geheele
streken, in het midden van de negentiende
eeuw door Nederlandsche kolonisten bevolkt,
die daar nog altijd hunne moedertaal getrouw
hadden bewaard.
Dat bleek den heer Meert overtuigend, toen
hij uit al die buiten-Europeesche streken een,
inderdaad verbazingwekkend, aantal dag
en weekbladen had bijeengebracht, waarvan
hij te Gent eene tentoonstelling inrichtte.
Hij begreep, dat men die overal verspreide en
bij isoleering ten doode gedoemde Nederland
sche elementen moest trachten te vereenigen
in een verbond van ouderlingen steun en
vriendschappelijke samenwerking, en zulk een
verbond bracht hij dan ook tot stand in
ZuidNederland, met medewerking van eenige,
reeds vroeger voor de Vlaamsche beweging
gewonnen, Noordnederlanders, en van dat
verbond gaf hij zelfs reeds een eigen orgaan
uit Neerlandia " genoemd, zooals het maand
blad van het Algemeen Nederlandsch Ver
bond nog altijd heet.
Meert's verbond had echter in ons land zoo
weinig de aandacht getrokken, dat Dr. H. J.
Kiewiet de Jonge, de voorzitter van het
Ned..Taal- en' Letterkundig Congres, in 1898
AUTOKLOKKEN
SPILLNER
f l JZEL^r R AAT N? 83. A DAM
kon stellen, vond men als vijfde wezen"
de quinta essentia" uit, die door het alche
mistisch geloof soms met het levenselixer"
werd vereenzelvigd.
Van die ouderwets-resolute indeeling ceeft
de humeuren-leer" ook ecu aardig voorbeeld.
Deze humoraal-pathologie," ook sympa
thieleer" onderscheidde vier vochten of sap
pen: het bloed, het slijm, de gele gal en de
zwarte gal; deze laatste, die nooit door een
menschenoog kon worden geïdentificeerd,
vervulde in dit stelsel de rol van onverklaar
bare rest. Nog heeft men de vier tempera
menten: het sanguinische, het flegmatische,
het cholerische en het melancholische over
gehouden, en «Ie kwaadbloedige, kwaadsappige,
hardvochtige, zwartgallige naturen ontleenen
hun reputatie aan de antieke nomenclatuur.
NOJI weten onze grootouders van ,,/inkinps,"
gelijk wij van katarrhen," en het deftige
Griekscli-klinkende woord slaat ever.goed op
de vloeiing van overtollige vochtigheid uit
de hersenen," die op eenige van de onderste
deelen komt te zinken". Beseft gij, vriendelijke
lezeres, hoe uw verkoudheid eigenlijk ont
staat? Het zijn de kwade vochten, die uit de
maag, lever of milt naar de hersenen opstijgen
en daar door de kou tot waterachtigheid ver
dicht ziiude, wederom verdampen".
Behalve de kon speelt bij de ziekte-oorzaken
de worm een groote rol. Dit gedierte is de ver
persoonlijking van de ziekte als zelfstandige
demon gelijk ook de nachtmerrie en zelfs de
baarmoeder als een zelfstandig levend wezen
aan de verrichtingen van hef lichaam deel
neemt. Het bezweren en uitbannen is tegen deze
inwendige demonen vaak nog het beste middel.
Zeer oud is ook de in de nieuwerwetsche
homoeopathie terugkeerende opvatting, dat
men het gelijke met het gelijke genezen moet.
Dit middel staat oudtijds althans, maar
waar ligt in beginsel de grens tusschen oud en
nieuw?, - op n lijn met de bezwering, wel
ker suggestieve macht ook in de moderne
geneeskunde niet wordtontkend. Men bestrijdt
een beet van een slang of van een dollen hond,
door het vleesch van het dier, dat de beet
toebracht, als medicijn in te geven.
Wanneer men echter met een inwendig ge
drocht heeft te maken, kan men deze methode
niet toepassen. Men wendt zich dan tot het
ziekte-veroorzakend monster rechtstreeks,bij v.
door den worm", die in drie kleuren voor
komt, rood, zwart of wit, een
pierenverschrikkertje" toe te dienen. Dit moet echter juist
geschieden, wanneer het dier, met den bek
open ligt" hetgeen in den ochtendstond het
geval schijnt te xijn. Een gelijksoortige be
handeling eischt het monster ..baarmoeder" als
verwekker der hysterie.
Maar hier genaak ik aan het voor
hedendaagsche verfijning ontoegankelijk gebied der
(insniakelijkheden in het oude volksgeloof.
Ik laat daarom den piskijker, het strontje, den
luizenader en de Catsiaansdie winderigheid
maar rusten, en neem voi r ditmaal afscheid
van den lezer.
Mijn tuintje roept mij, en ik moet kunst
mest strooien. Zelfs tegenover onze tuintjes
zijn wij hoffelijk geworden: we besparen ze
de odeur van gier en koemest. Maar laten wij
ons niet verbeelden, met onze cultureele
snperphosphaat boven du natuur verheven te
zijn geraakt. De producten uit de chemische
artsenij-fabriek staan in beginsel het bijgeloof
even nabij of houden er even weinig verband
mee als de rechtstreeks uit kruiden of ge
droogde dieren getrokken medicamenten der
oudheid.
Er is meer continuïteit in de opvattingen en
de leefwijze der nienschen dan wij in opper
vlakkige waanwijsheid vermoeden. Dit is de
slotsom, waartoe het boekje van den te vroeg
gestorven folklorist mij brachl.
C A N N i: (i