De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 19 mei pagina 3

19 mei 1923 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

19 Mei '23. - No. 2395 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VUUR NEDERLAND Mei hel "' k i ^ M. l», IL-jé, m. \ Blyff de zachtste Zeep voor de Huid. R V Zeepfa brieken Jet Anker" v/h Gebrs. Dobbelmann Nijmegen (tl SIGAREN BINNENHUIS KUNST UIT T BINNENHUIS JNRICHTING TOT MEUBELEERING EN VERSIERING OER WONING | TEL. 22039 ^^ 3ËMENDASLI DIRECTEUR JAC. VAN OEN BOSCH TEL. _ 2. 27603 STE R D A GRAND HOTEL DES ARDENNES Groot park. Terrassen. Tennis. Pension vanaf 25 francs. Vraagt gratis Prospectus. l MODEL GEMEUBILEERDE IVILLA SORGH-VLIET IBLOEMENDAALSCHEWEG 148 TOONKAMERS BIJ) BECHT & DYSER1NCKI STADHOUDERSKADE] BO-81-82 'T BINNENHUIS" BLIJFT VOLHARDEN IN ZIJN STRIJD TEGEN SMAAKMISLEIDING STIJL" IMITATIE EN AMBACHTSBEDERF IN DE MEUBELKUNST Geachte Mevrouw! Beleefd berichten wij U, dat wij U in het geheele land bezoeken met stalen en modelboeken en ten U went komen passen. Wij maken U beleefd attent dat wij U mantels of mantelcostuums kunnen maken, die zóó dun zijn, dat zij zelfs in het heetst van den zomer gedragen kunnen worden. Tevens vestigen wij Uw aandacht op de veranderingen in de modellen der mantels, die nu meer aansluitend zijn geworden, dus allén op maatwerk zijn aangewezen. Indien U wenscht dat wij ten U went komen, hetzij voor het be spreken van mantel of mantelcostuum, hetzij om U te adviseeren bij het opbergen, repareeren of moderniseeren van Uw pelswerk, zien wij gaarne Uw bericht, welken tijd U het best gelegen komt, tegemoet. Met de meeste Hoogachting KI Hit. Datneskleedermaker- Bontwerker, Heerengracht 304, Amsterdam. - Tel. N. 8060. MET N UITRUSTING UIT "DE BUCNKORF D» NWUWI CATM.OOU» ± 100 BLADZ. MT ILLUSTRATIES, FRANOO DB AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland kost slechts f 10.?per ]aar INSTITUUT OVERTOOM Amsterdam Overtoom 57 en 93a Rotterdam Kruisstraat 40 i uvci luuiii ~Jt vii 7ja "?"? i\i uiöan a**i TV l ypen -Steno -Talen -Boekhouden OÏEIDA TAFELZILVER P ond. 99 Cint fr. len Boekh. en na «W T <V__" l1 M ?-*^^^/ postw. bij RIËNTS BALT, Den Haag, Daguerrestraat 28. DEGELIJKE OPLEIDING, mond. on schrift. aan bovenstaand adres Vraagt de nieuwe luxe doozen met sorteering fijne PATRIA-BISCUITS: EN Best Butler Biscuits Al onze merkan zijn ook afzonderlijk per gewicht verkrijgbaar. Speciaal aanbevolen: V Een uitkomst voorde huisvrouw bij onverwacht bezoek is een PATRIA-Marie PATRIA-Petit-Beurre PATRIA-Bruss, Kermis PATRIA-Butter-Finger PATRIA-Grilled Cakes te Dordrecht gehouden, op dat Congres als iets nieuws kon voorstellen, zulk een Alge meen Nederlandsch Verbond te stichten. Dat voorstel vond terstond grooten bijval en om de goede zaak nu niet door verdeeldheid te bederven, ging de heer Meert met zijne ,,voorloopige" stichting tot de nieuwe over, die eerst van toen af in staat was krachtig op te treden, dank zij vooral den invloed van een energiek man als Prof. H. Kern, den eersten algemeenen voorzitter van het verbond. Op allerlei plaatsen in Noord- en ZuidNederland en ook buiten Europa werden afdeelingen gesticht. Te Amsterdam heb ik zelf de afdeeling mogen stichten, en ook hier en daar in Duitschland, o. a. in Berlijn, vereenigden de daar wonende Nederlanders zich tot eene afdeeüng, om zoo te beter den band met hun vaderland aan te houden. Die afdeelingen nu vormden weder verschillende groepen onder een eigen bestuur, om ook zelfstandig in van ons land wat ver afgelegen streek te kunnen werken, maar tevens onder leiding van het hoofdbestuur, waarin alle groepen vertegen woordigd waren. Weldra werkten alle met opgewektheid samen tot n gemeenschap pelijk doel : het tot stand brengen van een root Nederland. Maar dat Groot Nederland zou natuurlijk een ideëel rijk moeten blijven en zijne onder danen alleen als Nederlanders, niet ook als staatsburgers wat zoo al niet onmogelijk dan toch ongewenscht was met elkaar ver binden. Vandaar dat het Verbond zich alleen op cultureel, niet tevens op politiek gebied wilde bewegen en zich opzettelijk onthield van al wat met de staatkunde der afzonderlijke rijken, waarvan de Nederlanders staatsbur gers waren, in verband stond, evenals ook van alles wat op godsdienstig gebied tot ver deeldheid zou hebben kunnen leiden. Reeds terstond na de stichting was er voor het Verbond ruime gelegenheid tot krachtigen arbeid gedurende den Zuidafrikaanschen oorlog, waarbij de voor hunne onafhankelijk heid strijdende Boeren in ons geheele land zooveel hartelijke deelneming ondervonden, die door het vuur, dat er van het Verbond uitging, steeds levendig werd gehouden. Dat na de onderwerping van Zuid-Afrika aan de Engelsche overmacht de, misschien wat overspannen, opgewektheid in ons land, evenals in het Verbond, moest verminderen, was begrijpelijk, maar aan werk behoefde het toch niet te ontbreken, ja de kring van werk zaamheid kon nog worden uitgebreid,meende men. Alsof liet behartigen van en zelfs de in Belgiëen Zuid-Afrika noodzakelijke strijd voor het taaibehoud nog niet genoeg van de krachten der vereeniging vorderde, werd te kwader uur - de eisch gesteld, dat het Verbond ook de belangen van den Nederlandschen stam zou behartigen. Dat werd zelfs in de Statuten vatgelegd, en beteekende naar de meening van sommigen, dat het Ver bond bij voorkeur de maatschappelijke be langen moest behartigen van allen, die geacht werden tot den Nederlandschen stam te belioorcn. Maar Nederlandsche stam" is slechts eene rhetorische uitdrukking voor Neder landers" in den zin van Nederlandschsprekenden". Wie er nog iets meer in ziet, zooals men in woorden als pangcrmanisme of panslavisme meent te zien, bedriegt zich, want in werkelijkheid bestaat er geen Nederland sche stam. Ethnologisch zouden daarmee b.v, alle Israëlieten of Hugennotsche réfugié's in ons land. alle Sinjo's in Indië, alle Vlamingen met Fransche familienamen en dus van Waalsche afkomst, en zoovele bewoners van Suri name en Curacao en van Znid-Afrika wor den buitengesloten. En welk Nederlander zou durven beweren, dat hij geen druppel vreemd bloed in de aderen heeft ! Wat ons aaneensluit is onze nationaliteit, gevormd door gemeenschappelijke geschiede nis en daarmee samenhangende /.eden en gewoonten, en niet het minst het gebruik van dezelfde taal, als spiegel van het volkskarak ter en daarom natuurlijk min of meer gewij zigd naar de streek waarin men woont. Van alles nu wat die zoogenaamde Nederlandsche stam als gemeenschappelijk kenmerk bezit is de Nederlandsche taal in al hare verscheidenheden het eenige, al is dat dan ook niet weinig, en dwaasheid zou het zijn, de maatschappelijke belangen te willen behartigen van ieder, hoe weinig sympathiek hij ons overigens moge zijn, die de Nederlandsche taal spreekt. Dat die taalgemeenschap, vooral ,als wij ons buitenslands bevinden, ons gevoel streelt en een middel tot nauwere aansluiting kan worden, ontken ik daarmee natuurlijk niet. Wat het Verbond dan ook vooral moet be doelen, is het bevorderen van de handhaving en verspreiding der Nederlandsche taal, die, ook bij de Nederlanders zelf, nog beter ge kend en gevoeld moet worden en voor ver bastering moei worden behoed. Daaraan heeft het Algemeen Nederlandsch Verbond dan ook een groot deel van zijne werkzaamheid be steed. Zijne Boekencommissie heeft ijverig gezorgd voor het verspreiden van Nederland sche boeken in landen, waar Nederlanders woonden, die ze moeilijk in handen konden krijgen en ook daardoor gevaar liepen, hunne taal te verleeren. Zijne taaicommissie heeft op allerlei wijzen getracht de verbastering der taal in eipen land te verhinderen en daar mee ongetwijfeld groot nut gesticht, al valt dat ook niet zoo onmiddellijk in het oog. En nog belangrijker is de strijd geweest, die liet Verbond heeft gevoerd ter handhaving van de Nederlandsche taal, in Belgiëtegen het Fraiisch, in Znid-Afrika tegen liet Engelsen. Natuurlijk moest die strijd in liet eigen land worden uitgevochten en kunnen wij, Noordnedcrlanders, niet anders doen, dan onze hulp hieden,waar dat zal worden gevraagd, en onzen zedelijken steun, dien wij uit eigen beweging kunnen geven. In de laatste jaren is in Znid-Afrika die strijd eenigszins van karakter veranderd, omdat daar de neiging sterk is toegenomen, om tegen het Engelsch niet meer te strijden voorliet Nederlandsch of, zooals het daar heet, het Hoog-Hollandsch, maar voor het ZuidAfrikaansche Hollandsch, dat meer en meer eene zelfstandige taal schijnt te zullen wor den. En in Zuid-Nederland heeft de rampzalige wereldoorlog, behalve zooveel andere ellende als de verwoesting van Leuven en Yperen in het land onzer Vlaamsche vrienden, ook nog onderlinge verdeeldheid onder onze Vlaam sche taaibroeders gebracht, zoodat de, door ons zoo blij begroete, vorderingen der Vlaamsche beweging nu weer tot het verleden schijnen te behooren. Ce Zuidnederlandsche groep van het Verbond, tijdens den oorlog uiteengeval len, is nu bezig zich weer opnieuw te vormen, en intusschen doet Noord-Nederland maar het verstandigst, bij de in den oorlog aangeno men neutraliteit te volharden, en niet nog meer kwaad te stichten dan reeds gedaan is. Rooskleurig ziet de toekomst er dus in dit opzicht in het Verbond niet uit, evenmin als trouwens ergens op dit ondermaansche. Maar wij willen, als onze Jan Pieterszoon Koen, niet despereeren" of, in zuiverder Neder landsch, niet wanhopen, want het doel, dat het Verbond vofcr oogen heeft, blijft, ondanks alles, het najagen waard en is zeker ook niet onbereikbaar voor wie ernstig wil. Dit doel blijft in de allereerste plaats het hooghouden van de Nederlandsche taal als beschaafde omgangstaal en onverbasterde schrijftaal in eigen land, als voertuig van kunst en wetenschap, 700 mogelijk ook onder andere volken. Gelukt ons dat, dan wordt daardoor ook het gebied, waarop wij ons kunnen laten hooren en lezen, uitgebreid, en als gevolg daarvan de gelegenheid vergroot voor onze denkers en kunstenaars, en waarom ook niet voor onze handelaars? om met evenveel recht in eigen taal tot andere volken te spreken, als deze dat nu nog van ons eischen in de hunne. Wanneer het Algemeen Nederlandsch Ver bond dat doel voor oogcn houdt, dan mag l,et den 24sten Mei een wissel trekken op de toekomst en een feest vieren, waaraan ieder Nederlander, zij 't slechts in gedachte, gaarne zal deelnemen. J. T E W .1 N K E L Amsterdam 13 Mei 1(J23. SPAAMSOH, EHQELSOH, FR AM S OH, DUITSOM af o. Borlltz-School HoorongraoM 481 M. 3286 Pract. Onderwfji door buiten). Leeraren iiimiiiiiimiiimi iiiiiiiiiiiui IIHI in i MUI iiiiiiiiiui miiiiiimiiiin DE WIJSBEGEERTE DER INTUïTIE. WETENSCHAP EN DETERMINISME (Slot). Het groote probleem van de vrijheid van den wil tieeft ten allen tijde de denkers aange trokken. De deterministen van den nieuweren tijd vinden hun grooten voorganger in Spinoza, voor wien de orde van het denken en het zijn samenvielen, de ratio met de causa, die in den streng-logischen samenhang der wiskundige waarheden het beeld zag van den streng gedetermineerden samenhang van het gebeuren op stoffelijk en geestelijk gebied.Ook hij had den invloed van Newton ondervonden. Onder den invloed van Spinoza hebbende ouderen onder ons verkeerd met het determinisme van de Leidsche school, waarvan de Genestet zong: Driemaal heb ik 't Boek (van Scholten) ver slonden, veertien dagen lang geloofd, 't Groote Raadsel is gevonden, Schoon 't mij duizelde in mijn hoofd." Telkens wordt ons door een wijsgeerig denker een nieuwe oplossing van dat raadsel gegeven. Bergson is waarlijk de eenige niet. Onder die denkers noemen wij Boutroux. Hij erkent de noodzakelijkheid en algemeene geldigheid van de wetten van de zuivere wis kunde en de formeele logica, maar acht ze ver van de werkelijkheid verwijderd. De wetten der physica en mechanica hangen nauwer samen met de verschijnselen der werkelijkheid, maar berusten op ervaring. Vooral van de biologie zegt hij: ,,Nous nous loignons de plus en plus du type de la n cessité". Boutroux onderscheidt wel natuur wetten, die streng noodzakelijk zijn, maar zij zijn zoo abstract, dat zij niet aangeven hoe de verschijnselen tot stand komen. Een andere soort van natuurwetten sluit zich wel goed aan bij de verschijnselen, maar berust alleen op ervaring en mist daardoor het karakter van strenge algemeenheid. Zij kunnen meer determineerend zijn, maar vertegenwoordigen geen noodzakelijk verband tussclien de ver schijnselen. De slotsom is, dat de natuurwetten ons in het algemeen geenszins de verplichting op leggen om deterministen te zijn, dat wij op menig gebied de vrijheid kunnen huldigen 1). Inderdaad is de ne natuurwet de andere niet. De eerste wet van het arbeidsvermogen kent geen uitzondering. Maar de tweede en de wet van Boyle zijn statistisch: zij berusten op de wetten van de groote getallen, op de waarschijnlijkslieidsirkening. De moleculen van een gas bewegen zich met ongelijke snel heden. Men werkt met gemiddelden, aanne mend, dat liet grootste aantal moleculen, dat in een bepaald tijdsverloop den wand zal tref fen, een gemiddelde snelheid zal bezitten. Maar het is mogelijk en volgens de waarschijnlijkheidsrekening zelfs noodzakelijk, dat eenmaal -?zij 't ook eerst na duizenden van jaren -- in een bepaald tijdsverloop alleen moleculen met de kleinste of grootste snelheid tegen den wand zullen botsen. En dan gaat op dat oogenblik de wet niet door. Hetzelfde geldt voor de tweede wet van het arbeidsvermogen. Maxwell heeft gesproken van een intelligent wezen, dat geplaatst voor een nauwe opening, waardoor slechts n mole cuul te gelijk kon gaan, die twee vaten, waar in een gas van dezelfde temperatuur, met elkander in gemeenschap brengt, alleen in ne richting moleculen van een grootere snelheid dan de gemiddelde doorliet en alle andere tegenhield, lu zulk een geval zou in strijd met de tweede wet warmte van lagere temperatuur van zelf in die van hoogere over gaan; een geval, dat ook de waarschijnlijk heidsrekening voorziet. Arrheiiius2)heeft een onderstelling bedacht. die de mogelijkheid aangeeft, om te ontkomen aau den warmteduod waarmede de tweede wet van het arbeidsvermogen het Heelal bedreigt. Bij elke arbeidsverrichting door warmte wordt warmte van hoogere tempera tuur omgezet in die van lagere. Alle tempera tuurverschillen vereffenen zich. Alle zonnen houden eens op warmte uit te stralen. Alle chemische of mechanische warmteproductie neemt eens een einde. Dus verkrijgt eenmaal alle warmte dezelfde temperatuur en clan is alle arbeid en alk' leven onmogelijk geworden. Arrhcnius meent, dat de snelste moleculen zich bij voorkeur van de lieert' hemellichamen in de ruimte zullen verspreiden eu daar nieuwe zonnen van een hooger temperatuur zullen doen ontstaan en hij motiveert deze opvatting. Inderdaad is de werkelijkheid, zelfs daar waar het alleen de beweging der hemelli chamen betreft, zoo uiterst samengesteld, dat wie het goed beseft, zich eerder zal verwonderen over liet feit, dat wij met onze gedachtenconstructies nog zooveel kunnen voorspellen, dan daarover, dat niet alles te berekenen is. De vergelijking van Mcnhistopheles van de gedachtent'abriek met een Weber-Meisterstück geldt ook voor de tallooze betrekkingen tus sclien de elementen der werkelijkheid: Wo ein Tritt tausend Faden regt, Die Schifflein herüber hinüber schieszen, Die Faden migeselien flieszeo, Ein Schla» tausend Verbinduneen schliigt. De wetenschap heeft wel eens een te hoogen toon aangeslagen eu wij denken daarbij aau Laplace en du Bois Reymiaid. De laatste heeft in een beroemde redevoering 3) de beteekenis van de formule van Lapiacc uiteengezet. Denken wij ons, zeide Dubois Reymond, alle veranderingen in de lichamelijke wereld her leid tot bewegingen van atomen, door cen trale krachten bewerkt, dan ware het Heelal natuurwetenschappelijk bekend. De toestand der wereld gedurende een differentiaal van den tijd vertoonde zich dan als de onmiddellijke werking van den toestand er van gedurende de vorige en als onmiddel lijke oorzaak van haar toestand gedurende de volgende tijd-differentiaal. Wet en toeval waren nog slechts namen voor mechanische noodwemïigheid. Een geest, zeide Laplace, die op een gegeven oogenblik alle krachten kende, die in de Natuur werkzaam zijn en den tegenwoordigcn toestand der wezens, waaruit zij bestaat, en in staat was die gegevens aau de atKilvse te onderwerpen, voor hem zou de toekomst en het verleden geheel open liggen.Hij had in zijn formule slechts het negatieve teckcn iu te voeren, om te weten of de zon in den Piraeus verduisterd was, toen Periclcs zich inscheepte naar Epidaurus, hij zou door berekening kunnen vinden wie het geheim zinnige ijzeren masker geweest is, of wanneer Engeland zijn laatste steenkool verbruiken zal. Zulke overmoedige uitspraken prikkelden tot tegenspraak en zij bleef ook niet uit. Wie de gronden wil kennen van het oordeel, dat zelfs een geest, zooals Laplace dien onderstelde, geenszins met zekerheid in elk geval ver leden en toekomst zou kunnen berekenen, hij leze het artikel van prof. Kolinstamm 4). De laatste wil ook een lans voor de vrijheid breken. Maar hij doet het niet door te trach ten de wetenschap in diserediel te brengen, zon mogelijk (e vernietigen, gelijk Hcrgson eu Leruy. Hij en met hem Boutroux, stelt een scherp en onpartijdig onderzoek in naar den aard der verschillende natuurwetten met het oog op het doorgaan onder alle omstandig heden, en haar meer of minder determineerend karakter. Kohnstamm ontkent niet, dat in het heden de toekomst gelegen is, maar hij neemt niet aan, dat men met een differentiaal vergelijking ais die van Laplace en een volle dige kennis van den tegenwoordige!! toestand den toestand inde toekomst op elk willekeurig oogenblik in elk geval door berekening kan vinden. Hij en Boutroux onderzoeken wat de tegenwoordige wetenschap, haar methoden en uitkomsten, als bijdrage voor liet probleem der wilsvrijheid kunnen leveren. Geheel afge scheiden daarvan houden zij de wetenschap in cere. Zulke schrijvers zullen niet beweren het probleem te hebben opgelost. Wat zij ons geven is een gedocumenteerd inzicht iu het vraagstuk bij den tegenwoordigen stand onzer kennis. Den Haag. |. E. E N K i. ,\ ,\ R I) Boutroux: De la contingence des Lois de la Nature 1913 en l'Idee de la loi naturelle (Wil). 2) Svante Arrhenius. Das werden der Welten 1007. 3) Uber die Grenzen des Naturerkennens. Ein Vortrag in der Zweiten ffentlichen Sitzung der 45stcn Versammlung deutscher Naturforscher und Artze zit Leipzig am 14 August 1872, gehalten von Emil du BoisReymond, vierte verniehrte und Verbesserte Autïag-e. 1876. 4) Onze Eeuw. Dec. Afl. HI21. Prof. Kohn stamm. Over natuurwetten en determinisme. De wiskundig geschoolde lezer neme vooral kennis van wat prof.Kohnstamm schrijft over de differentieerbaarheid van de wereldlijn in verband met hel probleem van het determinisme.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl