De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 19 mei pagina 6

19 mei 1923 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 19 Mei '23. No. 2395 Het niéuwe Gebouw der Nederlandsche Handelmaatschappij gezien uit de Vijzelstraat bij de Heerengracht HET NIEUWE GEBOUW DER NEDERLANDSCHE HANDELMAATSCHAPPU De hoofdstad telt haar minnaars en ver eerders gelukkig nog bij duizenden. Geen wonder dus, dat velen met meer dan gewone belangstelling, ja reikhalzend ernaar uitzien, wat op den duur uit het betonnen reuzenkarkas, dat aan de Vijzelstraat tusschen Heeren- en Keizersgracht thans opgetrokken wordt, groeien zal. Het doet ons daarom genoegen ter illus tratie dezer beschouwing onzen lezers de primeur [van een foto voor te leggen, die naar de groote, voor de H. Mij. vervaar digde maquette genomen werd. ; Op verschillende ondergeschikte detailpunten zal het bouwwerk in uitvoering nog gewijzigd, en vooral wat het bovengedeelte ervan betreft, verfijnd worden. Het hier gereproduceerde geheel geeft echter een juist algemeen beeld van het ontwerp; zoodat een beschouwing erover nu reeds reden van bestaan heeft. Het ontzaglijk geraamte, gelijk het zich op 't oogenblik vertoont, werd op de voor groote bouwwerken steeds meer gebruikelijke moderne wijze opgetrokken. Het is van gewapend beton uit n stuk. Deze con structiemethode biedt het groote voordeel, dat de ondergeschikte indeelingen der binnen ruimten geheel vrij van de belangrijke en onmisbare draagpunten geschieden kunnen; zoodat eventueele wijzigingen dezer indeelin gen, zonderdat het geheel daardoor geschaad wordt, in de toekomst steeds mooglijk blijven. Wat men nu aanschouwt, is dus niets dan de inwendige kern van het bouwwerk, welke door natuur- en baksteen nader vol tooid zal worden, gelijk dit aan de onderzijde ervan nu reeds bemerkbaar is. Het skelet in kwestie nadert reeds zijn voltooiing. Het volume van muurwerk en vensters zal het overige moeten doen. Als dus ergens gesproken mag worden van de kleeren die den man maken", dan geldt dat voor dit bouwwerk in zoover het 't uiterlijk aanzien raakt. Wat deze omkleeding betreft, het na volgende: Het ondergedeelte van het geheele gebouw is van natuursteen, van een fluweelig groene kleur, Syeniet genaamd, uit Hessen afkomstig. De buitenvlakken dezer steen zijn iu hoofdzaak ruw gehouden. Deze ruwheid is echter niet van zoo overdreven aard ais men dat aan onderscheiden oudere en nieuwere bouwwerken vaak toegepast ziet. Een der gelijke karakteristieke grofheid zou hier zeker misstaan. Terwijl zij bij monumentale bouwwerken, welke op grooten afstand ge zien moeten worden, soms gewenscht is, blijkt ze voor winkelstraten en ook voor het karakter onzer kalme grachten verwerpelijk. De vermijding van het al te ,,rustieke" was door architect de Bazel hier dus goed gezien, trouwens van een smaak als den zijnen was niet anders te verwachten. De overige verdiepingen worden opge trokken in afwisselende lagen natuur- en baksteen, zooals deze in ons land reeds ge durende de Middeleeuwen en de Renaissance bij voorkeur toegepast werden. Het verschil in kleur dezer laatste materialen zal echter niet zoo groot zijn, als bij ver schillende minder goede toepassingen veelal aangetroffen wordt en een hard" of rarnmelig effect teweeg brengt, doordat het den monumentalen indruk van het muurvlak niet weinig afbreuk doet. De voor dit opgaand werk gekozen natuur steen is Saksisch Graniet en uit Bcucha afkomstig. De baksteen is inlandsch fabrikaat uit de fabrieken te Opijnen. Gelijke lagen baksteen en natuursteen wisselen elkander over hetgeheele bouwwerk af. KI.EUK is I.EVEN Kleur, gebrek aan levendige kleur, ziehier hetgeen in verschillende landen de nieuwere bouwwerken en daardoor de steden in de werklijkheid zoo enorm tegenvallen doet. Nergens bijvoorbeeld treft dit sterker dan te Berlijn. De nieuwere zoowel als oudere gebouwen zijn daar meestal troosteloos grauw. Vele moderne bouwwerken zelfs, waarvoor men respect heeft zoolang men ze slechts van afbeeldingen kent, vallen door hun somber heid in de werklijkheid ontzettend tegen. In lente en zomer, bij prachtig weer, moet men niet rekenen. Dan valt alles mee door de algeheele overtooging door zonneschijn en het vele. groen in verschillende stads gedeelten. Maar, o, die winter- en herfstdagen met hun schier-cindelooze grauwheid. Hoe triest, hoe troostloos is dan alles ! Niet, dat ook dit niet schoon zou zijn, van monumentale schoonheid zelfs. Maar deze is zoo oneindig treurig. Het is als ware er geen leven, geen opgewektheid op de wereld meer. Zie daartegenover onze Hollandsche steden. Onder alle weersgesteldheden zijn zij mooi en levend. En dit wordt veroorzaakt door hun krachtige kleurtegenstellingen. Hoe opgewekt zijn zelfs onze haast-zwart ge worden oude huizen met hun krachtige, breede, blanke deur- en vensteromlijningen, werkend als het wit om oogpupillen. Echter beginnen ook hier in Holland verschillende der nieuwere gebouwen door gebrek aan krachtige kleurtegenstellingen een zelfde neiging naar het sombere te vertoonen als die van verschillende buitenlandsche steden. Om een duidelijk sprekend voorbeeld te noemen, waaraan dit gebrek aan kleurwerking zich jaarlijks sterker zal doen ge voelen, noemen we een bouwwerk als van Peek en Cloppenburg op den Dam. Dit gebouw is van natuursteen opgetrokken, die, nu nog nieuw, een tamelijk licht en opgewekt effect maakt. Doch langzaam maar zeker zal deze steen door de stadsatmosfeer onvermijdelijk verdonkeren, evenals de zandsteen van het Raadhuis-paleis dit deed. Bij het eerste bouwwerk echter bestaan de smalle venster kozijnen uit brons. Wat voor effect zal men op den duur hier dus verkrijgen? De uit den aard der zaak donkere raamopeningen, gevat in donker brons, met overigens steeds donker der wordende steen daaromheen. Op den duur moet dit dus een massa van een-en-al grauw heid worden. Het Paleis-raadhuis, daarentegen, zal on danks zijn zwart geworden steen steeds tamelijk licht en opgewekt blijven, hetgeen uitsluitend aan zijn witte vensteromrandingen te danken is. Trouwens, onze oude huizen langs straten en grachten overtreffen door hun breedere lichte raamomlijningen in opgewektheid dit laatste kunstwerk ver. Gelukkig voor het echt-Hollandsche karakter der Hoofdstad, dat zij maar op n achtste wonder roemen kan ! De Bazel gevoelt het gevaar van het steeds grauwer en somberder worden voor moderne bouwwerken zeer goed. Hij zoekt daarom, waar de toepassing van breede, geverfde liouteiiraamko/ijnen voor monumentale bouw werken terecht uit den tijd is, het duurzaam behoud der levendigheid door een juist gekozen afwisseling in de materialen zijner muurvlakken te verwezenlijken. Dit mag voor hen die niet begrijpen mochten, waarom hij zulk een groot voorstander der toepassing van afwisselende lagen baksteen en natuur steen is, zijn voorliefde voor hun kleur tegenstellingen verklaren. Voor het in onbruik geraken van breede geverfde houten raamkozijnen bij monumen tale bouwwerken bestaan verschillende ge gronde redenen. Zoo zijn bronzen ramen bijv. veel duurzamer; zij sluiten beter af, zijn onbrandbaar en kunnen aanmerkelijk smaller zijn; waardoor bij gelijke muurdikten de lichttoevoer tot het inwendige aanmerkelijk grooter is. Men ziet: dit zijn alle voordeelen, die door den modernen architect niet over 't hoofd mogen gezien worden. Toch kunnen ook houten kozijnen thans nog wel degelijk toepassing vinden, irnts zij slechts uit zeer duurzame houtsoorten samengesteld zijn. Zij bieden dan dezelfde voordeelen als de bronzen, met uitzondering der onbrandbaarheid. Doch deze is voor gebouwen, overigens geheel van onbrandbare materialen opgetrokken, natuurlijk zonder beteekenis. Architect de Bazel koos voor zijn vensters het duurzame Indische Teakhout. Wellicht zit er zijne, inziens reeds metaal genoeg in het gewapend beton ! H. J. M. WALENKAMP C z N. lllllllimillllllllllllllllMIIIIIIIMUIIHMIIIIIIIIHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllll iiiiiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiifitiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiittiiiiiiiuii TOONEEL TE BERLIJN Alexander Tairoff s Moskauer Kammeriheater. \ Tairoff is de leider, regisseur en vooral: de ziel van een jonge beweging, die hij met woord en daad sterk propageert. Zijn faam was reeds tot hier doorgedrongen; nu verscheen hij zelf uit Rusland, als gast van het Deutsche Theater, met zijn ensemble, dat voortgegesproten is uit de door hem in 't leven ge roepen school van jonge krachten, die zich vol geestdrift en toewijding om hem scharen. Dezer dagen zal bij Gustav Kiepenhauereen toelichtend werk van zijn hand verschijnen Das entfesselte Theater", waaruit we reeds korte uittreksels te lezen kregen, om op de hoogte te komen van hetgeen hij wil en wenscht. Het blijkt genoegzaam hieruit, dat we inderdaad het, als tegenstelling tot Stanislawsky, revolutionaire theater van Moskau voor ons hebben, men moge het dan ver der kubistisch, futuristisch of bolsjewistisch noemen, dat ontstaan is als eene reactie tegen Stanislawsky's regie en opvatting; eene reactie, wellicht uit ,de zelfde bron ontstaan als indertijd die van Reinhardt tegenover het naturalistisch tooneel van Otto Brahm. Maar daarmede houdt elke vergelijking dan ook verder op, want veel eerder dan met Reinhardt, zou men Tairoff met Jessner en diens jongere discipelen kunnen vereenzelvigen. Tairoff streeft naar een ,,synthetisch" theater, dat alle gemengde "elementen: mysterie en harlekinade, operette, circus, pantomime in bonte afwisseling voor zich wenscht, 't liefst vereenigd in een toekomstig synthetisch" meesterwerk; als laatste consequentie blijkbaar iets als de groote tragische clownerie of het groteske mysterie; ? de vereeniging van held en nar, ook aan Shakespeare niet vreemd. En hij wenscht den synthetischen" tooneelspeler, die alle kunsten en alle techniek van lichaam en van ziel met de grootste volkomenheid beheerscht, _'ee_n. meester-tooneelspeler", die, volgens hem, niet bestaan kon in een tijd waarin het naturalistische theater den speler tot volslagen automaat der werkelijkheid, tot schilderachtig compositorisch onderdeel van een zorgvuldig gecomponeerd geheel ge degradeerd" had. Deze?meestertooneelspeler" -meest larrgzaam-aan opgevoed worden, door vele-en-har-de studie. Daartoe stichtte Tairoff sen school bij zijn theater, waarin, door intensieve en systematische training, de acteur tot de souvereine beheersching geraakt van zijn uiterlijk en innerlijk materiaal. De lichaamstechniek bestaat bij hem uit: vechten, acrobatische eofeningen, klassieke ballet en ook rhytmische gymnastiek en andere doelmatige oefeningen. De techniek der ziel wordt ontwikkeld door een omvangrijk systeem van improvisatie en emotie-oefeningen, door welke de speler in staat wordt gesteld op eiken tijd elke gewenschte uitdrukking met gevoel te kunnen spijzigen", of, andererzijds, het gevoels moment door de equivalente lichamelijke juiste expressie te kunnen begeleiden. Een zeer voornaam iets is verder op zijn tooneel de verdeeling der ruimte, waarmede het bewegen van den acteur, zijne actie in drie dimensies" zoo nauw samenhangt. Op het vlakke tooneel gaat, volgens Tairoff, (die daarmede geheel overeenstemt met Jessner's opvatting, waaraan diens beruchte trap" ontsproot!) de kracht van den acteur vaak ongeïnspireerd te loor. Daarom verdeelt ook hij de tooneelruimte in plannen van verschil lende hoogten: terrassenvormig, trapvormig, met cylindrische in- en uitgangen en met zuiver geometrisch-decoratieven achtergrond. Alles zonder een spoor van naturalisme. Bij deze decoratieve disposities werd Tairoff zonder twijfel sterk beïnvloed en overigens ook persoonlijk bijgestaan door de jonge modernste Russi.'ciie schilders, Alexandra Exter, Jakuloff, Kusnezoff, Wesnin, die naar rhytmische ondersteuning van scène, l'et tooneel en de beweging der acteur.-; trachtten, zonder ook maar in 't minst eene schilder achtig styleerende of realistische imitatie te beoogen. De costumes werden naar plastische modellen vervaardigd, die nauwkeurig reke ning houden met de lichamen der spelers en hunne anatomische bizonderheden, met het doel dat een costuum niet slechts dient te worden aangetrokken", doch ook werkelijk gedragen". De speciaal voor de uitvoeringen geschreven muziek is als het ryhtmisch stramien, waarbij handeling, bewegiii', stemmodulatie zich nauw aansluiten. Tairoff streeft er zelfs naar, zijn technisch apparaat aan de uiterste eisenen zijner phantasie te onderwerpen; hij droomt van ,,dynamische omwentelingen", waarin ook liet leegt tooneel, -?in aansluiting bij e u n verandering van stemming of handeling, zich plotseling modifieert. De geheele materie speelt mede, keert zich vóór of tegen den spelenden mensen Ik heb getracht althans bij benadering eene voorstelling te geven van Tairoff's streven. Ik zou nog een «n ander kunnen aan voeren, van wat hij zelf over de noodzakelijk heid zijner twee technieken, de uiterlijke en de innerlijke, schreef. Doch we gelooven ook zonder al die bewijs-. voeringen gaarne, dat een ernstige wil achter dat alles steekt, en een doordacht streven, dat zijn doel nauwkeurig voor zich ziet. Jammer maar, dat dat streven, de Absicht", zóó duidelijk... .en daardoor ontstemmend, bemerkbaar wordt! Het herinnert alles zoo ontnuchterend sterk aan zuiver verstandelijke!! arbeid, waarbij het gevoel en alle spontani teit zoo geheel op den achtergrond gedrongen worden ! De Russen zijn niet streng in hun soberheid, als maar al te vaak Jessner; zij lijken vrijer, rijker, hebben meer speelsche phantasie. Doch al die revolutioneerende tendenties worden zoo zér tot hoofdzaak, dat het werk zelf gaandeweg slechts middel lijkt te worden om het doel te bereiken. Men begon met Wilde's Salome. Toen volgde Prinzfssin Brambilla, een Caprice", geput uit E. T. A. Hoffmann. Waarop eene operette: Die '/Aviüingsschwestcrn, met Rus sische tekstdichternamcn en verzwegen com ponist. Wie bleken die zusters te zijn? .... niemand anders dan Lecocq's blijkbaar onsterfelijke Giroflé-Girofla". Heeft men angst gehad, Eransche werken te annonceeren? En moest daarom ook achter het geheim zinnig masker van een onbekend tooneelstiik: Mun'tz von Sachsen", dat als slot, na Pliiidru, zal volgen, de oude goede Adrienne Lecouvreur" geëscamotecrd worden?!.... Salome" van deze Russen te zien, leek mij aantrekkelijk en Ier eerste kennismaking interessant. Het tooneel is gestemd op de kleuren: rood, goud. Drie hooge, een lage breede ronde zuil. Rood-zwart-gouden gordijnen verkleinen en verwijden het tooneel, naar gelang de stemming dit vereischt of de achtergrond vrij moet komen. Links de zwarte ronde cisterne en kerker van Jochanaan; rechts een klein rond tropnitbotiwscl, waarop Herodes en de zijnen, op elkaar gedrongen. De geheele ruimte blijft vrij voor Salome's dans. Effectvol wordt met liet liclil gewerkt. d;it in zijne verschillende overgangen van kleur, glans en sterkte eigenaardige atmosfeeren schept, van zinne lijke feestelijkheid tot aan dreigende scliaduwsomberheid. De kibbelende Joden staan achter Herodes; aan zijne voeten liggen drie uitgezocht schoone jonge vrouwengestalten achteloos uitgestrekt. Overal de lu;t aan het spel der ledematen, aan rhytmisch bewegen. Zelfs de zwarte beul, Moor uit een oud Driekoningen-tafereel wordt, als een groteske figuur, in den furieusen wervelwind van Salome's dans mede betrokken. Zeer merkwaardig, welke rol de muziek van den componist Gutle te vervullen krijgt; hoe zij niet alleen aan het geheel de zwoele stem ming verleent, doch hoe ook het gesproken woord in dynamiek en klankkleur met haar samensmelt. Voor het overige valt het moeilijk voor ons, die de Russische taal niet machtig zijn, over de uitvoerenden te oordeelen : hun spreekstijl klinkt ons sterk declamatorisch, zelfs rhetorisch in de ooren. Zeer interessant was de slanke ascetische Jochanaanverschijning van ZERETEI.U, wel den besten spreker, wiens bijna naakte jongelingsgestalte, steil als een vlam, aaneen Micrielangelosche heilig-jonge herders figuur herinnerde. Grotesk uitgebeeld was de figuur van Herodes; kort, dik, zeer Joodsch, met omgebonden wollen baard, rillend van matelooze begeerten. De Ster" van het ge zelschap is AI.ICE KOONEN. Zij bleek eene teleurstelling. Mooi rank lichaam; zwaar moedige oogeii; gratie en hartstocht wel in haar dans: onmiskenbaar een talent. Doch haar stem is niet mooi gaaf en suggestief. En zij gaf een Salome, aan wie alle perverse in stincten vreemd zijn. Hier danste geen Herodia.'-dochter van Oscar Wilde's schepping, doch eene Salome van Russischen bloede, vol zwaar moedigheid en Slavische Weltschmerz. Be: rusting tot zelfs in hare wildste extaze. En hiermede verloor de Wildesche phantasie ka rakter en zin. Op deze proef van precieuse stijlkunst volg de Prinzessin Brambilla", dat ik niet zag, doch waarin, naar ik hoor, de Russen blijkbaar geheel en onbewimpeld kleur bekenden. Het decoratieve zoo radicaal-futuristisch, als we liet van de allermodernste schilderijen kennen ; en binnen die omlijsting vier actes van pan tomime, dans, kwikzilverlichtheid, negatie van alle aardsche zwaarwichtigheid. Uitbun dig Carne val; maskers met grotesk-spitse komkoninierneiizen, zooals Maitre Callot ze in zijne etsen graveerde; eene bonte orgie,waartoe de phantast Hoffman het voorwendsel-motief moest leveren. Daar nu Shakespeare met zijn .,Romeo" voor Berlijn van het program geschrapt was, en Pha'dr.'i", waarin Tairoff zich aan een klas siek werk wil geven, eerst later volgen zal, toog ik naar cle onbekende Operette ..Die Zwillingsschvvesteni," wav.rin ik, xooalsikzei, zulke goede oude bekenden van een kwart eeuw geleden zou weerzien. De muziek niet, zooals het programma nonchalant verkondig de naar" Lecocq, maar van Lecocq; de tekst niet van Argot en Ardurff", doch van Van Loo en Eetcrrier. De Salome van gisteren en de Pha'dra van morgen, vervulde ook hier de titelrol, van zingen kan in 't geheel niet gesproken worden. Tairoff wenscht een Meisterschauspieler" als centrum op het tooneel, die de eisenen, zoowel van het drama als van het ballet en de operette met gelijke volkomen technische vaardigheid vermag te vervullen. Men kan nu alvast wel constateeren, dat deze zijn wensch vooralsnog tot de vrome behoort. Alice Koonen was weer de uit tragische oogen blikkende Russin, die voor deze rol, trots zwevende dans passen, alle frivoliteit en allen, maar ook allen prikkelenden overmoed miste. En hoe presen teerde zich nu de oude Lecocq in dit hyper moderne kleed? Waar, in Salome, de tooneeldecoraties en costumes veelal van het buiten gewone talent der schilderes Alexandra Exter getuigden, daar had hier de bekende schilder Jakuloff voor de scenerie en de aankleeding gezorgd. Het geheel was tot een ultra-kluclitspel geworden, van niet goed weer te geven groteskheid. Het tooneel vertoonde, in plaats van het voorgeschreven westrand, den tuin, de villa eens rijken Spanjaards, een soort kaal dek van een pantserschip, met trappen, luiken, sigiiaalstangen, waar de mensclien over klim men, door kruipen, langs glijden. De costumes waren van een moeilijk te beschrijven pot sierlijkheid; hyper-elegante Giperls, niet gecaricatureerde fracs en cilinderiioeden, brach ten wat gratie in de farce. Xingcn kon nie mand. - wat vaak toch inderdaad pijnlijk storend was; -?(is de/e tak van onderwijs in de tmiverseele school niet opgenomen?) --. het bleef grootendeels bij een zingend declamecren, - nu ja. ... dire mie chanson". De rhytmische beweging" moest het 'm in hoofdzaak doen. Maar het is onzegbaar ver moeiend, die eeuwig wiegelende heupen, dat voortdurende danken, springen en huppelen te >-ien ! Ligt dan bij de Russen daarin alleen de uitdrukking van expansieve levensvreugde en uitgelaten vroolijklieid? Ik moet bekennen, - langer dan twee be drijven heb ik het niet uitgehouden: het klinkt misschien ouderwetse!;, maar zelfs Lecoc'.i's muziek, die in haar soort van klas sieke fijnheid en gratie is, heeft stellig recht op grootere piëteit. En soortgelijke eiitfesseite" willekeur, waarmede uiterlijkheden tot hoofd zaak gestempeld worden, zou op de gedachte kunnen brengen, dat een zekere onmacht bemanteld moet worden, die toch niet vermag een opgelegde taak te vervullen, met de apartu eischen, die elk genre op zich zelf stelt. C 0 K N K I. I E V A N O O S T F R ?! F V,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl