Historisch Archief 1877-1940
19 Mei 23. - No. 2395
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
CHARIV ARIA
eittfcl)ïanb, 3>eutfct)Ianb uebet
De regeering stelt deze biljetten
den werkgevers ter vervoeging."
(De Telegraaf)
,,De verervingsvraagstukken."
(N.R.C.)
Strandoponthoud."
(Adv. N. R. C.)
Beide huizen kunnen worden om
gebouwd." (Adv. Hbl.)
Rille, Brittannia !
Baby in de box". (Groene)
Uw wasch en uw geld is safe."
(Adv. Toon.)
De Field-trials en hondenrennen
in Nederland, door P. W. Waller."
Elke 500ste abonné," adverteert de Dag,
ontvangt een fraai geschenk."
Een bewijs te meer van superioriteit;
een gewoon blad heeft er maar n.
Lambert Stegeman, de zoon van het
overleden Staphorster boertje," schrijft het
Volk, heeft onlangs een rijksveldwachter
in behandeling genomen, zonder dat hij 't
wist. Thans is hij veroordeeld tot 30 dagen
hechtenis."
Nu zal Lambertje 't wel merken.
Onze meesters
Op de meest laffe wijze." (Trib.)
Ik heb mij op de meest duidelijke
wijze kunnen overtuigen." (N. C.)
De voor het land meest goedkoope
en meest aanbevelenswaardige werk
wijze." (Bat. Hbl.)
Dit is de meest gelukkige oplossing
te achten." (T. v. G.)
Onze teekenaars
De vergadering stond geheel in
het cf van de nagedachtenis van den
heengeganen secretaris." (U. D.)
De visscherij stond in vroegere
dagen in het cf van het vischverbod."
(Tel.)
Onze tooneelspelers
De rol die in het staatkundig
leven gspeeld wordt door de Eerste
Kamer: beschouwd te worden als
quantiténégligeable en toch in be
langrijke aangelegenheden de beslis
sing in handen te hebben, die rol wordt
in het kerkelijk leven gespeeld door
de kerkvoogdijen." (N. R. C.)
Hierbij speelt de hoedanigheid een
groote rol." (O. H. C.)
Hij begreep, dat de burgeravond
scholen een belangrijker rol dienden
te spelen." (N. R. C.)
Dit is de rol, die de band tusschen
ouders en kinderen vermag te spelen."
_=_= (TeL)
Onze musici
Bij onze voeten speelt het leer in
den vorm onzer schoenen geen eerste
viool." (O.H.C.)
Ze zal gedacht hebben aan den
haast versleten regel uit Oorter's
Mei: Een nieuwe lente en een nieuw
geluid." (N. R. C.)
't Zou geen wonder zijn; ze wordt er genoeg
aan herinnerd.
Te Lyon is een nieuwe kunst
zijdefabriek opgericht onder den naam
SociétéLyonnaise de Soles
Artificielles." (Polyt. W til.)
Wie er niet op gesteld is, verlange dus uit
drukkelijk de natuurlijke in zijn restaurant.
SCHILDER
KUNSTKRONIEK
RUSLAND'S VERONTWAARDIGING OVER DEN MOORD OP WOROFSKI
Teekening voor De Amsterdammer" van Joh. Braakensiek
te houden. Dus, opletten, mijn jongen!
Broedertje, we zijn in oorlog."
Hij heeft me gezegd: ik zal je een cadeau
geven, maar laat me rustig werken !" ant
woordde de bediende. En hij vraagt niet
eens den samowar."
Wel, wel!" hernam de baas, en hield
zijn oor tegen de deur.
Maar er was geen geluid te hooren, en men
gevoelde slechts den dampkring van neer
slachtigheid die hangt in iedere kamer waar
iemand slaapt.
De zon gleed langzaam door het vertrek, en
verdween eindelijk geheel en al.
De rijp op de vensterschijven nam een
grijzen, matten droevigen tint aan. In de
schemering ontwaakte de kunstenaar plot
seling, en snelde naar de bel.
Het is ontzettend!" schreeuwde hij,
toen de bediende kwam, Je hebt me niet
gewekt! En het was juist voor vandaag,
dat we onzen verschrikkelijken tocht hebben
ondernomen. Je weet, ongetwijfeld, dat
Kitchener zelf in den afgrond gestort is. Stel
je dan eens voor wat het moet geweest zijn
voor haar, die acht maanden zwanger was.
We hebben duizend hindernissen overwonnen.
We hebben bijna gedurende zes weken niet
geslapen of gegeten. En de zee ! Dat slingeren,
dat woedende stampen ! Die onophoudelijke
angst, in de lucht te springen ! Allemans op
de brug! De reddinggordels! Den eersten
die zonder mijn toestemming in een sloep gaat
schiet ik voor den kop.!"
Zoo is het", zeide knecht, geheel verdoofd
door de doordringende stem van den gast.
En wat hadden we vandaag een stralenden
zonneschijn !" ging de kunstenaar op een
rustiger toon voort. In de stemming waarin
ik zooeven was, zou ik het werk in twee of
drie uren voltooid hebben, maar er is niets
aan te doen! Ik zal den heelen nacht werken.
Help me alleen alles klaarzetten. Met deze
tafel zal het gaan "
Hij ging naar een tafel toe die voor een
kanapéstond, trok er het fluweelen tafel
kleed af, en schudde het meubel heen en
weer:
Zoo staat ze stevig genoeg. Maar kijk eens
aan; jelui hebt hier maar twee kaarsen.
Breng er nog acht, anders kan ik niet schil
deren. Ik heb een overvloed van licht noodig."
De knecht ging weer heen, en liet lang op
zich wachten; eindelijk kwam hij aanzetten
met zeven kaarsen, in kandelaars van allerlei
vormen.
Er ontbreekt er nog een, ik heb ze alle uit
de kamers gehaald", zeide hij.
De kunstenaar wond zich opnieuw op, en
schreeuwde:
Dat is onuitstaanbaar! Ik moet er tien
hebben, tien ! Elk oogenblik stuit men op
hindernissen, pietluttigheden. Help me ten
minste de tafel precies in het midden van
de kamer te zetten. Zoo wordt het licht in
Optimisme
Wij hebben ons overtuigd, dat de
exploitante van de lunchroom alles
in 't werk heeft gesteld om het haar
gasten aangenaam te maken. De lunch
room ligt direct bij de begraafplaats
Westerveld (met crematorium) en
voldoet daar aan een bepaalde be
hoefte." (H. D.)
Het aantal dooden bedraagt on
geveer tien, die men in het leven hoopt
te kunnen houden." (Held. Ct.)
TAALVERWOESTING
De vorige maal is aangetoond, dat men
tegenwoordig den persoonsnaam meent te
mogen vastkoppelen vóór het zelfst. naam
woord, zelfs als dit laatste een handeling
uitdrukt en de persoonsnaam er het voorwerp
van is. Dit misbruik schijnt nu regel geworden
bij herdenking", hulde" en huldiging".
Andere verbale nomina, waarbij deze gruwe
lijkheid insluipt, zijn vertaling" (een
Dantevertaling) en viering" (Costerviering).
Om nog een paar recente staaltjes van
redelooze koppeling aan te halen, verwijs ik naar
de Hjertber'g-leerlingen, de
Erzberg-Rathenaumoordenaars en naar het bovenal weerzin
wekkende Kapp-putsch, met welke
monstruositeit onze krantenschrijvers heelemaal geen
weg wislen en die zij daarom hun lezers met
huid errhaar te slikken gaven.
Of het dan in goede taal nooit veroorloofd
is, den persoonsnaam vóór het appellatief te
plaatsen? Natuurlijk wel, doch in bepaalde
gevallen, die een nog niet tot zwijgen gebracht
taalgevoel dadelijk herkent. Ten eerste wan
neer de p. n. een soort of hoedanigheid aan
duidt. Vergelijk bijv. de loterij van Broekhuijs
met 't was me daar een echte
Broekhuijsgokkerij". In het laatste geval mag men van
den p. n. ook een adjectief afleiden, zoo dit
gevoegelijk kan.
Evenzeer kan vóórplaatsing geschieden, wan
neer de p. n. niet onmiddellijk in verband met
het substantief gedacht wordt. Zoo is een
Bachavond niet een avondbijeenkomst, die
door een Bach geleid wordt, maar een waarop
stukken van den componist Bach ten gehoore
worden gebracht. Zoo werd op de
Rernbra:uitjeesten de nagedachtenis van Rembrantlt ge
vierd, maar werden die feesten niet door
hem gegeven. Frans Halsmuseum gaat ook,
want het is niet door Frans Hals gesticht,
maar de schilderstukken van dezen zijn er
het sieraad van. Zoo is ook op de
Teylerzaak weinig aan te merken, want zij is
het proces om de erfenis van Teyler.
Wanneer Teyler nog leefde en hij zelf in dit
geding gemengd was, zou het de zaak (van)
Teyler 1) moeten zijn. Hoe eenvoudig is dit
onderscheid in 't oog te houden en uit wat
voor baldadigheid zondigt men er telkens
tegen: Mattheus-leven, Huyghens-borstbe?ld2)
en nog wel in hetzelfde nummer als waarin het
Donders-monument tentoongesteld werd: het
Comenius-monument! Men moet mij toch
vooral niet mijn critiek te gemakkelijk maken.
(Wordt vervolgd) CH. F. H A j E.
1) Zonder het voorzetsel bijstelling, dus
achteraan; met het voorzetsel 2e naamval
van betrekking.
2) De de Witt-publicatie, de
Leycestercorrespondentie, de Bentinck-papieren lees ik
in het pas ontvangen deel der Bijdragen van
het Historisch Genootschap. Wel foei dr.
Bannier!
TOOROP, BIJ
KLEYKAMP IN DEN HAAG. I.
Er zijn op deze ten
toonstelling als altijd
teekeningen vol grooten
gang en van bizondere
dramatische kracht (wat
anders is de scheppende
kunstenaar en de
inspireerende engel,"uit 1920)
er zijn levende en leven
dige portretten (van Me
vrouw Scheltema en van
prof. van Ginneken); er
zijn figuren vol
beteekenis (d'opstandige en
de berustende
Oosterlander); er zijn sterke
decoratieve oplossingen
(de twee koppen met de
beschermengelen er ach
ter endedétailteekening
voor het nieuwe
kerkraam (een der koppen
is die van Djodjana,
d'Indischen danser); er
is een bewogen figuur
vóór een brandende stad
(la Beigique Sanglante),
eris het curieuse dingske
van de twee vrouwefigu
ren in S-vorm met den
neger klein erbij, die
koffie aandraagt (en het
sensueele in deze
teekening is in Toorop)
maar over deze teeke
ningen, en over andere
zal ik een volgend maal
schrijven nu wou ik
dit doen over een klein
werk uit 1922. Het heet:
Theater der menschen,
ziende naar den strijd
tusschen God en inensch.
Het is een voorstelling
van mannen met gemar
keerde koppen, van een
naakte en een gekleed e
vrouw; en het werk
hangt er verloren, tegen
't licht in. 't Is iets om
voorbij te loopen voor
hem, die aast op groot
formaat, of op
traditioneelen Toorop. Maar het
is een der krachtigste
werken van de geheole
tentoonstellint;. Het is
van singuliere stelligheid,
en deze stelligheid wordt
geschapen door een straffe
verdeeling van
wii-enzwart, die 't werk klank,
leven en zekerheid geeft.
PULCHRI STUDIO, DEN
HAAG,WERK VAN LEDEN.
Op Pulchri was even
min veel te vinden. Om
het naakt van Haverman (met het masker
aan den muur) subliem" te noemen, moet ge
de onkundige zijn, aie Philippe Rousseau en
den landschap Rousseau verwart. Eenvoudiger
was te zeggen, dat dit naakt minder troebel,
meer blank was dan gewoonlijk Haverman
gelukt. Een schilderij, zeer klein, had onver
wachte hoedanigheid: het klaproesje van
Actamfe. Er was daar de onwaereldsche
verteedcring van Redon te vinden, en haast was
die teederheid nog argeloozer. Akkeringa's
Stroobloemen, met den groenen schotel
den spiegel weerkaatst, en zal het helderder
zijn."
De bediende schoof de tafel naar de aange
wezen plaats, en zette haar vast.
Nu moeten we haar bedekken met iets
wits, dat het licht niet opslorpt." mompelde
de artiest, en hielp den bediende met onhan
dige bewegingen. Telkens liet hij het lorgnet
vallen, en zette het weer op.
Hoe zullen we dat inrichten? Witte
lakens, daar ben ik bang voor.... Ach,
juist, ik heb daar een hoop kranten. Ik heb
er mij uit voorzorg niet van ontdaan."
Hij opende zuji valies op de vloer, haalde
er een aantal nummers der Nowoie Wrémia
uit, spreidde ze over de tafel heen en stak
ze met punaises vast, legde er de potloodcn
en het palet op, zette de negen kaarsen op
een rij, en stak ze alle aan. De kamer bood
nu een vreemden aanblik. Temidden van deze
weelde van licht, had ze een droevig voor
komen. De vensters schenen volkomen zwart.
De kaarsen werden weerkaatst in den spiegel
boven de kanapé, en wierpen een sterk
gouden licht op het bleeke ernstige gezicht
van den kunstenaar, en op de jeugdige trekken
van den druk bezigen bediende. Toen eindelijk
alles op zijn plaats stond, trok de knecht zich
eerbiedig naar den drempel terug, en vroeg:
Eet u bij ons, of ergens anders?"
De kunstenaar glimlachte, met een bitteren
en theatralen glimlach:
Wat een kind ! Die verbeeldt zich, dat ik
op zulk een oogenblik zou kunnen eten !
Ga rustig slapen, goede vriend. Voor morgen
ochtend heb ik niets meer noodig."
De dienaar ging geluidloos heen.
De uren gleden voorbij. De kunstenaar liep
heen en weer door hetjvertrek, vanden eenen
hoek naar den anderen. Hij had tot zich/elf
gezegd: Nu moet ik beginnen." Achter de
vensters zag hij den ijzigen winternacht,
donkerzwart. Hij liet de gordijnen neer.
In het hotel was alles stil. Achter de deur in
de gang schuifelden heimelijk, behoed
zame schreden; men bespiedde den artiest door
het sleutelgat, en men luisterde. Eindelijk
hield ook dit geluid op. Onder de sidderende
kaarsvlammen door den spiegel weerkaatst,
nam het gelaat van den kunstenaar h(,e langer
hoe meer een verbijsterde, gestrenge, ge
folterde uitdrukking aan.
Neen !" riep hij uit, en stond plotseling
stil, eerst moet ik haar trekken in mijn ge
heugen terugroepen. Weg met die kinder
achtige angst !"
Hij bukte zich over het valies, en zijne
haren fladderden uit. Hij liet ?ijn hand ouder
het linnen glijden, trok er een witfluweelen
album uit, en ging in een leunstoel zitten,
met het album voor zich. Hij wierp het
hoofd, met een vastbesloten, trotsche uit
drukking, achterover, opende het album en
keek er onbewegelijk in.
Er was in het album een groote photo
Zwitserland: Gemeen is het. Maar kijk jij eens naar je eigen!"
IIIIHIIIItllllllMIIIIII
tllllllllllllllllllt
eronder, waren te loven; om de fijnheid de
rozen van Fl. Arntzenius. Bakel's droogdok
met sneeuw was voor hem fleurig; Lucie van
Dam van Isselt's stillevens keurig-frisch; freule
van Eysinga's stilleven grooter, maar iets te
oppervlakkig. De Maraboe van Mension gaf
hem in zijn normale kracht, zooals ge
Oldewelt hier ook vondt. Butter's Naakt hoort in
een jachthuis thuis; van der Stok's kinderpor
tret (uit 1921) was nauwkeurig en curieus
als psychologie (ook van den maker). Tholen
had een levendige studie uit 1915; van Tiele
prijs ik het makkelijkst de Zinnia's; van
Wcnning Dekkersduin; van van de Wetering
de Roonde Boereschuur.Wijsmuller's Katwijk
aan-Zee was een aardig gegeven, zwak geschil
derd ; Goedvriend's M'intcrlandschap met de
bergen,in zijn koele grauwen door zijn openheid
en door de manier, waarop de bergen gegeven
waren een eenvoudige uiting van dezen zich
steeds anders voordoenden schilder
De gipsen Apache van Mej. Rueb wordt
steeds meer een ding om van tentoonstellingen
verwijderd te houden. P i. A s s c n A E R T
iiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii
graphie; ze stelde hat schip van een leege kerk
of kapel voor, met gewelven en wanden van
een glinsterende gladde steen. Midden in de
kerk, op een met zwart laken omfloersd
praalbed, was een lange doodkist geplaatst, waarin
een magere vrouw lag, met gesloten, uit
hollende oogleden. Het hoofd, smal en schoon,
was met een bloemenkrans gekroond, de
handen lagen op den boezem gekruist. Bene
den aan de doodkist stonden drie hooge
kandelaren. Aan de voeten der doode be
vond zich een kleine doodkist met een zuige
ling, zoo groot als een pop.
De kunstenaar drong de volle kracht van
zijn blik op de vermagerde trekken der over
ledene samen. Opeens grijnsde zijn gelaat
van ontzetting. Hij wierp het album op het
tapijt, en sprong naar het valies. Hij zocht er
in tot op den bodem, en schoof hemden,
dassen, sokken om zich heen, op de vloer. . . .
Neen, wat hij zocht, zat er niet in. Hij keek
wanhopig om zich heen, en wreef zich het
voorhoofd....
,,De helft van mijn leven vooreen penseel !"
riep hij met rauwe stem, en stampte op den
grond. Je hebt het vergeten, ongelukkige,
je hebt het vergeten ! Zoek ! Doe een wonder!"
Neen, hij had geen penseel. Hij doorsnuf
felde zijn zakken, vond er zijn pennernes,
vloog opnieuw naar het valies... Moest
hij enkele haren van zijn pels afsnijden, en ze
aan een pennehouder, aan een stokje vast
binden? Maar hoe aan garen te komen? Het
was nacht, allen waren in slaap, men zon
hem voor een gek houden! En met een
woedend gebaar, nam hij het karton van de
kanapé, smeet het op tafel, ging naar de
andere kamer kussens halen en legde ze op
de zitting van den leunstoel om honger te
zitten. Toen begon hij te werken, met ver
schillende potlooden. en verdiepte zich in
zijn arbeid.
Hij zwoegde /onder ophouden. I lij had
zijn lorgnet afgenomen. Dicht over de tafel
gebukt, trok hij krachtige lijnen met een
zekere hand. Van tijd tot tijd wierp hij zich
achterover , en vestigde den blik stijf op den
spiegel, waarop een grijs waas hing, vol
sidderende, bonte vlammen. Door de hitte
der kaarsen, waren zijne haren a;:n de slapen
klam geworden. Zijne halsaderen vin ren door
de inspanning gezwollen. Zijne oogen waren
moede en zwaar, zijne trekken nog meer ver
magerd. Maar zijn gelaat was even doodelijk
bleek gebleven.
Eindelijk merkte hij op, dat het karton
onherroepelijk bedorven was, overladen met
onzinnige opzichtige teekeningen waarvan
de zin en de toon volmaakt tegenstrijdig
waren: de koortsachtige bezieling van den
artiest gehoorzaamde niet aan diens denk
beelden, voerde iets geheel anders uit dan
datgene waarheen zekere krachten zijner
/iel hem voortdreven. Hij keerde het karton
om, nam een blauw potlood in de hand,
en bleef gedurende eenigen tijd als versuft
zitten. Het album lag open naast den leun
stoel, 's Kunstenaars blik werd getroffen
door de lange doodkist, door het levenlooze
gelaat. Hij deed het album heftig dicht.
In het valies, onder het linnen, stak een in
stroo gevlochten flakon uit, met eau de
cologne. De artiest stond op, schroefde
haastig de stop van de flesch, en begon het
vocht te drinken, dat hem de lippen ver
brandde. Hij ledigde den flakon bijna geheel.
Hijgend van deze welriekende vlam. de keel
geheel in vuur, begon hij opnieuw door de
kamer te loopen.
Weldra maakte zich een jeugdige kracht
van hem meester, een roekelooze stoutmoedig
heid, eene beheersching al zijner gevoelens en
gedachten, het bewustzijn, alles te kunnen
en te durven.Geen twijfel engeene belemmerin
gen meer ! Hoop en vreugde overstelpten hem.
Het scheen hem toe, dat de sombere bezeten
heid, de duivelsche invallen, welker zwarte
golven zijne verbeelding zoolang hadden ver
duisterd, terugvloeiden. Hosanna ! Hosanna !
Gezegend zij Hij die komt in den naam des
Heeren !
Voor zijne geestesoogen rees nu, met een
treffenden, ongekenden glans, datgene op,
waarnaar zijn hart dorstte, zijn hart niet
van een slaaf, doch van een schepper des
levens -- zooals hij tot zichzelf zeide.
Zijn droom verklaarde zich: achter een
atmosfeer van goud, de hemelen-overstroomd
van eeuwig licht, getemperd door
vaagomlijude, wonderbaarlijke wolkjes. In de schrik
wekkende liturgische schoonheid der hemelen
waren hoofdjes en wiekjes zichtbaar van
ontelbare stralende serafijnen, opgetogen van
vreugde. God de Vader, geducht en blijde,
medelijdend en zegepralend, gelijk in de
scheppingsdagen, - een schitterende,
ontzaggelijke verschijning ? verhief zich te
midden dezer gestalten. De Maagd, onuit
sprekelijk aanminnig, de oogen glanzend van
moederlijke gelukzaligheid, staande op de
wolkachtige sferen waardoor het diepe
blauw der aan hare voeten uitgestrekte
verrewerelden, heen scheen, openbaarde aan het
heelal en droeg op hare armen omhoog:
het goddelijke Kind, heerlijk als de zon.
Johannes, een krachtige onbuigzame gestalte
met een dierenhuid omgord, was aan de voeten
der Moeder geknield, en kuste in een ver
rukking van liefde, teederheid en dankbaar
heid, den zoom van het heilige gewaad....
Nog eenmaal wierp de artiest zich op zijn
werk. Telkens brak hij zijne potlooden, en
scherpte ze dan met het knipmes, in koorts
achtige haast, met sidderende handen. De
kaarsen brandden op, smolten af, dropen neer
op de gloeiende kandelaars, en vlamden nog
heviger uit, dichtbij het gezicht van den
kunstetenaar, wiens haren klam op de wangen hin
gen.
Om zes uur drukte hij als razend op de
beiknop; hij was gereed, het was voltooid !
Daarna liep hij snel terug naar de tafel,
en wachtte, rechtopstaande, met kloppend
hart, op den knecht. Zijn gelaat was, op dit
oogenblik zoo doodelijk vaalbleek, dat zijne
lippen zwart schenen. Zijn jas was geheel
en al bepoederd met het veelkleurige stof
der potlooden. Zijne sombere oogen brandden
van een bovenmenschelijke smart, en tevens
van een uitzinnige opgetogenheid.
Maar niemand kwam. Een stilte des graf s
omringde hem. Maar hij bleef staan, en luister
de met gespannen aandacht, als een incarnatie
der verwachting. Nog een oogenblik, en de
knecht zou komen toeloopen, en hij, schepper
die zijn arbeid had voltooid, en er, als tenge
volge van een raadsbesluit der Voorzienigheid,
geheel zijne ziel in had uitgestort, zou overluid
deze voorbedachte, verschrikkelijke,
trionifeerende woorden uitspreken:
Neem dat ! Dat is voor jou \ Ik geef het je."
Zoo heftig sloeg zijn hart, dat hij op het
punt was, het bewustzijn te verliezen, maar
hij hield het karton krampachtig in de hand
gekneld. Welnu, op dit karton, geheel gevuld
met kleurvlekken, was, iu een monsterach
tige n stapel, alles samengehoopt, wat zijne
verbeelding had overheerd, in volkomen te
genspraak met zijne oorspronkelijke bedoe
lingen.
In een woesteu blauwzwarteii hemel,
vlamden onmetelijke bloedige branden tot
aan het zeuith omhoog. Tempel's, kasteelen
en woningen verdwenen in een duisteren
rook. Zwarte pijnbanken, schavotten, galgen
met hangende lijken, staken somber tegen den
purperen gloed af. Uitstekend boven deze zee
van vuur en rook, geheel dit tafereel
beheerschend, verhief zich majestueus, duivelse!],
een ontzaggelijk kruis, waarop bloedend de
Gekruisigde geklonken was, met de armen,
breed, gewillig langs de dwarshouten uit
getrokken. De Dood, bekleed met wapen
rusting en getande kroon, grijnzend met zijne
naakte kaakbeenderen, stak, met een ge
weldigen ruk, een ijzeren drietand diep onder
het hart van het Slachtoffer. Onderin de
schilderij, niets dan een verwarde hoop lijken,
en eeu handgemeen van levenden, die elkaar
beten en verscheurden, een wild gewoel van
naakte vormen, rompen, gezichten, handen.
En die twistzieke gezichten, met uithollende
oogen en uitstekende hoektanden, waren zo'
afzichtelijk, zoo beestachtig, zoo grijnzend
van broederhaat, razernij en moordwellust,
dat men eer meende, roofdier- of
duivelssnuiten te zien dan menschelijke aange
zichten.
Met medewerking van den schrijver uit liet
Russisch vertaald duur
I-. I I. G K O N D 11 S