De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 26 mei pagina 1

26 mei 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l? N°. 2393 Zaterdag 26 Mei A6. 19S3 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOPNAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie i C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF | Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. | Redactie en Administratie; Keizersgracht 333, Amsterdam ] | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosfen INHOUD: 1. Bismarck als voorganger van Poincaré, door Prof. Dr. W. G. Kernkamp Tijdgenöoten: Yeats, door Dr. W. G. C. Byvanck De internationale puzzle, door Brandaris -2. Ruize-Rijm, door Charivarius Na den roes, teekening door Jordaan Spreekzaal: Het feest van het Alg. Ned. Verbond, door Mr. P. H. Ritter Jr. 3. Ruimtevrees, door F. J. M. Drion Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrouwen (red. Elis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons Een dag boek houden, door Car. Lancker-v. Domme len Wat een moderne bakvisch beweert, door Anneke Van alles wat Uit de Natuur: Bekendelle, door Dr. Jac. P. Thijsse. 6. Het gebouw der Ned. Handel-Mij. door H. J. M. Walenkamp Czn Boek bespreking, door Herm Middendorp 7. Op den Economischen Uitkijk, d. Jhr. Mr. H. Smissaert 8. Japansche Kunst, door Ellen Forest Muziek, door Richard Heuckeroth Een Nederlandsch handboek over kunst, door Prof. Dr. W. Martin Het jubileum van het A. N. V., teekening door Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. Ch. F. Haje Een weefster van droomen, door B, J. Stokvis Losse aanteekeningen uit Italië, door Carel Scharten 10. Krekelzang, door J. H. Speenhoff 't Schietgat, door Melis Stoke Uit het Kladschrift van Jantje Buitenl. humor, door Charivarius. Bijvoegsel: De nieuwe Engelsche premier, teekening door Joh. Braakensiek. BISMARCK ALS VOORGANGER VAN POINCAR De bezetting van een gedeelte van het Duitsche gebied door troepen der geallieerden roept de herinnering op aan de bezetting van de noordooste lijke departementen van Frankrijk door de Duitschers, na den oorlog van 1870?71. Reeds na twee jaren heeft Frankrijk toen de ontruiming van deze departe menten verkregen door het, in twee termijnen, betalen van de oorlogsschat ting van 5 milliard francs, die het op moest brengen. Den 15den September 1873 trokken de Duitsche troepen weg uit Verdun, de vesting, die het langst in de macht van den overwinnaar was gebleven. Het is de groote verdienste geweest van Thiers, den eersten president der derde Republiek, dat Frankrijk zoo spoedig van den last der bezetting werd bevrijd; hij werd daarbij gesteund door alle politieke partijen, die hare onderlinge geschillen begroeven totdat de vijand het land geheel ontruimd had, maar vooral door de offervaardig heid van het Fransche volk: de leening voor de aflossing van de laatste 3 milliard francs werd 14-voudig volteekend. In den aanvang liet het zich niet aanzien, dat alles zoo vlot van stapel zou loopen. Met name was Bismarck bevreesd, dat Thiers zich niet staande zou kunnen houden en dat er in Frank rijk een nieuwe, monarchaalgezinde regeering zou optreden, die zich niet gebonden zou achten door het vredes verdrag en misschien een revanche oorlog zou beginnen. Den 27sten Augustus 1871 seinde hij aan von Waldersee, Duitschland's vertegenwoordiger te Parijs: indien de tegenwoordige crisis tot een verande ring in de regeering van Frankrijk mocht leiden, zouden wij ons gerechtigd achten de Duitsche legers in Frankrijk terstond te vermeerderen". Van Frank rijk zou hij dan vergoeding eischen van de daarvoor te maken kosten. Ter nadere instructie van von Walder see voegde hij daaraan toe: indiende toestand in Frankrijk onzeker wordt, zouden wij het onvoorzichtig vinden, een aanval van 'Frankrijk af te wachten; zoodra het behoud van den vrede ons twijfelachtig schijnt, zouden wij 500.000 man mobiliseeren en de vijandelijk heden hervatten". Den volgenden dag liet hij aan von Waldersee een uitvoerige motiveering van zulk een gedragslijn toekomen. Wij hebben het volste recht van Frankrijk vergoeding te eischen voor de kosten der versterking van ons be zettingsleger, indien wij daartoe ge dwongen worden door een verandering vanden politieken toestand in Frankrijk. Het vredesverdrag bevat ongetwijfeld daarover niets, maar dit kon het ook niet, omdat het veronderstelde geval een gevolg is van omstandigheden, die toen niet aanwezig waren; het geldt hier iets, dat indirect uit den vrede voort vloeit en waarvan de bedoeling juist is, het behoud van den vrede te ver zekeren. Het spreekt van zelf, dat wij militaire toebereidselen gaan maken, als de uitvoering van het vredesver drag ons gevaar schijnt te loopen, en dat uit deze toebereidselen zelfs een nieuwe oorlogsverklaring en een nieuwe oorlog kunnen voortvloeien". Evenzeer spreekt het van zelf, dat wij dan aan Frankrijk nieuwe eischen zullen stellen en het de kosten zullen laten vergoeden, die wij hebben moeten maken wegens de verandering van regeering.... En dat men het in Frank rijk wel wete: in een nieuwen oorlog zou het minder ontzien worden dan in den eersten; het gevolg ervan zou zijn dat wij een grooter deel van het Fran sche gebied, gedurende langeren tijd, bezetten en dat wij er een streng be wind zouden voeren". Maar de gebeurtenissen in Frankrijk, waarop Bismarck doelde, bleven uit; den Sisten Augustus 1871 aanvaardde de Nationale Vergadering voorloopig den republiekeinschen regeeringsvorm en kreeg Thiers, die tot nog toe slechts hoofd van het uitvoerend gezag" had geheeten, den titel van president der republiek. Toch bleef Bismarck twijfel koesteren aan de duurzaamheid van deze repu bliek. Bij de onderhandelingen, die hij met Thiers voerde over de aflossing van een eerste gedeelte van de oorlogsschuld en het, als gevolg daarvan, ontruimen van een gedeelte van het bezette ge bied, bedong hij dan ook, dat Duitschland het recht zou behouden de ont ruimde departementen weder te bezet ten, dat wil dus zeggen: zich nieuwe onderpanden te verschaffen, indien de bestaande regeering in Frankrijk ver vangen werd door een andere, die niet gebonden was door een formeele er kenning van het vredesverdrag en geen waarborg bood voor de uitvoe ring daarvan. Ook bij volgende onderhandelingen over aflossing en ontruiming, eischte Bismarck voor het Duitsche Rijk het recht op, zich in het bezit van nieuwe onderpanden te stellen, wanneer Frank rijk in gebreke bleef zijn financieele verplichtingen na te komen. In de overeenkomst van 29 Juni 1872 treft men dan ook de bepaling aan, dat, voor het geval dat Frankrijk de verplichtingen niet naleeft, die het bij deze conventie heeft aangegaan, d.w.z. zijn geheele schuld af telossen vóór l Maart 1875, de Duitsche Keizer zich het recht voorbehoudt, de reeds ontruimde departementen weder te bezetten. Zooals boven reeds werd medegedeeld, heeft Frankrijk aan Oi.-itschland niet de gelegenheid gegeven, deze bepaling in toepassing te brengen. Het heeft zich van al zijne verplichtingen jegens Duitschland gekweten, en wel bijna twee jaren voordat de fatale termijn van l Maart 1875 was aangebroken. Het laat zich begrijpen, dat tegen woordig van Franschen kant de aan dacht wordt gevestigd op de houding van Duitschland tegenover Frankrijk in de jaren na 1870. De feiten uit de geschiedenis der aflossing en ontrui ming waren natuurlijk bekend; eerst kort geleden echter heeft men ook de geheime bedoelingen der Duitsche regee ring leeren kennen, nu men in Duitsch land een begin heeft gemaakt met de publicatie van Die diplomatischen iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiHiMiiiiMiiiiiiiiMMmHiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiim immiiiiiilliliil f/'T^DGËNQÖTEN^ l l II , ??' , 1,1 l : l . / f< W. B. YEATS IV Het tragische g e s l a c h t" heef t Yeats de dichters genoemd die tegen het midden der tachtiger jaren hun bloei in 't vooruitzicht schenen te hebben en die binnen minder dan tien jaren hun droom van een dichterwereld moesten opgeven en veelal gebroken in hun kracht zichzelf te gronde zagen gaan. Voor de Engelsche wereld sluit zich die catastrophe aan bij het lot dat Oscar Wilde treft, al mag men die dichtergeneratie niet met Wilde, die wat ouder is, vereenzelvigen. Laat op het oogenbiik in onze voorstelling Yeats het middelpunt blijven. Want al mocht hij teleurgesteld en verbitterd uit Ierland naar Londen zijn teruggekeerd, hij, die de eenheid van het lersche volksbewustzijn in de kunst niet wakker had kunnen roepen voor de Ieren, hij had toch omstreeks dezen- tijd (1803) als vrucht van zijn omzwervingen te midden van het lersche volk den vorm van zijn proza gevonden, tegelijk naïef volksmatig en hoogst persoonlijk. Men leze eens zijn verhaal de Kruisi ging v a. n den v e r w o r p e l i n g, dat Henley in zijn Weekblad opnam. Het vertelt wat Cumhal, den speelman, is wedervaren toen hij des avonds bij het klooster aankwam en een nachtverblijf vroeg aan den leekebroeder portier. Maar hij kon niet te vreden zijn met wat hem werd aangeboden. want het water stonk en het brood was hard " als steen. Zoo maakte hij rumoer onder het venster van den abt. Die werd in zijn slaap gestoord en beval den man te binden en in de rivier te doopen; den volgenden dag zou hij aan 't kruis worden geslagen. Er is geen meer open, verwittigt hem de leekebroeder. Dan moeten wij een nieuw oprichten, zeide de abt, want de speellui zijn een slecht en onbetrouwbaar ras. Den volgenden morgen kwamen hem de abt en de monniken aan het gastenkwartier afhalen; bij de poort stonden de bedelaars, gewoon van de vreemdelingen die waren onthaald een geschenk te ontvangen. Zij allen begeleidden den speelman, eerst naar het bosch waar hem werd bevolen een boom te kappen en een ander daar kruiselings over te leggen, daarna naar den heuvel waar de andere kruisen stonden. Onderweg vroeg de speelman hun een oogen biik te mogen rusten, hij wilde hun voorgoochelen, en hij vermaakte hen met zijn toeren, zooals hij hen bij een tweeden rusttijd onderhield met de kwinkslagen der narren, en bij den derden zelfs voorzong het lied van de blankarmige Deirdre, hoe de zoons van Usna ten doode gingen om haar te dienen. Wat bij de jongere monniken heimwee wekte en spijtig verdriet om er aan te worden her innerd. Toen zij nu den top van den heuvel hadden bereikt verlangde hij een nieuw oponthoud om het voedsel uit zijn broodzak te genieten. Dat werd hem, met moeite, toegestaan. De bedelaars kwamen in een kring om hem zitten. Hij wierp hun het brood en de reepen ham toe, den inhoud van zijn broodzak dien de voetganger altoos tot het uiterste bewaart, als alle kans op voedsel is vervlogen. De bedelaars vochten tot het laatste brok en ondertusschen nagelden de monniken den speelman aan het kruis, en stampten de grond vast. Toen keerden zij terug naar het klooster. Maar de bedelaars wachtten nog tot dat de zon onderging. In de koelte van den avond toonden zich de wolven aan den rand van het bosch en de vogels kwamen al op hun prooi aan. Met zwakke stem bad de speel man de bedelaars: Blijft nog een oogenbiik, ellendigen, en houdt de beesten van mij. Maar zij hielden zich beleedigd, gooiden met steenen en slijk en gingen huns weegs. Toen kwamen de wolven bij het kruis en de vogels vlogen lager en begonnen het hoofd en de armen te pikken en de wolven gingen zijn voeten eten. En hij klaagde: Verworpelingen, hebt ook gij u gekeerd tegen den verworpeling. Het is natuurlijk slechts een schema van het verhaal dat de eenzaamheid zegt, en de vertwijfeling van den dichter, maar in het uittreksel is genoeg overgebleven, misschien, om den toon aan te geven van de lersche sprook: Zulke poé'emen in proza, zooals ze het voor Baudelaire hadden gedaan, brachten de beelden over die voor den geest stonden. Oscar Wilde, wanneer wij zijn woord mogen vertrouwen, is geheel onderden indruk geweest van Yeats' verhaal: hij kwam op den dichter toe ,,Uw vertelling is subliem, wondervol, wondervol." Het is het laatste onderhoud van de beiden geweest. Yeats was in Ierland tijdens Wilde's proces; hij had het voorgevoel dat met Wilde iets niet in orde was. De aestheet verkeerde nu eindelijk niet meer in geldzorgen, dank zij het succes van zijn theaterstukken, maar het leek wel of zijn voorspoed hem onheil brouwde: er gingen verhalen van zijn menschenverachting, van zijn overmeesterende levensonlust,zijn gebruikmaken van prikkelen de middelen, zijn vreemden omgang maar er werd zooveel van Wilde verteld.... Hij maakte in dezen tijd een karakteristiek prozapoëem. waarvan door Yeats de oor spronkelijke korte vorm wordt meegedeeld. ,,Christus kwam van de witte vlakte in een purperen stad en toen hij door de eerste straat ging hoorde hij stemmen boven zijn hoofd en zag op een vensterkozijn liggen een jongen man, dronken. Waarom verspilt gij uw ziel in dronkenschap?" Hij zeide: ,,Heer, ik was een melaatsche en Gij hebt mij geheeld, wat kon ik anders doen?" Een eind verder in de stad zag hij een jongen man die een lichtekooi volgde en zeide: Waarom verliest ge uw ziel in wellust?" en de jonkman antwoordde: Heer, ik was blind en Gij hebt me geheeld, wat kan ik anders doen?" Eindelijk in het midden van de stad zag Hij een oud man, onder bittere tranen kruipend over den grond, en toen Hij vroeg: Van waar die tranen?" antwoordde de oude man: Heer, ik was dood en Gij hebt mij tot leven gewekt, wat kan ik anders doen dan weenen?" Wilde heeft daar wel het geslacht geteekend dat met de ontvangen gaven niet heeft geweten wat aan te vangen en des te dieper is teruggegaan hoe meer het in 't eerst beAkten des auswartigen Amtes, 1871 1914". Blijkens deze documenten zou Bis marck er niet voor teruggedeinsd zijn, Frankrijk opnieuw den oorlog aan te doen, wanneer daar een regeering aan het bewind was gekomen, van wie hij moest vermoeden, dat zij het vredes verdrag niet zou willen naleven; en hij zou dan later de rekening hebben ingediend van de kosten, waarop deze regeering hem had gejaagd. Wanneer wij zoo zullen vele Fran schen redeneeren thans hetzelfde zouden doen tegenover een Duitsche regeering, die zich niet gebonden be schouwt door het verdrag vanVersailles, dan handelen wij in elk geval naar den geest van Bismarck; wie zijne politiek bewonderen, kunnen ons niets verwijten; ook onze militaire maatregelen bedoe len slechts: het behoud van den vrede te verzekeren". En wanneer wij ons, hetzij uit wan trouwen jegens de Duitsche regeering, hetzij om haar te noodzaken zich van hare financieele verplichtingen jegens ons te kwijten, van onderpanden meester te maken, dan handelen wij alweer juist zoo, als Bismarck in gelijk geval zou hebben gedaan. Bovendien, wij, Franschen, kunnen ons voor onze dwangmaatregelen be roepen op het recht, ons geschonken door het verdrag van Versailles; Bis marck zou, naar zijn eigen verklaring, niet teruggeschrikt zijn voor militaire maatregelen, waartoe de vrede van Frankfort hem absoluut geen recht gaf; voor hem sprak het van zelf", dat de overwinnaar met geweld de uitvoering van het vredesverdrag afdwingt, wan neer de overwonnene daartoe niet bereid blijkt. Dat er in Frankrijk zoo geredeneerd wordt, is begrijpelijk: de gelegenheid om aan de Duitschers te betoogen, dat zij slechts a la Bismarck worden behandeld, was te schoon. Maar zelfs al zou de politiek, die tot de bezetting van de Ruhr leidde, ge heel gedekt worden door het voorbeeld, dat Bismarck gaf, dan zou daarmede die politiek immers volstrekt niet gerechtvaardigd, zijn. Of meent men in Frankrijk, dat alles, wat Bismarck deed, wél gedaan was? Het formeele recht van Frankrijk om tot die bezetting over te gaan, betwisten wij niet; de overige gealli eerden hadden kunnen eischen, dat Frankrijk dit alleen tezamen met hen deed; zij hebben van dit recht echter geen gebruik gemaakt. Maar zooals wij hier reeds meer malen te kennen gaven de bezet ting van de Ruhr houden wij voor een gevaarlijke politiek, alleen reeds hier om, omdat zij daden van tartende tegenweer moest uitlokken, die de Fran schen wederom verleiden tot machts misbruik en wat erger is tot schennis van het recht. Indien de Fran schen den schijn van rechtspleging versmaadden en openlijk zeiden: wij maken gebruik van onze macht om elk die zich lijdelijk of feitelijk verzet, daarvoor te straffen of hem uit het land te zetten, en bekommeren ons daarbij niet om het recht, zouden zij minder sympathie verspelen. Een herinnering aan de bezetting van Frankrijk door de Duitschers en aan wat Bismarck toen gedaan heeft of heeft willen doen, maakt de poli tiek, die Frankrijk in het laatste half jaar tegen Duitschland voert, er geen haar beter om. Maar in n opzicht hebben de Fran schen het volste recht, de heugenis aan de jaren, toen hun land door vreemde troepen bezet was, levendig te houden. Zij hebben toen de hun opgelegde oorlogsschatting betaald, nog eerder dan noodig was, om toch maar zoo spoedig mogelijk weer baas te zijn in eigen huis. En al zien wij niet voorbij, dat van het Duitsche volk nu grooter offers worden gevergd, dan toen van het Fransche, en dat de aan Duitschland opgelegde schadevergoeding zal behooren te wor den verminderd indien de bezittende klassen in Duitschland gelijke offer vaardigheid hadden getoond als die in Frankrijk van 1870, zou de bezetting van de Ruhr achterwege zijn gebleven. Want de politiek, die Frankrijk tegenover Duitschland voert, is grooten deels een gevolg van gemis aan ver trouwen in de bereidheid van het Duit sche volk om zich, binnen de grenzen van het mogelijke, te kwijten van zijn plicht tot schadeloosstelling. En het laatste aanbod van Duitsch land was weinig geschikt om dat wantrouwen te doen luwen. KERNRAMP DE INTERNATIONALE. PUZZLE Eind Mei 1923. Er is n ding, dat de internationale wereld boven alles blijft bezighouden. Het spel in hooghartigheid tusschen Engeland en de Sovietregeering, wie blijft er lang bij stil staan? De handelsovereenkomst, onder Lloyd George tusschen Rus en Bolsjewiek gesloten, met de eigenaardige clausule die den soviets het geestelijke propagandavoeren verbood, is immers nooit geheel serieus genomen ! De driehonderd of meer man personeel, welke de Russische handelsmissie onder Krassir. te Lon den onderhoudt, vallen moeilijk aan te zien imiiiiiilliiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMii iiiiiiililliliiliiiiiiililiiiiiiiiiiilillMlliiiiiliiiiM genadigd scheen. Yeats had zijn eigen ver klaring voor het lot van die menschen die nog bevangen in de levensilltisie het schoon zochten als een genot voor zichzelf en niet bestand waren tegen de vertwijfeling en de zelfverkwisting wanneer zij wakker werden uit den levensdroom. Daarom zien wij", zoo vervolgt hij, met eerbied op tegen een man als Dante, omdat we bij hem niet het kunstwerk gevoelen, maar de herschepping, van den man door de kunst, de geboorte van een nieuw soort van mensen die de vertwijfeling en den schrik in zich op neemt als de andere helft van zijn bestaan als een voorwaarde van volle ontwikkeling." Hij noemt het de tragische, strijdbare beschouwing van het leven die alleen het echte levensgenot kan geven. Maar hoever voelde men zich daarvan ver wijderd in de eerste dagen der verwarring toen de fatsoenlijke wereld stond tegenover het buitengewoon en tegennatuurlijke van Wilde's geval en niet wist hoe zich te gedragen. Yeats die op het oogenbiik in Ierland was verzamelde daar een aantal brieven van kunstgenooten en haastte zich er mee naar Londen om ze als getuigenissen voor het gerecht te doen strekken. Hij sprak alleen Wilde's broeder, geen zeer respectabel personage; Oscar hield zich meestal schuil. De vraag die met opgewondenheid door de familie werd behandeld, was of hij zich door de vlucht zou redden. Geld en een jacht, zelfs een luchtballon,heette het, waren ter beschikking gesteld. Lady Wil de, de moede r gedroeg zich als een Romeinsche, wanneer ge hier afwacht, zelfs als ge in de gevangenis moet, blijft ge mijn zoon, het zal geen verschil maken in mijn liefde, maar wanneer ge heen gaat, zal ik nooit meer een woord tegen je spreken. Dat was haar stemming. Geen twee jaar later, zoo is de reflectie die Yeats hierop laat volgen, waren zoowel de moeder als de broeder van Wilde gestorven, zijn vrouw had haar verstand verloren en zijn gezondheid was door het gevangenis regime in den grond vernietigd, maarikheb er nooit aan getwijfeld of zijn besluit om zijn straf te ondergaan was het ware; hij dankt daaraan een groot deel van zijn naam. Sinds hij werd veroordeeld is de stemming jegens hem omgedraaid; ik heb geen mensch ge sproken die hem voor onschuldig hield, maar ook geen mensch, die niet een woord van instemming had voor zijn houding onder de gerechtshandeling. Hut was alsof hij niet voor zichzelf alleen maar ook voor anderen leed". Niet de val van Wilde alleen heeft het werk der dichters van The R h y m e r s' C l u b in den hoek der veroordeeling geplaatst. Die eene ongunst zou te overwinnen zijn geweest; er waren anderen, zooals Aubrey Beardslay, die door hun satire en hun sa tirische teekeningen den tegenzin van de Engelsche wereld prikkelden; men sprak nu eenmaal over pervers en verval en een ruwe behoefte kwam op om schoon schip te maken. Zij eindigden in een tragedie, zegt Yeats van hen, hoewel hij zelf voor zich geen vol ledige verklaring weet te vinden. Toch als men ziet hoe na den terugkeer van Wilde uit de gevangenis kleine groepjes zich vormen in aansluiting bij Fransche dichters, dan bemerkt men dat daaruit de pit is verdwenen. Het is een uitdruppelend leven geworden. Wat is er gebleven van Yeats' eenheid van cultuur waaruit zich echte kunst zou ontwik kelen met de zekerheid der planten op den grond van het leven gegroeid? De dichter heeft zijn ideaal zien slinken. Hoe mager het echter ook is geworden, hoe hij ook zelf onder zijn teleurstelling heeft geleden, zijn geloof aan de lersche "wereld heeft hij niet opgegeven. Te Parijs, in 18P6, had hij een armen Ier leeren kennen in een hotel, John Synge, wiens genie hij ver was van te vermoeden, en dien hij voor zijn gezondheid had aangeraden naar de Arancilenden te gaan ; later heeft hijzelf voor zijn gezondheid zich in Ierland laten vernlegen en koesteren door Lady Gregory. Met haar sprak hij over zijn ideeën omtrent eenlersch tooneel. Zij beloofde hem haar geldelijke hulp; Synge zoude schep per van een lersch drama zijn Daar lag de toekomst. Maar hier eindigt het deel zijner autobio grafie. Zooals ik heb gezegd, het is slechts inleiding. W. G. C. B ii v A \ c K

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl