De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 26 mei pagina 2

26 mei 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 23 Mei '23. - No. 2396 DE GENTLEMAN BOEF. Wij lazen uw grapje over ons inteekenbiljet voor abonnement op ons blad, maar wij zijn door den fiscus verplicht geworden de woorden Mijne Heeren er boven en Hoogachtend er onder te plaatsen, want anders wordt dit biljet niet als briei bechouwd, maar als bestelorder, die gezegeld moet zijn. Wij hebben eerst die fraaiigheden weggelaten, doch zijn toen met ?75 beboet.. . ." Uit een brief. Dat onze hongerige fiscus Ons afkluift als een kannibaal, Dat weten we nu wel, en 't is dus Niet noodig, dat ik het herhaal. Maar iets, wat menig duitendokker Misschien nog niet vernomen heeft, Is, dat die veelgesmade schrokker Ons lessen in beleefdheid geeft. Onthoudt mij niet", zoo smeekt hij smach tend, En valt van weemoed schier in zwijm, Geheel de Uwe of Hoogachtend!" (Dit smachtend zeg ik maar voor 't rijm.) Want wie van boete vrij wil blijven, Maak' 't briefje niet te kort. Hij moet Er totes tuwes onder schrijven, Of anders wordt hij zwaar beboet. Wie onzer, chronisch uitgezogen, Wist, dat de gapper van ons geld, Die bloedschout zonder mededoogen. Zóó op de vormen was gesteld? Wat zou die hoofsche fiscus lijden, Wanneer hij eens vernemen kon De vloeken, die wij aan hem wijden, Als geen dragonder ooit verzon ! Al ben 'k maar rijmer, en geen dichter, Vergun mij, dat 'k uw lof bezing, O ridderlijke ladelichter, O flesschentrekkend hoveling ! Mijn hart vloeit van ontroering over, Wellevend' inktvisch, zacht en liet', Hoogst hoflijk veelvraat, zijen roover, Correcte jatmous, teedre dief! En ik, die om me te gerieven, Die mode-termen steeds versmaad, Ik schrijf dus, merk ik nu, geen brieven, Maar orders, zoo verklaart de Staat. Enfin, ik wil niet langer veinzen Veel ambtnaarszotheid slikt' ik op, Maar 'k heb een half uur zitten grijnzen Om dezen nieuwen ambtnaarsmop. Ik ben niet graag brutaal of bokkig, Maar dit zeg 'k zonder ergernis, Dat onze fiscus niet slechts schrokkig, Maar ook totaal mesjoggen is. CHARIVARIUS als een nuttigen factor die het verband tusschen Moscoviëen West-Europa kan helpen herstellen. Voorloopig is van dit herstel nog geen sprake, en de Engelsche regeering heeft blijkbaar de neiging opgegeven, om buurman's gek te zijn. Zoo wordt de Russische toenade ringspolitiek een stuk verder geliquideerd. Altijd met inachtneming der goede vormen, die de Britsche regeering niet opgeeft, al ware 't alleen daar zij immers ook de regeering is van talrijke onderdanen welke particuliere relatie's met Rusland, zelfs onder de soviets, wenschen te onderhouden, en de regeering van velen die in hun idealen min of meer met het sovietisme blijven dwepen. Bovendien zijn twee dingen duidelijk, niet alléfen dat voorloopig met 't huidige Rusland toch niets te regelen valt; maar tevens, dat elk toekomstig Rusland rekening houden zal til HET FEEST VAN HET ALGE MEEN NEDERLANDSCH VERBOND Bij een zoo weidsch opgezette feestviering als het Algemeen Nederlandsch Verbond aan het vertoonen is in een tijd van inzinking en ellende, komt de nuchter gebleven landgenoot tot de vraag: heeft de jubileerende vereeniging op deze feestvreugde recht? Welke mo tieven kan zij aanvoeren voor zoo velen en zoo duren luister, waar feestbanketten zich paren aan concerten, op het moment waarin de Koningin aan ons volk den wensch openbaart haar regeeringsjubileum met de grootst moge lijke soberheid in te richten, en andere ver eenigingen, als de Nederlandsche Journalisten kring die zijn veertigjarig bestaan in het zicht .heeft, om den ernst der tijden van plechtige herdenkingen afzien. Heeft het verbond tot feestvieren een histo risch recht? Prof. te Winkel stipte reeds in zijn, de vorige week in dit blad verschenen artikel aan, dat eigenlijk' de stichting van het ver bond een paar jaar vroeger dateert. Inderdaad: het thans gevierde jubileum is <>een jubileum. Op Guldensporendag van 1896 verscheen te Gent het eerste nummer van Neerlandia", het orgaan van het A.N.V., en in 1898, toen het A.N.V. pas zou zijn gesticht, telde het om streeks 1800 leden over de wereld. De groote vraag bij de stichting van het A.N.V. is: wie de eer heeft de stichter te zijn. En nu zijn wij genoodzaakt de opvatting van Prof. te Winkel te bestrijden, opvatting welke ten doel heeft den, overigens verdienstelijken Dr. Kiewiet de Jonge het eigenlijk stichterschap toe te kennen en te komen tot het denkbeeld van een samen vloeiing van het Verbond van Dr. Kiewiet de Jong en dat van den Vlaming Meert. l. Het laatste verbond was er, het eerste niet. In 1893 bevatte het blad de Nederlander" van Chicago een artikeltje: Heeft de Neder landsche taal een toekomst?" De schrijver, de heer Hoddenbach van Scheltema, uit Chicago meende van ja, indien de Vlamingen en Boeren in Zuid-Afrika vasthouden aan hun taal". De heer Meert beantwoordde dat artikel met eene beschrijving van het Neder landsche taalgebied, stelde voor dat in Bloo kers Cacao-molen op de wereldtentoonstelling te Chicago een register zou worden neerge legd, waarin degenen die tot het verbond wil den toetreden,naam en adres konden teekenen. met de houding die tegenover het huidige Rusland aangenomen is. Het eenmaal weer als vol gevestigd te verwachten Rusland, zal niet geboren worden uit reactie tegen het hui dige Soviet-regime, maar uit zijne vervorming. Wanneer dat regime meer en meer een nationaal-russisch karakter zal weten te her vormen, en mutatis mutandis teruggaan naar de tijden van voor Peter den Groote, zal het waarschijnlijk zijn vaste plaats krijgen. Niemand weet hoe lang dat nog duren kan. Maar opmerkelijk is, hoe zelfs het Engelsche kabinet van thans geen scherven tusschen Londen en Moskou wil laten liggen. Ook dat andere spel, het spel met Turkije, te Lausanne voortgezet, wie blijft er geheel ernstig naar kijken? Men kan op den afloop gerust zijn. De zaak met Turkije wordt ge regeld. Ismet Pascha is daarvan evengoed overtuigd als de geallieerde onderhandelaren. Het gaat voor een goed deel nog maar om de vraag, wie wat vasthouden zal. En 't gaat ook nog voor een goed deel om de vraag hoezeer Griekenland zal worden kleingemaakt. Dit land is er ongelukkig aan toe. Het heeft feite lijk nergens houvast meer, en ligt tusschen alle stoelen. Het moet nu als het ware dienen als zondebok, als middel ter demonstratie van Turkije's opgaande lijn. Het wordt aangespro ken voor schadevergoedingen, het moet aller lei offers brengen en geldt als quantilén gligeable. Zijn nige kans is nog, dat het een pion blijft in de Britsche middellandsche-z e-politiek. Daarom zal Engeland niet zoo licht toe laten dat Griekenland al te zeer geknepen wordt. Die Middellandsche-zee-politiek krijgt over het algemeen weer een duidelijker voorkomen. Zij treedt op 't oogenblik eenigszins in de plaats van een meer algemeene evenwichtspolitiek. Men mag wel aannemen dat, zoo het mogelijk ware, zoo de stof er toe aanwezig was, Groot-Brittanniëzich weer gaarne geh_eel zou begeven in wat zijn traditioneele evenwichtspolitiek op het vasteland is geweest. De af en toe voor den dag komende tendenties om den afstand met Frankrijk te vergrooten, doen dit zien. Engeland is er nu eenmaal van nature op aangewezen, om niet met de machtigste vastelandsmogendheid samen te gaan, en om die mogendheid althans tot matiging aan te zetten. Het geval wil echter, dat op het oogen blik en voorloopig geen tegenwicht te vinden is, dat onmisbaar ware om dit Britsche sys teem toepasselijk te maken. Noch Centraal-, noch Oost-Europa bieden thans materiaal voor dat tegenwicht. Duitschland'shulpelooze zwakte en Rusland's abnormale chaos, leveren geen partij. Hun beider onmacht dringt Enge land naar den Franschen kant, en houdt de En tente sterker, dan het geval zou zijn wanneer een redelijk geordend Duitschland en n dito Rusland aanwezig waren. Nu kan men ook van algemeen Europeesch standpunt niet anders dan zich verheugen over het blijvend samengaan van de twee groote Geallieerde mogendheden. Dat samengaan is het nige afdoende element van standvastig heid in het hedendaagsch Europeesche statenbestek. Alle pogingen om daarin tweedracht te zaaien zijn uit den booze, en zijn tevens ook tot wansucces gedoemd. Men mag hopen, dat de Duitschers dit nu steeds beter gaan inzien. Mogen zij ook niet in de verleiding komen, UTEH1UIG i FDLMEI i Den Haag -:? Huijuenspark II. SPBC IALITE ITj Verhuizingen onder Baraniio Bergp/aainn voor /nèoufa/t Het register lag ook later gereed op de tentoon stellingen te Brussel en Antwerpen. Meert ging onafgebroken aan het ijveren voor het denkbeeld, kreeg verbinding met Zuid-Afrika, Ned. Indiëenz. In Juni 1895 werd door zijn toedoen de eerste afdeeling te Brussel ge sticht. Van de medewerkers en medestichters uit dien tijd leven thans te Brussel nog de heeren Joh. Kesleren Delpire. In October 1895 ging Meert naar Gent, waar hij in 1896 de protestvergadering tegen den inval van Jameson belegde. In 1896 gaf hij het eerste num mer .van Neerlandia uit, dat tot December 1899 onder zijne redactie bleef verschijnen. In Augustus 1896 trad Meert voor zijn A.N.V. op bij het Nederlandsche Congres, en daar kreeg het zijn eerste bestuur: Schaapman, Marcellus Emants, Buitenrust Hettema, Kern, Max Rooses, Obrie, Fredericq, Kesler. Er be stond toen reeds een secretariaat in Holland, waargenomen door den heer van der Chijs te Delft, die zich zeer verdienstelijk heeft ge maakt voor de verbreiding van de Verbonds gedachte in Nederland en buiten Europa, en die leden aanbracht o.m. in Perziè', China en Siam. Het is dus onjuist, indien Prof. te Winkel beweert, dat Meerts verbond in ons land weinig de aandacht had getrokken. ' Toen kwam in 1898 het Nederlandsch Con gres te Dordrecht. De voorzitter, Dr. Kiewiet de Jonge, stelde voor, de oprichting van een Algemeen Taaiverbond en wilde dat plan verwezenlijken door het benoemen van een driemanschap, dat de drie onderdeelen van den Nederlandschen stam zou vertegenwoor digen: Prof. Kern voor Holland, Prof. Fre dericq voor Vlaanderen en de heer Engelen burg voor Zuid-Afrika. Toen aan Prof. Fre dericq gevraagd werd of hij de benoeming aanvaardde, stond hij op, en zeide: het Algemeen Taaiverbond dat dr. Kiewiet de Jonge wil oprichten, bestaat reeds. Er bestaat een Algemeen Nederlandsch Verbond, dat een orgaan heeft, Neerlandia, een secretariaat voor Vlaanderen, een secretariaat voor Hol land. In Vlaanderen zijn er verschillende afdeelingen, daarbuiten verschillende hon derden leden in vele streken buiten Europa, alle samen 1800. Het komt mij voor, dat wij niet iets nieuws moeten oprichten, maar dat wij alleen op den gelegden grondslag moeten voortbouwen. Als Dr. K- de J. zich voor dat werk wil spannen, om- het bestaande tot ruimer ontwikkeling te brengen, dan gaat het een schoone toekomst te gemoet. Ik ben dan gaarne bereid het lidmaatschap te aan vaarden, maar op n voorwaarde, dat in die commissie worde opgenomen de vader van het bestaande A. N. V., de heer Meert, die zich in deze zaal bevindt". De heer Meert werd daarop aan de commissie toegevoegd, het verbond werd onder den naam dien de heer Meert er aan had gegeven voortgezet, en de Statuten, waarop in 1898 in Holland de Koninklijke goedkeuring is gevraagd en verVRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS NA DEN ROES Teekening voor de Amsterdammer" door Jordaan iets in Bonar Law's persoonlijk optreden hinein" te interpreteeren. Hoe vele malen is nu daar te lande, op de ondeugdelijk dilet tantische wijze waarop de internationale staatkunde er vaak bezien wordt, het uiteen vallen der Entente voorspeld, en erop gespe culeerd ! Cuno's nota van 2 Mei was óók weer voornamelijk op dezelfde verwachting gebaseerd. Doch de officieele en officieuse leiders der Duitsche natie konden nu eindelijk duidelijker geleerd hebben, en het der natie inprenten ook, dat de gróóte problemen der staatkunde niet door quasi-slimheid, door schaakzetten en handige wendingen tegenover de wederpartij, worden opgelost, maar door klare en openlijk nageleefde beginselen. Oroote diplomatie berust veel minder op handig heid, veel meer op principieele lijnen, dan de meeste betweters denken. En Duitschland is op het oogenblik de prooi van een menigte betweters. Zij hebben Cuno laten doen, wat zij indertijd Simons, den eerlijke en trouw hartige bij uitnemendheid, hebben laten doen. De Rijkskanselier heeft gemeend, zijn toevluchtte moeten zoeken inkunstigdoordachte, maar niet op volkomen en eenvoudige uitgesprokenheid gevestigde wendingen. Het re sultaat is hopeloos en falikant geweest, en men vraagt zich af of de weken van den heer Cuno niet geteld zullen zijn. Hoe zal hij het goed maken, dat hij niet gekomen is met het nige, waarmede Poincarétot een minder intransigante houding en Curzon tot meer tegemoetkomendheid zouden kunnen zijn genoopt; met een volkomen loyaal en com pleet maximum-aanbod op alle punten, zonder zoogenaamde elasticiteit," als die waarop de stellers van het 2 Mei aanbod nu eerst zoo trotsch zijn geweest? Zulk een aanbod toch is het nige, waardoor Duitschland in een zui vere positie komen kan, los van alle make believe" Het zal de nige basis van onderhandelin gen zijn. Bijna zou men dit land moeten toewenschen, dat het den moed van een Rijkskanselierswisseling mocht bezitten. Zal niet elke démarche, door den heer Cuno nu nog te doen, door de smet van opportunisme en rekbaar heid" worden verzwakt? In zooverre schijnt de Berlijnsche. politiek van het vasthouden aan Cuno, noch tegenover Parijs, noch tegenover Londen, noch tegenover Rome noch tegenover Washington, voor de Duitsche zaak het meest aanbevelenswaardige. Men zoekt daar te lande nu eenmaal nog altijd zijn kracht in een soort enscèneering, die al te vaak een averechtschen indruk maakt. En het wachten schijnt er nog steeds op den staats man, die den moed zal hebben om vierkant voor een bereidvaardige en betrouwbare rijkspolitiek op te blijven komen, wars van alle streven om zich, op wat voor manier dan ook, aan verplichtingen te onttrekken. !? Niemand kan voorts ontkennen dat Frankrijk met zijn Ruhrbeleid hier en daar over de schreef gaat. Het Krupp-proces bij voorbeeld vermag weinig bewondering te wekken. Maar in den grond is de Fransche kregen zijn, op enkele wijzigingen na, de grondslagen van den heer Meert, die reeds in druk bestonden. Wie met deze feiten rekening houdt, zal ervan overtuigd zijn, dat het A. N. V. het historisch recht mist, om thans f eest te vieren. Intusschen zijn de groote verdiensten van Hyppoliet Meert niet door het Alg. Ned. Verbond erkend, jarenlang liet men hem in den vreemde een rneer dan ellendig bestaan leiden, verstoken van alle gemeenschap met zijn lotgenooten en vrienden, geheel in beslag genomen door den bitteren strijd om een korst brood. Het is goed dat deze dingen, ter tem pering van de feestvreugde eens openlijk worden gezegd ! Naast de vraag: heeft het A. N. V. een historisch recht tot feestviering, komt de vraag aan de orde of het een moreel recht heeft. Wat heeft het A. N. V. in de afeeloopen vijf en twintig jaar tot stand gebracht? Indien men prof. te Winkel's artikel overleest, dan gevoelt men daarin een zeer gematigd en thousiasme. Er is voor geestdrift dan ook zeer weinig aanleiding. De lijst van daden" is buitengewoon sober, en wij vragen ons af, waartoe zooveel praal bij zoo karige aanleiding tot jubel? Een groot deel van de werkzaam heid van het A. N. V. is besteed aan het bevorderen van de handhaving en verspreiding der Nederlandsche taal, die ook bij de Neder landers zelf nog beter gekend en gevoeld moet worden en voor verbastering moet worden behoed". De praktijk hiervan is een reeks van muggezifterijen, terwijl dan, naar wij eenigen tijd geleden in Neerlandiamochten aantoonen, de heeren die anderen pogen te betrappen, zich zelf aan de gelaakte euvelen schuldig maken. Prof. te Winkel constateert goed aardig, dat het groote nut, door de taaicom missie gesticht,niet zoo onmiddellijk in het oog valt. Wie regelmatig de rubriek Charivaria" leest,is van de matige uitkomsten dezer hoofdwerkzaamheid van het A. N. V. overtuigd. Dan is er nog een boekencommissie,die ijverig zorgt voor het verspreiden van boeken in landen, waar Nederlanders woonden, die gevaar liepen hun taal te verleeren". Maar vooraanstaande Vlamingen verzekerden ons, dat Vlaanderen snakt naar goede volkslectuur. Wat heeft het A. N. V. er voor gedaan? Waarlijk zelfs indien men, gelijk Prof. te Winkel doet, hoofdzakelijk de kracht van het A. N. V. wil zoeken in zijn strijd tegen taai verbastering, dan zijn zijn resultaten toch wel heel poover voor zulk een zelfverheerlijkend feest, als thans te Dordt wordt gevierd. Er is echter een minderheid in het A. N. V. die den euvelen moed heeft, zich te houden aan zijn Statuten, welke bepalen, dat het doel van het A. N. V. in de eerste plaats is: ver hooging van de zedelijke en stoffelijke kracht van den Nederlandschen stam. Die stain"De Kater. politiek duidelijk en niet perfide; bij alle stroefheid bezit Poincaré's staatkunde althans juist die deugd der klaarheid, waarvan wij boven spraken. Had men niet reeds mogen hopen dat de verschillende geallieerde nota's onder de Duitsche leiders een anderen indruk zouden hebben teweeggebracht, dan de pers daar nu heeft gereflecteerd? Het zou iets anders zijn geweest, indien uit de eenstemmige onvol daanheid, zelfs van de zijde van den toch als gematigd beschouwde Curzor en den waarlijk niet anti-duitschen Mussolini, andere conclusie's waren getrokken dan nieuwe verbitte ring en nieuw zelfbeklag. Maar wat niet is, kan komen, en de ko mende weken zijn zwaar van gevolgen voor de wereld. Italiëheeft ongetwijfeld in den laatsten tijd aan invloed gewonnen. Dat ligt aan Mussolini, en aan den beteren geest, dien hij alom in zijn iiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiHiiiiiitiiliiiiiiliiiliiiiMMiiiiiiiiiniiiiiiiliiiimmiiiiiiiiiili gedachte wordt door Prof. te Winkel nog al sceptisch aangezien, ze verschijnt niettemin indestandregelen van het verbond. Die stamgedachte" is echter voor de heeren van het A. N. V. gevaarlijk goed geworden, sedert de Vlaamsche beweging tijdens en na den oorlog een politiek karakter heeft gekregen, sedert velen in Vlaanderen van oordeel zijn, dat de verspreiding en handhaving van de Nederlandsche taal aldaar niet anders dan met politieke wapenen is te verkrijgen van een stelselmatig francisceerende Over heid. Het A. N. V. houde zich, zoo is de heerschende opvatting, buiten alle politiek. Het is eene opvatting, die verdedigd kan worden, al is ze niet de onze. Maar heeft het A. N. V. zich aan die opvatting gehouden? Zonder twijfel, toen het in duizend talen zweeg, bij den schandelijken overval van Belgiëdoor de Duitschers, overval die ook het Vlaamsche land in rouw gedompeld heeft. Zonder twijfel toen het, tijdens het Belgisch annexionisme, protestdagen inrichtte, maar de Vlaamsche sympathie voor Holland ten eenenmale negeerde. Maar de politieke neutra liteit van het A. N. V. had meegebracht, dat men zich, tijdens de opkomst van het acti visme in Vlaanderen, hadde bepaald tot weer gave van feiten, van beide, activistische en passivistische zijden belicht. Wat deed men? Men koos openlijk partij voor n der strijdende groepen, de passivisten, daarbij zich daad werkelijk mengende in de politiek van een ander land", hetgeen altijd door de leiding als het toppunt van ongewenschtheid was gequalificeerd. Zoo verscheen in 1915 in Neerlandia" wei het passief manifest ; maar het antwoord van de Vlaamsche Stem" wilde men niet opnemen. Zoo besloot de Algemeene Vergadering te Deventer, dat in Neerlandia" zou worden opgenomen een rede, gehouden door den heer Leo Meert. De heeren te Dordt, wien het stuk te activistisch was, plaatsten het niet, en de heer Meert ontving het handschrift terug, met in zijn plooien een briefje van den heer van Cauwelaert, den leider der passivisten, die op een vraag uit Dordt om advies, plaatsing ont raadde. Veel later is het, na verzet eener minderheid, als mosterd na den maaltijd in Neerlandia" opgediend. Maar intusschen was, aan buiten het Verbondsbestuur staande personen, advies gevraagd, omdat deze tot de passivisten, n der partijen in België, behoorden. Toen de Vlaamsche beweging haar grootste ernstigste problemen te over wegen had, ten tijde van de Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool, was het orgaan gevuld met allerlei onbenullige berichten en werd gedaan alsof er in Vlaanderen geen wolkje aan de lucht was. Het activisme werd altijd als een misstap voorgesteld. Wij vragen aan hen, die het activisme een misstap achten, of dit in overeenstemming is met de neutrali teit? Ja, zoover ging het hoofdbestuur, dat land heeft gekweekt. Het ligt juist ook aan Engeland's Middellandsche-zee-politiek, waar van wij zooeven spraken. Het prestige van een staat als Italiëver vult hierin vanzelf een eerste plaats, zooals ook door het jongste koningsbezoek is uitge drukt. Onder het huidige régime staat Itali steviger aan de zijde van Engeland, waar het nooit van af kan, dan toen het onder Schanzer chapeau bas speelde, zonder eind. Wij wezen reeds eenigen tijd geleden op de mogelijkheden: van den Duitschen kant staking van 't verzet, van den Franschen terugbrenging d^r bezetting tot de meer oorspronkelijke afmetingen van Januari. Kan het in die richting gaan, dan komen allen dichter bij huis. Maar daarvoor moet de uit voerbaarheid der denkbeelden in de ver schillende kampen worden beseft, en voor de verschillende kampen aannemelijk zijn. B R A N D A K i s het een telegram door een der afdeelingen aan den Belgischen Koning gezonden, waarop Z. M. een dankbetuiging zond voor de gevoelens tegenover Hem uitgedrukt, open lijk in de pers heeft gedisqualificeerd. Dit prijs geven van de neutraliteit is ge paard gegaan met een stelselmatige onder drukking van de meening der minderheden. Het is inderdaad ongelooflijk, hoe in dezen kring op een met alle goede gebruiken in vereenigingen geldende wijze de meening der oppositie willens en wetens is onderdrukt. Wij zijn bereid hiervoor de bewijzen nader te publiceeren. De meerderheid in het A. N. V. bestaat uit leden, die van dit verbond lid zijn, zooals men lid is van vele vereenigingen, maar zij hebben zich nimmer en het bestuur dat alle aan leiding daartoe verzuimde, draagt hier schuld, rekenschap gegeven van den aard en de moeilijke kanten der stambeweging, waar mee het A. N. V. zich op welke wijze dan ook heeft te bemoeien. Hoever de onkundig heid van het hoofdbestuur gaat, blijkt hier uit, dat men voor het gedenkboek dat bij dit feest werd uitgegeven, een bijdrage over Fransch-Vlaanderen heeft gevraagd aan.... Ds. Domela Nieuwenhuijs Nijegaard, een der extremistische vertegenwoordigers van het Activisme. Toen de heer Domela Nieuwen huijs zijn artikel had ingezonden, heeft men de bijdrage, waartoe hij werd aangezocht, geweigerd, met de beleedigetide bijvoeging dat hij het geld er voor toch wei kon tou cheeren ! ! Waarlijk, wie dit alles weet, wie weet dat onlangs de studentenafdeelingen, welken de in het A. N. V. heerschende geest onverdragelijk werd, zich hebben afgescheiden, waar over het hoofdbestuur in het feestnummer van Neeriandia" harde nooten te kraken kreeg van een der stichters van het Verbond, den heer Marcellus Emants, die vraagt zich af, hoe men den moed heeft, feest te vieren onder deze omstandigheden. Maar hij vraagt zich meer af. Hij vraagt zich af, waartóe aan deze Vereeniging, die schatten gelds uitgeeft aan administratie, aan de uitgave van een orgaan, dat weinig gelezen wordt, in deze dagen, waarin er een tekort van 121 millioen op de Staatsbegrooting is, van Regeeringswege een subsidie, die nige jaren geleden tien duizend gulden bedroeg, moet worden toegekend? Moet ons volk belastingen opbrengen voor de feesten van het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat, zonder Regeeringssubsidie, als een vrijwerkende vereeniging de angstvalligheid en eenzijdigheid zou kunnen opgeven; die haar krachtiger opbloei belemmert? P. H. R l T T E R J R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl