Historisch Archief 1877-1940
26 Mei '23. - No. 2396
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
BIJKOMSTIGHEDEN
LXXIV
Wie heeft niet wel eens, als hij
gemeentewerklieden gezapig er in verdiept zag de uren
huns daags te vullen met als tijdverdrijf nu
en dan eens een klinkertje in te slaan, of
als hij op een groot bureau de jongelieden
zich zag rekken en klagen, omdat de wijzers
van de klok niet sneller opschoten, de ver
zuchting geslaakt, dat ons volk in het alge
meen en vooral de bevolking van de groote
steden, -niets zóó dringend noodig heeft, als
dat het de vreugde-om-goed-gedane arbeid,
de toewijding voor het werk-om-zich-zelf
leert begrijpen?.
Ik denk, dat het deze overweging is ge
weest, die de directie der Wereldbibliotheek
er toe heeft gebracht, de autobiographie van
Edward Bok 1) uit te geven, het levensrelaas
van een Hollandsch jongetje van zeven jaar,
dat met zijn verarmde ouders naar Amerika
trok en er daar door zijn energie in slaagde
een algemeen bekend, geacht en rijk man te
worden.
Inderdaad staan er over deze kwestie een
paar aardige, behartigenswaardige opmer
kingen in dit boekje, b.v. pag. 120:
Het was steeds zijn gewoonte niet louter
datgene te doen, wat zijn eigenlijk werk was,
maar een beetje verder te kijken, te zien wat
er in zijn werk zat en wat er daarna moest ge
beuren, om dan, als de gelegenheid zich aan
bood, een partij van dat werk af te doen, dat
meer was dan zijn eigenlijke taak. Als steno
graaf beijverde hij zich steeds eiken dag
volkomen gedaan werk te maken vóór hij
zijn lessenaar toeklapte. Dat lukte wel niet,
altijd, maar hij stelde het zich tot een regel,
dien hij liever hield dan dat hij er van afweek"
Natuurlijk merkt de patroon eens bij ver
rassing, dat deze uitzondering-van-een-klerk
niet op klokslag zijn jas grijpt en de deur
tiitdraaft, maar eerst verdiept zijn werk afmaakt,
en onmiddellijk wordt zijn salaris verhoogd.
Als anderen onverschillig in de lucht
staarden, keek hij toe en gaarde kennis op
voor later. Door belangstelling maakte hij
zich lasten tot een genot. En dit hield hij
altijd vast: een minder aangenaam werk
komt nooit klaar door er omheen te loopen;
gij vindt het zoo zeker als iets later terug en
dan moet het toch gedaan worden".
,,De leer om te vertrouwen op een of andere
gelukkige omstandigheid" is misleidend en
voert tot gemakzucht; de menschen met ge
lukkige omstandigheden" zijn de harde
werkers".
Maar behalve deze verstandige meeningen,
en een paar aandoenlijke notities uit de jeugd
van den kleinen emigrant geloof ik niet, dat
we hier vél kunnen vinden, waarmee we op
onzen levensweg ons voordeel kunnen doen,
of waartoe we anderen wenschen op te wekken.
Het geheel is in een zoo kinderachtigen geest
geschreven, zoo leeg, zoo onbeduidend, dat
we er meer dan ooit van overtuigd raken, dat
geen levenslange toewijding, geen ijver en
belangstelling een verwaarloosde opvoeding
ooit kunnen goed maken; goed en grondig
volksonderwijs" is de eisch, die ons, na het
lezen van deze bladzijden het naaste aan het
hart ligt, en we zien met een soort deernis
naar dien armen geslaagden" Edward, die
zoo halsstarrig zijn best heeft gedaan, die zoo
ijverig in de encyclopaedie heeft gestudeerd;
die in het materieele heel wat heeft bereikt,
maar die, naar uit zijn eigen, voldaan relaas
blijkt, geestelijk zeer weinig in zijn mars had.
Nu wil ik er dadelijk bijvoegen, dat ik ge
loof, dat hij niet op de meest gewenschte wijze
heeft gestudeerd, en dat ik hartelijk hoop,
dat zijn manier van zelfontwikkeling" in
ons land geen navolgers zal vinden. Wat zijn
die bekende Amerikanen, president Hayes,
generaal Grant, Longfellow, Louisa Alcott,
Emerson, Stevenson e. v. a. een engelen van
zachtmoedigheid en geduld, dat ze het par- .
mantige kereltje, dat hen om een autograaf
en over zijn toekomstplannen kwam lastig
vallen, allemaal belangstellend hebben aan
gehoord en vriendelijk onthaald, terwijl er
toch bergen werk op hen moeten hebben liggen
wachten! Met schaamrood op de kaken moet ik
bekennen, dat, als zulk soort bezoeken elkaar
bij mij wat snel opvolgen, of als er teveel der
gelijke brieven in een speciaal vakje van mijn
bureau op antwoord liggen te wachten, ik
1) Edward Bok: Leven. Worstelen. Zege
praal. Mij. voor goede en goedk. lectuur.
Amsterdam 1923.
me dadelijk moedeloos en ongedurig voel
worden, en heelemaal niet geneigd met zoo
veel liefderijkheid en aandacht op de, voor
een vreemde toch niet oplosbare, problemen
in te gaan, als deze wonderen van
menschlievendheid. Ik heb me er maar mee getroost,
dat dit juist het wezen der grootheid is, dat
ze alles tegelijk aan kan, en niet, ten behoeve
van eigen werk, andere dingen op zij hoeft te
schuiven; dat de ware grootheid altijd on
aantastbaar zichzelf gelijk blijft, terwijl de
gewone tnensch zich telkens voor onbeschei
denheid moet bergen, om niet afgeschild te
worden.
Trouwens, veel bizonders aan levenswijs
heid schijnen de groote mannen Bok volgens
zijn verslag dan toch nïet meegegeven te heb
ben; ik denk, dat ze vredig aan hun eigen be
denksels verder spinden, terwijl hij tegenover
hen zat; en alles wat er in deze 240 bladzijden
aan anecdotes over bekende persoonlijkheden
ten beste wordt gegeven, komt niet boven het
peil uit van wat de linnnenmeid van de
koningin over het hofleven beweert; maar hij
maakte zich zelf in den loop der tijden eenige
levenswijsheid eigen; waaronder dit ontstel
lende inzicht: hij kwam spoedig tot de over
tuiging , dat eenvoudig levensbeschrijvingen
uit te geven, die door anderen gemaakt zijn,
tegen de heltt van den prijs dien hij er zelj voor
betaald kreeg, voordeeliger was, dan wanneer
hij ze zelf schreef".
Is het noodig, of zelfs maar wenschelijk,
dat deze meening, (die ook in ons land al ge
noeg in practijk wordt gebracht,) den volke
wordt voorgehouden als navolgenswaardig
voorbeeld, om vooruit te komen in de wereld ?
Is het wezenlijk onschuldig, als een der
gelijke geest, (o, met ook nog een lading kinder
achtig, goedgemeend, idealisme, maar zonder
fond en zonder ernst) een maandblad redi
geert met honderdduizenden lezers? Laten
wij, nu ons van de zijde van Broekhuijs waar
schijnlijk een heele serie enquêtes wacht,
a la Bok: Past het geestelijken te rooken"?
en dergelijke zieligheden" meer, die heel wat
nationalen tijd verloren zullen doen gaan om ze
te lezen en te schrijven,?liever onze aandacht
naar een ander soort mannen richten, dan
tot hen, die alleen quantitatief veel hebben
bereikt.
A N N l E S A I. O M O N S
tÜ^D
BEKENDELLE
Van afstand tot afstand krijgt de Slingebeek
een molen te draaien, zelfs reeds in Duitsch
land, als hij nop heel jong is. Gelukkig zijn het
brave meelmoiens en wordt het water nieli
vertroebeld zooais dat vroeger maar al te veel
niet de Veluwsrhe beekjes gebeurde. Iedereen
kent de molen bij de Plekenpol of de nog
mooiere een eindje stroomat'waarts met zijn
reusachtig rad en klare vijver. Dat is eigenlijk
allemaal winst voor het landschap, hier be
staat de beste harmonie tusschen rnenschelijk
bedrijf en de schoone natuur. Als de
ijsvogeltjes het rad hooren ruischen, kofnen zij er
op af, om in het opkolkend water te spieden
naar buit.
Deze ijsvogeltjes nestelen in Bekendelle,
dat is het deel van de vallei tusschen den
korenmolen en de lager gelegen bleekerij. De
stroom heeft hier in vroeger tijd wijde mean
ders gemaakt en ten slotte zijn bedding
uitgeschuurd langs den hoogen zandrug. Ver
laten stukken bedding liggen nu nog als stille
vijvers of moerassige plekken in het bosch,
dat in die lage gedeelten hoofdzakelijk bestaat
uit populieren en esschen, elzen en berken met
hoogerop eik en beuk. De rechteroever, de
hooge kant is bezet met grove dennen, alleen
langs de beek enkele populieren. Een ervan
is ondermijnd en met zijn kroon in de beek
terecht gekomen en daar is nu een heel nest
ontstaan van drijfhout en rommel, een mooie
Schuilplaats voor de in ons land zoo zeldzame
I11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII
EEN DAGBOEK HOUDEN
Voor ongeveer een week of acht zat ik in
het salon van eene vriendin in Neuss; eene
Duitsche vriendin, in het gebied van de
Rijnprovincie, waar reeds sedert vier jaren
Belgische bezetting gelegerd is. Daar was de
bevolking reeds vrijwel gewend aan de aan
wezigheid van deze militairen, en menig
Duitsch huisgezin kon zonder zorgen bestaan,
omdat er een Belgisch officier of onderofficier,
met of zonder zijn gezin ingekwartierd was.
Hiervoor toch kregen zij een hooge geldelijke
vergoeding en.... zij profiteerden tegelijk
van den kolenvoorraad, die in ruime mate aan
de militairen werd verstrekt. Behalve de ge
bruikelijke kloppartijen zoo nu en dan tusschen
'n troepje soldaten, die in fuifstemming na de
verlof uren naar't kamp terugkeerden 's avonds
en tusschen twistzoekende koppige
Duitschers, was alles daar rustig, ondanks de
werkelijke misère, waarin driekwart van de
bevolking leefde, tengevolge van
woekerwinsten en kapitaalvlucht door handelaren en
grootkapitalisten; door winkeliers en
industrieelen; en door den steeds
schrikbarender val van den Mark. Het was in de
eerste dagen van Januari en de geruchten
omtrent de eventueele bezetting van het
Ruhrgebied werden geloofwaardiger en hard
nekkiger. En plotseling was er in vast alle
kringen een geweldige angst te bespeuren,
vooral bij de vrouwen ! O! de bezetting, die
nCi komen ging, zou eene bezetting zijn vol
geweld ! de steden zouden gebombardeerd
worden, de vrouwen en meisjes zou zeker
een vreeselijk lot beschoren zijn ! en.... waar
heen vluchten?" Zoo spraken ze, en de een
stak de ander aan met die overdreven waan
voorstellingen, van wat er gebeuren zou !"
Het was Zondagmiddag. Mijne vriendin,
die weduwe is en eene verstandige, moedige
vrouw, zat het zooveelste tafelkleed met
bloemenslingers te borduren, om zoodoende
hare inkomsten wat te vermeerderen, want
zij is beambte in staatsdienst en verdient
dus te veel om te sterven en te weinig om
van te leven, met haar twaalfjarig dochter
tje en haar zeventigjarige Mama, die dien
VRUCHTENKOEKJES
VAN
SIFKES HAARLEM
gijn voortreffelijk van kwaliteit
en aangenaam van smaak
Zondagmiddag over haar breiwerk zat te
dutten, door de vermoeienissen van de heele
week te ploeteren en te werken als een jonge
sterke meid, omdat het zoo moest!
Wij spraken zachtjes om haar niet te wekken;
het dochtertje zat in een hoekje van den
canapéen leerde haar Fransche les: une
fable de La Fontaine!" Ik trachtte
mijne vriendin te overtuigen dat zij zich een
geheel valsche voorstelling van de mogelijke
bezetting maakte, maar het hielp niet !
Haar angst was niet weg te redeneeren!
vooral door al wat zij zich voorstelde wat er
met haar oude moeder en met haar dochter
tje zou gebeuren! Ik heb al zooveel
meegemaakt in mijn leven, zooveel !"
klaagde zij. Als ik mijn dagboek nu door
blader, valt 't mij moeilijk om te gelooven,
dat ik ooit gelukkig geweest ben. Maar ik
ben hél gelukkig geweest; en als ik nu
soms wanhopig ben, dan lees ik dat boek
van mijn leven aandachtig door; dat geeft
me dan toch troost!"
'n Dagboek ! wat klonk me dat
sentimenteel-ouderwetsch! Zoo echt
schwarmerisch" Duitsch, dacht ik. Ik meende steeds
dat dagboeken eigenlijk alleen in gefingeerde
romans voorkwamen. Maar Frau Fl. hield
dus een dagboek, waarin ze alles wat in haar
leven voorgevallen was, trouw en oprecht had
neergeschreven. Haar Mama had 't óók zoo
gedaan, en die krabbelde zelfs nu af en toe
nog een blaadje vol. En haar kleine Leny
had met haar eerste communie óók een
Tagebuch" gekregen; vanaf die eerste groote
gebeurtenis in haar leventje, zou zij dan
later precies ook haar verdere leven kunnen
nagaan.
Herinneren is zoo heerlijk weldadig!"
zei ze. Het heele groote verdriet, wat je
toch nooit vergeet, is niet zoo heftig meer
als je het weer leest, maar er zijn kleine
vreugdetjes, die je al lang vergeten bent, en die
veel grooter schijnen ! En het echte groote
geluk lijkt nu nog stralender! Nee ! ik
zou mijn dagboek niet willen missen ! Maar
... .God behoede ons voor wat ik nog neer
schrijven zal als de bezetting er is !"
'n Goede maand later! In België;
bij familie gelogeerd !?'n Reisje naar Brugge,
naar Gent, naar Yperen, om oude steden
te zien ! Ik wist niet, dat Yperen niet meer
bestond; dat ze bezig zijn op de plek waar het
gestaan en geleefd heeft, een nieuwe stad
te bouwen, die ook Yperen zal heeten; die
den naam zal dragen van de vernielde stede !
Ik was in dat gedeelte van Belgiëniet geweest;
en nu, na vier jaren, zag ik de verwoesting
van het land, die afgrijselijk is. Ik zag
in de steden en de dorpen de graven van de
martelaren"; van de 'burgers en de burge
ressen, van ouderen en kinderen, die op
last van de bezetting" gefusileerd waren.
Het zijn er honderden en nog eens honderden.
Ik hoorde verhalen, waaraan ik niet
gelooven wilde, orndat het te afschuwelijk
scheen om waar te kunnen zijn en ik sprak
's avonds, in den familiekring weer mijn
twijfel uit aan het gehooide. De herinnering
vergroot dat alles zeker, -?en de nawrok !"
meende ik.
Denk je dat heuscli" vroeg de gast
vrouw mij? Dan zal ik je morgen mijn dag
boek eens laten lezen."
Ik heb het gelezen. Het begon met haar
eerste communie, in het pensionaat waar zij
was opgevoed, en het eindigde den 18en
November 1918; den dag dat de Duitsche
bezetting Gent verliet en dat de Engelschen
er binnen kwamen !
Het eindigt zoo: .... ..eindelijk verlossing !
Ik wil nooit meer in mijn journaal iets bij
schrijven. Waartoe? Na al het afschuwe
lijke wat wij doorgemaakt hebben in deze
jaren van de bezetting, kan er mij niets meer
gebeuren, wat dit lijden overtreft. -- Het heeft
al de vreugden en al liet leed van mijn lieelc
leven te niet gedaan; dat is alles dood voor mij.
Maar de herinnering aan deze hel der be
zetting zal voortaan het eenige zijn, wat in
mijn herinnering zal voortleven !" Ik wilde
dat ik dat vergeten kon, en daarom wil ik
mijn dagboek nimmer meer doorbladeren, en
er niets meer bijschrijven, £a fait trop souff rir
de se ressouvenir!"
Ik zou nu die twee dagboeken eens naast
elkander willen leggen: het Tagebuch tn
het Journaal. De ccne kan nog zeggen:
,,There is giadness in remembrance"
De andere denkt aan Dante's woorden:
Geen grooter leed dan vervlogen geluk te
herdenken in tijden van rampspoed."
Ja! 'n dagboek is een spiegel van xms
leven; 'n spiegel van een tijdperk; 't kan een
spiegelbeeld geven van heel een volk.
Zullen wij de tegenwoordige Jeugd leeren
een dagboek te houden? Mij dunkt van
ja! Zij toch zullen zulke groote, zulke ge
weldige tijden beleven, en daarbij, het
leven zal met zoo'n razende vaart voorthollen,
dat zij al de impressies en de gebeurtenissen
niet zullen kunnen' vasthouden zonder dien
geschreven spiegel, waarin zij later hun leven
nog eens weerkaatst kunnen aanschouwen.
Daarom zou ik onze jongens en meisjes
een Dagboek geven, bij de eerste gewichtige
gebeurtenis in hun jonge leven.
CAROLINE VAN LANCKE R
VAN DOMMELEN
IlItlllllllllllllllllltllHllllllltlllllllllllllllllllllllllliiHIHIII'llllllllllllllllll
WAT EEN MODERNE
BAKVISCH BEWEERT
Kind, kind, probeer toch eens wat orde
te brengen in de chaos van je bovenkamer",
zei moeder onlangs.
Zij bedoelde mijn hoofd. Ik snapte dat
vrij vlug omdat ik niet gesorteerd ben in
kamers, ik heb enkel een cabinetje om in
te slapen.
Dat is óók wat! Ik heb met dat gekke,
Papoea haar, ('n geluk dat 't ten minste
blond is) al genoeg moeite om die bol van
mij aan den buitenkant 'n beetje behoorlijk
te houden. Moet nu van binnen ook alles
gladgestreken zitten en opgeborgen in diverse,
liefst genummerde hokjes? Nee hoor, daar zie
ik geen kans toe. En ik heb er geen zin in ook,
Ik heb die mams van mij eens goed en dui
delijk gezegd dat ik zooiets gewoon idioot
vind, goed voor ouwe menschen van veertig
en zoo, maar niks voor zoo'n opgewonden
standje als ik, die nog wel hoort tot de soort,
die moeders onder elkaar moeilijk" noemen.
Het werd een vurige toespraak van mijn
kant. Er is bij mij niet veel noodig om de
vlammen naar buiten te doen slaan. Dus
hoor ik, bij nader inzien, tot de vulcanische
naturen. Dat klinkt wel! Daar zal ik aan
denken, 't Kan misschien eens te pas komen.
Niettegenstaande mijn welsprekendheid bleef
moeder met tergende gemoedelijkheid
redderead, ordenend (natuurlijk!) door de
kamer gaan en ik merkte op eens dat ik haar,
druk oreerend, keerend en wendend overal
naliep, toen wij bij een plotselinge zwenking
van moeder pardoes neus aan neus kwamen
te staan. Ik zeg zoo neus aan neus, maar
heelemaal waar is dat niet, beeldspraak
heet zoo'n jokkentje, geloof ik, ? want
voorIcopig reikt mijn neus nog niet hooger dan
mam's kin. Nog is zij grooter dan ik,
die lievert, maar wacht maar, lang duurt
dat niet meer. Dan kijk ik glad over haar
heen en zal dan eens flink haar opvoeding
ter hand nemen.
Ik ben er telkens weer paf over dat niemand
schijnt in te zien hoe noodig de opvoeding
van ouders is. De gewoonste dingen snappen
ze niet, ze zijn altijd m de contramine en zelden
voor rede vatbaar. Met vaders is 't eigenlijk
zoo erg niet, die zijn den heelen dag veilig
opgeborgen en 's avonds en 's Zondags kun
nen ze ol gezellig zijn, als ze willen. Maar wat
je met moeders te stellen kunt hebben, hoe
moeilijk die wezen kunnen, dat weten alleen
wij, verdrukte dochters. En 't schijnt geen
gebruik onder die arme gcplaagden om daar
over nu eens tegen elkaar je havt uit te storten,
zooals moeders dat zoo knusjes kunnen doen.
Toch zou dit soms een opluchting kunnen zijn
voor een vulcanische" natuur als de mijne.
Nou dan, toen we daar neus aan kin ston
den (ik hou van de waarheid), lachte moeder,
terwijl er niets te lachen viel. Dat is ook iets,
dat ik haar moet zien af te leeren: 't wordt
nu tijd dat zij mij eens au sérieux gaat nemen.
Maar ik moet altijd naar haar kijken ais ze
zoo half spottend lacht, want dan heeft ze
eigenlijk etn dot van een gezicht.
Nu lachte zij zoowaar heelemaal, met oogen
halt dicht van pret en ik begon net zoo'n
beetje te koken, toen zij 'met majestueus
gebaar van uitgespreide handen (dat kan nu
nog vanwege haar superieure lengte) over mijn
rage bol begon te strijken. Zij doet dat dikwijls,
ik vind 't Heerlijk, 't kalmeert me en ik heb
een sttike verdenking dat zij 't daaiom doet.
Maar zij doet 't ook wel omdat zij 't zelf
prettig vindt. Als haar handen dan zoo'n
paar keer met strcelende drukjes over die
malle springharui van mij hebben geaaid,
zakken ze at naar de sponzige massa, die op
mijn rug hangt en die krijgt dan een paar
stevige kneepjes, ook al vanwege de orde
begm ik nu te denken. En het slot is een rukje
ei aan zoodat mijn gezicht omhoog schiet en
we elkaar gezellig vlak in de oogen kijken.
Dat is een spelletje uit mijn kinderjaren en
ik geloof dat moes er even dol op is als ik,
Dat mijn gloeiend pleidooi toch niet heele
maal aan haar verspild was, meende ik te
mogen opmaken uit 't feit dat mijn Empire
pruik met bijzondere energie werd bewerkt.
Aangenaam was de behandeling niet, maai
als symptoom bemoedigend. Helaas, er
volgde een preekje over orde, net alsof ik
VAN ALLES WAT
TREKPOTKLEEDJE
't Is een vroolijk, bont gekleurd kleedje,
dat past op 't theeservies, gebruikt in serre
of tuin. De vinding is van mevr. E. H e
ijmans?van Beek. De grondstof van het
kleedje is gewoon stramien of tapisseriegaas.
Op dit gaas is in platte steken gewerkt met
gekleurd raffia. De kleuren van bovenstaand
kleedje zijn: de natuurlijke bastkleur, tango
en blauw. De foto geeft voldoende werk
wijze en patroon aan. De voering, die over
het gaas heen loopend om den buitenrand
te zien komt, is van een frissche cretonne
In dezellde kleuren. Een lusje van de stof
dient tot ophangen van het kleedje.
iimiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiniliiili iiiiiiiini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
STREEPSTOFFEN
120 cl breed, - Vanaf Fl. 1,10 per Mr.
niets beweerd had, een preekje dat mams
op haar beurt uit een preek gedistilleerd had,
wil ik wedden.
Orde is een zaak van Hooger Orde",
kwam \'t priesterlijk over haar lippen. Ik
hoerde de hoofdletters, ik zag ze l Nu is 't
gekke dat ik van ieder ander zoo'n
hoogdravendheid mal zou vinden, maar moes
kan zulk een kostbaarheid deponeeren zonder
zich belachelijk te maken, omdat er bij alle
ernst tegelijkertijd een guitig glimmertje
in haar oogen is, dat excuus schijnt te vragen.
Ik liet met vorstelijke onverschilligheid
de gulden woorden over mijn hoofd in's Blaue
hinein vervluchtigen. Moeders moeten vooral
niet merken dat ze vat op je krijgen, dan
zijn ze niet meer te houden.
Maar ik hoor 't telkens weer, dat plechtige
zinnetje. Bepaald begrijpen, met mijn verstand
doe ik 't niet. Orde kan ik mij alleen duidelijk
voorstellen als het tegenovergestelde van
rommel. En rommel, echte rommel is iets
naars, iets dat je een draaierig, ziek gevoel
geeft.
En Hooger Orde? Zou ze daar de natuur
mee bedoelen of de Schepping? Ik denk zoo
iets, maar nog dieper, geloof ik. Ik voel dat
't waar moet zijn, maar ik kan 't niet te
pakken krijgen. Naar is dat, als iets je zoo
vóór zweeft en 't blijft net buiten je bereik.
Eafin, ik moet 't maar opbergen voor later,
misschien dat ik 't dan, in eens, vanzelf
snap.
Sapperloot, daar heb je 't al weer. Daar
zal me die moes weer gelijk krijgen. Niet
laten merken, hoor. Toch even uitdenken:
als ik die gedachte bewaren wil voor later,
moet ik die opbergen, maar zóó dat die
weer te vinden is op een gegeven moment.
Dus toch orde, ook in de bovenkamer?
Och wat, nou is 't genoeg voorloopig. Ik
begin i.i ieder geval met dit byouin 't voorste
hokje te stoppen. Later zullen we verder zien.
A N N E K E
iiiiiiiminiiiiiitmiii
lllllllllllniltllllMlllllllllllllUllllllllllllllllllllllIHIIIIIIIIIIIIIIlllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
rivierkreeften, maar die huizen hier nog vrij
veel in de Winterswijksche beekjes. De hooge
zandoever zit vol gaten van ijsvogels, soms
twee'of drie boven elkaar. In den goeden tijd
huisden hier drie paren. Als het lijden kon,
dan bleven we hier een uurtje ver
scholen zitten kijken. We overzien op
zijn minst een honderd meter van den
hoogen oever en zouden het nu wel
eens kunnen treffen, dat een ijsvogel
aan zijn nest begint te bouwen. Wij
hebben hem al onderzoekend langs de
kantjes zien fladderen, telkens hevig
klapwiekend, biddend, stilstaande om
de gelegenheid goed op te nemen, een
stralende warreling van blauw en groen.
Wanneer een plekje hem lijkt, dan
neemt hij eerst een goeden afstand en
vliegt dan in een volle vaart op de plek
zijner keuze af: een levend
boorwerktuig. Spoedig heeft hij zoo een ingra
ving gemaakt, waarin hij houvast heeft
en clan gaat het met snavel en pooten
voort, tot een tunnel van een meter
diepte een veilige legplaats geeft voor
zijn blinkend witte eieren. Later komen
de vreemd uitziende jongen een luchtje
scheppen aan den ingang van het nest.
Het lage bosch zelf is weer dicht
begroeid met varens en kruiden, met
lange pypvormige paardenstaarten, een
minder zeldzame soort dan die van
Buskers, met primula's en
pinksterbloemen, anemonen en een zeer enkele
Aronskelk of nog zeldzamer geelfter.
Sommige plekken zien weer blauw
van de viooltjes, elders bloeit de prach
tige gele doovenetel, de goudgele onder
lip versierd met prachtig bronzen
honigmerk. Dan weer staat het opeens
vol van wazig blauwgroene
kiemplantjes, honderden bij honderden, met in 't
midden van elk kiemblaadje een heldere doorschijnende stengels en langwerpige
blawaterdroppel, zooals je ze ook wel ziet aan deren,die ook alweer bijna altijd aan elk tandje
de randen van het: blad van Oostindische kers. van den bladrand een heldere waterparel
De kiemplaritjes schieten snel op en worden hebben. Dat ziet er tooverachtig uit. Dit
dan misschien'hier een halven meter hoog met Springzaad, zoo heet onze plant, moet het heb
ben van vochtigheid en stilte. Hier in
Bekendelle vertoont het zijn prachtige
groote gele bloemen zelden of nooit,
Maar de gevoelige vruchten, die ^bij
de minste aanraking uiteenspringen,
vormt het toch wel uit kleine groene
bloempjes, die nooit opengaan en
waarin de bevruchting der zaadknop
pen op de allereenvoudigste wijze tot
stand komt. Elders in de Hel bij het
Zwaantje of in de bosschen van Lim
burg bloeit het met groote gele ge
spoorde bloemen, die het in Beken
delle misschien ook wel zou maken, als
het er wat lichter was.
Wil verlaten de moerassige donkere
plek en komen nu in hooger gelegen
hout. Telkens reeds zijn wij getroffen
door een luiden vogelroep, die nu eens
wat lijkt op sommige geluiden van de
groene specht, dan weer doet denken
aan sperwer of torenvaïk, maar eigenlijk
toch zeer typisch is en steeds ge
makkelijk te herkennen. Dit is nu het
nieuwe geluid in onze bosschen, dat
ik twintig jaar geleden nog nooit ge
hoord had, maar dat in het laatste
tiental of liever vijftal jaren al meer
en meer m Nederland wordt gehoord,
de roep van de zwarte specht. Het
duurt niet lang, of we zien hem door
het bosch vliegen en neerstrijken tegen
een hoogen eik, waar hij eventjes blijft
zitten niet achterwaarts gestrekte kop
en bovenlijf. De viutrroode kuit' steekt
aan het achterhoofd ver uit en de
Aan cl e Slingelieek juitiTcn Honteji hals is w>£ ,-iltliui, dal ^ceii aan (k-n-n
JAC. URLUS
HAVANA l» Ct. SI&A.AR bij
HATTINUCoJembrandtpliUmstelstr,
n n "u ui uu iiiiNiiiiiiiiiiiBinilimunn
vogel iets potsicrlijks. Luid schreeuwend
vliegt hij verder het bosch in en wij hem
na tusschen hooge dennen, beuken, eiken en
telkens moeten we een omweg maken om
dicht struwcel van stekelige hulsten. Eindelijk
komen we aan het nest, een langwerpig ronde
holte in een beuk, meer dan tien nieter boven
den grond. Hij zal daar zijn jongen wel veilig
groot brengen en die kunnen, dan later de
veroveringstocht voortzetten, den IJsel over,
de eldersche vallei voorbij en wie weet, nog
eens tot in de duinstreek. Waarom ook niet?
Als een diersoort eenmaal voorspoed heeft,
dan is er geen houden aan, maar hoe die
voorspoedjontstond, daar weten we in negen en
negentig van de honderd gevallen geen spat
van. Intusschen zijn wij maar blij, dat Beken
delle bij de reeds zoo uitgebreide lijst van
natuurschatten nu ook de zwarte specht kan
voegen. Langs een omweg komen we weer
uit bij den molen, die net aan 't werk is gegaan
en nu kijken we nog eens gauw of we in het
afstroomende water ook wat van die zeld
zame beekprikken kunnen ontdekken, want
die heb je in Bekendelle ook al.
Bekendelle, Stemerdink, Buskers, drie plek
jes, die je in eeu automobiel in een halve mi
nuut voorbij suist, maar die je van alles volop
bieden voor een heel leven van studie en
bewondering.
J A c\ P. T n 11 s s i.