De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 26 mei pagina 5

26 mei 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

26 Mei '23. - No. 2396 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND BIJKOMSTIGHEDEN LXXIV Wie heeft niet wel eens, als hij gemeentewerklieden gezapig er in verdiept zag de uren huns daags te vullen met als tijdverdrijf nu en dan eens een klinkertje in te slaan, of als hij op een groot bureau de jongelieden zich zag rekken en klagen, omdat de wijzers van de klok niet sneller opschoten, de ver zuchting geslaakt, dat ons volk in het alge meen en vooral de bevolking van de groote steden, -niets zóó dringend noodig heeft, als dat het de vreugde-om-goed-gedane arbeid, de toewijding voor het werk-om-zich-zelf leert begrijpen?. Ik denk, dat het deze overweging is ge weest, die de directie der Wereldbibliotheek er toe heeft gebracht, de autobiographie van Edward Bok 1) uit te geven, het levensrelaas van een Hollandsch jongetje van zeven jaar, dat met zijn verarmde ouders naar Amerika trok en er daar door zijn energie in slaagde een algemeen bekend, geacht en rijk man te worden. Inderdaad staan er over deze kwestie een paar aardige, behartigenswaardige opmer kingen in dit boekje, b.v. pag. 120: Het was steeds zijn gewoonte niet louter datgene te doen, wat zijn eigenlijk werk was, maar een beetje verder te kijken, te zien wat er in zijn werk zat en wat er daarna moest ge beuren, om dan, als de gelegenheid zich aan bood, een partij van dat werk af te doen, dat meer was dan zijn eigenlijke taak. Als steno graaf beijverde hij zich steeds eiken dag volkomen gedaan werk te maken vóór hij zijn lessenaar toeklapte. Dat lukte wel niet, altijd, maar hij stelde het zich tot een regel, dien hij liever hield dan dat hij er van afweek" Natuurlijk merkt de patroon eens bij ver rassing, dat deze uitzondering-van-een-klerk niet op klokslag zijn jas grijpt en de deur tiitdraaft, maar eerst verdiept zijn werk afmaakt, en onmiddellijk wordt zijn salaris verhoogd. Als anderen onverschillig in de lucht staarden, keek hij toe en gaarde kennis op voor later. Door belangstelling maakte hij zich lasten tot een genot. En dit hield hij altijd vast: een minder aangenaam werk komt nooit klaar door er omheen te loopen; gij vindt het zoo zeker als iets later terug en dan moet het toch gedaan worden". ,,De leer om te vertrouwen op een of andere gelukkige omstandigheid" is misleidend en voert tot gemakzucht; de menschen met ge lukkige omstandigheden" zijn de harde werkers". Maar behalve deze verstandige meeningen, en een paar aandoenlijke notities uit de jeugd van den kleinen emigrant geloof ik niet, dat we hier vél kunnen vinden, waarmee we op onzen levensweg ons voordeel kunnen doen, of waartoe we anderen wenschen op te wekken. Het geheel is in een zoo kinderachtigen geest geschreven, zoo leeg, zoo onbeduidend, dat we er meer dan ooit van overtuigd raken, dat geen levenslange toewijding, geen ijver en belangstelling een verwaarloosde opvoeding ooit kunnen goed maken; goed en grondig volksonderwijs" is de eisch, die ons, na het lezen van deze bladzijden het naaste aan het hart ligt, en we zien met een soort deernis naar dien armen geslaagden" Edward, die zoo halsstarrig zijn best heeft gedaan, die zoo ijverig in de encyclopaedie heeft gestudeerd; die in het materieele heel wat heeft bereikt, maar die, naar uit zijn eigen, voldaan relaas blijkt, geestelijk zeer weinig in zijn mars had. Nu wil ik er dadelijk bijvoegen, dat ik ge loof, dat hij niet op de meest gewenschte wijze heeft gestudeerd, en dat ik hartelijk hoop, dat zijn manier van zelfontwikkeling" in ons land geen navolgers zal vinden. Wat zijn die bekende Amerikanen, president Hayes, generaal Grant, Longfellow, Louisa Alcott, Emerson, Stevenson e. v. a. een engelen van zachtmoedigheid en geduld, dat ze het par- . mantige kereltje, dat hen om een autograaf en over zijn toekomstplannen kwam lastig vallen, allemaal belangstellend hebben aan gehoord en vriendelijk onthaald, terwijl er toch bergen werk op hen moeten hebben liggen wachten! Met schaamrood op de kaken moet ik bekennen, dat, als zulk soort bezoeken elkaar bij mij wat snel opvolgen, of als er teveel der gelijke brieven in een speciaal vakje van mijn bureau op antwoord liggen te wachten, ik 1) Edward Bok: Leven. Worstelen. Zege praal. Mij. voor goede en goedk. lectuur. Amsterdam 1923. me dadelijk moedeloos en ongedurig voel worden, en heelemaal niet geneigd met zoo veel liefderijkheid en aandacht op de, voor een vreemde toch niet oplosbare, problemen in te gaan, als deze wonderen van menschlievendheid. Ik heb me er maar mee getroost, dat dit juist het wezen der grootheid is, dat ze alles tegelijk aan kan, en niet, ten behoeve van eigen werk, andere dingen op zij hoeft te schuiven; dat de ware grootheid altijd on aantastbaar zichzelf gelijk blijft, terwijl de gewone tnensch zich telkens voor onbeschei denheid moet bergen, om niet afgeschild te worden. Trouwens, veel bizonders aan levenswijs heid schijnen de groote mannen Bok volgens zijn verslag dan toch nïet meegegeven te heb ben; ik denk, dat ze vredig aan hun eigen be denksels verder spinden, terwijl hij tegenover hen zat; en alles wat er in deze 240 bladzijden aan anecdotes over bekende persoonlijkheden ten beste wordt gegeven, komt niet boven het peil uit van wat de linnnenmeid van de koningin over het hofleven beweert; maar hij maakte zich zelf in den loop der tijden eenige levenswijsheid eigen; waaronder dit ontstel lende inzicht: hij kwam spoedig tot de over tuiging , dat eenvoudig levensbeschrijvingen uit te geven, die door anderen gemaakt zijn, tegen de heltt van den prijs dien hij er zelj voor betaald kreeg, voordeeliger was, dan wanneer hij ze zelf schreef". Is het noodig, of zelfs maar wenschelijk, dat deze meening, (die ook in ons land al ge noeg in practijk wordt gebracht,) den volke wordt voorgehouden als navolgenswaardig voorbeeld, om vooruit te komen in de wereld ? Is het wezenlijk onschuldig, als een der gelijke geest, (o, met ook nog een lading kinder achtig, goedgemeend, idealisme, maar zonder fond en zonder ernst) een maandblad redi geert met honderdduizenden lezers? Laten wij, nu ons van de zijde van Broekhuijs waar schijnlijk een heele serie enquêtes wacht, a la Bok: Past het geestelijken te rooken"? en dergelijke zieligheden" meer, die heel wat nationalen tijd verloren zullen doen gaan om ze te lezen en te schrijven,?liever onze aandacht naar een ander soort mannen richten, dan tot hen, die alleen quantitatief veel hebben bereikt. A N N l E S A I. O M O N S tÜ^D BEKENDELLE Van afstand tot afstand krijgt de Slingebeek een molen te draaien, zelfs reeds in Duitsch land, als hij nop heel jong is. Gelukkig zijn het brave meelmoiens en wordt het water nieli vertroebeld zooais dat vroeger maar al te veel niet de Veluwsrhe beekjes gebeurde. Iedereen kent de molen bij de Plekenpol of de nog mooiere een eindje stroomat'waarts met zijn reusachtig rad en klare vijver. Dat is eigenlijk allemaal winst voor het landschap, hier be staat de beste harmonie tusschen rnenschelijk bedrijf en de schoone natuur. Als de ijsvogeltjes het rad hooren ruischen, kofnen zij er op af, om in het opkolkend water te spieden naar buit. Deze ijsvogeltjes nestelen in Bekendelle, dat is het deel van de vallei tusschen den korenmolen en de lager gelegen bleekerij. De stroom heeft hier in vroeger tijd wijde mean ders gemaakt en ten slotte zijn bedding uitgeschuurd langs den hoogen zandrug. Ver laten stukken bedding liggen nu nog als stille vijvers of moerassige plekken in het bosch, dat in die lage gedeelten hoofdzakelijk bestaat uit populieren en esschen, elzen en berken met hoogerop eik en beuk. De rechteroever, de hooge kant is bezet met grove dennen, alleen langs de beek enkele populieren. Een ervan is ondermijnd en met zijn kroon in de beek terecht gekomen en daar is nu een heel nest ontstaan van drijfhout en rommel, een mooie Schuilplaats voor de in ons land zoo zeldzame I11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII EEN DAGBOEK HOUDEN Voor ongeveer een week of acht zat ik in het salon van eene vriendin in Neuss; eene Duitsche vriendin, in het gebied van de Rijnprovincie, waar reeds sedert vier jaren Belgische bezetting gelegerd is. Daar was de bevolking reeds vrijwel gewend aan de aan wezigheid van deze militairen, en menig Duitsch huisgezin kon zonder zorgen bestaan, omdat er een Belgisch officier of onderofficier, met of zonder zijn gezin ingekwartierd was. Hiervoor toch kregen zij een hooge geldelijke vergoeding en.... zij profiteerden tegelijk van den kolenvoorraad, die in ruime mate aan de militairen werd verstrekt. Behalve de ge bruikelijke kloppartijen zoo nu en dan tusschen 'n troepje soldaten, die in fuifstemming na de verlof uren naar't kamp terugkeerden 's avonds en tusschen twistzoekende koppige Duitschers, was alles daar rustig, ondanks de werkelijke misère, waarin driekwart van de bevolking leefde, tengevolge van woekerwinsten en kapitaalvlucht door handelaren en grootkapitalisten; door winkeliers en industrieelen; en door den steeds schrikbarender val van den Mark. Het was in de eerste dagen van Januari en de geruchten omtrent de eventueele bezetting van het Ruhrgebied werden geloofwaardiger en hard nekkiger. En plotseling was er in vast alle kringen een geweldige angst te bespeuren, vooral bij de vrouwen ! O! de bezetting, die nCi komen ging, zou eene bezetting zijn vol geweld ! de steden zouden gebombardeerd worden, de vrouwen en meisjes zou zeker een vreeselijk lot beschoren zijn ! en.... waar heen vluchten?" Zoo spraken ze, en de een stak de ander aan met die overdreven waan voorstellingen, van wat er gebeuren zou !" Het was Zondagmiddag. Mijne vriendin, die weduwe is en eene verstandige, moedige vrouw, zat het zooveelste tafelkleed met bloemenslingers te borduren, om zoodoende hare inkomsten wat te vermeerderen, want zij is beambte in staatsdienst en verdient dus te veel om te sterven en te weinig om van te leven, met haar twaalfjarig dochter tje en haar zeventigjarige Mama, die dien VRUCHTENKOEKJES VAN SIFKES HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak Zondagmiddag over haar breiwerk zat te dutten, door de vermoeienissen van de heele week te ploeteren en te werken als een jonge sterke meid, omdat het zoo moest! Wij spraken zachtjes om haar niet te wekken; het dochtertje zat in een hoekje van den canapéen leerde haar Fransche les: une fable de La Fontaine!" Ik trachtte mijne vriendin te overtuigen dat zij zich een geheel valsche voorstelling van de mogelijke bezetting maakte, maar het hielp niet ! Haar angst was niet weg te redeneeren! vooral door al wat zij zich voorstelde wat er met haar oude moeder en met haar dochter tje zou gebeuren! Ik heb al zooveel meegemaakt in mijn leven, zooveel !" klaagde zij. Als ik mijn dagboek nu door blader, valt 't mij moeilijk om te gelooven, dat ik ooit gelukkig geweest ben. Maar ik ben hél gelukkig geweest; en als ik nu soms wanhopig ben, dan lees ik dat boek van mijn leven aandachtig door; dat geeft me dan toch troost!" 'n Dagboek ! wat klonk me dat sentimenteel-ouderwetsch! Zoo echt schwarmerisch" Duitsch, dacht ik. Ik meende steeds dat dagboeken eigenlijk alleen in gefingeerde romans voorkwamen. Maar Frau Fl. hield dus een dagboek, waarin ze alles wat in haar leven voorgevallen was, trouw en oprecht had neergeschreven. Haar Mama had 't óók zoo gedaan, en die krabbelde zelfs nu af en toe nog een blaadje vol. En haar kleine Leny had met haar eerste communie óók een Tagebuch" gekregen; vanaf die eerste groote gebeurtenis in haar leventje, zou zij dan later precies ook haar verdere leven kunnen nagaan. Herinneren is zoo heerlijk weldadig!" zei ze. Het heele groote verdriet, wat je toch nooit vergeet, is niet zoo heftig meer als je het weer leest, maar er zijn kleine vreugdetjes, die je al lang vergeten bent, en die veel grooter schijnen ! En het echte groote geluk lijkt nu nog stralender! Nee ! ik zou mijn dagboek niet willen missen ! Maar ... .God behoede ons voor wat ik nog neer schrijven zal als de bezetting er is !" 'n Goede maand later! In België; bij familie gelogeerd !?'n Reisje naar Brugge, naar Gent, naar Yperen, om oude steden te zien ! Ik wist niet, dat Yperen niet meer bestond; dat ze bezig zijn op de plek waar het gestaan en geleefd heeft, een nieuwe stad te bouwen, die ook Yperen zal heeten; die den naam zal dragen van de vernielde stede ! Ik was in dat gedeelte van Belgiëniet geweest; en nu, na vier jaren, zag ik de verwoesting van het land, die afgrijselijk is. Ik zag in de steden en de dorpen de graven van de martelaren"; van de 'burgers en de burge ressen, van ouderen en kinderen, die op last van de bezetting" gefusileerd waren. Het zijn er honderden en nog eens honderden. Ik hoorde verhalen, waaraan ik niet gelooven wilde, orndat het te afschuwelijk scheen om waar te kunnen zijn en ik sprak 's avonds, in den familiekring weer mijn twijfel uit aan het gehooide. De herinnering vergroot dat alles zeker, -?en de nawrok !" meende ik. Denk je dat heuscli" vroeg de gast vrouw mij? Dan zal ik je morgen mijn dag boek eens laten lezen." Ik heb het gelezen. Het begon met haar eerste communie, in het pensionaat waar zij was opgevoed, en het eindigde den 18en November 1918; den dag dat de Duitsche bezetting Gent verliet en dat de Engelschen er binnen kwamen ! Het eindigt zoo: .... ..eindelijk verlossing ! Ik wil nooit meer in mijn journaal iets bij schrijven. Waartoe? Na al het afschuwe lijke wat wij doorgemaakt hebben in deze jaren van de bezetting, kan er mij niets meer gebeuren, wat dit lijden overtreft. -- Het heeft al de vreugden en al liet leed van mijn lieelc leven te niet gedaan; dat is alles dood voor mij. Maar de herinnering aan deze hel der be zetting zal voortaan het eenige zijn, wat in mijn herinnering zal voortleven !" Ik wilde dat ik dat vergeten kon, en daarom wil ik mijn dagboek nimmer meer doorbladeren, en er niets meer bijschrijven, £a fait trop souff rir de se ressouvenir!" Ik zou nu die twee dagboeken eens naast elkander willen leggen: het Tagebuch tn het Journaal. De ccne kan nog zeggen: ,,There is giadness in remembrance" De andere denkt aan Dante's woorden: Geen grooter leed dan vervlogen geluk te herdenken in tijden van rampspoed." Ja! 'n dagboek is een spiegel van xms leven; 'n spiegel van een tijdperk; 't kan een spiegelbeeld geven van heel een volk. Zullen wij de tegenwoordige Jeugd leeren een dagboek te houden? Mij dunkt van ja! Zij toch zullen zulke groote, zulke ge weldige tijden beleven, en daarbij, het leven zal met zoo'n razende vaart voorthollen, dat zij al de impressies en de gebeurtenissen niet zullen kunnen' vasthouden zonder dien geschreven spiegel, waarin zij later hun leven nog eens weerkaatst kunnen aanschouwen. Daarom zou ik onze jongens en meisjes een Dagboek geven, bij de eerste gewichtige gebeurtenis in hun jonge leven. CAROLINE VAN LANCKE R VAN DOMMELEN IlItlllllllllllllllllltllHllllllltlllllllllllllllllllllllllliiHIHIII'llllllllllllllllll WAT EEN MODERNE BAKVISCH BEWEERT Kind, kind, probeer toch eens wat orde te brengen in de chaos van je bovenkamer", zei moeder onlangs. Zij bedoelde mijn hoofd. Ik snapte dat vrij vlug omdat ik niet gesorteerd ben in kamers, ik heb enkel een cabinetje om in te slapen. Dat is óók wat! Ik heb met dat gekke, Papoea haar, ('n geluk dat 't ten minste blond is) al genoeg moeite om die bol van mij aan den buitenkant 'n beetje behoorlijk te houden. Moet nu van binnen ook alles gladgestreken zitten en opgeborgen in diverse, liefst genummerde hokjes? Nee hoor, daar zie ik geen kans toe. En ik heb er geen zin in ook, Ik heb die mams van mij eens goed en dui delijk gezegd dat ik zooiets gewoon idioot vind, goed voor ouwe menschen van veertig en zoo, maar niks voor zoo'n opgewonden standje als ik, die nog wel hoort tot de soort, die moeders onder elkaar moeilijk" noemen. Het werd een vurige toespraak van mijn kant. Er is bij mij niet veel noodig om de vlammen naar buiten te doen slaan. Dus hoor ik, bij nader inzien, tot de vulcanische naturen. Dat klinkt wel! Daar zal ik aan denken, 't Kan misschien eens te pas komen. Niettegenstaande mijn welsprekendheid bleef moeder met tergende gemoedelijkheid redderead, ordenend (natuurlijk!) door de kamer gaan en ik merkte op eens dat ik haar, druk oreerend, keerend en wendend overal naliep, toen wij bij een plotselinge zwenking van moeder pardoes neus aan neus kwamen te staan. Ik zeg zoo neus aan neus, maar heelemaal waar is dat niet, beeldspraak heet zoo'n jokkentje, geloof ik, ? want voorIcopig reikt mijn neus nog niet hooger dan mam's kin. Nog is zij grooter dan ik, die lievert, maar wacht maar, lang duurt dat niet meer. Dan kijk ik glad over haar heen en zal dan eens flink haar opvoeding ter hand nemen. Ik ben er telkens weer paf over dat niemand schijnt in te zien hoe noodig de opvoeding van ouders is. De gewoonste dingen snappen ze niet, ze zijn altijd m de contramine en zelden voor rede vatbaar. Met vaders is 't eigenlijk zoo erg niet, die zijn den heelen dag veilig opgeborgen en 's avonds en 's Zondags kun nen ze ol gezellig zijn, als ze willen. Maar wat je met moeders te stellen kunt hebben, hoe moeilijk die wezen kunnen, dat weten alleen wij, verdrukte dochters. En 't schijnt geen gebruik onder die arme gcplaagden om daar over nu eens tegen elkaar je havt uit te storten, zooals moeders dat zoo knusjes kunnen doen. Toch zou dit soms een opluchting kunnen zijn voor een vulcanische" natuur als de mijne. Nou dan, toen we daar neus aan kin ston den (ik hou van de waarheid), lachte moeder, terwijl er niets te lachen viel. Dat is ook iets, dat ik haar moet zien af te leeren: 't wordt nu tijd dat zij mij eens au sérieux gaat nemen. Maar ik moet altijd naar haar kijken ais ze zoo half spottend lacht, want dan heeft ze eigenlijk etn dot van een gezicht. Nu lachte zij zoowaar heelemaal, met oogen halt dicht van pret en ik begon net zoo'n beetje te koken, toen zij 'met majestueus gebaar van uitgespreide handen (dat kan nu nog vanwege haar superieure lengte) over mijn rage bol begon te strijken. Zij doet dat dikwijls, ik vind 't Heerlijk, 't kalmeert me en ik heb een sttike verdenking dat zij 't daaiom doet. Maar zij doet 't ook wel omdat zij 't zelf prettig vindt. Als haar handen dan zoo'n paar keer met strcelende drukjes over die malle springharui van mij hebben geaaid, zakken ze at naar de sponzige massa, die op mijn rug hangt en die krijgt dan een paar stevige kneepjes, ook al vanwege de orde begm ik nu te denken. En het slot is een rukje ei aan zoodat mijn gezicht omhoog schiet en we elkaar gezellig vlak in de oogen kijken. Dat is een spelletje uit mijn kinderjaren en ik geloof dat moes er even dol op is als ik, Dat mijn gloeiend pleidooi toch niet heele maal aan haar verspild was, meende ik te mogen opmaken uit 't feit dat mijn Empire pruik met bijzondere energie werd bewerkt. Aangenaam was de behandeling niet, maai als symptoom bemoedigend. Helaas, er volgde een preekje over orde, net alsof ik VAN ALLES WAT TREKPOTKLEEDJE 't Is een vroolijk, bont gekleurd kleedje, dat past op 't theeservies, gebruikt in serre of tuin. De vinding is van mevr. E. H e ijmans?van Beek. De grondstof van het kleedje is gewoon stramien of tapisseriegaas. Op dit gaas is in platte steken gewerkt met gekleurd raffia. De kleuren van bovenstaand kleedje zijn: de natuurlijke bastkleur, tango en blauw. De foto geeft voldoende werk wijze en patroon aan. De voering, die over het gaas heen loopend om den buitenrand te zien komt, is van een frissche cretonne In dezellde kleuren. Een lusje van de stof dient tot ophangen van het kleedje. iimiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiniliiili iiiiiiiini iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii STREEPSTOFFEN 120 cl breed, - Vanaf Fl. 1,10 per Mr. niets beweerd had, een preekje dat mams op haar beurt uit een preek gedistilleerd had, wil ik wedden. Orde is een zaak van Hooger Orde", kwam \'t priesterlijk over haar lippen. Ik hoerde de hoofdletters, ik zag ze l Nu is 't gekke dat ik van ieder ander zoo'n hoogdravendheid mal zou vinden, maar moes kan zulk een kostbaarheid deponeeren zonder zich belachelijk te maken, omdat er bij alle ernst tegelijkertijd een guitig glimmertje in haar oogen is, dat excuus schijnt te vragen. Ik liet met vorstelijke onverschilligheid de gulden woorden over mijn hoofd in's Blaue hinein vervluchtigen. Moeders moeten vooral niet merken dat ze vat op je krijgen, dan zijn ze niet meer te houden. Maar ik hoor 't telkens weer, dat plechtige zinnetje. Bepaald begrijpen, met mijn verstand doe ik 't niet. Orde kan ik mij alleen duidelijk voorstellen als het tegenovergestelde van rommel. En rommel, echte rommel is iets naars, iets dat je een draaierig, ziek gevoel geeft. En Hooger Orde? Zou ze daar de natuur mee bedoelen of de Schepping? Ik denk zoo iets, maar nog dieper, geloof ik. Ik voel dat 't waar moet zijn, maar ik kan 't niet te pakken krijgen. Naar is dat, als iets je zoo vóór zweeft en 't blijft net buiten je bereik. Eafin, ik moet 't maar opbergen voor later, misschien dat ik 't dan, in eens, vanzelf snap. Sapperloot, daar heb je 't al weer. Daar zal me die moes weer gelijk krijgen. Niet laten merken, hoor. Toch even uitdenken: als ik die gedachte bewaren wil voor later, moet ik die opbergen, maar zóó dat die weer te vinden is op een gegeven moment. Dus toch orde, ook in de bovenkamer? Och wat, nou is 't genoeg voorloopig. Ik begin i.i ieder geval met dit byouin 't voorste hokje te stoppen. Later zullen we verder zien. A N N E K E iiiiiiiminiiiiiitmiii lllllllllllniltllllMlllllllllllllUllllllllllllllllllllllIHIIIIIIIIIIIIIIlllllllllIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllIllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll rivierkreeften, maar die huizen hier nog vrij veel in de Winterswijksche beekjes. De hooge zandoever zit vol gaten van ijsvogels, soms twee'of drie boven elkaar. In den goeden tijd huisden hier drie paren. Als het lijden kon, dan bleven we hier een uurtje ver scholen zitten kijken. We overzien op zijn minst een honderd meter van den hoogen oever en zouden het nu wel eens kunnen treffen, dat een ijsvogel aan zijn nest begint te bouwen. Wij hebben hem al onderzoekend langs de kantjes zien fladderen, telkens hevig klapwiekend, biddend, stilstaande om de gelegenheid goed op te nemen, een stralende warreling van blauw en groen. Wanneer een plekje hem lijkt, dan neemt hij eerst een goeden afstand en vliegt dan in een volle vaart op de plek zijner keuze af: een levend boorwerktuig. Spoedig heeft hij zoo een ingra ving gemaakt, waarin hij houvast heeft en clan gaat het met snavel en pooten voort, tot een tunnel van een meter diepte een veilige legplaats geeft voor zijn blinkend witte eieren. Later komen de vreemd uitziende jongen een luchtje scheppen aan den ingang van het nest. Het lage bosch zelf is weer dicht begroeid met varens en kruiden, met lange pypvormige paardenstaarten, een minder zeldzame soort dan die van Buskers, met primula's en pinksterbloemen, anemonen en een zeer enkele Aronskelk of nog zeldzamer geelfter. Sommige plekken zien weer blauw van de viooltjes, elders bloeit de prach tige gele doovenetel, de goudgele onder lip versierd met prachtig bronzen honigmerk. Dan weer staat het opeens vol van wazig blauwgroene kiemplantjes, honderden bij honderden, met in 't midden van elk kiemblaadje een heldere doorschijnende stengels en langwerpige blawaterdroppel, zooals je ze ook wel ziet aan deren,die ook alweer bijna altijd aan elk tandje de randen van het: blad van Oostindische kers. van den bladrand een heldere waterparel De kiemplaritjes schieten snel op en worden hebben. Dat ziet er tooverachtig uit. Dit dan misschien'hier een halven meter hoog met Springzaad, zoo heet onze plant, moet het heb ben van vochtigheid en stilte. Hier in Bekendelle vertoont het zijn prachtige groote gele bloemen zelden of nooit, Maar de gevoelige vruchten, die ^bij de minste aanraking uiteenspringen, vormt het toch wel uit kleine groene bloempjes, die nooit opengaan en waarin de bevruchting der zaadknop pen op de allereenvoudigste wijze tot stand komt. Elders in de Hel bij het Zwaantje of in de bosschen van Lim burg bloeit het met groote gele ge spoorde bloemen, die het in Beken delle misschien ook wel zou maken, als het er wat lichter was. Wil verlaten de moerassige donkere plek en komen nu in hooger gelegen hout. Telkens reeds zijn wij getroffen door een luiden vogelroep, die nu eens wat lijkt op sommige geluiden van de groene specht, dan weer doet denken aan sperwer of torenvaïk, maar eigenlijk toch zeer typisch is en steeds ge makkelijk te herkennen. Dit is nu het nieuwe geluid in onze bosschen, dat ik twintig jaar geleden nog nooit ge hoord had, maar dat in het laatste tiental of liever vijftal jaren al meer en meer m Nederland wordt gehoord, de roep van de zwarte specht. Het duurt niet lang, of we zien hem door het bosch vliegen en neerstrijken tegen een hoogen eik, waar hij eventjes blijft zitten niet achterwaarts gestrekte kop en bovenlijf. De viutrroode kuit' steekt aan het achterhoofd ver uit en de Aan cl e Slingelieek juitiTcn Honteji hals is w>£ ,-iltliui, dal ^ceii aan (k-n-n JAC. URLUS HAVANA l» Ct. SI&A.AR bij HATTINUCoJembrandtpliUmstelstr, n n "u ui uu iiiiNiiiiiiiiiiiBinilimunn vogel iets potsicrlijks. Luid schreeuwend vliegt hij verder het bosch in en wij hem na tusschen hooge dennen, beuken, eiken en telkens moeten we een omweg maken om dicht struwcel van stekelige hulsten. Eindelijk komen we aan het nest, een langwerpig ronde holte in een beuk, meer dan tien nieter boven den grond. Hij zal daar zijn jongen wel veilig groot brengen en die kunnen, dan later de veroveringstocht voortzetten, den IJsel over, de eldersche vallei voorbij en wie weet, nog eens tot in de duinstreek. Waarom ook niet? Als een diersoort eenmaal voorspoed heeft, dan is er geen houden aan, maar hoe die voorspoedjontstond, daar weten we in negen en negentig van de honderd gevallen geen spat van. Intusschen zijn wij maar blij, dat Beken delle bij de reeds zoo uitgebreide lijst van natuurschatten nu ook de zwarte specht kan voegen. Langs een omweg komen we weer uit bij den molen, die net aan 't werk is gegaan en nu kijken we nog eens gauw of we in het afstroomende water ook wat van die zeld zame beekprikken kunnen ontdekken, want die heb je in Bekendelle ook al. Bekendelle, Stemerdink, Buskers, drie plek jes, die je in eeu automobiel in een halve mi nuut voorbij suist, maar die je van alles volop bieden voor een heel leven van studie en bewondering. J A c\ P. T n 11 s s i.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl