De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 2 juni pagina 1

2 juni 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 2897 Zaterdag 2 Juni A°. 1933 DE AMSTERDAMME WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. BRUGMANS, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaar ffano1 f 10 gaii« i iv. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam | Advertentiën f 0.75 per regel plus 20 cent disposiiiekoslen Operette Prijsvraag. De jury is thans in zooverre niet haar taak gevorderd, dat de uitslag binnen enkele weken kan worden bekend gemaakt. INHOUD: 1. Notarieele kantteckeningen door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. \V'. G. C. Byvarick 2. Het Noorsche bezoek, teekening door fordaan De Gemeenteraadsverkiezingen, door Prof. Dr. H. Brugmans De verleidelijke zijsprong, door H. Salotnonson Spreekzaa' 'A. Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrouwen (red. Flis. M. Rogge): Bijkomstigheden, door Annie Salomons - Ken Zonnige middag, door Nelly Krui/c -- Vrou wen in den Anistcrdamschen Raad, teekeningen door E. Woutersen v. Doesburg Uit de Natuur door Dr. J. P. Thijsse - <>. Schilder kunstkroniek, door A. Plasschaert - Finantië'ri, door Paul Sabel, - Isn.ea. tooneelteekeningen door C). Roland Dramatische Kroniek, door Top Naeft' 8. Karakteris tieken: Frans Frens, door Is. Querido Huldigingswoede, teekening dcor George van Raemdonck -- Muziek in de Hoofdstad, door Richard Heuckeroth <). [)e Gemeenteraadsverkiezingen , teekening door Joh. Braakensiek - Charivaria, door Clurivanus -- Amst. Stiidenleniooiieel, door Kdm. Visser --- Mixed Picklc* van de Riviera, door Toni Schilperoort -? 10. Krekelzang, door [. H. Speenhoff - Rijm-Kroniek en 't Schietgat door Melis Stoke --? bit liet kladsdiriit van Jantje --- Damrubriek, red. K. C. de ]onge - Bijvoegsel: het Nieuwe Uuitsche Aanbod, teekening door Joh. Braakensiek. illiiiiillllliliiiiiinillliiiiiiiiiiiltl i HUI iiiuimiiiiiiiiiiiii NOTARIEELE KANTTEEKENINGEN Wilt n mij veroorloven een paar kantteekeningen te maken op uw hoofdartikel in de Amsterdammer, getiteld Bismarck als voorganger van Poincaré"? Welnu dan: Dnitschland, is voorzooveel ik begrepen heb, bereid om de kosten van herstel te betalen, maar niet tienmaal die kasten. Wanneer ik in een overmoedige bui d e glazen van uw woning ingooi, en me daarna verbind de daardoor ontstane schade te ver goeden, dan kunt u. Professor, niet profiteeren van die gelegenheid om uw huis van boven tot beneden van spiegelglas te voorzien, en mij daarvan de rekening voorleggen. Asquith, die tegenwoordig geweest is bij de conferentie te Versailles, schreef over die conferentie aan zijn vrouw, als: die dieven bende". Keynes, Ramsay Macdonald enz. vonden IIHIIIIIIIIIIIIHHIII IHIIIIIHIIIIIIIHHIIHHHIIIIHIHIIIUIHIIIIIHIIIIIIiml MYSTERIES VAN AZI Met den val van Koltchak den dictator. bij het begin van 1920, is Siberiëeerst recht in beroering gebracht en door de overwinning van de rooden" heeft de beweging zich tot het hart van Aziëuitgestrekt, liet geheim zinnige Mongolië, middelpunt der oude we reld, heeft van zijn verborgeuheden prijs moe ten geven. Het is de nood die de menseden in deze tijden dringt om een redding voor hun leven te zoeken in het onbekende. Zii vluchten heen waar hun een opening schijnt gelaten. Of gevaren hen al dreigen, de dood zit hun toch op de hielen. Wanhoop is de prikkel tot ontdekking. Hier hebben wij een gezeten Russisch ambtenaar, een man van wetenschap, belast met opnamen voor de regcerim;, Dr. Ossen dowski, Pool van afkomst, die plotseling opge jaagd van zijn woonplaats, Krasnojarsk aan Siberië" s groote rivier de Jenisseïwordt ge dwongen te gaan zwerven, terwijl het einddoel zich telkens meer aan zijn verlangen onttrekt. Toen het régime Koltchak ineenstortte heeft hij wel begrepen wat hem een der komende dagen, hem den bourgeois ambtenaar, boven 't hoofd hing: maar liet lot dat men mischien nog hoopt te ontgaan, slaat altoos spoediger zijn hand op ons neer dan men had verwacht. en op een van de eerste dagen van Januari 1920, terwijl hij zonder erg een vriend was gaan opzoeken, krijgt hij onderweg bericht dat twintig roode gardisten aan zijn huis zijn gekomen om hen te arresteeren. Direct neemt bij van zijn vriend een oud jachtpak en een de Engelsche eischen schandalig. Wat voor schade hebben wij van die luchtschepen gehad, vragen zij. en het antwoord luidt: niet noe men s waard. Bij de berekening van de koste-n van herstel is liet kleinste, armelijkste hutje in Frank rijk op een waarde van 20.000 francs gesteld, schrijven zij. Uw vergelijking met den vrede van '71 gaat in het geheel niet op: toen werd er tusschen Duitschland en Frankrijk onderhandeld, als gelijkwaardige!!, en ten slofte kwamen partijen overeen op een schadevergoeding van vijf milliard francs. In '18 en '19 hebben de Ententepartiien zoo, in een onderonsje, de vredesvoorwaarden vastgelegd, zonder dat Duitschland een woord mocht meespreken. En die voorwaarden had Duitschland te onderteekenen, zonder meer. Vandaar dat Frankrijk van geen inmenging in deze zaak wil weten. Poincaréweet heel goed, dat, wanneer er nu een commissie ko men mocht tot regeling van de kosten van herstel, hij geen tiende krijgt van hetgeen hij eischt.Éii van daar dan ook dat hij zich met hand en tand verzet tegen een regeling dier zaak door den Volkerenbond, die n.b. nog wel het troetelkindje der Fntente is! ! Dat Bismarck er over darlit op nieuw een oorlog te beginnen als Frankrijk de oorlogs vergoeding niet mocht willen betalen, is niet te vergelijken met hetgeen Frankrijk /.'/; doet. 'J'aen stond Duitschland tegenover een, - zij het ook in den oorlog verslagen toch nog geducht gewapend Frankrijk. Nu staat Frank rijk tegenover een totaal ontwapend, door uithongering verzwakt, hulpeloos volk ! Zie, Professor, wanneer ik uw artikelen over den oorlog lees, komt zoo nu en dan bij mij de verzuchting op: C'est ainsi eiu'on crit l'histoire !" Maar ik ben overtuigd, en velen met mij, dat de historieschrijver van later, wanneer alle archieven publiek zullen zijn geworden, over dien geheelen oorlog en alle gevolgen daarvan, een heel ander oordeel zal vellen, dan U, schrijver over histoire contempo raine," en uu talrijke gelijkgezinden. Hen bekend .auteur van het midden der vorige eeuw, schreef eens: In alle groote vragen die de menschheid beroeren, staat de meerderheid altijd aan den verkeerden kant". Met de hoop dat eenmaal het juiste licht. over deze zaak zal opgaan, dat dan die meer derheid in het ongelijk zal stellen, troost ik mij, bij het aanschouwen van al het leed en onrecht dat thans een ijdel, lichtzinnig, opsnijderig, wraakzuchtig, door immoraliteit, drankmisbruik, tuberculose en degeneratie totaal verrot, ten ondergang gedoemd volk, over onze Germaansche stamgenooten brengt" De schrijver van dit gekuischte epis tel onderteekent het alleen met een initiaal; in een begeleidenden brief aan mij persoonlijk maakt hij echter zijn naam en zijne qualiteit bekend: hij is notaris. Als het niet boven den brief gedrukt was, zou ik het nooit hebben geraden. Een notaris stel ik me een weinig anders voor. Ecu klein beetje kalmer en bezadigder, en hél, hél veel be schaafder. En in geen geval zou ik van iemand, die in een delirium tremens geraakt, als hij maar aan het Fransche volk denkt, durven vermoe den, dat hij dit eerwaardige ambt be kleedt, wanneer hij het mij niet zwart op wit had medegedeeld. Daarom zelfs al was ik er zeker van, dat hij het goed zou hebben ge keurd, wanneer ik onder bovenstaande kantteckeningen" zijn naam hadlaten drukken zal ik hem den dienst be wijzen, dat niet te doen; zelfs zijn ini tiaal heb ik maar verzwegen. Je kunt liet immers nooit weten.... die wraakzuchtige" Franschen ! En bovendien ook iemand van zijne gezindheid zou zich, dunkt mij, niet meer in het publiek durven vertoonen, wanneer hem kon worden nagehouden, dat hij de gemeenheid had ge had, de Franschen een door immora liteit, drankmisbruik, tuberculose en degeneratie totaal verrot volk" te noemen. Ook zou het hem nog schade kunnen doen in zijne klandizie. Daarom moge hij de Franschen hier dan anonym uitschelden. Het zal hen niet deren. Zooals mij niet deert, wat hij tegen mijn artikel van de vorige week in brengt. De man kan blijkbaar niet lezen althans niet een artikel ovet histoire contemporaine" met mijn naam er onder. Bij den eersten regel daarvan raakt hij al van streek. Ik zou hem in gemoede den raad willen geven: lees de roene niet meer; en als je dat niet kunt laten, sla dan in elk geval het hoofdartikel over. Heeft n verstandig meiisch uit mijn artikel van de vorige week gelezen, dat ik Poincaré's politiek met een beroep op Bismarck heb willen verdedigen? Ik schreef immers: dat er in Frank rijk zoo geredeneerd wordt, is begrij pelijk: de gelegenheid om aan de Duitsehers te betoogen.dat zij slechts a la Bismarck worden behandeld, was te schoon. Maar zelfs al zou de poli tiek, die tot de bezetting van de Ruhr leidde, geheel gedekt worden door het voorbeeld, dat Bismarck gaf, dan zou daarmede die politiek immers volstrekt niet gerechtvaardigd zijn. Of meent men in Frankrijk, dat alles, wat Bismarck deed, wél gedaan was?" En iets verder: Een herinnering aan de bezetting van Frankrijk door de Duitsehers en aan wat Bismarck toen gedaan heeft of heeft willen doen, maakt de politiek, die Frankrijk in het laatste half jaar tegen Duitschland voert, er geen haar beter om". Zoodat ik geen woord meer zal ver spillen om mij te vrijwaren tegen de beschuldiging, dat ik Poincarémet het schild van Bismarck liati willen dekken. Evenmin acht ik het noodig, mijn geachten notaris uitvoerig van repliek te dienen over wat hij schrijft over den vrede van Versailles. Niet eens, maar herhaaldelijk in mijn vorig artikel, in die van 26 Aug. som geld en sluipt door achterbuurten de stad uit. Op een boerenwagen liet hij zich dan zoo snel en zoover mogelijk wegrijden naar het woud in de omstreken, kocht zich op zijn tocht de uitrusting van een woudlooper: een geweer met driehonderd patronen, een bijl, een mes, een schaapshuid, brood, zout en een ketel, en ging zoo diep mogelijk het bosch in totdat hij zijn nachtverblijf in een verlaten, half vergane hut opsloeg met het idee van de jacht te gaan leven. Die illusie duurde maar enkele dagen, want bij zijn terugkomst van een kleine expeditie vond hij de hut bezet door een paar roode gardisten die er zich gemakkelijk installeerden, op den zoek als ze waren naar officeren van Koltchak's leger en andere witte partijgenooten, die hun heil hadden gezocht in de vlucht. Onze woudlooper hoorde de verhalen en de brandewijngroolspraak van de rooden met een onverstoorbaar boerengezicht aan. Later op den avond voegde zich nog een vierde hij het gezelschap. Het was onmisken baar de echte woudzwer\cr, men had hem niet hooren aankomen en hij was dadelijk thuis; met zijn schrandere onrustige oogen nam hij iedereen op en trok zijn conclusies. Den volgenden morgen ging hij samen met de beide roode gardisten op weg. Ik kom nog terug," zeide hij tegen Ossendowski. Deze wachtte op hem den ganschen dag, maar hoorde niets komen, alleen vernam hij op een afstand een paar geweerschoten. Wederom als den vorigen dag werd laat de hut plotseling open gestooteu en door den damp van het verwarmde vertrek verscheen op eenmaal het lachende listige gezicht \an Ivan den woudlooper. Ken goeden dag ge had", zeide. hij, twee paarden, twee zadels, twee geweren, 50 patronen, twee paar laarzen enz. enz. ! Wat kijkt ge mij zoo aan? Fr is niets aan die kameraden verbeurd. Maar hier kunt ge niet blijven. Ik zal u naar een recht schuiloord brengen, een heel eind verder op, waar in dit seizoen geen sterveling komt". Zooals hij had gezegd, zoo deed hij. Samen marcheerden zij 'n vijfhonderd wersten. tot zij aan een eeelerbosch kwamen. Daar hielp Ivan zijn nieuwen kaïneraadeen ondergrondse)! verblijf maken van een plek waar een machtige cederboom was ontworteld en waar de over blijfselen van de wortels nog strekten om de wanden te steunen. Onderweg had hij hem geleerd hoe in de open lucht te kampceren en het nachtvuur te maken van zware houtblok ken dat tegen de felste kou kon beschermen, en hij had hem verteld van het leven der goud zoekers langs de rivieren, een wild ras dat zich door zijn toorn liet meêsleepen. Maar voor hem was Ivan een trouwe dienende zorg ge weest. Na hel afscheid heeft hij hem niet weergeven. Thans was hij alleen gelaten. Fr is geen rijker leven denkbaar dan onder de cederboomen. De eekhoorns, de hazen, de hcrmelijnen krioelen er, de vossen vertoonen zich, het gevogelte vergader! er, herten en ree bokken komen nieuwsgierig kijken, ja zelfs de beer, wanneer hij vroeg bij de hand is om de bijen in hun werk te storen, gaat er snuf felen. H r is een ruim \eld voor de jacht en ook de vischvangst heeft haar opbrengst wanneer de kleine wateren gaan ontdooien en de zalmforellen in den paartijd de zijrivieren opgaan. Fn goed jager en een handig man als onze Ossendowski ongetwijfeld is. weet strik ken te vlechten voor visscheii en als beerenbiefstuk hem aanlokt, ziet hij er niet tegen op den strijd te aanvaarden tegen den beer. Maar de eenzaamheid ! In ieder gezond schepsel dat het gebruik van zijn hersens heeft , zegt ons de man die een paar maanden op wijden afstand van menschen absoluut alleen heeft geleefd, brengen de omstandigheden soms weer de trekken te voorschijn van den piimitieven jager en krijger en die helpen hem in den strijd met de natuur. Maar zijn beschaving brengt hem op zware kosten tegenover de eenzaam heid. Hoe pijnlijk de strijd ook was tegen honger en kou, veel verschrikkelijker waren de dagen waarin mijn wil vocht tegen de ge dachten en verlangens van vernietiging. Het jaargetijde vorderde; niet heel lang kon het meer duren of de groote rivieren zonden wér stroomcnde wateren worden en het werd tijd voor wie niet in het bereik van Soviet-Rusland wilde blijven om op marsch en 30 December 1922 heb ik hier als mijne meening te kennen gegeven, dat de aan Duitschland opgelegde schade vergoeding behoort te worden vermin derd. Tot welk percentage? Dat zou ik niet durven berekenen; maar de notaris weet het precies: tot 10 pCt.; hij biedt geen cent meer. In het artikel van 26 Augustus schreef ik: Duitschland kan alleen weer op de been worden geholpen, indien het voorloopig uitstel van betaling en vervol gens gedeeltelijke kwijtschelding van zijne verplichtingen krijgt niet van zijn plicht tot herstel van de verwoes tingen, die het in Frankrijk heeft aan gericht, maar van alles wat daarboven gaat". Ik sprak toen alleen van Frankrijk, omdat het aangehaalde artikel alleen over de schuld van Duitschland tegen over Frankrijk handelde. Maar na tuurlijk heeft Duitschland ook ver plichtingen tegenover de andere oorlog voerenden. Ook tegenover Engeland bijv. En iets meer, dan mijn geachte interpellant meent, die, met een beroep o. a. op Keynes, het voorstelt alsof Engeland alleen vergoeding zou kunnen eischen wegens de niet noemensvvaarde" schade, door Diiitsche luchtschepen toe gebracht. Maar in The economie conscquences of the peace" (blz. 120, 121) noemt Keynes de schadevergoeding, die Enge land wegens aanvallen uit de lucht en bombardementen uit zee zou ku.inen eischen, alleen onbelangrijk tegenover zijne andere vorderingen: die wegens de verliezen van schepen en ladingen, en deze aan de Engelsche handelsvloot toegebrachte schade is ook volgens Keynes buitengewoon groot"; het door hem becijferde bedrag van Engeland's vordering is dan ook niet veel lager dan dat, waarop hij meent dat Frankrijk aanspraak heeft. Maar ik zal mij niet laten verleiden, het verdere geschrijf van mijn corres pondent op den voet te volgen. Hij schijnt het er ten slotte voor te houden, dat de geallieerden eigenlijk niets meer van Duitschland hebben te eischen. Ik nu ben van meening, dat Duitsch land, ook bij zijn laatste aanbod, ge bleven is beneden het bedrag, dat het volgens billijke eischen en naar andere dus dan die van het verdrag van Yersailles zal behooren op te brengen. En dat het ook kan opbrengen, indien slechts de bezittende klassen en in dit opzicht heb ik hun in mijn vorig artikel de Franschen van na KS7(i ten voorbeeld gesteld -?zich bcitimiiMiiiiin te trekken naar vreemde landen. Ossendowsk1 bereidde zijn tocht voor; hij naderde den oever van de Jenissei, en hij zond een ver trouwd persoon naar Krasnojarsk af om te melden waar hij zich bewond en om zijn vrien den te vragen naar geld, laarzen en linnen en een kleinen medicijn- en verbandkist. Dan wachtte hij op 'net vrij worden van den stroom. Op een morgen barsste er een oorverdoovende kanomiade los. Het was het ijs dat van het Zuiden aankwam, en opgehoopt en aangcstuwd onder het ijsdek der rivier, drong totdat liet met een geweldige kracht brak en opspoot, in de hoogte stortend al wat op en onder het ijs zich had verzameld: de lijken van officieren en paarden die de slachtoffers waren geworden van de Siberische revolutie, een afgrijselijk gezicht, maar ook gedeelten van den oever, woningen en wegen, dat alles in de hoogte geslingerd en weder neerploffend, een natuur in verscheurende!! oproer. Maai' de weg was nu open of men kon hem daarvoor houden: want ook de bolsicvviki verzamelden hun troepen, hetzij om het vee der boeren mee te voeren voor onderhoud. hetzij om jacht te maken op \ UicHtelingen. Ossendowski had een visschcr gehuurd om in zijn boot wat hij bijeenhad aan bagage naar een wijkplaats te vervoeren in een verlaten goudmijn. Daar wachtte hij eenige dagen op goede gelegenheid. lien man uit de buurt kwam hem opzoeken. Ossendowski wou hem van 't spoor brengen en merkte daarbij dat hij met een gelijke te doen had. l lij was een gestudeerd agronoom, een vijand van de Bolsjewiki en wou eveneens het land verlaten. Ossendowski legde hem zijn plan bloot, om langs de Boven-Jenissei naar Mongoliëte gaan, door te trekken naar Tibet en te zien Britsch Indie te bereiken. De ander vroeg hem te mogen vergezellen. De nieuwe kameraad, wij zullen hem voortaan den agronoom noemen, de boeken zijn om goede redenen zeer voorzichtig met het geven van namen, was een belangrijke aanwinst, de levens- en zakenbesehouwing van de beiden harmoniecrde en er was een einde aan de geestelijke eenzaamheid. De agronoom was ook lichamelijk niet gemakkelijk Aan onze Medewerkers De redactie acht het gewenscht, haren medewerkers en inzenders nadrukkelijk te verzoeken, voor hunne bijdragen zoo veel mogelijk rekening te houden met den voor het Weekblad meest geschikten om vang. Te lange artikelen leveren ver schillende bezwaren op, zijn ook voor de lezers veel minder aantrekkelijk. De normale afmeting van artikelen moet op ten hoogste 1500 woorden, en die van Feuilletons op ten hoogste 2000 woorden worden gesteld. Van met potlood geschreven bijdragen kan de redactie geen kennis nemen; evenmin van die bijdragen waarvan liet papier aan beide zijden is beschreven. Zoo mogelijk, gelieven de inzenders ge typte copie in te zenden. Alle inzendingen moeten geadresseerd worden: Aan het Secretariaat der Redactie van De Amsterdammer", Week blad voor Nederland, Keizers gracht 333, Amsterdam, zonder vermelding van persoonsnamen. Illlllllllllllllll Illllll l || nu IIIIIHIIHHHII rei d toonen offers aan hut vaderland te brengen. uien koers schijnt het nu eindelijk uit te zullen «aan. Het laatste aanbod van uitschland. bleef, ook naar de meening van de jegens Duitschland goed gezinde kringen in Engeland en Italië, beneden wat het kon en moest doen. Bij de voorbereiding van liet tweede bod heeft men zich nu tot het juiste kantoor gericht. Het groot-kapi taal van de industrie vooral zal de regeering in staat stellen tot een nieuw, laat ons hopen: aannemelijk aanbod. Zooals Braakensiek het op zijne plaat heeft geteekend: tot nog toe had Michel de geallieerden willen afschepen met een zuur wijntje; hij zal nu in zijn kelder moeten duiken en het beste vat aanslaan. K K K N K A M l' uit het veld te slaan, hij was reuzenslerk en altoos optimist. Als regeringsambtenaar had hij volgens zijn pas vrijdom om per pust te reizen. Dit verplichtte echter 11:11 hun papieren, waaromtrent ze niet zoo erg secuur waren, telkens aan de autoriteiten te VL'rtuonen Maar dat is niet zoo gevaarlijk," troostte de agronoom, want het mooie van de nieuwe staatsregeling is dat de schoenmaker van gisteren, die zijn ambacht niel verstond, de gotierneur is van heden, en de man die iets weet de straat veegt of de stallen van de roode cavalerie schoon houdl. Die groote mannen van van daag laten zich lot alles bepraten, zelfs om geen gaten in je lichaam te maken met hun geweren". l:n de twee, gauw vrienden met elkaar ge worden, rivaliseerden wie van hen heiden liet best slag had om de Bulshewiki te overbluffen. Ossendowski wou niet graag de mindere zijn. De mentaliteit der ..runden" had weldra niet veel geheimen voor hen. Dit alles nam toch niet weg dat de mutc naar de grens van Mongoliëten hnogsu- be zwaarlijk was, al waren er paarden gekocht nm den last te verlichten. Dan zonk men bii hel bestijgen van bergen weg in den glihberigcn modder, dan waren er in den nacht met de vermoeide paarden snelvlieteiide rivieren over te steken die nog blokken voortkruiden, In den nacht ! want men moest altoos len hoogste voorzichtig zijn om geen opspraak te ver wekken: een enkele verkeerde stap zou den dood tengevolge hebben gehad. Ja, soms namen zij deel aan geregelde gevechten. Ik neem die twee voorposten voor mijn rekening," zei dan wel de aL'ronoom en voortsluipende naar de schildwachten, nam hij den een die waakte op, keelde hem CM smeet hen in de struiken, daarna werd de hersenpan van den slapende ingeslagen.l lij kwam bij Ossendowski teniL': , Dat is at'geloupen. (lod en de donder! Toen ik een jongen was wou mijn moeder een priester van me maken. Toen ik opgroeide werd ik een ge studeerd agronoom in 't idee.... UICUM.MI. te wurgen en hun brein te verbrijzelen. Ft. n mooi ding de revolutie '

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl