De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 2 juni pagina 5

2 juni 1923 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

2 Juni '23. - No. 2397 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWEN IN DEN AMSTERDAMSCHEN GEMEENTERAAD Schetsen voor de Amsterdammer" door E. Wouterzen?van Doesturgii A. M. Koek?Mulder (Vrijh. Bond). N. Crielars'(R.K.) H. v. Zelm?v. d. Berg(Comm. Partij). C. F. Katz (Christ. Hist.) A. van Blitz?Bonn (S.D.A.P.) C. Pothuis?Smit (S.D.A.P.) L. Tilanus (S.D.A.P.) iiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHi BUKOMSTIGHEDEN LX XV In het kleine eethuis kwamen ze eiken mid dag samen, een clubje jonge vrouwen, die in verschillende deelen van de stad ieder haar verschillend-soortig werk hadden, en die om zes uur moe en voldaan zich om de lange tafel bij het raam kwamen schikken, vervuld van de eigen ondervindingen van dierf dag en met fleurige belangstelling voor de verhalen der anderen. Het gesprek was dan ook van het eerste oogenblik af druk en luid, er werd ge lachen en geplaagd, en de artiste van het gezelschap, die natuurlijk het minste ver diende en daarom het meeste aan geld moest denken, beweerde wel eens, dat zij eigenlijk gratis gevoederd moesten worden. Wij zijn de echte Animirleute. Als de voorbijgangers ons hier zoo gezellig zien zitten, krijgen ze alle maal lust om naar binnen te gaan". En omdat ze iederen dag terugkwamen, en alles prezen, wat hun werd voorgezet, omdat ze snel hun keus maakten uit het menu en te veel aan haar hoofd hadden, om te zeuren over een raam, dat tochtte of een klok, die niet gelijk was, werden ze weldra graag geziene gasten. Als de kok met zijn witte muts op, hen in de gang tegenkwam, moest hij hun altijd even toevertrouwen, welke spijs hem dien dag buitengewoon goed gelukt was, zoodat hij die de dames bepaald kon recommandeeren"; als ze eenmaal aan het eten waren, kwam de mevrouw eens voorbij drentelen, om te vragen of ze nog wat jus wilden, en of er misschien iemand was, die bizonder van rhabarber hield; er was nog een beetje over van den vorigen dag, en dat konden ze er dan graag bij krijgen En als ze weg gingen, zaten het kleine jongetje en het kleine meisje op den parapluebak met groote, verwachtende oogen, want er was altijd wel n tasch, waar chocolaadjes of pepermuntjes of caramels uit te voorschijn kwamen.... Zoo liet de stemming van alle kanten niets te wenschen over. Ze noemden het een ideaal eethuis", maar ze waren er in stilte van overtuigd, dat zij ook ideale gasten" werden gevonden, en omdat z« dat voelden, trachtten zij onderbewust het niet steeds meer nadrukkelijkheid te worden. Maar het volmaaktste van het huis, de parel" zooals ze haar eenstemmig noemden, dat was de kleine Servirmamsel" met het smalle gezichtje en de cordate voetjes, die, naarmate het voller werd in de twee zaaltjes, in steeds sneller tempo over de gladde vloer roffelden; de Servirmamsel met de groote, bruine oogen, die den bezoeker ernstig en belangstellend aanstaarden, als hij zijn zielstrijd tusschen kalfsfricandeau-met-spinazie of runderhaasmet-worteltjes uitvocht; die, al liep haar hoofd om van het bonnen-schrijven, toch altijd tijd vond meegevoel te toonen voor de zenuwachtige juffrouw, die alleen aan een tafeltje zitten midden in de zaal zoo eng" vond, of, zonder zelfs haar wenkbrauwen te fronzen, de bieten, waar de damp nog afsloeg, op verlangen van het prikkelbare meneertje weer mee te nemen naar het loket, omdat ze niet warm genoeg waren". Zoo'n goed humeur is niet meer normaal, niet meer gezond", verzekerde de medica bij die gelegenheid, een gezond mensch zou hem de bieten in zijn gezicht hebben gegooid en gezegd hebben: Uitgedroogde kikker, jij kunt de warmte niet eens meer voelen". Maar zij stond, met haar tengere ruggetje ge bogen, al weer met een dame, die aan een maagkwaal leed, te overleggen, of het beter zou zijn flensjes toe" te nemen, of compóte. h Eens beweerde n van de club, dat ze ge trouwd was. Ik hoorde haar duidelijk zeggen mijn man", toen ze dien grijzen meneer aan zijn jas hielp". Onmogelijk, je hebt 't ver keerd verstaan". Ik weet het zeker, wat wed je?" Om die vijf gulden, die ik nog van je krijg". Best.... juffrouw, juffrouw, bent u getrouwd?" Het teere gezichtje achter een stapel borden en servetten glimlachte geduldig: Nee, me vrouw; ja, meneer, ik kom bij u; n victoriawater". ,,Zie je wel; dat wist ik wel. Je hebt 't ver loren. Zoo'n tenger kind. Eigenlijk is ze wat te mager." En toen ze kwam om af te rekenen, zei zij, die de weddenschap gewonnen had, moeder lijk: U moet niet zóó hard draven.. Laat de menschen maar een beetje wachten. U ziet vandaag heusch bleek". Maar als ze een volgenden keer niet on middellijk op hun roep reageerde, dan hielden ze met grapjes aan, tot ze toesnelde: Kom juffrouw, dan maken we weer ruimte voor anderen". Kom juffrouw, dan raakt u ons kwijt". En ze haastte zich dravend, om de ideale gasten" terwille te zijn. Op Pinksterzondag pleegde het drukker en roeziger te zijn dan ooit in het kleine eethuis. Ze waren daarom allemaal dien dag een uur vroeger dan gewoonlijk gekomen, om klaar te zijn, voordat de groote stroom begon, en zoo vonden ze de zaaltjes nog in blanke af wachting, met versche bloemen, glanzend damast, en tegen de lange aanrechttafel ge leund het teere juffertje-in-het-zwart met haar mooiste witte schortje voor en groote, ernstige oogen. Iets aan haar, iets plechtigs en lichtends, trof hen in het voorbijgaan, en ter wijl ze de eerste bestellingen aan het loket afgaf, trachtten ze uit te vinden, wat er voor bizonders aan haar was. Ze heeft haar haar laten wasschen" . 't Is een nieuw schortje". Ze is nog met haar gedachten in den roman, dien ze net heeft zitten lezen". Maar toen ze de servetten kwam rondgeven, legde opeens de woninginspectrice met een joviaal gebaar haar groote, warme hand op het smalle handje onder de zwarte manchet. Dit is het bizondere, dat we zagen", zei ze goedmoedig, en ze wees op den gladden gouden ring. Het meisje, schichtig, trok haar hand terug. Die beteekent anders niet zooveel", weerde ze zachtjes af. Beteekent die niet veel?" hielden de anderen aan, U hebt 'm toch pas?" Ik heb 'm u nog nooit zien dra gen". Ik heb 'm al zes jaar, -- maar ik draag 'm alleen bij feesten. Vier jaar heb ik verkee ring gehad; toen is m'n verloofde weg gegaan; naar Amerika, zei hij, ik weet niet waar, ik had m'n uitzet al bijna af; zoodra hij vast werk had, zou hij me schrijven, dat ik over moest komen. Nooit heb ik meer van 'm ge hoord; misschien is-tie wel dood, misschien is-tie me vergeten; maar z'n ring kan ik niet wegdoen, ik neem toch nooit een ander...." Haar smalle gezichtje trok ineens wit in elkaar, alsof het bloed er uit werd geknepen, en ze wendde zich naar de deur om weg te loopen, wég, wég; maar tegelijk kwam er een gezellige, groote familie binnen met twee kleine jongens, die nauwelijks tot aan den tafelrand reikten. Even stond ze, om zich te bezinnen; toen hurkte ze snel bij het muurkastje om een paar dikke muziekboeken te krijgen waarop de kinderen zitten konden, en met moeilijk-bewegende lippen begon ze een overleg over spiegeleieren aan twee kanten gebakken, en soep met of zonder rijst. Aan de fleurige eettafel viel een stilte. Had ik dat kunnen denken," zuchtte de woning inspectrice, en voor het eerst scheen de gedachte bij hen te dagen, dat hun hartelijke belangstelling, hun behoefte om mee te leven met hun medemenschen, hun, bijna professioneele, vriendelijkheid van cordate, sociaal voelende vrouwen, bij tijd en wijle opdrin gerig kon worden en door botte jovialiteit pijnlijk te kort schieten. Als we maar op eenige manier konden toonen" zuchtte het artistje; maar de traditioneele fooi te verhoogen was te grof; excuses te stamelen zou de situatie nog maar pijnlijker maken. In ongewoon stilzwijgen aten ze af; ze hoor den niets anders dan het beheerschte stem metje, dat raad gaf, geduldig beaamde, zelfs op een grapje een antwoord wist, en ze zagen het rappe figuurtje telkens voorbij schieten, angstig-bleek, met groote. ernstige gespannen oogen en een gednldigen mond. Toen ze stilletjes-beschaamd en verslagen weggingen, het geld op tafel achterlatend, omdat ze den moed misten haar nogeens in het gezicht te zien, legde de jongste haar bosje viooltjes verstolen in het loket. A N N i E S A i, n M o N s EEN ZONNIGE MIDDAG VRUCHTENKOEKJES VAN SIFEES HAARLEM gijn voortreffelijk van kwaliteit en aangenaam van smaak In de Grand'Rue de enève wriemelden en wiegelden voor de groote glasruiten van de modehuizen, wijfjes uit allen stand. Een zacht rumoer klom op naar de zon, die door stof en gerucht heen probeerde te dringen op de gepleisterde straat. In de buitenwijken werkte een tramgerinkel als begeleiding van het zoemige geruisen en hield de stemming van den zonnigen middag, de versch uitge stalde mode-nieuwigheidjes levendig. In de winkels was het vol en tegen de buitenramen smolt en kneedde zich een wisselende massa. Een speelman met een orgeltje op een klein karretje, liet stemmige wijsjes afdreunen, die welbehagen en voldaanheid met een licht kleurtje van aangename ontroering tusschen het gekoop en gekijk deden doordruppelen. Er kwam iets in de lucht als het doffe parfum van een oude lang gesloten kerk, waarin op Zondagmorgen het volle zonnelicht kan stroomen. Achter een rij van drie vier dik, die voor het Palace d'Ete" was opgesteld, stond goed moedig, zonder drukte Madame Vinon; ze wachtte geduldig tot het haar gelukken zou, op haar beurt, de winkelramen te benaderen. Ze kon niets zien, want ze was heel klein en rond, en vergenoegde zich dus den hals van een dame'voor haar te bekijken. Ze bemerkte dat het een mager nekje was te midden van veel tulle en prutserijtjes, zooals het stengeltje van een slanke prima vera uit veel groen omhoog schiet. Madame Vinon had een goed hart, daarom bewonderde ze de pareltjes van blauwachtig zilver op het chemisetje van kant en de groene bollen op een verschoten bruinen hoed, die wat waggelde. Te midden van haar gekijk, werd madame Vinon met een behagelijk gedrangetje door het uitwringen van eenige menschen uit den compacten kring naar voren gestooten en zij bevond zich plotseling tegenover een stijve dame, die met een verstarden glimlach op haar houtigen lakschoenen keek en vaag haar beige-toilet onder de aandacht der koopers bracht. Madame Vinon haalde diep adem en verbreedde zich een beetje om het kijken voor de etalage-wijdte te genieten. Haar buurvrouw rechts, een bewegelijk dametje ratelde zonder ophouden, telkens Madame's Vinon's oogen en neus bedreigend met een ivoren-knop-paraplu. Maar Mme Vinon's gezichtje, goedig en wat dom, straalde er niet minder door, te meer daar ze veel plezier beleefde van de buurvrouw links, die stijf en strak op de plaats vastgemetseld scheen en niemand hinderde. Toen begonnen de vormen en kleuren wer kelijkheid te worden voor Mme Vinon; zij zag hoe alle japonnen en mantels lage ge borduurde tailles hadden en zonder uitzon dering lange mouwen, die chinees-achtig wijd uitvielen. Zij voelde iets als een beklemming bij het bewonderen van de chic", die zich scheen te concentreeren op de driehoekig wijde mouwen. Daar was het nu, ze had het altijd wel geweten dat alle elegance" daarin gelegen was en het schipvormige halsje, de langere rok slechts bijzaken. Een golf van weemoed trok door haar heen: want hoe was het mogelijk breede en ruime mouwen uit smalle en knap getnetene te tooveren? Voor haar geestesoog, zag ze haar Zondagsche japonnetje van eerverleden jaar, met slappe armen en ingevallen, gekreukelde schouders. Met trieste wellust liet ze al de leelijkheidjes en gebreken van een verouderde mode en veel dragen opduiken en van alle zijden belichten. Ze zuchtte ingehouden. Ze wist eenmaal dat er dit jaar geen nieuw kleedje af kon; kleine Henri had nieuwe schoentjes noodig en haar man ook een nieuw pak. Een ondeelbaar oogenblik drukte haar benepen bestaan van ambtenaarsvrouwtje met volle gewicht op haar, haar oogen verstarden even van diep inzichzelf schouwen, het pijnlijk berekende leventje thuis. Maar haar oogen moesten weer hun aandacht vestigen op de schrille kleuren van de uitgestalde voorwerpen, die door alle gepeins heen, schreeuwend op haar voorstelling hadden blijven werken. Ze stond nog stil, niets voelend van het zachte gedein en gedoe rond haar.Plotseling had ze genoeg van het gekijk, een vaag gevoel van misselijkheid kwam over haar. Haar linkerarm hing slap, terwijl ze zich omdraaide om zich uit den knoop te wringen. Ze voelde hoe achter haar elke centimeter, die ze vrij had gewonnen, begeerig gegrepen werd. Op het trottoir bleef ze even staan, het zonnelicht verblindde. Ze probeerde over te steken, en hoorde nog steeds den orgelman zijn wijsjes stootend draaien. Een dame met een grooten hoed bonsde geweldig tegen haar aan. Tranen sprongen in haar oogen, maar het getinkel van haar taschje herinnerde haar aan het iiiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiii iiiiinmiiiiiiiiim IIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIII IIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illllllllllllll VOORZOMER AAN ZEE Op sommige dagen is het strand zoo ledig dat ge van Zandvoort tot IJmuiden kunt wandelen zonder een levend we zen te zien, vooral wanneer ge niet oplet en niet weet, wat er in de wereld alzoo te koop is. De verlatenheid maakt dan een zeer zonderlingen indruk, wan neer ge pas uit het duin zij t gekomen, waar nu alle boschjes schallen van vogelzang en waar de Mei, hoe kil ook, dank zij de overvloedige regens, tenminste een deel van de bloemenpracht van voorheen weer te voorschijn heeft 'getooverd. Wij krijgen weer betere tijden. Maar nu dat leege strand. In den winter waren er nog bonte kraaien en zilvermeeuwen en mantelmeeuwen jong en oud, maar die zijn nu naar hun broedplaatsen, getogen of hebben, voorzoover ze dit jaar niet broe den, waarschijnlijk ergens een productiever stukje zee en strand ontdekt dan hier. In April was het een korte poos druk van scholeksters, die zijn nu ook het duin in getrokken of naar de wei den, waar de ritnaalden zijn en het duurt nog eenige weken eer ze in gezelschap van hun jongen weer kleur zullen brengen langs de branding. Trouwens morgen reeds kan een troepje zwervelingen van allerlei soort hier weer ronddartelen, want aan zee zijn alle dingen mogelijk. Onwillekeurig loopen we weer langs de aanspoelsellijn, een oude strandjutters-ge woonte, vroeger op Texel verworven. De brokken wier en de stukjes hout, de schelpen en de krabbenschalen, zeeëgelgruis en kokerwormpjes, een ui, een oude zak, een koeienbot, een doode bruinvisch, alles is er als altijd. Sommige dingen rotten, andere verdrogen, vervliezen, verstuiven, en als we hier en daar de broeierige massa omscheppen dan wemelt het er soms van vlugge strandspringers of van trage, wriemelige maden. Strandvliegen zetten zich te zonnen op verbleekte brokken kurk, een bronzig bruine zandloopkever rent over de vlakte en spreidt vlug zijn groote vleugels als wij hem willen grijpen. Waarom eigenlijk, ik ken hem toch al sinds jaren. die gewone grijze strandloopertjes, de froekies van Texel, de griltjes van Terschelling. 't Zijn kleine grijze steltloopers, alleen in de nekstreek hebben ze wat zwart en wit, een onvoltooide halskraag. Doordat hun onder zijde lichter is dan de bovenkant geven zij op de vlakte ook weinig relief en als ze niet druk heen en weer renden dan zouden we ze zeker niet zien. Ze loopen hier bij tweeën, hier een paar, anderhalven kilometer verder misschien nog een paar, maar op de eilanden en aan de Beer op Rozenburg zien we ze Eieren van het Strandpleviertje. Foto Red. Brotliera. Hetzelfde nest, veertien d;.gen later. Liever nu nog eens ver vooruit gezien lanps de aanspoelsellijn, want waar zoo teel leven is van klein gedierte, daar moeten toch ook wel grootere zijn. En jawel hoor, juist waar een zwin den strandwal bespoelt en een hooge blauwe brandingsgolf gaat kopjebuitelen, daar zweven bleeke schimmetjes over het natte, bruine zand. Ho, ho, die ken ik ook al sinds jaren, maar ik zie ze iederen keer toch weer met evenveel genoegen en bewondering, wel bij honderden tegelijk. Daar is het ook geen kunst hun nest te vinden, maar hier is dat anders. Alleen weet ik, dat we de meeste kans hebhen, het te vinden in de buitenste helmrij, tot waar liet hoogwater in den zomer zelden of nooit oploopt en waar de grashalnien en grasbladen beschutting geven tegen wind en vlieg/and. We verlaten dus ou/e aanspoelsellijn en stappen door het hooge droge zand duinSTREEPSTOFFEN 120 c.M. breed. - Vanaf Fl. 1,10 per Mr. pond suiker dat ze nog mee moest brengen. Stil liep ze voort en een voor een kwamen de dagelijksche trekjes weer terug op haar vriendelijk gezichtje, verdreven de strakheid, die glad gestreken had en geëffend van ernst. Op haar klein bevenhuisje bedrijvigde ze rond. Uit de hooge hangkast haalde zij haar japonnetje. Ze hing het in de zon en bekeek kri tisch al de plooitjes en rimpeltjes van het dragen. Zóó slecht washet ten slotte toch nog niet. De stof was goed en de blauwe kleur nog helder en warm. Alleen die mouwen! Die móest ze hebben. Even bleef ze staan en repte zich toen naar boven. Met ongedul dige vingers zocht ze in een doos vol oude lappen, twee stukken blauw fluweel, nog over van een af getornd en hoed. Vergetend te sluiten en op te bergen, sprong ze meer dan ze liep naar beneden. Hijgend begon ze aan de mouwen te frommelen. Kijk dat zou net kunnen, groot genoeg waren de lapjes in elk geval. Een mouw, half stof, half fluweel zag je wel rneer, was zoo gek nog niet. Ze ging naar het kleine keukentje en zette water op. Met de hand op het fornuisje keek ze naarde zomerlucht en de vervloeiende bergen. Het groen van een paar populieren zag ze heen en weer winden. Ze dacht alweer aan andere dingen. Het water begon te- koken, maar haar enthousiasme was weg. Een moe heid kwam plotseling in haar knieën maar ze bleef toch staan. Haar hand werd slap en bijna zonder heffen tilde ze den ketel wat naar achteren. Een flauw wasempje krinkelde om hoog. Ze zag het wel, doch realiseerde het eerst eenige seconden later. Ze hield de lappen erboven, wild vloog de stoom er tegenop en brak tegen de ondoordringbaarheid der stof in een wolkig hemeltje. Zorgvuldig trok ze heen en weer, nu weer geheel huisvrouw. Ze zag hoe het fluweel opleefde, met de hand streek ze over het vochtige bovenlaagje. Ze draaide het gas uit en ging naar de voorkamer terug. Het japonnetje met de half geopende mouwen hing hulpeloos en week te schom melen in het zonlicht, dat door de gordijnen geel naar binnen viel. Mme Vinon nam het van den haak en prutselde in den hoek bij het raam. Handig knipte ze en hechtte met losse steekjes het fluweel op de stof. In de zonnestille straat hoorde ze een hond blaffen en ergens ver weg het zachtjes huilen van een kindje. Haar handen liet ze rusten en lagen als twee vreemd gevormde bloembladen op het fluweel. Ze boog haar hoofd en begon te snikken, stil en kinderlijk zooals haar wezen. En ze wist niet waarom. NEL L Y KKUIZE iiiiiliiiiiiiiliiiiinimi iiiiiiniiiiitii waarts. De duinrand is lang zoo scherp niet als hij uit de verte lijkt, maar verloopt in kleine heuveltjes en delletjes en richels en geulen die soms heel diep in 't duin indringen Dat is allemaal begroeid of bestoken met helm, schaars afgewisseld met bicsgras in de laagte en breedbladige blauwberijpte zandhaver omhoog en daar groeit ook het roode zwenkgras, ook al berijpt: alles dof en blond en licht en wazig, harmonieerend met het bleekgele zand en de bleekblauwe lucht. Daar moeten we nu zoeken naar bleekgrijzc onze voetstappen uit, vertrouwend dat de wind de rest wel zal vervagen, nemen goed de positie op en verdwijnen. n niets is aar diger dan nu over een paar dagen eens te gaan kijken of ze er nog zijn en dan eindelijk dag voor dag er even heen stappen om ook het oogenblik te treffen dat uit die vale eitjes de vale schimmige, met hun spierwit en spikkelig grijs ook haast onzichtbare jongen te voorschijn te zien komen Twee jongen liggen al onbeweeglijk in 't zand en wachten misschien op het derde. De oude vogels houden op een afstand weer hun angstvertooning. Eigenlijk moesten ze al aan ons gewend zijn, maar de instincten lijken soms onoverwinnelijk. Straks, als wij verdwijnen, nadat dat derde jong te voorschijn is gekomen, rennen zij nader, dragen de leege doppen weg en dan verbergt de heele familie zich in de helm, om al spoedig hun zwervend bestaan langs slikken en stranden te beginnen. Als ge nu het ieege strand voor u ziet en den eindeloozen, eentonigen duinenrand, denk er dan maar aan, dat er per kilometer altijd wel een of zelfs meer van die bekoorlijke huishoudinkjes van strandpleviertjes of, mooier nog, van bontbekpleviertjes kunnen worden aangetroffen. Doe als wij, en laat ze met rust, die blonde idyllen. J AC. P. T H ij ss i: llllllllllllllllllllllllllllimilllllllllllllllllflimillllllllllllltimilllllMIIIIIII niiHiiiiiiiiuii n Foto Red. Brothers. eitjes, soms blauwig en met meer of minder stippels, sommige duidelijk, andere ver doezeld. Als de strandloopertjes /.elf niet angstig om ons heen kwamen vliegen en zelfs eens strompelend en met de vleugels sleepend vtmr ons uit liepen, dan /.ouden wij het nest nooit gevonden hebben, maar nu zien wij ze daar liggen, onbeschermd in het rulle /and, onureven door i;le pollen helm. Nu yaan wij spoedig verder en trappen MOERHEIM" DEDEMSVAART 40 H. A. KWEEKERUEN MLT VASTE PLANHN, ROZEN enz. Catalogus en condities op n .in vraag.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl