Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Juni '23. - No. 2397
SCHILDERKUNSTKRONIEK
TOOROP II. BIJ KLEYKAMP, DEN HAAG.
Tot de meest bijblijvende werken van deze
tentoonstelling behooren voor mij niet de
Madonna's, hoewel de stadsgezichten er achter
van de bekoring zijn, die ieder levend, orga
nisch geheel bezit. Sterker in hun realistische
psychologie zijn de portretten van prof.
van Ginneken en van Mevrouw Scheltema;
breeder, grooter zijn de twee Oosterlanders,
symboliseerende figuren van Berusting en
Opstand, waar, kenmerkend voor Toorop, de
Opstand belangrijker is dan de Berusting.
Scherp van ingespannen peinzing is de (kleine)
Dante uit 1913 tegen een blauwe zee geteekend;
curieus afzonderlijk maar daarom niet ver
wonderlijk, is de teekening van de twee
vrouwenfiguren in S-vorm, met den neger,
die koffie op een blad aandraagt. Onver
wacht ten opzichte van het voltooide werk is
de eerste schets der drie Bruiden (uit 1891);
met een der weinige Christuskoppen, die
Toorop gelukten, is de aanbidding van het
kruis (uit 1920). Heroïsch zijnde figuren op
den achtergrond bij den Ijzergieter (1922);
stijlvolvast is het détail van het raam der Drie
koningen (uit 1923), dat Toorop ontwierp
voor de Jacobskerk in den Haag, en waarop
ge den kop van Djodjana, den Indischen
danser, vindt onder den zwarten helm. 't
Geschilderd mansportret (No. 25) is maar een
levendiger Hart Nibbrigjde levenszee (No. 24)
is een zinnelijke vereeniging van den golf in
't gele haar der vrouw met het golven van
de zee. Beheerscht op innige wijze door het
meisjesportret is de Hymne van Reinhilde
met het zebra-achtige paard; verfijnd van
gevoel, verfijnd van teekening en ietwat
verbleekt als een herinnering is de beeltenis
van Miss Janet Hall (uit 1899). De Narcissus
poëticus (uit 1919) is niet boeiend door de
kleur, maar door de twee portretten van
de kinderen van Van Schendel; van strakte,
volheid en gestijlden eenvoud is de teekening
met de twee koppen, en de beschermengelen
in de lucht (uit 1923). Twee figuren zitten in
een boot bij een zeil; ge ziet een stuk van den
mast, een stuk zee, een stuk lucht, maar de
felle kracht der koppen (waarvan n zwart
is) maakt deze teekening tot de belangrijkste
der vele, die hier zijn; belangrijker dan een
bijna eendere (uit 1923) waar de eene figuur
een witten baard heeft. Fel is ook de acti
viteit op een teekening uit 1923, levenswijs
is daar de kop van den oudachtigen man
(No. 13); groot als em vasteland is liet hoofd
van den kunstenaar met naast hem de
inspireerende engel. Drift is er in La Belgique
Sanglante; psychologie is in de Zusters van
Bethaniëen Reinilda met de verzorgd worden
de kinderen evenals in het Heerenportret
(uit 1920) tegen den groenen grond, (hoe
eindeloos veel levender, krachtiger is zoo'n
mensen dan een mensen bij Veth!) In een
wrange kleur, ietwat a la Fauconnier zijn de
figuren bij de bloemen (uit 1920); niet
geheelen-al typisch Toorop is Trots (1921); van
bekend en geerd'gehalte is het kind, slaande
inde lier, met de vrouwenfiguur er achter....
Ge vindt hier Toorop in vele zijner vele
schakeeringen, en altijd levend en altijd
psycholoog. Van enkele zijner uitingen bestaan
sterker voorbeelden, maar ook hier vindt ge
Toorop nu en dan als een maximum. En
verwend als wij aan hem zijn, vergeten we
soms niet, dat in tegenstelling met hoe velen
niet, Toorop altijd boeit.
DE RUSSISCHE TENTOONSTELLING. I.
Als tweeërlei kan een ongewone tentoon
stelling werken: als prikkel van het geziene
te evenaren, als erkenning dat wij hetzelfde
bezitten, hetzelfde kunnen als wat voor
d'oogen hangt, en dat wij slechts op 't wekken
wachten en ten tweede kan zij versterkend
werken, doordat wij inzien, dat een aantal
hoedanigheden, zichtbaar geworden door een
ongewone tentoonstelling, ons niet passen,
niet innerlijk eigen zijn, en ons dus slechts
kunnen verwonderen, maar nooit inspireerend
inwerken op ons omdat wij anders zijn,
omdat onzes landesaard anders is.
Wat ongewone tentoonstellingen betreft
en excessen der phantaisie, we zijn niet meer
schrikachtig van aard. De Hollander heeft
na den oorlog zich bijgewerkt, zich bij kunnen
werken, want er is van alles gebracht en van
alles was te bereiken. Merkwaardig is dan
ook te zien, in vergelijking met vroeger, hoe
rustig de gemiddelde beschouwer zich ver
houdt, hoe gewillig hij is zonder ongedurig
heid, hoe koel, hoe kritisch hij bezig is,
hoe weinig hij wordt overrompeld. En de
I S M E A, door Dr. Frederik van Eeden
(ten tooneele gebracht door het Romantisch Tooneel)
Teekeningen voor De Amsterdammer" door O. Roland.
Mevrouw ERFMANN
HENRIBRONDGEEST
ANNY SURIG
GRETA HARZ
E. ERFMANN
ROLIEN NUMANN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiuifiiiiiiiiiiiiii
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiii
""" >""" mm "m iliiiiiimiiimiiiiiimiiiiiiiiiimii mmiiiiiimm
vraag rijst dan ook: was er op deze Rus
sische tentoonstelling veel, dat ons baten kon
en veel dat ons overrompelde?
Wij kunnen niet anders dan groot zijn als
realisten, die het tot een innige klaarte
brengen, en de uitzonderingen op deze waar
heid zijn zij die den regel bevestigen; wij
kunnen niet anders, en dat is onze houvast
tegen de overrompelingen van een land,
dat niet onze werklijke schildersaard ver
toont.
PLASSCHAERT
EEN STERK KOLONIAAL
BEDRIJF
De tegenwoordige tijdsomstandigheden stel
len ons wel in de gelegenheid te onderscheiden,
welke de intrinsiek sterke bedrijven zijn en
welke zich gedurende den oorlogstijd en de
na-oorlogsjaren slechts in een periode van
kunstmatigen bloei hebben mogen verheugen,
die zoodanige conjunctuur-ondernemingen
evenwel niet in staat stelde zich tot krachtige,
op sterke financiëele basis rustende bedrijven
te ontwikkelen. Zoo ergens dan is op dit ge
bied bewaarheid geworden het bekende dich
terwoord : Was gla'nzt ist für denAugenblick
geboren, das Echte bleibt der Nachwelt
unverloren".
Gebleken is dan, dat tot de intrinsiek sterke
bedrijven ongetwijfeld moet gerekend worden
de Internationale Crediet- en
Handelsvereeniging Rotterdam", doorgaans kortweg ge
noemd de Internatio".
Dit jaar zal het 60 jaren geleden zijn, dat de
instelling werd in het leven geroepen. Zij zal
zich er dan op kunnen beroemen meer dan 50
jaren achtereen dividenden op hare aandeelen
te hebben kunnen uitkeeren en wel de laatste
15 jaren nimmer onder 10 pCt. Over de oorlog
jaren 1915?1918 was het dividend zelfs be
langrijk hooger en over het na-oorlogsjaar
1919 kon zelfs 23 pCt. dividend worden uit
gekeerd, maar ook daarna waren de dividen
den nog bij voortduring bevredigend en wel
over de boekjaren 1920?1922 resp. 16 10 en
12pCt.
Zooals hieruit blijkt was de instelling in
staat het dividend over het laatst verloopen
boekjaar weder hooger op te voeren, hetgeen
reeds voldoende aanwijzing is voor hare krach
tige positie, daar zij zulks vermoedelijk wel niet
zou gedaan hebben, indien er geen goede grond
bestond voor de verwachting, dat het dividend
op het verhoogde niveau gehandhaafd kon
blijven.
Deze dividendsverhooging is een gelukkig
gevolg van drie oorzaken. Vooreerst kon het
onkostencijfer verlaagd worden. Wel was deze
verlaging niet van ingrijpende beteekenis,
maar het feit, dat deze toch altijd nog ruim
/ 120.000 bedroeg, is een bewijs, dat de leiders
zich niet aan de algemeene strooming, welke
vermindering van het onkostencijfer noodza
kelijk acht, willen onttrekken. Het cijfer der
Indische tanti eines is hooger dan het vorige
jaar, maar dit is een natuurlijk uitvloeisel
van de stijging van het winstcijfer en dienten
gevolge op zich zelf een gelukkig verschijnsel,
waar aandeelhouders zich slechts over kunnen
verheugen.
Een tweede oorzaak van het zooveel gunsti
ger resultaat is gelegen in de aanzienlijk betere
uitkomsten van den producten- en
importhandel. Leverden deze in 1921 nog een verlies
van / 366.000 op, het vorige jaar kon uit deze
bron van inkomsten reeds weder een bate van
meer dan / 1.673.000 geboekt wurden.
De derde oorzaak eindelijk bestaat in de
omstandigheid, dat voor afschrijvingen
?300.000 minder benoodigd was dan het
vorige jaar, hetgeen, mede in verband met de
omstandigheid, dat voor belastingen ruim een
ton minder behoefde te worden uitgetrokken,
ten slotte van genoegzamen invloed bleek om
het dividend van een 10 pCt. op een 12
pCt.basis te brengen.
Immers waren beide eerstgenoemde fac
toren niet geheel toereikend om de verminder
de inkomsten uit hoofde van commissie, in
terest en dividenden ten volle goed te maken.
Het laat zich overigens gereedelijk verklaren,
dat de in 1922 ontvangen interest en dividen
den een groot nadeelig verschil in vergelijking
met het cijfer van 1921 moesten te zien geven,
daar in laatstgenoemd jaar de hooge
suikerdividenden, welke over 1920 gedeclareerd
waren, geincasseerd werden. De inkomsten
uit dien hoofde toonden dientengevolge in
1922 een grooten achteruitgang en om die
reden is het nog te meer opmerkelijk, dat de
financiëele resultaten per saldo zoo gunstig
zijn.
De Internatio" bezit zelf slechts drie
cultuurondernemingen (tabak, rubber en koffie),
terwijl hare overige cultuurbelangen begrepen
zijn in het bezit aan aandeelen in diverse sui
kerondernemingen tot een nominaal bedrag
van circa / 2.200.000 (te boek staande tot ge
middeld circa 102 pCt.), terwijl zij voorts nog
ongeveer / 600.000 aandeelen en obligatiën in
verschillende cultntirondernemingen tot ge
middeld circa 68 pCt. op de balans heeft staan.
Uit de belangrijkheid van de cultuurbe
langen der Internatio" vloeit voort, dat zij
met een groot aantal plantages in relatie staat.
Zoo onderhoudt zij betrekkingen met 13
suikerondernemingen, welke in 1922 ruim
2 millioen picols suiker produceerden. Van
andere ondernemingen ontving de instelling
verder nog o.m. bijna 2 millioen halve
K-Gtabak, ruim IJ millioen halve K.G- thee,
meer dan l millioen halve K.G. rubber,
46.200 picols koffie en 950.000 picols suiker
riet ten verkoop.
In de omzetcijfers der Internatio" komt de
invloed van den grooten teruggang in de con
junctuur duidelijk tot uitdrukking. Terwijl de
omzet van in--en uitvoer en van den
plaatselijken verkoop van producten in Indiëin 1920
nog meer dan ? 146 millioen bedragen had,
maar in 1921 reeds tot beneden ? 124 millioen
was teruggeloopen, vond in 1922 een verdere
verlaging tot nog niet ?82.3 millioen plaats.
Het is een verblijdend verschijnsel, dat de
winstcijfers, welke de Internatio" toont,
ondanks dezen zeer belangrijken teruggang
van den omzet, toch nog zoo bevredigend zijn.
De hoogere prijzen van producten droegen hier
toe bij, evenals de gunstige uitkomsten van
den importhandel.
In het verslag wordt gewezen op de afneming
van den invoer in Indië, zoowel wat betrelt
hoeveelheid als waarde. In den
manufacturenhandel, welke voor de Internatio" met hare
sterke relaties tot de Twentsche katoennijver
heid van zoo groote beteekenis is, deed de
concurrentie der Japansche industrie zich
sterk gevoelen. Als gevolg daarvan was het
afgeloopen jaar voor genoemde Twentsche
nijverheid verre van bevredigend, hetgeen het
bestuur der instelling aanleiding geeft de
wenschelijkheid uit te spreken, dat de katoen
industrie hier te lande moge gespaard blijven
voor protectionistische maatregelen in den
geest van die, welke voor de schoenenindustrie
zijn genomen. Immers zouden, zoo nog meer
dere van dergelijke maatregelen werden in
gevoerd, de kostprijzen nog verder stijgen,
waardoor andere landen, die thans veelal toch
reeds onder gunstiger productievoorwaarden
verkeeren dan onze industriëelen, nog groote
ren voorsprong zouden verkrijgen. De hoogere
prijzen toch voor verschillende artikelen van
dagelijksch gebruik, welke uit die protectio
nistische maatregelen zouden voortvloeien,
zouden op haar beurt weder aanleiding geven
tot een stijging der kosten van levensonder
houd en daarmede een nieuwe verhooging der
arbeidsloonen te voorschijn roepen, hetgeen
voor de welvaart van een groot aantal indu
strieën fnuikend zou kunnen zijn.
De balans der instelling per begin 1923 doet
hare groote liquiditeit duidelijk uitkomen.
De post kasmiddelen en effecten toch steeg
in 1922 met circa / 2.7 millioen, welke toe
name samenhangt met een vermindering van
de posten goederen en producten. Zoowel de
post crediteuren als debiteuren verminderden
met ongeveer ?7 millioen, hetgeen de inkrim
ping van het bedrijf weerspiegelt, terwijl in
overeenstemming daarmede ook het totaal
cijfer der balanstelling van ? 50.7 millioen
tot beneden /44 millioen terugging.
Deze bedrijfsinkrimping komt ook tot uit
drukking in de opheffing van het eenige jaren
geleden te Kobe geopende agentschap, hetgeen
geschiedde, omdat de kosten te drukkend
waren in verhouding tot den omvang van de
belangen der instelling in Japan, welker waar
neming thans aan derden is toevertrouwd.
Te vermelden valt nog de gunstige ont
wikkeling van het nieuwe agentschap te
Padang en de voltooiing der papierfabriek te
Padalarang, welke in samenwerking met de
papierfabriek Geld|rland" te Nijmegen in
de omgeving van Bandoeng werd gebouwd.
Van de exploitatie dezer fabriek, welke reeds
in bedrijf is gesteld, verwacht men gunstige
resultaten.
De Directie der Internatio" is van meenmg
dat er teekenen zijn, welke wijzen op een lang
zaam herstel van den economischen toestand,
waarbij zij dan in de eerste plaats aan de toe
standen buiten Europa denkt. Op grond hier
van laat zij zich vol vertrouwen uit over de
toekomst, hetgeen met het oog op de sterke
positie van dit prachtige koloniale bedrijf
zeker geen verwondering behoeft te wekken.
Ook over het eerste decennium van de
tweede halve eeuw van haar bestaan kan de
Internatio" ruimschoots tevreden zijn.
tl, P A u L S A B E i.
TABAK
nog altijd de beste.
iiiiiiiiiiiimmittimm
iittiimimtimmmiiimmii
Stadsschouwburg, HET ROMANTISCH TOO
NEEL. Ismea, of de stervende vlinder,
een sprookje voor het tooneel in drie
bedrijven door Dr. Frederik van Eeden,
met persoonlijke toelichting door den
auteur.
Nadat, zoo hoopten we, het laatste woord
over onze fantaisie" voor dit seizoen ge
vallen was, heeft daags na Pinkster nog
Dr. Frederik van Eeden het podium betreden
om de zijne toe te lichten". Hij noemde haar
een gave Gods" en vertelde aan deze gave
te laboureeren", hetgeen in het Hollandsch
wil zeggen: diep lijden, of (van een schip) aan
den grond schuren. De woordenkeuze herin
nerde mij aan wijlen een bekend dominee, die,
zoodra hij in een kring van niet-orthodoxen
verkeerde, gelijk men dat toen noemde: dier
baar vloekte. Hij gebruikte termen om een
brigadier te doen blozen, doch zijn stem en
houding bleven daarbij wei-eerwaardig en men
begreep allengs dat hij met deze hartige
knoopen een offer bracht aan den anders
denkende, en dat zijn rechterhand ook in
deze niet wenschte te weten wat zijn linker
deed. Van een soortgelijke deemoed en offer
vaardigheid leek mij Dr. van Eeden's laatste
proeve voor het tooneel doortrokken; zelfs zijn
erkend dichterschap gaf hij er aan om zich
met den rotrommel" hier beneden in naam
des Heeren te encanailleeren, en ons op elk
ideaal des duivels vingerafdrukken te toonen.
Als vertegenwoordiger der Theosofie"
vinden we in dit sprookje een ouden
schninsmarcheerder (professor Eng ne Darbo), die
de ongelukkige opgedirkte en geverfde
schepsels" zijner keuze lief en roerend vindt,
om de verneedering 1) waartoe ze vervallen
zijn", doch de Theosofie behoeft zich dit
compromitteerend familielid niet te zwaar
aan te trekken, waar de schrijver ook de
heilige huisjes zijner jongste bekeering niet
ontziet en bijv. over het klooster dicht in
dezen trant:
,,Een klein gezellig klooster, liefst gemengd,
Voor dames en voor heeren. Ieder brengt
Wat mee, wat wij?heid of wat liefs en schoons.
Alles gedistingeerd, vol smaak en gratie;
Ik heb nog matjes voor de meditatie,
Echt perzische arbeid, een- en twee-persoons,
En nu en dan een smaak'lijke tractatie
Fijn en exquis, met oesters en patrijzen,
Opdat wij niet te snel ten hemel rijzen
Een kleine koffie toe » en dan naar keuze
Nog wat bénédictine of chartreuze. . . ."
Bovendien maakt hij in het laatste bedrijf
weder veel goed" door juist het ploertig
heerschap voornoemd, in een gezin van
nogergere-christenen, als verdediger der belaagde
onschuld te doen optreden, hetgeen behalve
het eerherstel voor de Theosofie, vermoedelijk
ook de les inhoudt, ons door de bloem op
de mestvaalt" alreeds geleerd: het hoogste"
in het laagste".
Even ruim als op het terrein der religie,
stelt de schrijver zich op het standpunt
deirassen. Biedt het eerste bedrijf, naar aanleiding
van een Duitsch jonkman (Winfried von
Wegener?Wilcox) de mannelijke hoofdpersoon
van liet stuk, hem gelegenheid van zijn be
kende gezindheid jegens .,de Moffen" te doen
blijken, te halverwege vernemen wij plotseling
onuitputtelijk is een sprookje" dat
deze Winfried eigenlijk een volbloed
Engelschman is, die slechts door een Duitschen stief
vader werd groot-gebracht, zoodat thans ter
compensatie de valsche Brit schijnheilig van
nature en opvoeding" al deze qualificaties
worden even argeloos gelanceerd zijn beurt
krijgt en 's schrijvers ziel van alle smetten der
partijdigheid kuischt.
Geven en nemen, leven en laten leven, de
aarde geen paradijs, nochtans een enkele
uftiiimiiiiiiiiiimiiiiiim imiiii
verkorene, vele booze tongen op n gelouterd
dichter.
AI.F.TF.IA. Ooveral zijn wij door mensclien omgeeven
Dnor die leeliike, wreede, boosaardige
Hatelijke en onwaardige....
1SMFA. Zoo ziin ze niet allen, niet allen
Ik zag er wel, <He mij bevallen."
Indra's Dochter, ach,het kon niet uitblijven,
heeft in Nederland school gemaakt.
Dit nakomcrtje daalde intusschen niet uit
de wolken, zij komt uit het elvenrijk, dat zij
verlaat om zich uit liefde (Charitas) voor een
blonden jongeling, den Duitscher van
Engelschen bloede, dien zij slapend onder een boom
vond, als inensch onder de menschen te
begeven, er God te zoeken en de, voor een elf
niet weggelegde onsterfelijkheid langs dien
weg te erlangen. Toe, laat m? zuster*. Als ik
de stad zie, word ik al geruster."Een wijzeFee
biedt haar de behulpzame hand, doch ook
deze stelt haar een en ander niet at te
animeerend voor:
,,Het Weezen (lees Opperwezen) waarvan wij tien
naam nooit liooren,
Heeft eens een ras vóór allen uitverkooren
En het doen proeven van Zijn zaligheid
Omdat Hij niet allén zich wou verblijden.
Dat maakt den inensch verlekkerd voor altijd."
In de Scheveningüche villa, waar Winfried
na den oorlog strandde, bij een uiterst twijfel
achtige daeme" (Mevrouw Soestermans)
en haar dochter Blanche", waar ook de schun
nige professor over den vloer ligt, treft zij
het inderdaad niet bijzonder. Zelfs van
diefstal wordt de onnoozele Ismea in dit huis
verdacht, schoon zij in onze verbeelding
nauwelijks een spinragje aan heeft om de
portefeuille" in te verbergen. Maar daar
voor is het alweer een sprookje en gelukkig
heeft al deze rare praat op haar elvenzieltje
weinig vat en kan zij ten slotte ook de ver
loving van haar onstandvastige!! vriend
Winfried met de neuswijze Blanche in gela
tenheid aanschouwen, aangezien de Fee
Atirélia haar immers Ie vuren gewaarschuwd
iiiniiuiiitiiiiiiiiiiiiiiHiiiuiiiuiiiiiHiiiiiiiiiniiiiniiiiiinnninii inniiiirinninirriMiiiiMiiMiiiiMiiiitniiiiiiMinn
heeft dat elven tot den Burgerlijken Stand
niet worden toegelaten. Op het toppunt van
dit aardsch geluk, tevens het hoogtepunt van
het stuk, vindt de versmade Ismea bovendien
hetgeen zij zocht, in een voor ons niet on
middellijk helder verband:
Mevrouw SOESTERMANS :
..Kornt kinders, nu aan tafel, er is gescheld.
Komt eer de patrijzen koud worden de de
ijspudding smelt.
ISMEA.... Meer en meer begin
Ik te verstaan de wonderzoete stem,
Die in mij spreekt en zeeker komt van Hem,
Oe Man van 't kruis...."
Eerst als zij na dit avontuur weer in het
elvenrijk terugkeert om daar te sterven,
en de Fee daarbij declameert:
Door 't lichtend vuur van Oolgotha geleid,
Vond zij den weg naar de Onvergang'lijkheid."
komt het ons begrijpelijk voor al hebben
wij van dit lichtend vuur niet veel gemerkt
dat mevrouw Soestermans voor haar
ijspudding wel wat beducht was. En men
waagt het nauwelijks te denken waar, aan
welke zijde van het Heelal, bij deze persiflage
de klappen vallen....
Het stuk eindigt met een epiloog, wederom
uitgesproken door de Fee Aurélia met
sterke stem en grootsch gebaar", doch oji
haar rechtstreeksche vraag:
Kindren der aard, hebt gij mi wel verstaan
De sprooke van Ismea en haar poogen?"
moet ik eerlijk antwoorden: Neen, van pogen
met een noch met twee oo's, verstond ik in
dit stuk niets. Ik heb de elf zien schrijden
door het huis, haar kennis zien maken met
de telefoon en daar een grapje
hoorendebiteeren uit een revvie, ik heb vernomen dat zij
het tooverbrood, haar door Aléteia aange
raden om den geliefden Winfried alsnog
verraderlijk aan zich te binden (op de wijze
van Shakespeare's Puck met het bloemensap)
afwees.... maar waarom zij voor deze, in
onze oogen niet meer dan fatsoenlijke, gedra
gingen nu de onsterfelijkheid verdient?
De opvoering, onder artistieke leiding van
Henri Brondgeest, mogen we als een
gelegenheidsvoorstelling beschouwen. Toen we in
een vorige kroniek spraken over een oorspron
kelijk dichtwerk, dat zijn metteur-enscène nog
moest vinden, en daarbij Lioba" noemden,
droomden wij van deze gevleugelde
bonbonnière-elfjes in het bordpapieren
Leidsche-pleinbosch niet, doch ik geloof, dat een en ander
voor Ismea" wel naar den eisch was,
terwijl ook het spel ons deed beseffen, hoeveel
tooneeljaren er liggen tusschen voorheen"
en thans". Brondgeest zelf speelde de rol
van Winfried von Wegener?Wilcox met den
moed der overtuiging, dat onder onze ambu
lante acteurs geen mooye jongen van even
twintig" te vinden zou zijn geweest met
meer jeugdig vuur en mannelijk aplomb in
de liefde dan hij.
Etaerhard Erfman zat inmiddels niet de rol
van den theosofischen na-neef van Schnitzler's
von Sala" tamelijk verlegen, en lachte dan
maar eens vriendelijk tegen den souffleur;
en voor de Haegsche daeme in peignoir met
face-a-main is in ons land mevrouw
ErfmanSasbach de aangewezene.
Toch was er een voldoening: Alida
Nagtegaal als Ismea". Wat. zij, slecht gekleed
en met een ongeschoolde stem, door innigheid
en overgave van het elvenkind wist te maken
bekoorde, herinnerde aan het debuut van
Lily Bouwmeester in IJsbrand", en wanneer
de schrijver het haar aldus geleerd heeft, komt
hem daarvoor onze erkentelijkheid toe. Voor
het overige is al ons acquit de conscience"
jegens den dichter van de kleine Johannes"er
aan te pas moeten komen om, als mede
mensen, Zijn ze niet grof en plomp, en hun
«ezangen leelijker dan het dom geloei van
koeyen?" dit menschenwerk tot het1 einde,
waarbij de auteur ten tooneele verscheen,
aan te hooren.
TOP N A E F r
1) Spelling Fred. van Eeden.