Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Juni '23. - No. 2397
KARAKTERISTIEKEN
IV
FRANS ERENS.
Een. novellist van curieusen stijl; een cri
ticus van scherp-persoonlijk oordeel; een pro
zaïstvan karakteristiek-historische beteekenis;
een modernist en classicist, al naar ge wilt.
Een, die nu en dan blies op de mirliton van
Aristide Bruant, met haar spotzieke
neusklanken, en dan weer als in gebedstrakte,
van een brevarium, vroom gebeden af te
prevelen scheen. Een kunstenaar, met de
Beweging van '80 opgegroeid, doch in
klaarbewuste onafhankelijkheid werkend en oor
deelend buiten tyrannie en benauwende opper
macht van een aesthetische dwangschool.
Geen figuur van het eerste plan, als leider;
wel een figuur van het eerste plan als weg
bereider, als klokkenluider. Frans Erens is
Katholiek Kunstenaar. Als Katholiek kunste
naar bestaat er onder zijn geloofsgenooten,
in Holland geen tweede voorbeeld van zijn
reine, onopgesmukte objectiviteit. Als schep
per, vroeger, uitte zich deze objectiviteit in
de stof door Erens ter be- werking gekozen;
als beoordeelaar, in de wijze waarop hij,
innig-Katholiek en devoot peinzer, het genie
van een Zola en het monumentale van diens
gewrochten, onomwonden als grootsch er
kende, ondanks voorbehoud en critiek en
beaming van zielsconflicten.
Van Deyssel ontleedde Dansen en Ryth
men" van Erens, kervend, analytisch, minu
tieus, doch de fijne en teeder-menschelijke
novelle uit den bundel, ,,Berbke".... kreeg
van hem geen woord lof.
Erens leeft als novellist geheel in Dansen
en Rythmen" en in ,,Berbke"; een
uitgescheurde snik om menschelijk verval.Ook in de twaalf
pagina's roman-opzet van Een Conferentie".
Doch daarin wordt hij satirisch
werkelijkheidsbeelder zonder het blijkbaar zelf goed te besef
fen.
Dansen en Rythmen" representeert a! de
kanten van Erens' jeugdig en vermetel
kunstenaarsschap. In dit boek is hij impres
sionist en expressionist tegelijk. In dit
boek is hij aanbidder van de natuur en haar
vorm-concreties, en tegelijk verachter van de
natuur in haar onvergeestelijkste gestalten.
Erens blijkt een geboren novellist. Hij is de
beknopste, verteller in onze literatuur; niet
saamgedrongener b.v. dan Aug. van Groe
ningen, doch beknopt in den zin van: afgeknot,
fragmentarisch, kort, brokkelig en elementair.
in Dansen en Rythmen" is Frans Erens:
naturalist, d.w.z. uitbeelder van het
zinttiigelijk-waarneembare, maar tegelijk een driftig
lyricus, die telkens struikelen kan in het
labyrinth van Creta. In Dansen en Rythmen"
is Erens onstuimig, soms zelfs roekeloos
impressionist: een stijl-leer-volger, een
uitzegger van geheel subjectief
indrukkenleven. In hetzelfde boek is hij dichterlijk pro
zaïst, stemmings-weergever en een sensitivist
die alle aandoeningen in zijn arbeid op eigen
rhythmus laat voortbewegen. In dit boek is
Erens cubist, zinnebeeldig werker en ziener,
van een soms mystieke geloofskracht. Doch
ook is hij in dit boek een angstig-teeder mee
lever van tragisch kinderleed, als in Berbke".
Deze novelle vertoont het pathetische en
toch onvérbiddelijk-levenszuivere als weinig
ander novellistisch werk uit dien tijd, onder
Zola-invloed geschreven. Berbke is een
verschoppelinge, gelijk Steinlen ze gaf, in
smartelijke, fijne, en toch geheel geobjec
tiveerde gevoeligheid. Hoe groot, en voor de
tragische ontroering hevig-ontvankelijk noch
tans, moet dit menschenhart geweest zijn, om
zóó radicaal het schrikkelijke verschooieren
van de arme Berbke, zonder valsche en wee
gevoeb-dikdoenerij te hebben kunnen beelden!
Inde schetsjes en krabbels: Nieuwmarkt,
Warmoesstraat, Zeedijk, Amstelveld, Pijp, Bal
Bullier uit Dansen en Rythmen" werkt
het procédéder toenmalige impressionistische
en sensitivistische schilderkunst door. In en
achter dit proza, ziet gij het
somber-dramatische gebaar van een Breitner, het
snerpendrake en verschalkende licht van een Witsen,
het walmend-spherische en op het dadelijk
beelden van het zich-bewegende-gerichte,
synthese van het blijvende in het ver
vluchtigende, van Isaac Israëls. Wij voelen
ons door plastiek, stemming en toon van dit
schetsenwerk telkens in verbinding gebracht
met de Haagsche, en zelfs met de
laatNegentiende-eeuwsche Fransche schilder- en
teeken-School; met haar Fransch-klaterende,
exotische, vaak verwrongen-erotische visies
op leven en sociaal gebeuren. Er is in dit werk
van Erens gestreefd naar kleurtrilling, naar
tonalisme, naar rhythmus in klank, naar
golving in volzingroepen, naar
pointilleerproza. Er is zwoelte, bedwelming,
verbeeldings-verhitting, opjaging in het plas
tische woord, uit dien rsten tijd van
Erens. Doch het tragische en het vrome
er in overheerscht. Het procédéversteende
nog niet cerebraal de nieuwe taaitechniek.
Soms zijn er volzingroepjes die als donkere
larven dooreenkruipen, en dan plots weer
zinswendingen met uitschietend geluid, als
van een dreigend profeet, een apocalyptisch
ziener die zijn schrik-visioenen als bange
stoot-zangmotieven door een trompet ver
kondigt (Nacht in de Middeleeuwen, uit
Dansen en Rythmen"). Hoort het
typischobsedeerende in den zangtoon van zulk
mpressionistisch proza met lyrisch accent,
waarmee Nieuwmarkt" inzet:
De lampen walmen, de lampen branden,
geen glas op de lampen, de lampen walmen."
Kostelijk deze overbodigheid in observatie:
. . geen glas op de lampen, de lampen
walmen". Geen glas op de lampen! . .
Terwijl hij juist de lampen zonder glas alleen
moest zien. O, man van het fijne gehoor!
Voor Van Deyssel is zulk repetitie-proza
chemisch-psychisch", onmiddellijk in de
retort te kook te zetten, en wat deze alchemist
van-het-verborgen-bprrelende woord er aan
zinrijke kern-bedoelingen al niet uithaalt of
inlegt . . het is niet te gelooven. Doch een
ieder hoort onmiddellijk het
muzikaal-apperceptive in de alliteratie van l en w, en in het
dof-sombere koloriet van den a-klinker. Zoo
in klank, zoo in kleur, zoo in licht- en schaduw
werking, schreef Erens toendertijd. En zoo
schichtig ook teekende hij. Dan vleezig, log,
zwaar en ruig als Ibels, dan schuw,
perversschamper en giftig van realiteits-begluring,
als Toulouse Lautrec. Zoo waar, deze aristo
cratische bedelmonnik kon op zoek naar zijn
zieleheil, zijn hart voelen verteederen onder
een zoel strijkje, dat uit de hall van Folies
Bobino" op hem aanwoei Bij Erens
ging eerst alles om Germaansche en
Romaansche uiting. Zijn jambisch proza heeft de
klare dracht van den Latijnschen zinsbouw
en soms ook het satijnachtige, streelende,
doch soms berst er een breuk los; hoort ge
een plotsen knak, ontstaat een Hizinking
zoodra het heel-diepe gaat beginnen.
Doch de schets Berbke" staat volkomen
afzonderlijk: de vale schittering van een
doodskopvlinder in scheemring. In al het ander werk
van vroeger vertoont Erens de zwoele ken
merken van den psychologischen verfijneling,
die toch telkens zich onderdompelt in het
groote, algemeene, normale, uit vrees voor
de zieke en uitputtende zelf-analyse. Erens
is huiverig van het inbijtende verderf en de
zinnen-perversie (hoe onopzichtig slentert hij
niet tusschen Mercure-de-France-jongeren, die
wispelturige en speelsche Madame Rachilde
coquetteerend bewonderen !) en toch staart
hij bangelijk naar den lokgloed van absinth.
Doch de bedwelming duurt heel kort in hem.
Hij heeft zijn oproerige en boetvaardige bin
nenste in bedwang. Hij houdt ervan, geeste
lijke schimmel rond hachelijke gezwellen weg
te snijden. Ook bij zelf-operatie beeft zijn hand
niet. noch hunkert zijn geweten naar steun
van een troostend Evangelie-woord.
In terugstootende Berbke is
groot-menschelijke verteedering, die zich nergens op
dringt; die zich zelfs verschuilt achter een
soort van koel-beeldende meedoogenloosheid.
In De Conferentie" is spottende fijnheid
van waarneming, gemengd in een
luidruchtigcaricaturale visie op misvormde gestalten
?van smulpapen. Uit de school van Jules
Renard spruit deze ironie, zoo
opstandig-inweerzin en toch berustend; zoo
zacht-schrijnend en zonder de geringste baldadigheid.
Toch is er een wrangheid van zien in De Con
ferentie", die zich temperend verzacht en haar
schelle postuur uitwischt in eigen onbewust
heid der sarcastische charge.
In den reisbeschrijver, wijsgeerig ontleder
en criticus, komt de romantische prozaïst
Frans Erens niet minder belangrijk los als
in den soberen novellist en spiritueeien
karakteriseerder van menschen. Ook de
veelkantige, toch doctrinaire geest van Frans Erens
blijkt een heel bijzondere.
Laten wij niet suggestief en verkneukeld
naleuteren, omdat Van Deyssel het met
zooveel blanke gratie beweerd heeft: De
Conferentie" van Erens, een schetsje van
twaalf pagina's, behoort tot de allerbeste
voortbrengsels der
Nieuwe-Gids"-literatuur". Er werd zooveel reeds in giftige afgunst
vertrapt en zooveel in bloeiend snobisme en
blague opgehemeld! Doch De Conferentie"
is inderdaad een voortreffelijk stukje impres
sionistisch proza, dat zijn roem verdient,
Rookt TABA SIGAREN
't nieuwste 't fijnste
HULDIGINGSWOEDE
Teekcning voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck
omdat het meer geeft dan waarneming en
sensatie.
In dezen beziener eener bijeenkomst van
smakkende smullers, leeft al geheel de latere
gedachtenrijke criticus en bekoorlijke
levensbespiegelaar typisch eigenzinnig, strak,
koppig; criticus vol gemak en gerief, die onder
al het geblaas en gebruis en gesnork over de
algeweldigheid van een Dostojewsky, dood
kalm en midden in het brallend en plassend
geadoreer, durfde zeggen: halt, nuchterder
wat: jelui reus heeft heel leelijke
dwerggebaren en dwergeigenschappen.
Erens is een man van sterke geestelijke
concentratie, van bijna syncopisch denken
en van een liefde-uit-innerlijk-weten geboren.
Zou hij in Vincent van Gogh al den opalen
lokgloed van de absinth gezien hebben, in
zijn benarde zelf-exaltaties? Erens had zooveel
schroom in zich; en toch, hoe prangend
omknelt hij, met geestelijke dapperheid, de tragi
sche en wreedwellustige verfijningen der
zelfverteerders, de elementengeleiders van het
menschelijk Zijn: Het Goede en het Kwade.
Als criticus daarom, is Erens een der merk
waardigste voortbrengers van dezen tijd.
Onafhankelijk, objectief, eerlijk, zelfstandig,
ruim en toch heel vroom in reflecties. Al waar
deert hij soms personen, tegenover wie gij
geheel anders staat, die gij elementair geheel
anders ziet en beoordeelt, te lezen wat Erens
over hen schrijft, schenkt altijd een nieuw
genot.
Deze ondogmatische man spreekt over alles.
Hij vreest op zijn weg kruiser noch kaper.
Hij dringt door in Thomas a Kempis, doch
ook in den helschen verfijner Baudelaire.
Het ontaarde pathologische en de
zinnenbedwelmingen van Baudelaire belemmeren
hem niet de zielereinheid te doorgronden van
Thomas a Kempis. Soms schijnt het alsof
lepelaar en gier, boompieper en slang Erens
evenveel zeggen van het cosmische mysterie.
. Doch zijn onbewogenheid ondergaat geen
eigen wezen versteenende objectiviteit. Hij
heeft zelfs felle bevoorrechtingen in zijn ont
roerde schoonheidskeur. De vrome monnik is
voor hem niet allereerst mysticus, doch wel
begrijper en vatter van het hoogere leven.
Thomas kijkt niet naar de aarde, doch naar de
sterren. De monnik verheft zich telkens
boven de onbewuste bewegingen zijner ziel
en objectiveert zijn emoties. Dit lokt Erens
reeds. Want frank waagt deze durver te
verklaren, al wordt iets neergetrapt of
beleedigd beschouwd, Erens zal immer zijn
bewondering er vol over uitstorten zoo hij
ze ondergaat, met kracht stelt deze
oordeelaar vast: een dialoog van Catharina
van Genua, de mystica, staat absoluut boven
Shakespeare en Ruysbroeck, boven Vondel
en Van Deyssel. Ik beaam het hartstochtelijk
Erens voelt het goddelijk genadelicht der
mystici.... Zoekt bij de
verborgenheidsvoelers geen schoonheid, ook niet bij Thomas a
Kempis in zijn vlucht naar God. Zoekt die
schoonheid bij een Baudelaire, bij den
volleerden wellusteling". En hij vindt ze
in den verwilderden tuin waar Fleurs du
mal" giftig-bezwijmd bloeien. Hij vindt ze,
deze zeer scherpzinnige, zeer
ijl-onderscheidende en soms schitterend-schrijvende Frans
Erens. Hij doordringt de geheimen" van
stijl-techniek en subtiele taaitechniek en hij
kent den cadans der zingende volzinnen.
Erens is zelf dichter-in-proza, mysticus en een
zwevend realist. Hij kent het vreemde
ruischen en mysterieus lispelen'der muziek van
het woord, en hij kent het satanisme,
daemonisme van een Baudelaire, gelijk hij zekere
bedwelmingen doorleefde en het verdoovende
zoet der wierookgeuren proefde op de tong.
O, die ziele-agglomeratie van Erens.... eens
zou ze een onstellend gevaar voor hem hebben
kunnen zijn, toen ook hij nog in ziekelijk heim
wee naar het Oneindige hunkerde. Doch dit
gevaar is voorbij, mét zijn tragiek! Hij wierd
een ingewijde in alle zielestemmingen en in
tegenstelling van geesteshoudingen, hij met
zijn soms diep-verborgen, schuwe gevoeligheid.
Erens mummelt niet meer over klank-ex
pressie, visie, sensatie en al zoo meer. Hij is de
ontroerde, die in den hymnus, de klankbe
weging van den volzin, alles van zijn binnen
ste ontlast. Hij doet het vaak hakkelend,
dooreengeknoopt, stuipachtig van woord
trilling, doch even vaak in een periode-macht
en in een rhythmische schoonheid, die dadelijk
als muziek ons grijpt, diep het hart in. Hij
is een der zeldzame metrum-bewaarders van
den proza-zin. Hij voelt intieme bekoorlijk
heid van het woord, de melodische lijn, en de
strakke, sobere kracht van het woord ! Hij
is een springlevend prozaïst en een criticus
van geheel origineel vermogen. De fijne ken
schets lijkt hem ingeboren. Hij tast, soms te
gewaagd, naar het beeld dat alle betoog en
inzicht vervangt.
Hij schrijft dikwijls geheel beeldende cri
tiek; uitsluitend plastische vonnissen.Doch zijn
onbevangenheid en onpartijdigheid als cri
ticus werd een zijner natuurlijkste eigen
schappen. Erens durft óver minachting en
vernietiging heen, innig prijzen, of óver lof
heen hoonend terugstooten en verwerpen.
Erens is een-en-al fijnheid en tact soms in
het rangschikken en keuren van
kunstenaarsqualiteiten. Hij is een zuiver inzichten
schenker en een typisch-oorspronkelijk saam
voeger van organische denkbeelden. Toch weer
gedrenkt in de zoete waarheid van een boven
natuurlijk geloof. Nooit scheurt of kwetst hij
baldadig. Naast Erens' klare meening praten
de meeste critici zoo glibberig en met zijn zij
zooveel geef-en-neem-voorzichtigheidjes ge
wapend. Erens' harmonische formuleerdrang
in oordeel verklaart zijn critische verwant
schap met Tolstoï, d.w.z. niet in aard van
vonnis, doch in ongedwongenheid van
oordeelsmethode, in den synthetischen uit
bouw van het inzichten-ontwikkelen. Want
Erens begrijpt het duistere en norsche morren
en knorren van den onverbiddelijken,
wreedsarcastischen Huysmans. Hij begrijpt al de
vleeschelijke ? zinnelijkheids-zonden en gees
telijke wellusten van een Ronsard. Hij kent
al de literaire hartsgeheimen van een
hyperKatholieke smeekziel als van Claudel. Hij
herleeft in deze korte, scherpe dialogen, die
zich aan een boven-realiteit vasthaken. Hij
kent al de Rotnaansche dartelheden en de
valsche grillen van Jean Moréas; en ook het
zaligheids-snakken van Verlaine's boeteziel.
Erens is een zeldzaam erudiet in de Letteren.
Erens kent vele li:eraturen en literatuur
tijdperken, ook in een soort van innerlijke
openbaring. Hij verheerlijkt ,,Odyssea" met
een flonkerend vernuft en hij durft van
Flaubert, den vormaanbidder schrijven, dat
deze realist, naturalist, voorlooper was, doch
dat hij van de diepere beteekenis van het
leven en zijn geheimzinnige problemen, van
den godsdienst ook, weinig begrip had."
en dat Flaubert wel iets geniaals" in zijn
werk gaf, doch alleen door ontzettende
krachtsinspanning verkregen." Zoo, frisch,
bondig, oorspronkelijk en vast van stem
toetst en keurt hij Balzac, Zola, De
Maupassant, den pamphlettistischen Mirbeau. Hij,
oordeelt over Goethe, Le Sage, Montaigne,
Stéphan George en Léon Bloy, De Gourmont.
En altijd zegt hij origineele dingen over al
deze schrijvers; weert hij lyrische lof en blaam.
Erens heeft het rake, sterke, uitdagende en
slagvaardige en toch het nimmer-tartende
en stil-pralende van zekere onafhankelijke"
vonnissers, die oorspronkelijker zijn in hun
onafhankelijkheid" dan in hun oordeel".
Erens beleidt vaak in zijn schouwend oordeel.
Dat kan alleen een cht mensch van groote
intellectueele kracht. Het Verleden leeft altijd
in zijn Heden. Hoe heerlijk en in welk een
roerende vervoering oordeelt Erens niet over
den Kruisigings-schilder Grünewald; ook voor
mij, een der hevigst dramatische voelers van
alle eeuwen, achter wie een wonderen-bloeiende
levens-zaligheid opduikt. Ontwijfelbaar, de
allergrootste die de waereld ooit aanschouwen
mocht.
In Dansen en Rythmen," in Wegen en
Gangen", in Literaire Wandelingen", in
Toppen en Hoogten", in Vertellingen en
Mijmering", blijft Frans Erens een onzer
begaafdste en een onzer edelste voortbrengers.
Hij is geen grootsch pandbrievenlosser geweest
van der Tachtigers stoutste droomen, doch
wel een machtig credietschepper voor de uit
leving van hun gevoel, geest en verbeelding.
Erens is een heel fijn aristocraat-weter. met
een ontsluierd bewustzijn voor het Goddelijke.
Hij is een intens doorgronder en voeler van het
menschen-innerüjk. In zijn landschappen
beschrijvingen openbaart hij soms
Breugheliaanschen zwier. Ook in het opstellen en
groepeeren van menschenmassa's, juist in zijn
kleinere schetsen, die picturaal gecompo
neerd werden.
Erens is een plastisch denker, een doorgron
der, een weidsch omvatter van het aardsche
en van het transcendente. Hij weert het vuur
niet om den smook. Hij snuift opium en
hashisch, als het moet voor een enkelen keer, om
verborgen zielsaandoeningen dieper te door
leven. Hij bezit the steady valour" waarvan
Macaulay rept, als hij over de krijgers, door
Cromwell's geestkracht gevormd, schrijft: ,,..
. .by the energy of Cromwell, and by the
steday valour of the warriors whom hèhad
trained." Erens ondergaat het raffinement van
verleidingsgeuren, met denzelfden , koelen
moed". De Madonna blijft toch in zijn hart
teeder zingen. Hij heeft zooveel wijsheid,
zooveel krachtig, zuiver Godsgeloof.
Richepin's Chansons des Gueux" overstelpen hem
niet. Want de schrikkelijke, tragisch-duistere
Grünewald is er nog.... Uiteenloopende
geestesaarjleg? Erens zelf bergt de tegen
stelling in zich : het classieke en het pathetieke,
....Erens brengt alle uitersten en tegenstel
lingen in zijn diepste wezen harmonisch
terifg, door de wijdte van zijn geest, zijn
diepgeopenbaard inzicht en zijn zuiver kunste
naarsschap.
Is. Q u E R i D o
BLOEMEKDuin en Daal' DAAL
Centraal verwarmd. Vaste waschtafele, koud- en warm water
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
llllllllflIllllIIlllllllllllllllltllllllllIIIIHll
iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii tl
Schola Cantorum, directeur Hubert
Cuypers, uitvoering op Maandag 28
Mei 1923 in het Concertgebouw te
Amsterdam.
Een uitermate fijn geconcenieerd program
ma beloofde ons achtereenvolgens: Tollius,
Cornelis Schuyt, Sweelinck, een viertal
oudNederlandsche Liederen" voor kinderkoor;
voorts 'n Lied uit Shakespeare's As you
likeit";van Bernard Zweers, een Fantasie",
van Adriaan van Tetterode, naast een
Scherzo" van Sem Drcsden voor twee kla
vieren. Canticum Canticorum van Anth.
van der Horst voor vrouwenkoor, begeleid
door een Fluit en een Hoorn, 'n Scherzo"
van 2 klavieren van Jan Hooymeyer, dit alles
besloten en bekroond met Carmen Saeculare"
van Alphons Diepenbrock.
Een belofte zoo voortreffelijk als deze
moest wel ondanks een noodlottig feit
de ongesteldheid van Hubert Cuypers ten
slotte den hoorders veel schoons medegeven.
Uit den aard der zaak moge het voor den
vervangenden dirigent, den heer A. van der
Horst even vereerend als onbevredigend
zijn, een sensif eer kunstenaar?Hubert Cuypers
te vervangen: een musiceeren met een
ensemble van zangeressen en zangers, voor
treffelijk saamgebracht door 'n musicus wien
het muzikaal studeeren tot een a
l'improviste" wordt, kan onder omstandigheden
gevaren naar voren brengen.
De onzekere indruk welke de uitvoering
der eerste drie componisten mede bracht
worde dan ook ais noodzakelijk gevolg van
't hier zoo juist geschrevene aangemerkt.
De sereniteit der verklanking keerde in
de zaal weder, aanstonds toen Cuypers zelf,
de Oud-Nederlandsche liederen"" door het
knapenkoor met schoonen ongeforceerden
zang rijkelijk genuanceerd, liet uitvoeren.
Cuypers zelf aan het klavier gezeten, wist
de uitvoering (een viertal naïve liederen:
het waren twee Conincs Kinderen -? Er
was een Maegdetje zuiver en net 't Wijl
in den Nacht ? Van Jezus en 't Janneken)
een relief te geven, waardoor de plastiek der
teksten een dusdanige wedergave en
verfij12oent
12 cent
ning gewerd, gelijk eene zulke in een niet
absoluut vasten hand, tot eene verkwistende
lichtvaardigheid zou kunnen voeren. Door
C's strenge leiding werden deze uitvoeringen,
waarbij de jeugdige solist in No. 2 (het zij
hier gezegd mits hij erdoor niet al te vroeg
over 't paard getild worde), zich dapper van
z'n taak kweet, 'n werkelijke verkwikking.
De zangen werden verder weder door v. d.
Horst geleid en was bij 't tweede deel van 't
programma inderdaad een intensiever musi
ceeren bemerkbaar.
Daar was eerst Zweers' ook in uitvoering
frisch Lied uit As you like it", in eene ver
taling van Edward Koster, 'n Voortreffelijk
phonetisch genrestukie als compositie, dat in
uitbeelding veel recht wedervoer; ditzelfde
geldt voor het door 't vrouwenkoor gezongen
Hooglied Canticum Canticorum onder
leiding van den Componist en met medewer
king , van den Fluitist j Nico Klasen en den
Hoornist H. Tak (beide erkende kamermuziek
spelers) tot eene moderne traductie gebracht
uit eene sfeer van musiceerende Engelen,
waaraan fluit en bazuin als eenig instrumen
tarium toegevoegd was.
De dames Henriette en Anna Roll speelden
op twee klavieren eene Fantasie van den
gedegen musicus Adriaan Tetterode, een
Scherzo (in manuscrip), van Sem Dresden,
allen voortreffelijk in eigen genre. Voorts nog
een Scherzo van Jan Hooymeyer. Deze com
ponist demonstreeert zijn technisch kunnen
uitstekend. Alleen is 't hem niet aan te rekenen
dat van af (en misschien reeds door) Weberen
Mendelssohn bijna alle scherzi in drieledige
maatindeeling geschreven werden.
Tot slot De eeuwzang van Horatitis Flaccus
door Alphons Diepenbrock tot eene muziesche
verkondiging verheven. De prachtige vertaling
is van Diepenbrock zelf. En hierbij konden
wij wederom ervaren, van Diepenbrock even
als bij Sweelinck, hoe eene compositie van de
uitvoering onafhankelijk vermag te blijven.
Behalve Della Veloce Sona van Tollius
en Candide Perle van Corn. Schuyt voor
koor, mitsgaders beide klavierwerken van
Dresden en van Tetterode beleefden alle
overige composities op het programma der
Schola Cantorum eene eerste uitvoering."
R i c H A R D HEUCKEROTH
NIEUWE UITGAVEN
Bij J. B. Wolters, Uitgevers Maatschappij,
Groningen?den Haag verscheen de vijfde,
vermeerderde en verbeterde druk van het
Fransche Woordenboek van C. R. C.
Herckenrath. De prijs van dit boek is van/ 12.?terug
gebracht op ?8.90 voor twee deelen; elk deel
afzonderlijk ?4.50.
De Romeinsche Katakomben" te Valken
burg, Uitgave van de Electrische Drukkerij
Joseph Crolla, Valkenburg (L.) verscheen in
tweeden druk. Voor allen, die dit nieuw mo
nument van Christelijke Oudheid, getrouwe
nabootsing der Katakomben van Rome, be
zoeken, is dit boekje een gids, die de indrukken
weet te ordenen en het begrip van den
Christelijken voortijd te verhelderen.
illliiiiiiiiiiiiiimiiiNiiiiiiiini
J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG
DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND