De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 2 juni pagina 8

2 juni 1923 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Juni '23. - No. 2397 KARAKTERISTIEKEN IV FRANS ERENS. Een. novellist van curieusen stijl; een cri ticus van scherp-persoonlijk oordeel; een pro zaïstvan karakteristiek-historische beteekenis; een modernist en classicist, al naar ge wilt. Een, die nu en dan blies op de mirliton van Aristide Bruant, met haar spotzieke neusklanken, en dan weer als in gebedstrakte, van een brevarium, vroom gebeden af te prevelen scheen. Een kunstenaar, met de Beweging van '80 opgegroeid, doch in klaarbewuste onafhankelijkheid werkend en oor deelend buiten tyrannie en benauwende opper macht van een aesthetische dwangschool. Geen figuur van het eerste plan, als leider; wel een figuur van het eerste plan als weg bereider, als klokkenluider. Frans Erens is Katholiek Kunstenaar. Als Katholiek kunste naar bestaat er onder zijn geloofsgenooten, in Holland geen tweede voorbeeld van zijn reine, onopgesmukte objectiviteit. Als schep per, vroeger, uitte zich deze objectiviteit in de stof door Erens ter be- werking gekozen; als beoordeelaar, in de wijze waarop hij, innig-Katholiek en devoot peinzer, het genie van een Zola en het monumentale van diens gewrochten, onomwonden als grootsch er kende, ondanks voorbehoud en critiek en beaming van zielsconflicten. Van Deyssel ontleedde Dansen en Ryth men" van Erens, kervend, analytisch, minu tieus, doch de fijne en teeder-menschelijke novelle uit den bundel, ,,Berbke".... kreeg van hem geen woord lof. Erens leeft als novellist geheel in Dansen en Rythmen" en in ,,Berbke"; een uitgescheurde snik om menschelijk verval.Ook in de twaalf pagina's roman-opzet van Een Conferentie". Doch daarin wordt hij satirisch werkelijkheidsbeelder zonder het blijkbaar zelf goed te besef fen. Dansen en Rythmen" representeert a! de kanten van Erens' jeugdig en vermetel kunstenaarsschap. In dit boek is hij impres sionist en expressionist tegelijk. In dit boek is hij aanbidder van de natuur en haar vorm-concreties, en tegelijk verachter van de natuur in haar onvergeestelijkste gestalten. Erens blijkt een geboren novellist. Hij is de beknopste, verteller in onze literatuur; niet saamgedrongener b.v. dan Aug. van Groe ningen, doch beknopt in den zin van: afgeknot, fragmentarisch, kort, brokkelig en elementair. in Dansen en Rythmen" is Frans Erens: naturalist, d.w.z. uitbeelder van het zinttiigelijk-waarneembare, maar tegelijk een driftig lyricus, die telkens struikelen kan in het labyrinth van Creta. In Dansen en Rythmen" is Erens onstuimig, soms zelfs roekeloos impressionist: een stijl-leer-volger, een uitzegger van geheel subjectief indrukkenleven. In hetzelfde boek is hij dichterlijk pro zaïst, stemmings-weergever en een sensitivist die alle aandoeningen in zijn arbeid op eigen rhythmus laat voortbewegen. In dit boek is Erens cubist, zinnebeeldig werker en ziener, van een soms mystieke geloofskracht. Doch ook is hij in dit boek een angstig-teeder mee lever van tragisch kinderleed, als in Berbke". Deze novelle vertoont het pathetische en toch onvérbiddelijk-levenszuivere als weinig ander novellistisch werk uit dien tijd, onder Zola-invloed geschreven. Berbke is een verschoppelinge, gelijk Steinlen ze gaf, in smartelijke, fijne, en toch geheel geobjec tiveerde gevoeligheid. Hoe groot, en voor de tragische ontroering hevig-ontvankelijk noch tans, moet dit menschenhart geweest zijn, om zóó radicaal het schrikkelijke verschooieren van de arme Berbke, zonder valsche en wee gevoeb-dikdoenerij te hebben kunnen beelden! Inde schetsjes en krabbels: Nieuwmarkt, Warmoesstraat, Zeedijk, Amstelveld, Pijp, Bal Bullier uit Dansen en Rythmen" werkt het procédéder toenmalige impressionistische en sensitivistische schilderkunst door. In en achter dit proza, ziet gij het somber-dramatische gebaar van een Breitner, het snerpendrake en verschalkende licht van een Witsen, het walmend-spherische en op het dadelijk beelden van het zich-bewegende-gerichte, synthese van het blijvende in het ver vluchtigende, van Isaac Israëls. Wij voelen ons door plastiek, stemming en toon van dit schetsenwerk telkens in verbinding gebracht met de Haagsche, en zelfs met de laatNegentiende-eeuwsche Fransche schilder- en teeken-School; met haar Fransch-klaterende, exotische, vaak verwrongen-erotische visies op leven en sociaal gebeuren. Er is in dit werk van Erens gestreefd naar kleurtrilling, naar tonalisme, naar rhythmus in klank, naar golving in volzingroepen, naar pointilleerproza. Er is zwoelte, bedwelming, verbeeldings-verhitting, opjaging in het plas tische woord, uit dien rsten tijd van Erens. Doch het tragische en het vrome er in overheerscht. Het procédéversteende nog niet cerebraal de nieuwe taaitechniek. Soms zijn er volzingroepjes die als donkere larven dooreenkruipen, en dan plots weer zinswendingen met uitschietend geluid, als van een dreigend profeet, een apocalyptisch ziener die zijn schrik-visioenen als bange stoot-zangmotieven door een trompet ver kondigt (Nacht in de Middeleeuwen, uit Dansen en Rythmen"). Hoort het typischobsedeerende in den zangtoon van zulk mpressionistisch proza met lyrisch accent, waarmee Nieuwmarkt" inzet: De lampen walmen, de lampen branden, geen glas op de lampen, de lampen walmen." Kostelijk deze overbodigheid in observatie: . . geen glas op de lampen, de lampen walmen". Geen glas op de lampen! . . Terwijl hij juist de lampen zonder glas alleen moest zien. O, man van het fijne gehoor! Voor Van Deyssel is zulk repetitie-proza chemisch-psychisch", onmiddellijk in de retort te kook te zetten, en wat deze alchemist van-het-verborgen-bprrelende woord er aan zinrijke kern-bedoelingen al niet uithaalt of inlegt . . het is niet te gelooven. Doch een ieder hoort onmiddellijk het muzikaal-apperceptive in de alliteratie van l en w, en in het dof-sombere koloriet van den a-klinker. Zoo in klank, zoo in kleur, zoo in licht- en schaduw werking, schreef Erens toendertijd. En zoo schichtig ook teekende hij. Dan vleezig, log, zwaar en ruig als Ibels, dan schuw, perversschamper en giftig van realiteits-begluring, als Toulouse Lautrec. Zoo waar, deze aristo cratische bedelmonnik kon op zoek naar zijn zieleheil, zijn hart voelen verteederen onder een zoel strijkje, dat uit de hall van Folies Bobino" op hem aanwoei Bij Erens ging eerst alles om Germaansche en Romaansche uiting. Zijn jambisch proza heeft de klare dracht van den Latijnschen zinsbouw en soms ook het satijnachtige, streelende, doch soms berst er een breuk los; hoort ge een plotsen knak, ontstaat een Hizinking zoodra het heel-diepe gaat beginnen. Doch de schets Berbke" staat volkomen afzonderlijk: de vale schittering van een doodskopvlinder in scheemring. In al het ander werk van vroeger vertoont Erens de zwoele ken merken van den psychologischen verfijneling, die toch telkens zich onderdompelt in het groote, algemeene, normale, uit vrees voor de zieke en uitputtende zelf-analyse. Erens is huiverig van het inbijtende verderf en de zinnen-perversie (hoe onopzichtig slentert hij niet tusschen Mercure-de-France-jongeren, die wispelturige en speelsche Madame Rachilde coquetteerend bewonderen !) en toch staart hij bangelijk naar den lokgloed van absinth. Doch de bedwelming duurt heel kort in hem. Hij heeft zijn oproerige en boetvaardige bin nenste in bedwang. Hij houdt ervan, geeste lijke schimmel rond hachelijke gezwellen weg te snijden. Ook bij zelf-operatie beeft zijn hand niet. noch hunkert zijn geweten naar steun van een troostend Evangelie-woord. In terugstootende Berbke is groot-menschelijke verteedering, die zich nergens op dringt; die zich zelfs verschuilt achter een soort van koel-beeldende meedoogenloosheid. In De Conferentie" is spottende fijnheid van waarneming, gemengd in een luidruchtigcaricaturale visie op misvormde gestalten ?van smulpapen. Uit de school van Jules Renard spruit deze ironie, zoo opstandig-inweerzin en toch berustend; zoo zacht-schrijnend en zonder de geringste baldadigheid. Toch is er een wrangheid van zien in De Con ferentie", die zich temperend verzacht en haar schelle postuur uitwischt in eigen onbewust heid der sarcastische charge. In den reisbeschrijver, wijsgeerig ontleder en criticus, komt de romantische prozaïst Frans Erens niet minder belangrijk los als in den soberen novellist en spiritueeien karakteriseerder van menschen. Ook de veelkantige, toch doctrinaire geest van Frans Erens blijkt een heel bijzondere. Laten wij niet suggestief en verkneukeld naleuteren, omdat Van Deyssel het met zooveel blanke gratie beweerd heeft: De Conferentie" van Erens, een schetsje van twaalf pagina's, behoort tot de allerbeste voortbrengsels der Nieuwe-Gids"-literatuur". Er werd zooveel reeds in giftige afgunst vertrapt en zooveel in bloeiend snobisme en blague opgehemeld! Doch De Conferentie" is inderdaad een voortreffelijk stukje impres sionistisch proza, dat zijn roem verdient, Rookt TABA SIGAREN 't nieuwste 't fijnste HULDIGINGSWOEDE Teekcning voor de Amsterdammer" door George van Raemdonck omdat het meer geeft dan waarneming en sensatie. In dezen beziener eener bijeenkomst van smakkende smullers, leeft al geheel de latere gedachtenrijke criticus en bekoorlijke levensbespiegelaar typisch eigenzinnig, strak, koppig; criticus vol gemak en gerief, die onder al het geblaas en gebruis en gesnork over de algeweldigheid van een Dostojewsky, dood kalm en midden in het brallend en plassend geadoreer, durfde zeggen: halt, nuchterder wat: jelui reus heeft heel leelijke dwerggebaren en dwergeigenschappen. Erens is een man van sterke geestelijke concentratie, van bijna syncopisch denken en van een liefde-uit-innerlijk-weten geboren. Zou hij in Vincent van Gogh al den opalen lokgloed van de absinth gezien hebben, in zijn benarde zelf-exaltaties? Erens had zooveel schroom in zich; en toch, hoe prangend omknelt hij, met geestelijke dapperheid, de tragi sche en wreedwellustige verfijningen der zelfverteerders, de elementengeleiders van het menschelijk Zijn: Het Goede en het Kwade. Als criticus daarom, is Erens een der merk waardigste voortbrengers van dezen tijd. Onafhankelijk, objectief, eerlijk, zelfstandig, ruim en toch heel vroom in reflecties. Al waar deert hij soms personen, tegenover wie gij geheel anders staat, die gij elementair geheel anders ziet en beoordeelt, te lezen wat Erens over hen schrijft, schenkt altijd een nieuw genot. Deze ondogmatische man spreekt over alles. Hij vreest op zijn weg kruiser noch kaper. Hij dringt door in Thomas a Kempis, doch ook in den helschen verfijner Baudelaire. Het ontaarde pathologische en de zinnenbedwelmingen van Baudelaire belemmeren hem niet de zielereinheid te doorgronden van Thomas a Kempis. Soms schijnt het alsof lepelaar en gier, boompieper en slang Erens evenveel zeggen van het cosmische mysterie. . Doch zijn onbewogenheid ondergaat geen eigen wezen versteenende objectiviteit. Hij heeft zelfs felle bevoorrechtingen in zijn ont roerde schoonheidskeur. De vrome monnik is voor hem niet allereerst mysticus, doch wel begrijper en vatter van het hoogere leven. Thomas kijkt niet naar de aarde, doch naar de sterren. De monnik verheft zich telkens boven de onbewuste bewegingen zijner ziel en objectiveert zijn emoties. Dit lokt Erens reeds. Want frank waagt deze durver te verklaren, al wordt iets neergetrapt of beleedigd beschouwd, Erens zal immer zijn bewondering er vol over uitstorten zoo hij ze ondergaat, met kracht stelt deze oordeelaar vast: een dialoog van Catharina van Genua, de mystica, staat absoluut boven Shakespeare en Ruysbroeck, boven Vondel en Van Deyssel. Ik beaam het hartstochtelijk Erens voelt het goddelijk genadelicht der mystici.... Zoekt bij de verborgenheidsvoelers geen schoonheid, ook niet bij Thomas a Kempis in zijn vlucht naar God. Zoekt die schoonheid bij een Baudelaire, bij den volleerden wellusteling". En hij vindt ze in den verwilderden tuin waar Fleurs du mal" giftig-bezwijmd bloeien. Hij vindt ze, deze zeer scherpzinnige, zeer ijl-onderscheidende en soms schitterend-schrijvende Frans Erens. Hij doordringt de geheimen" van stijl-techniek en subtiele taaitechniek en hij kent den cadans der zingende volzinnen. Erens is zelf dichter-in-proza, mysticus en een zwevend realist. Hij kent het vreemde ruischen en mysterieus lispelen'der muziek van het woord, en hij kent het satanisme, daemonisme van een Baudelaire, gelijk hij zekere bedwelmingen doorleefde en het verdoovende zoet der wierookgeuren proefde op de tong. O, die ziele-agglomeratie van Erens.... eens zou ze een onstellend gevaar voor hem hebben kunnen zijn, toen ook hij nog in ziekelijk heim wee naar het Oneindige hunkerde. Doch dit gevaar is voorbij, mét zijn tragiek! Hij wierd een ingewijde in alle zielestemmingen en in tegenstelling van geesteshoudingen, hij met zijn soms diep-verborgen, schuwe gevoeligheid. Erens mummelt niet meer over klank-ex pressie, visie, sensatie en al zoo meer. Hij is de ontroerde, die in den hymnus, de klankbe weging van den volzin, alles van zijn binnen ste ontlast. Hij doet het vaak hakkelend, dooreengeknoopt, stuipachtig van woord trilling, doch even vaak in een periode-macht en in een rhythmische schoonheid, die dadelijk als muziek ons grijpt, diep het hart in. Hij is een der zeldzame metrum-bewaarders van den proza-zin. Hij voelt intieme bekoorlijk heid van het woord, de melodische lijn, en de strakke, sobere kracht van het woord ! Hij is een springlevend prozaïst en een criticus van geheel origineel vermogen. De fijne ken schets lijkt hem ingeboren. Hij tast, soms te gewaagd, naar het beeld dat alle betoog en inzicht vervangt. Hij schrijft dikwijls geheel beeldende cri tiek; uitsluitend plastische vonnissen.Doch zijn onbevangenheid en onpartijdigheid als cri ticus werd een zijner natuurlijkste eigen schappen. Erens durft óver minachting en vernietiging heen, innig prijzen, of óver lof heen hoonend terugstooten en verwerpen. Erens is een-en-al fijnheid en tact soms in het rangschikken en keuren van kunstenaarsqualiteiten. Hij is een zuiver inzichten schenker en een typisch-oorspronkelijk saam voeger van organische denkbeelden. Toch weer gedrenkt in de zoete waarheid van een boven natuurlijk geloof. Nooit scheurt of kwetst hij baldadig. Naast Erens' klare meening praten de meeste critici zoo glibberig en met zijn zij zooveel geef-en-neem-voorzichtigheidjes ge wapend. Erens' harmonische formuleerdrang in oordeel verklaart zijn critische verwant schap met Tolstoï, d.w.z. niet in aard van vonnis, doch in ongedwongenheid van oordeelsmethode, in den synthetischen uit bouw van het inzichten-ontwikkelen. Want Erens begrijpt het duistere en norsche morren en knorren van den onverbiddelijken, wreedsarcastischen Huysmans. Hij begrijpt al de vleeschelijke ? zinnelijkheids-zonden en gees telijke wellusten van een Ronsard. Hij kent al de literaire hartsgeheimen van een hyperKatholieke smeekziel als van Claudel. Hij herleeft in deze korte, scherpe dialogen, die zich aan een boven-realiteit vasthaken. Hij kent al de Rotnaansche dartelheden en de valsche grillen van Jean Moréas; en ook het zaligheids-snakken van Verlaine's boeteziel. Erens is een zeldzaam erudiet in de Letteren. Erens kent vele li:eraturen en literatuur tijdperken, ook in een soort van innerlijke openbaring. Hij verheerlijkt ,,Odyssea" met een flonkerend vernuft en hij durft van Flaubert, den vormaanbidder schrijven, dat deze realist, naturalist, voorlooper was, doch dat hij van de diepere beteekenis van het leven en zijn geheimzinnige problemen, van den godsdienst ook, weinig begrip had." en dat Flaubert wel iets geniaals" in zijn werk gaf, doch alleen door ontzettende krachtsinspanning verkregen." Zoo, frisch, bondig, oorspronkelijk en vast van stem toetst en keurt hij Balzac, Zola, De Maupassant, den pamphlettistischen Mirbeau. Hij, oordeelt over Goethe, Le Sage, Montaigne, Stéphan George en Léon Bloy, De Gourmont. En altijd zegt hij origineele dingen over al deze schrijvers; weert hij lyrische lof en blaam. Erens heeft het rake, sterke, uitdagende en slagvaardige en toch het nimmer-tartende en stil-pralende van zekere onafhankelijke" vonnissers, die oorspronkelijker zijn in hun onafhankelijkheid" dan in hun oordeel". Erens beleidt vaak in zijn schouwend oordeel. Dat kan alleen een cht mensch van groote intellectueele kracht. Het Verleden leeft altijd in zijn Heden. Hoe heerlijk en in welk een roerende vervoering oordeelt Erens niet over den Kruisigings-schilder Grünewald; ook voor mij, een der hevigst dramatische voelers van alle eeuwen, achter wie een wonderen-bloeiende levens-zaligheid opduikt. Ontwijfelbaar, de allergrootste die de waereld ooit aanschouwen mocht. In Dansen en Rythmen," in Wegen en Gangen", in Literaire Wandelingen", in Toppen en Hoogten", in Vertellingen en Mijmering", blijft Frans Erens een onzer begaafdste en een onzer edelste voortbrengers. Hij is geen grootsch pandbrievenlosser geweest van der Tachtigers stoutste droomen, doch wel een machtig credietschepper voor de uit leving van hun gevoel, geest en verbeelding. Erens is een heel fijn aristocraat-weter. met een ontsluierd bewustzijn voor het Goddelijke. Hij is een intens doorgronder en voeler van het menschen-innerüjk. In zijn landschappen beschrijvingen openbaart hij soms Breugheliaanschen zwier. Ook in het opstellen en groepeeren van menschenmassa's, juist in zijn kleinere schetsen, die picturaal gecompo neerd werden. Erens is een plastisch denker, een doorgron der, een weidsch omvatter van het aardsche en van het transcendente. Hij weert het vuur niet om den smook. Hij snuift opium en hashisch, als het moet voor een enkelen keer, om verborgen zielsaandoeningen dieper te door leven. Hij bezit the steady valour" waarvan Macaulay rept, als hij over de krijgers, door Cromwell's geestkracht gevormd, schrijft: ,,.. . .by the energy of Cromwell, and by the steday valour of the warriors whom hèhad trained." Erens ondergaat het raffinement van verleidingsgeuren, met denzelfden , koelen moed". De Madonna blijft toch in zijn hart teeder zingen. Hij heeft zooveel wijsheid, zooveel krachtig, zuiver Godsgeloof. Richepin's Chansons des Gueux" overstelpen hem niet. Want de schrikkelijke, tragisch-duistere Grünewald is er nog.... Uiteenloopende geestesaarjleg? Erens zelf bergt de tegen stelling in zich : het classieke en het pathetieke, ....Erens brengt alle uitersten en tegenstel lingen in zijn diepste wezen harmonisch terifg, door de wijdte van zijn geest, zijn diepgeopenbaard inzicht en zijn zuiver kunste naarsschap. Is. Q u E R i D o BLOEMEKDuin en Daal' DAAL Centraal verwarmd. Vaste waschtafele, koud- en warm water Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll llllllllflIllllIIlllllllllllllllltllllllllIIIIHll iiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii tl Schola Cantorum, directeur Hubert Cuypers, uitvoering op Maandag 28 Mei 1923 in het Concertgebouw te Amsterdam. Een uitermate fijn geconcenieerd program ma beloofde ons achtereenvolgens: Tollius, Cornelis Schuyt, Sweelinck, een viertal oudNederlandsche Liederen" voor kinderkoor; voorts 'n Lied uit Shakespeare's As you likeit";van Bernard Zweers, een Fantasie", van Adriaan van Tetterode, naast een Scherzo" van Sem Drcsden voor twee kla vieren. Canticum Canticorum van Anth. van der Horst voor vrouwenkoor, begeleid door een Fluit en een Hoorn, 'n Scherzo" van 2 klavieren van Jan Hooymeyer, dit alles besloten en bekroond met Carmen Saeculare" van Alphons Diepenbrock. Een belofte zoo voortreffelijk als deze moest wel ondanks een noodlottig feit de ongesteldheid van Hubert Cuypers ten slotte den hoorders veel schoons medegeven. Uit den aard der zaak moge het voor den vervangenden dirigent, den heer A. van der Horst even vereerend als onbevredigend zijn, een sensif eer kunstenaar?Hubert Cuypers te vervangen: een musiceeren met een ensemble van zangeressen en zangers, voor treffelijk saamgebracht door 'n musicus wien het muzikaal studeeren tot een a l'improviste" wordt, kan onder omstandigheden gevaren naar voren brengen. De onzekere indruk welke de uitvoering der eerste drie componisten mede bracht worde dan ook ais noodzakelijk gevolg van 't hier zoo juist geschrevene aangemerkt. De sereniteit der verklanking keerde in de zaal weder, aanstonds toen Cuypers zelf, de Oud-Nederlandsche liederen"" door het knapenkoor met schoonen ongeforceerden zang rijkelijk genuanceerd, liet uitvoeren. Cuypers zelf aan het klavier gezeten, wist de uitvoering (een viertal naïve liederen: het waren twee Conincs Kinderen -? Er was een Maegdetje zuiver en net 't Wijl in den Nacht ? Van Jezus en 't Janneken) een relief te geven, waardoor de plastiek der teksten een dusdanige wedergave en verfij12oent 12 cent ning gewerd, gelijk eene zulke in een niet absoluut vasten hand, tot eene verkwistende lichtvaardigheid zou kunnen voeren. Door C's strenge leiding werden deze uitvoeringen, waarbij de jeugdige solist in No. 2 (het zij hier gezegd mits hij erdoor niet al te vroeg over 't paard getild worde), zich dapper van z'n taak kweet, 'n werkelijke verkwikking. De zangen werden verder weder door v. d. Horst geleid en was bij 't tweede deel van 't programma inderdaad een intensiever musi ceeren bemerkbaar. Daar was eerst Zweers' ook in uitvoering frisch Lied uit As you like it", in eene ver taling van Edward Koster, 'n Voortreffelijk phonetisch genrestukie als compositie, dat in uitbeelding veel recht wedervoer; ditzelfde geldt voor het door 't vrouwenkoor gezongen Hooglied Canticum Canticorum onder leiding van den Componist en met medewer king , van den Fluitist j Nico Klasen en den Hoornist H. Tak (beide erkende kamermuziek spelers) tot eene moderne traductie gebracht uit eene sfeer van musiceerende Engelen, waaraan fluit en bazuin als eenig instrumen tarium toegevoegd was. De dames Henriette en Anna Roll speelden op twee klavieren eene Fantasie van den gedegen musicus Adriaan Tetterode, een Scherzo (in manuscrip), van Sem Dresden, allen voortreffelijk in eigen genre. Voorts nog een Scherzo van Jan Hooymeyer. Deze com ponist demonstreeert zijn technisch kunnen uitstekend. Alleen is 't hem niet aan te rekenen dat van af (en misschien reeds door) Weberen Mendelssohn bijna alle scherzi in drieledige maatindeeling geschreven werden. Tot slot De eeuwzang van Horatitis Flaccus door Alphons Diepenbrock tot eene muziesche verkondiging verheven. De prachtige vertaling is van Diepenbrock zelf. En hierbij konden wij wederom ervaren, van Diepenbrock even als bij Sweelinck, hoe eene compositie van de uitvoering onafhankelijk vermag te blijven. Behalve Della Veloce Sona van Tollius en Candide Perle van Corn. Schuyt voor koor, mitsgaders beide klavierwerken van Dresden en van Tetterode beleefden alle overige composities op het programma der Schola Cantorum eene eerste uitvoering." R i c H A R D HEUCKEROTH NIEUWE UITGAVEN Bij J. B. Wolters, Uitgevers Maatschappij, Groningen?den Haag verscheen de vijfde, vermeerderde en verbeterde druk van het Fransche Woordenboek van C. R. C. Herckenrath. De prijs van dit boek is van/ 12.?terug gebracht op ?8.90 voor twee deelen; elk deel afzonderlijk ?4.50. De Romeinsche Katakomben" te Valken burg, Uitgave van de Electrische Drukkerij Joseph Crolla, Valkenburg (L.) verscheen in tweeden druk. Voor allen, die dit nieuw mo nument van Christelijke Oudheid, getrouwe nabootsing der Katakomben van Rome, be zoeken, is dit boekje een gids, die de indrukken weet te ordenen en het begrip van den Christelijken voortijd te verhelderen. illliiiiiiiiiiiiiimiiiNiiiiiiiini J.S.MEUWSEN, Hofl. A'DAM-R'DAM-ÜEN HAAG DE BESTE HOEDEN IN HOLLAND

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl