De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 9 juni pagina 1

9 juni 1923 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. S398 Zaterdag d Juni A6. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Hoofdredactie van G. W. K E R N K A M P Redacteuren: H. B R U G M A N S, TOP NAEFF, G. NOLST TRENITÉen H. SALOMONSON Secretaris der Redactie: C. F. VAN DAM UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF Prijs per jaargang f 10.?bij vooruitbetaling. Per No. f 0.25. Redactie en Administratie: Keizersgracht 333, Amsterdam Adverlentiën f 0.75 per regel plus 20 cent dispositiekosten INHOUD: De Haagsche Academie voor Internationaal recht, door Prof. Dr. O. W. Kernkamp Tijdgenooten, door Dr. W. Q. C. Byvanck De internationale puzzle, door Brandaris 2. De schoolmeester, teekening door Oeorge van Raemdonck Astronomi sche fragmenten, door Arëobates 3. Spreekzaal Vol au Vent, door Hans Ludificor 5. Voor Vrouwen: Een jubileumtapijtje, door Elis M. Rogge Bijkomstigheden, door Annie Salomons De geschiedenis van den zakdoek Uit de natuur, door Dr. Jac. P. Thijsse 6. G. H. Breitner, door A. Plasschaert, met teekening door B. van Vlijmen Op den Econ. Uitkijk, door Jhr. Mr. H. Smissaert Medische Kroniek, door M. Redel 8. Louis Couperus, door Prof. Dr. J. Prinsen JLzn. De Belgische tentoonstelling, door Mr. M. F. Hennus Boekbespreking, door Dr. A. W. Bijvanck 9. Het conflict over de invoering van de 48 urige arbeidsweek, teekening van Joh. Braakensiek Charivaria, door Charivarius Taaiverwoesting, door Dr. C. F. Haje Onze Puzzle Limb. typen, door Dr. AndréSchillings 10. Krekelzang, door J. H. Speenhoff Rijmkronyck en 't Schietgat, door Melis Stoke Uit het Kladschrift van Jantje Feuilleton: Sim Tsjen, door N. Qarien, vèrt. Drs. A. Saalborn Omslag: Schaakrubriek, red. Dr. A. G. Olland. Bijvoegsel: Het Herstel-Europa-Comite, teekening door Joh. Braakensiek. DE HAAGSCHE ACADEMIE VOOR INTERNATIONAAL RECHT Vacantie-cursussen zijn in de Nederlandsche universitaire kringen geen onbekenden meer. j* Afgezien nog van de uitlokkende prospectussen, die buitenlandsche uni versiteiten kwistig bij de onze versprei den om onze studenten tot een vacantieteis over te halen, waarbij zij het nuttige met het aangename kunnen verbinden, .ook in ons eigen land hebben zij reeds burgerrecht verkregen. Aan verschillende Nederlandsche Uni versiteiten zijn reeds vacantiecursussen gegeven voor Vlaamsche Stu denten, of voor medici, die hunne praktijk even konden onderbreken om weer op de collegebanken te gaan zitten en kennis te nemen van nieuwe theoiiën of vondsten, of voor leeraren en leeraressen, die niet onder wilden gaan in de sleur van het dagelijksch lesgeven en hetzij verlangden naar een impuls tot eigen studie, hetzij alleen hunne kennis van hun vak wat wilden verfrisschen. Deze cursussen komen ten goede zoo wel van hen, die ze volgen, als van de instellingen van hooger onderwijs, die ze in het leven hebben geroepen, want zij bieden aan de laatste de gelegen heid, de betrekkingen met oud-studen ten te onderhouden en hare werkzaam heid te verbreeden door ze uit te strek ken ook tot de kringen van rijpere mannen en vrouwen, die alleen uit zuivere belangstelling in het vak hun ner studie, en niet door den dwang van een naderend examen, de weten schap willen beoefenen. Het ware dan ook te wenschen, dat ze niet te hooi en te gras werden ge geven, maar op gezette tijden, met wisselbeurten voor de verschillende vakken, nu eens aan deze, dan weer aan gene universiteit of hoogeschool, zoodat ze tot een blijvend, geordend en geregeld instituut werden. Misschien wil de afdeeling voor het Hooger-Onderwijs van den Onderwijsraad hare ge dachten eens over dit onderwerp laten gaan. Maar wat heeft dit te maken met de Academie voor internationaal recht te 's-Gravenhage? Ja de naam vacantiecursus is misschien wat schoolsch en verplaatst ons in eenvoudiger sferen dan die, waarin de beoefenaars van het inter nationaal recht zich gewoonlijk be wegen. Maar weet iemand een beteren naam voor het werk, dat de Haagsche Academie gaat ondernemen? Wij hadden geruitnen tijd niet van die academie gehoord. En niet zoo lang geleden nog mocht men betwijfelen of zij ooit nog van zicli zou laten spre ken. Hare geboorte viel in een tijd, toen het internationaal recht in blakende gunst stond. Bij staatslieden en geleerden die el kaar aantroffen op de Tweede Vredesconferentie, in 1907, rees de gedacht een Academie voor internatioaal recht te stichten. Zij zou een schakel vormen tusschen de Haagsche conferenties men dacht toen, dat op de twee reeds gehoudene nog een heele reeks zou volgen en het Permanente Hof van Arbitrage. Op de genoemde conferenties zouden de regelen van het internationaal recht worden vastgesteld; het Hof van Ar bitrage zou, voor zooverre zijne be perkte opdracht dit toeliet, met de toepassing van dat recht belast zijn. Aan de academie nu zou de taak ten deel vallen, die in art. 2 van hare sta tuten aldus is geformuleerd: een centrum te zijn van hoogere studie in het internationaal publiek- en privaat recht en in verwante wetenschappen, teneinde een grondig en onpartijdig onderzoek te bevorderen van vraag stukken, die samenhangen aan de internationale rechtsbetrekkingen." Hare werkzaamheid zou dan zoowel aan de codificatie van dat recht ten goede komen als aan de toepassing ervan. Het duurde tot 1910 voordat eenige Nederlandsche juristen, onder de be zielende leiding van wijlen Mr. Asser, het plan tot verwezenlijking brachten. Zij wisten den financieelen steun te verkrijgen van de Carnegie-schenking voor den internationalen vrede. In het begin van 1914 werd de Haagsche Academie voor internationaal recht in den vorm van een Nederlandsche stichting in het leven geroepen; in den zomer van dat jaar zou zij op plechtige wijze worden ingewijd. Toen brak de oorlog uit en maakte het internationaal recht tot een aanfluiting. Maar dezelfde oorlog, die geweld deed heerschcn in plaats van recht, heeft, juist daardoor, juist door zijn ruw blootleggen van de werkelijkheid, den ijver voor het naderen van het ideaal versterkt. Hij heeft bij millioenen menschen, wier gedachten vroe ger niet daarheen reikten, het besef gewekt, dat het ons aller plicht is ertoe mede te werken, den internati onalen wedijver te doen vervangen door internationale samenwerking en de onderlinge betrekkingen der volken naar recht en rede te doen regelen. Hij heeft ook beter inzicht doen ge boren worden in de middelen, waardoor men naar dat doel zou moeten streven. De stichting van den Volkenbond met al het onvolkomene, dat hem aankleeft, en al was hij dan in den aanvang alleen een Bond der over winnaars ? was óók een bewijs van het veldwinnen der vredesidee. En het uit dien Volkenbond voortgekomen Permanente Hof van Internationale Justitie al ontbreekt dan ook de bepaling, die alle mogendheden ver plicht hare geschillen aan zijne be slissing te onderwerpen beteekent toch een stap vooruit, vergeleken bij wat vroeger was bereikt. Tusschen Volkenbond en Permanent Hof van Internationale Justitie kon de Academie nu het verbindend lid uit maken, dat zij aanvankelijk bedoeld had te vormen tusschen de Vredesconferenties en het Permanente Hof van Arbitrage. Maar de politieke omstandigheden geboden aan hare bestuurders nog om zichtigheid. Ook door de keuze van de personen, aan wie zij de taak op droeg onderwijs in internationaal recht te geven, behoorde de Academie te toonen, dat zij boven de partijen stond. Eerst toen dit mogelijk was geworden, kon zij haar werk aanvangen. Zoo zal dan, op 14 Juli a.s., de officieele opening van de Academie ge schieden in het gebouw, waar zij haar zetel heeft: het Vredespaleis. Twee dagen later begint het onderwijs. De vacantie-cursussen: want het onderwijs aan de Academie wordt slechts in de zomermaanden gege ven, gedurende de groote vacantie der universiteiten; alleen reeds de omstan digheid dat de groote meerderheid van de docenten uit hoogleeraren be staat, heeft het noodzakelijk gemaakt, deze maanden te .kiezen. Blijkens het dezer dagen verschenen programma zullen er cursussen wor den gegeven of'voordrachten gehouden door niet minder dan dertig personen, die zich allen grooten naam hebben verworven in de beoefening van de theorie of de practijk van het inter nationaal recht. Uit alle landen: Franschen, Engelschen, Italianen en Belgen zijn er bij, maar ook Duitschers; en Oostenrijkers; er komen er uit Japan, uit de Vereen. Staten, uit Midden- en Zuid-Amerika, uit Zweden en Zwitserland. Ook twee Nederlanders vermeldt het programma: Mr. Loder, den voorzitter van het Permanente Hof van Intern. Justitie, en den Leidschen hoogleeraar van Eysinga. Het oorlogsrecht blijft voorloopig buiten behandeling, als thans nog minder geschikt voor een objectieve en onpartijdige behandeling, zooals de Academie zich ten doel stelt." De in den a.s. zomer te behandelen onder werpen behooren alle tot het gebied van het recht in vredestijd; prof. van Eysinga zal een cursus houden over Internationale rivieren en ka nalen", Mr. Loder een voordracht over Arbitrage en internationale jus titie." Alle voordrachten of cursussen wor den in het Fransch gegeven. Zij zijn gratis toegankelijk voor elk, die een verzoek om toelating heeft ingediend bij den Raad van Beheer der Academie (adres: Vredespaleis, 's-Gravenhage) en daarop een toestemmend antwoord heeft gekregen. Volgens art. 9 der Statuten kan deze toelating niet ge weigerd worden aan hen, die aan eenige universiteit den doctorsgraad hebben verworven, aan ambtenaren of oud-ambtenaren van den diplomatieken of consulairen dienst en aan offi cieren of oud-officieren der land- en zeemacht." Aan het genoemde adres kan men het programma der cursussen en voor drachten bekomen; zij worden gegeven in twee serieën, van 16 Juli?3 Au gustus en van 13 Augustus?l Septem ber. Bij wijze van uitzondering is dit jaar de duur van het onderwijs tot zes weken beperkt; men is voornemens dien in de volgende jaren te verlengen. De Academie stelt hare gehoorzalen natuurlijk open voor menschen van elke nationaliteit. Maar het is te ver wachten, dat vooral Nederlanders ge bruik zullen maken van de voor hen zoo gemakkelijk gemaakte gelegenheid om onderwerpen uit het internationaal recht te hooren behandelen door de daartoe het meest bevoegden. Wij sporen ook onze lezers gaarne daartoe aan. Wie nadere inlichtingen omtrent de cursussen en voordrachten wenscht te verkrijgen, wende zich tot den Raad van Beheer der Academie voor internationaal recht, 's-Graven hage. KERNRAMP DE INTERNATIONALE PUZZLE Begin Juni 1023. Het is een bijzonder gewichtige week, dit maal, misschien zelfs, dat eer deze regelen in druk verschijnen, reeds weder een verdere beslissende stap is gezet op het tournooiveld van de groote internationale kwestie. Mogelijk echter ook, dat de tweede Duitsche nota nog ettelijke dagen op zich zal laten wachten. Men komt er te Berlijn niet zoo spoedig mede klaar, en telkens doen zich nieuwe redenen tot uitstel voor. De voornaamste reden hiertoe ligt wel in de zwakheid van 't politieke gestel, waaronder het tegenwoordige Duitsche Rijk lijdt. De formatie van den staat is daar nu in wezen een andere, dan die welke wij in de gevestigde Westersche landen gewoon zijn. De ervaring leert wel hoe eene constitutie, op papier uitgewerkt, nog niet per se een staats orde vormt. De machtsverhoudingen moeten zich soms nog gedurende jaren vestigen. Het treffende, maar ook het minst geruststellende feit is de krachteloosheid van de regeeringsmacht daar te lande. Hoe weinig is er overge bleven van de natuurlijke autoriteit, welke het oude Rijk en Pruisen gekenmerkt hebben. Zij is schier in haar tegendeel verkeerd. In Enge land, in Frankrijk, in Belgiëkunnen onder handelingen door de regeering op hare eigen verantwoordelijkheid worden gevoerd. Zelfs in Frankrijk, het land waar nog het meest met een keurig parlement te rekenen valt, wordt op dit stuk de man aan het roer met rust ge laten. De Duitsche Rijkskanselier daarente gen schijnt niet te weten welk woord hij spre ken moet. Een eigen voorstel op eigen gezag te bepalen, en vervolgens daarvoor binnen lands respect te verlangen, schijnt niet te gaan. Toen de eerste nota een wansucces bleek, wist men te Berlijn ook wel de fouten der methode in eigen boezem aan te wijzen. Jan en Alleman hadden aan de redactie mee mogen werken. Het geheele kabinet, waarin ook al geen eenheid schuilt, de partijleiders, de partijclubs, de belangrijke sociaal-poli tieke organisatie's, de bankiers en zelfs enkele hoofdredactie's van dagbladen, hadden er aan gewerkt. Bovendien had men in verschillende plaatsen van Europa getracht, nog licht te krijgen. Wat was het resultaat? Een onhandig pitloos document, waarmede de regeering zelve ook al spoedig in de war zat. Men heeft dat toen niet ingezien, en het ware te wenschen geweest, dat voor den twee den stap een andere, krachtiger wijze van werken had kunnen worden toegepast. De waarheid is toch maar, dat alleen die démar ches waar een flinke persoonlijkheid, een vaste gedachte achter zitten, prestige afdwingen. Is het nu, dat de heer Cuno zelf de eigen schappen mist om op zoodanige wijze te werk te gaan? Of is de oogenblikkelijke verdecling van krachten in Duitschland zoo amorphe, zoo week, dat van arbeid ,,aus einem Gurz" geen sprake kan zijn? Beide oorzaken werken waarschijnlijk samen en de persoonlijkheid lUIIIIIIIIUIIIIIIIIIII lltllllllltttlllllllllllllltltlllllUUIIIIIUIIlllllUllllllllllllllllllltlllllllllllllllt ?! MYSTERIES VAN AZI II AVONTUREN Wij hebben onze vluchtelingen gevolgd, totdat zij na een scherpe ontmoeting met hun vijanden Mongoliëhadden bereikt, verder kon den zij meenen het gevaar van afdeelingen van hét roode leger te boven te. zijn. Meer deren hadden zich bij hen gevoegd, meestal Russische officieren, toen zij het grens gebied naderden en zij vormden een kleine karavaan van ruiters en voetgangers met hun pakdieren en hun Tataarsche of Kalmiiksche gidsen. Nu werd hun de toegang en voort gang plotseling verboden. Zij waren op het gebied van een stam, die zeer streng het gebod van den Boeddha onderhield om geen bloed te vergieten; waar invallen werden gevreesd van strijdlustige benden daar trok men eerder weg met have en vee dan men tegenstand bood. Ossendowski die all&n als leider hadden gekozen, wist echter wel een weg, zooals gewoonlijk, uit de moeilijkheden. Hij maakte zich door een kleine gift vrienden onder de groep die hun in den weg trad en liet hun zijn overwicht gevoelen door de manier waarop hij bij een hunner het bloeden wist te stuiten van de neus. Ta Lama !" riepen de eenvoudige menschen uit, groote priester", of dokter, want. een genezing was een bezwering. Hij hoorde dat de vrouw van den landsvorst leed aan een oogontsteking, kon hij die gene zen? ja, wel mogelijk, maar hij wilde ook we! met zijn troep omkeeren Neen, neen. hij zou bij den vorst worden gebracht. Die avond werd gezellig en kameraadschappelijk doorgebracht, menschen en honden stroomden samen in de groote tent en ook een priester voegde zich bij het gezelschap. Men was dadelijk ingeburgerd bij de goedgeaarde menschen. 's-Morgens werd de tocht ondernomen naar de woonplaats van den vorst. Zij lag aan de rivier in het dal tusschen een groep van tenten met gele en blauwe vlaggen, ieder omgeven door hun vee en hun paarden, want het is een eeuwig trekkend volk. Maar daar om niet minder op ceremonies gesteld. De vorst was een oud ingeschrompeld man met een klein zwak gezichtje; hij zat in zijn Chineesch, of liever Mongoolsch costuum met den spitser, hoed en de groote Chineesche bril voor een kolenvuur op den divan van zijn tent, die met ongelooflijk kostbaar zijden behang was bekleed. De ontvangst was zoo vriendelijk mogelijk, thee en gebak werd bediend door de prinses zelf, een schoonheid van den eersten rang. Het onderhoud was in stijl. Hoewel de vorst als Hoogepriester niet rookte, werden toch eerst alle plichtple gingen van het aanbieden van tabak en snuif vervuld; nadat die waren afgcloopen en de vorst zijn gast had ondervraagd over zijn plannen, en voor hem en zijn reisgezelschap vier tenten had verordend, zeide hij: Ik hoor dat de vreemde heer, een goed dokter is. Mijn vrouw heeft al twee maanden lang met haar oogen gesukkeld. Help haar." De prinses toonde hem wat haar scheelde. Het was een gevolg van den rook. De dokter liet zich zijn medicijnkist brengen en begon met een wasscbing. De Prinses drong aan, gij moet niet weg gaan eer gij mij hebt genezen. Wij zullen u schapen, melk en meel geven voor uw heele gezelschap. Ik moet nu zoo dikwijls tranen vergieten, omdat ik zulke mooie óogen had en mijn man me vertelde dat ze schitterden als sterren, en nu zien ze rood. Ik kan het niet uitstaan, ik kan niet." Zij stampte op den grond. Zult ge me beter maken, ja?" Ik zal mijn best doen," antwoordde de oogendokter. Om het verhaal niet lang te maken,de kara vaan bleef daar tien dagen, verzorgd door de vriendelijkheid van de vorstelijke familie. Na de tien dagen had de prinses haar vroolijkheid en al de bekoorlijkheid van haar schoonheid terug; zij kon den spiegel niet meer uit handen laten. De vrouwen, dacht Ossendowski, zijn overal dezelfden, aan de oevers van de Seine even goed als van de Buret Lei. Het was een liefelijke verpoozing daar in de vallei van den eeuwigen vrede. Vermoeide menschen en dieren kwamen tot rust, geschen ken vulden den slinkcnden voorraad aan; maar er was geen sprake van lang verblijven, op de grens was de toestand vlottend, c'ischen konden worden gesteld, hetzij door de bolsjewiki, het/ij door China. Veilig kon men zich alleen rekenen onder bescherming der Engelschen in het land van de Bramapoetra. Welk een afstand van maanden ! De meegegeven gids had de grootste be zwaren, na een paar dagen verklaarde hij den tocht over het gebergte onmogelijk; het was de denionen verzoeken die het land bewaakten. Op een avond bij het rusthouden vroeg hij Ossendowski met hem te gaan, en hij bracht hem aan den voet van een steilen berg en wees op de steenen die regelmatig waren opgestapeld en een soort van altaars met lange zijde lappen versierd. ,,Zie eens, heer, de lappen zijn in flarden. De demonen willen ons niet inlaten. Ze zijn boos. De twin tig laatste jaren heeft niemand hier durven doordringen; die het toch hebben geprobeerd zijn omgekomen. De geesten hebben hen bestookt niet sneeuwstormen en ijs." Hij smeekte: ,,Keer terug naar onzen prins." Alsof Ossendowski daarnaar zou luisteren ! hij kon toch niet in die grensstrook halt houden. Den volgenden morgen vroeg wekte hij de anderen om zoo spoedig mogelijk den weg over de bergen voort te zetten. Daar stelde zich de gids in den weg: Ik ben niet van plan met u den dood in de gaan." Toornig wilde de leider hem met zijn zweep dwingen, maar hij bedacht zich. Luister", zei hij, als ge de paarden doet omkeeren, krijgt ge een kogel in den rug, en in plaats van op den top van den berg om te komen, sterft ge hier aan zijn voet. En let nu goed op, want ik zal u zeggen wat gaat gebeuren; wanneer wij boven zijn zal de storm ophouden en onder zonneschijn zullen wij in de vallei afdalen en bij een stroom en een pijnbosch zullen wij knmpeeren." ,., Is de heer dan daar al geweest?" vroeg de gids die nog niet op zijn gemak was. Neen, maar van nacht heb ik het visioen van onzen gelukkigen overtocht gehad." De gids was gerustgesteld; nadat men de linie van de eeuwige sneeuw was gepasseerd, begon de lucht op te klaren, de profetie ver vulde zich ook bij het afdalen, maar tegelijker tijd bleek ook hoever de roode garde reeds in het land was genesteld. De lange, lange weg door de woestijn van Gobi moest worden aanvaard, het scheen de eenige toevlucht, al werden ook de perikelen en bezwaren hoe langer hoe meer gecompliceerd. Want om met de geheele bende geen opzien te maken moest dikwijls 's nachts worden getrokken. Ossendowski noemt het een marsen van geesten, met sneeuw bestoven als zij meestal waren. Dan kwam de tijd dat de paarden geen dienst meer konden doen en de beesten voor kameclen moesten worden geruild. Zoo was men wel gedwongen de karavanenwegen te kruisen en van de markten gebruik te maken. Een rustpunt maar nooit voor lang boden de groote lamakloosters. Vergeet niet," zeide de rijke Mongoolsche koopman die de kameelen had geleverd, het gewijde klooster van Narabanchi te bezoeken; het heilige hoofd, de Huntuktu, de vleeschgeworden Boeddha, zou het u euvel duiden, wanneer ge zijn heiligdom verwaarloosde." Die kloosters waren de middelpunten van het intellectueele of mystieke leven in het Aziatische binnenlnad. Ossendowski wist hoe hij zich daar moest presenteeren. Hij hoor de eerst zooveel mogelijk af van het gebrui kelijke ceremonieel en won daardoor een goede ontvangst; ook zal zijn naam als een man van buitengewone vermogens hem wel vooraf zijn gegaan. Er gaat in dien tijd een beweging door de Boeddhistische wereld: een redder wordt verwacht, Aziëzal herleven, en allerlei boden vertoonen zich van de aanstaande her leving. De Huntuktu van Narabanchi vereerde on zen zwerver een ring die hem voortaan den toegang opende tot alle Lama-kloosters. Maar daarom niet vrijwaarde tegen allerlei rampspoed. Want met de entree in Thibet barstten alle ongelukken los over het hoofd der redding zoekenden. Osssendowski uitgeput van ver moeienis en zorgen viel van zijn kameel eu had groote moeite zich uit een staat van verdooving op te werken; en toen hij begon te herstellen overviel zijn trocpje de groote teleurstelling dat zij op eenmaal niet verder konden. Reeds had men vermoedens dat afdeelingen gewapende bandieten, zooals er velen toen rondzwierven, hen volgden, als zij zich plot seling op de hoogvlakte van Tibet omringd en in de val zagen. Er was geen ontkomen mogelijk, het bevel klonk: Ieder voor zich. Dat was de dood voor allen. Maar een toeval bracht uitkomst. De aan voerder der bandieten was zwaar gewond en liet om hulp vragen. Geef dien duivel vergift, zeiden de kameraden; maar Ossen dowski was wijzer, hij hielp zoo goed hij kon en sprak toen tot de bandieten; , ik heb den aanvoerder mijn sterkste middel gegeven dat elf dagen en nachten noodig heeft om geheel te werken; maar de geesten willen niet dat in dien tusschentijd een schot wordt gelost." Zelf nam hij daarop alle patronen van zijn Mauser af en gebood de anderen zijn voorbeeld te volgen. Hij hypnotiseerde hen. Daarop na verdere instructies te hebben gegeven, beduidde hij zijn volgelingen dat hij hen elf dagen vrijen aftocht had verschaft. Hun tocht naar Tibet moesten zij opgeven. Zij zouden naar Mongoliëteruggaan. Daar vinden wij hen weer. W. G. C. BYVANCK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl