De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1923 9 juni pagina 2

9 juni 1923 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Juni '23. - No. 2398 'K fit. van den Rijkskanselier is ook al een uitvloei sel van den stand van zaken. Hoe is het immers thans weer gegaan. Sinds eenige weken worden naar alle kanten voel hoorns uitgestoken; de aarzelingen van het nieuwe Duitsche voorstel stralen in de dagelijksche communique's uit; de zwakheden worden daardoor te voren aan den tegenstan der bloot gegeven; en de grootste zwakheid, waarop die tegenstander wijzen kan, is wel dat er geen staatswil schijnt te zijn, waarop men vertrouwen kan, en die het woord dat ge sproken wordt ook in werkelijkheid vermag vol te houden, peen wonder dat daarom de roep om garantie's, garantie's" nog klemmen der klinkt. Een wel zeer opmerkelijk incident in de geboorte van het nieuwe Duitsche voorstel levert de strijd, zou men niet moeten zeggen: de tragische strijd, tusschen de industrieeleen de vakorganisaties. Er blijkt hier een tegen stelling tusschen twee deelen van het groote Duitsche lichaam, een in verschillende richting trekken van twee paarden in het span, waar door de Duitsche gemeenschap voortbewogen worden moet, die wel een sterke verwarring doen vreezen. Het Verbond der Industrieelen sloeg een zeer ongelukkig gevonden toon aan, toen het, als ware 't een macht buiten en boven den staat, den Rijkskanselier deed weten ,,op welke voorwaarden de Duitsche. industrie deel wil nemen in het opbrengen der garantie's voor de schadevergoedingsschuld van het Rijk." Zooals vroeger de kerk los van den staat in den staat heeft kunnen beschikken, zooals soms bevoorrechte familiën dit hebben gedaan en de regeering met hen moest con tracteeren, zooals in Amerika zich thans de trusts en groote maatschappijen bijwijlen doen gelden, scheen hier ook de regeling het bestaan te aanvaarden van een macht in den staat die niet ónder, maar nevens het staatsgezag handelt. De arbeidersverenigingen hebben daartoe aanstonds positie genomen, en op de hand having van juistere constitutioneele toe standen, op behoud van het al-omvattend regeeringsgezag aangedrongen. Zij zouden dit nog met meer overtuigende kracht hebben kunnen doen, wanneer niet in vorige gevallen met name bij pufsc/jgelegenheden, de regeering eveneens met de arbeidersorganisatie's had moeten pacteeren, en dus zich tegenover haar als partij hadden gesteld. De werkelijkheid schijnt wel te zijn, en dit is de indruk dien allen uit Duitschland meebrengen welke er rondzien, dat van een regeering met een regeeringsprestige in werke lijkheid te weinig sprake is. De Rijkskanselier is de monsieur parlant au public", maar eigen lijke beslissingen vermag hij niet te nemen zonder ruggespraak met wien al niet. leder die wel achter de schermen dit werken van zoo'n politiek Kongsi-spel heeft kunnen mee maken, waarbij de regeeringsman weinig anders blijft dan de arbitrageur, die aan de telefoon of den broadcaster" zit en tusschen de verschillende markten speculeert, krijgt daarvan een uiterst deprimeerenden indruk. Het Weensche parlement bijvoorbeeld, nog onder den tijd der oude monarchie, leed daar onder, en de heer Seipel zou met den heer Cuno menig wonderlijk staaltje kunnen op halen. Wat overigens de positie van den heer Cuno betreft, het is een andere ervaring welke ieder thans in Duitschland op kan doen, hoezeer de massa haar vertrouwen in zijn regeering verloren heeft. Feitelijk wordt zij nog slechts door de insiders vastgehouden, Teekening vuur ,,de Amsterdammer" van Geurde van Raemdonck VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS Vo erheen De Schoolmeester Thans (,,De jongelui van tegenwoordig zijn minder ontwikkeld dan die van een veertig jaar geleden; en ze leggen minder weetgierigheid aan den dag' Toch niet de schuld van den Schoolmeester Prof. j. Burnett). uit een wellicht niet eens verstandige taktiek; maar elk oogenblik kan de inzinking der outsiders, dat is onder de groote menigte, zóó worden dat er geen grond meer blijft om te staan. De regeering, onder welke de dollar is opgeloopen van 7000 tot 80,000 marken, in luttele weken tijds; de regeering die een verzetpolitiek heeft gevoerd, waarvan ieder een nu begrijpt dat zij gebaseerd was op speculatie, op hulp van 't buitenland of op afmatting van den tegenstander, welke geen van beide uitgekomen zijn; de regee ring die nu weder niet schijnt te weten, waarmede zij voor den dag komen moet, wordt ondermijnd door haar wansucces. Bovendien heeft er, men moge het willen erkennen of niet, onder den man in de straat in Duitschland in den allerlaatsten tijd een groote kentering van opinie plaats gehad. De geestdrift voor de politiek van verzet aan de Ruhr, is in verval. Met verbazing neemt men zelfs waar, hoe bijkans alle gematigde elementen niet alleen de noodzakelijkheid, maar zelfs de vanzelf sprekendheid schijnen te gaan voelen van aan de geallieerde eischen te voldoen. In werkliedenkringen en in gebieden,die wat verderaf liggen van 't koppige Berlijn, is dit opvallend. Ook onder groote lagen der burgerij. Daar heeft men oogen voor het feit dat de Duitsche armoede niet zóó sterk en noodlottig is, en mag worden voorgesteld, als nu wel pour Ie besoin de la canse wordt voorgesteld. In elk geval is er een groeiende overtuiging dat een der hoofdoorzaken van de economische ontwrichting, die speciaal op 't gebied der prij zen thans waarlijk geweldig is, ligt in de z.g. ,,armoedepolitiek", welke de kringen van de tegenwoordige regeering ten top hebben ge voerd. Daarom zijn de tegenwoordige dagen zoo uiterst gewichtig voor den verderen loop van zaken. Men heeft, den indruk, alsof inderdaad de wolken wat optrekken, alsof er licht aan breekt, 't Komt er thans slechts op aan dat de UTENIVIE i FOLMEI j Dan Haag ?:? Hupnsjurk SPBC lALITBITi orhuizingon onder Garantie Borgp/aaüen voor betrokken persoonlijkheden niet door blunders de nog nauwelijks merkbare betere stroomin gen bederven. Moge de Duitsche regeering er zich toe kunnen opwerken, met dragelijke en loyale voorstellen te komen. Men kan zeker zijn dat op zijn minst genomen geheel West-Duitschland daarmee krachtig mee zal gaan. En mogen de geallieerde staatslieden hunnerzijdsch juiste taktiek weten te vatten ! Een bijzondere rol schijnt in dit opzicht van twee kanten te kunnen worden vervuld: door den nieuwen Engelschen premier; en door de Belgische regeering. Laatstgenoemde heeft de hand geslagen aan de bevordering der positieve oplossing van het schadevergoedingsvraagstuk. Zonder in haar contact met Frankrijk te verminderen, men make zich hieromtrent weer geen misvattingen, wenscht zij de FranschBelgische positie aan te kunnen vullen door in staat te zijn een antwoord te geven, wanneer van Duitsche zijde de vraag wordt gedaan: ,,wat wilt ge dan?" Interessante studiën: Comment laire payer V Allemagne? Erreurs d'hier, sotutions de dernain...." zijn door Brusselsche deskundigen uitgewerkt, en deze week tot onderwerp gemaakt van de besprekingen met Poincaré. De geest, waarin dit alles wordt opgezet, gaat in de richting van wat tevens de sterke zijde is van den heer Baldwin, gewezen kanselier van de schatkist, en nu "Eerste Minister te Londen. Eveneens ontmoeten deze denkbeelden Mussolini. Waarschijnlijk ontwikkelt zich dus het program in den volgenden geest: betalingen door Duitschland toe te zeggen aan Frankrijk en aan België, in vastgestelde annuïteiten. Italiëen de kleinere geallieerden eene uitkecring, maar kwijtschelding van hun schuld aan Engeland. Geen Engelsche vordering op Duitschland, maar betaling van de Engelsche schuld, en ook van de Fransche, aan Ame rika door Duitschland. De groote geste zou hierin door het Engelsche gouvernement worden gedaan; er is dan ook veel kans dat Baldwin een verrassende geste voorbereidt. Als financieele garantie zou afstand van een aantal Duitsche staatsmonopolie's in aan merking komen; en een gecontroleerde Sanirung" van de Duitsche financiën. Als poli tieke garantie schijnt tevens aan toetreding van Duitschland tot den Volkenbond te worden gedacht, niet zoozeer als een daad ten genoegen van Duitschland, dan als eene voorwaarde, aan dit land te stellen. De in treding van Lord Robert Cecil en Lord Eustace Percy-in het Engelsche Kabinet zou hiermede kunnen samenhangen, evenals trouwens met een gcheele intensere volkenbondspolitiek van den Britschen kant; waar door de internationale rust versterkt worden zou. De Fransche militaire sanctie's zouden niet geheel worden opgeheven, maar vervormd. In dezen geheelen gedachtengang valt dus elk idee aan een internationale leening ten gunste van Duitschland weg. Het is als onpraktisch opgegeven. Men mag hopen, dat evenzeer als onpraktisch niet meer zal worden gerept over het internationaal scheidsgerecht, waarop men in Duitschland noggaarne terugkomt, en waaraan sommige Engelsche kringen hechten. Het zou kunnen zijn, dat hierin nog een moeilijke steen des aan stoots lag ! Men meent dan de bepaling van het totaal bedrag der schadevergoeding nog Je kunnen openlaten. Dit zou evenwel, tenzij men een procedure instelt die binnen enkele maanden afloopen kan, een nieuwe groote vergissing zijn, wat vóór alles is nu zekerheid noodig. Over het geheel gaan dus de omstandig heden misschien in ietwat meer positieve richting. Maar het is alles nog teer spul; en er blijft nog heel wat onhandigheid of misverstand mogelijk, om dergelijke ver wachtingen geheel teniet te doen. BRANDARIS. ASTRONOMISCHBfRAGMENTEN DOOR AËROBATES 8. DE AARDE STAAT STIL. DE AARDE STAAT NIET STIL. EEN POLEMIEK VAN 70 JAAR GELEDEN. Eenige jaren geleden zat een viertal jonge medici bijeen in de assistentenkamer van een van onze" groote ziekenhuizen. Drie van hen waren vrijgezel, de vierde was verloofd. Het gesprek liep over de petites misères de la vie", door een der vrijgezellen ruimschoots ondervonden onbenullige klachten, met hier en daar meer belangrijke brokjes levenstragiek, waarvan de opsomming niet op haar plaats zou zijn in een astronomisch fragment. De vrienden hadden aandachtig toegeluisterd en trokken meewarig en beamend aan hunne pijpen.... wat kon je d'r an doen, zoo was het leven nu eenmaal". Totdat ten slotte de verloofde behoedzaam meende te moeten op merken, ,,ja maar Piet, daar weet ik toch wel een middel op". Nee," zei de geplaagde, daar weet niemand een middel op". Luisterdan,"zei de verloofde, ',doe zooals ik en ga trouwen". Stilte ??vrij langdurige stilte. En toen sprak de ge plaagde deze, in het bewuste ziekenhuis nog altijd als gevleugeld betitelde woorden: trouwen ja, dat is misschien een middel, maar waarom nou ineens zoo'n paardenmiddel?" Ik was goed op weg deze gebeurtenis geheel te vergeten, toen ik een paar weken geleden in een van onze dagbladen een beschouwing vond over een in 1919 te München van de hand van een zekeren heer J.Schlaf verschenen boek met den veelzeggenden titel: De aarde niet de zon. Ik heb het werk zelf niet gelezen, maar ontleen aan de bedoelde persbeschouwing den volgenden gedachtengang van den schrij ver. De sterrenkundigen hebben opgemerkt dat wij van betrekkelijk weinig zonnevlekken de geboorte aanschouwen. De groote vlekken komen in 't zicht wanneer de aswenteling der zon ze gevoerd heeft naar wat wij den Oostrand der schijf noemen; van de kleine vlekken wonen wij wel eens de geboorte bij, maar deze heeft dan toch bijna altijd plaats in de Oostelijke helft. Het lijkt dus wel alsof deze verstoringen in de zonnegassen bij voorkeur ontstaan in van ons afgewende gebieden der zon; een bevredigende verklaring van dit verschijnsel is nog niet gegeven, maar vroeg of laat zal zich wel een middel aan de hand doen om er het geheim van te ontsluieren. De heer Schlaf doet er echter reeds nu een aan de hand: wij moeten onze overtuiging, dat de aarde zich om de zon beweegt, prijsgeven. Ziet, toen ik dit las, kwam opeens het gevleu gelde woord van den jongen medicus mij weer in de gedachte, en ofschoon ik uit de pers beschouwing van zijn boek het middel niet heb kunnen begrijpen, zou ik toch den heer Schlaf wel dadelijk hebben willen toeroepen: Ja, maar waarom nou ineens zoo'n paarden middel?" Waarom willen dergelijke wereld hervormers toch altijd dadelijk aan de fun damenten raken? Waarom zou een boom met wortel en tak moeten worden uitgeroeid omdat het niet dadelijk gelukken wilde het krullen van een blaadje te verklaren? En waarom juist nu, nu de overdreven populari seering van onze veranderde begrippen van ruimte en tijd" toch al zooveel verwarring dreigt te stichten? Het ging alles zoo goed. Bijna 70 jaar ge leden was de laatste wanklank vernomen. maar.... l'histoire se répète. Ik heb de oude brochures weer eens voor den dag gehaald; men schreef toen 1853, betoogde heel ernstig met vele godsdienstige uitweidingen en pole miseerde in een anderen toon dan tegenwoor dig. Wat men zeide heeft eigenlijk geen his torische waarde meer, maar wij kunnen de boekjes nog als curiosa blijven waardeeren. Het stof werd hier te lande opgejaagd door den oud-conrector M. J. van Oven, die bij den uitgever N. de Zwaan te Utrecht een vertaling liet drukken van een lezing die een Duitsch natuurkunde-leeraar dr. C. Schöpffer te Berlijn had gehouden. De brochure droeg dezen titel: De Aarde staat stil; bewijzen dat de Aarde zich noch om hare as, noch om de zon beweegt". Haast merkwaardiger dan deze titel is het feit dat het werkje een tweeden druk heeft mogen beleven en dus blijkbaar lezers heeft kunnen vinden. In hetzelfde jaar verschenen er, onderschei denlijk bij F, Gunst te Amsterdam en bij N. de Zwaan te Utrecht, twee brochures, waarin tegen de beweringen en z. g. bewijzen van dr. Schöpffer stelling werd genomen. De eerste daarvan was van de hand van dr. L. H. Verweij, practiseerend geneesheer, enz. (sic!)'te 's Gravenhage en heette: De Aarde staat niet stil, Betoog dat de Aarde zich beweegt". De tweede was getiteld: De Aarde staat niet stil, Duitsche onzin in het Hollandsch wederlegd door Josua" (pseudo niem voor dr. P. J. Hollman). De inhoud van het laatstgenoemde werkje is een voor dien tijd correcte wetenschappelijke weerleg ging van het betoog van dr. Schöpffer en zijn curiositeit schuilt in hoofdzaak in den toon, die zich reeds in de, blijkbaar venijnig uit te spreken, woorden Duitsche onzin" openbaren gaat. Op den titel volgen niet min der dan drie motto's: 1. Gij wilt welsprekend zijn, wanneer ge op een catheder 't Gezond verstand den krijg verklaart, Mijnheer Verhandelingensmeder Ik wilde integendeel, dat gij ivelz waart. P. G. WlTSEN EYSBEEK. 2. O! wie viel neue Feinde der Wahrheit; Mir blutet die Seele. SCHILLER. 3. Mais il est aveugle ! CORNEILLE. De eerste bladzijde heeft het dan al dade lijk medelijdend over de goede dr. Schöpffer" en in de volgende bladzijden groeit het ge voel van schamper medelijden aan tot nauw bedwongen drift. In de schoonste overeenstemming met de wet der afplatting is de theorie van den slinger, welke dr. Schöpffer toont in het geheel niet begrepen te hebben. ,,Om dit aan te toonen en tevens onzen Doctor zóó neer te slaan dat hem het opstaan wel voor altijd zal zijn belet, moeten wij de zaak iets hooger ophalen...." Maar als de booze bui is overgedreven, komt de schamperheid weer om den hoek kijken en hooren wij om trent den Duitschen onzin-schrijver, die beweerd had dat de Aarde niet gelijktijdig een aswenteling en een omloop om de zon kan hebben, de onderstelling wagen dat hij misschien ook al te zeer voor het stilstaan is, dan dat hij zich met billardspel zou willen afgeven. Zoo niet, hij trede het eerste koffijhuis het beste binnen en sla eens naauw,,keurig den gang der billardballen gade...." Als wij verder bladeren ziet ons oog cursief gedrukte woorden als: onkunde, vermetelheid, geen besef, ongerijmd, verre van eerlijk, hoe dommer hoe driester.... allemaal teekenen dat de Duitscher er ongemakkelijk van langs krijgt. En terecht: zelden zal men van een leeraar zulke verwarde en verwarrende be grippen te hooren krijgen. Dr. Schöpffer verklaart de afplatting der aarde als een effect van temperatuur; de warmte der keerkringslanden heeft de nabij den aequator gelegen oorden zich voortdurend doen uit zetten, de koude der polen heeft een aanhou dende inkrimping der poolgewesten veroor zaakt. De aarde kan niet naar liet Oosten draaien, want dan zou de lucht naar het Westen moeten draaien. Een slinger draait net zoo lang ten opzichte van de Noord-Zuid lijn totdat hij zuiver Oost-West slingert. Daar wij dezen eindstand niet waarnemen (de slin ger blijft door draaien) kan het verschijnsel dus niet door de aswenteling der aarde ont staan. Een stofdeeltje blijft tegen een glad den muur hangen onder den invloed van de loodrecht op den muur gerichte zwaarte kracht. Een hemellichaam dat met een ver bazende snelheid door de wereldruimte vliegt kan geen dampkring hebben als de aarde en kan niet op de aarde gelijken, want losse stof fen op zijn oppervlak zouden door de aan trekkingskracht der aarde aangetrokken en op haar nedergerukt" worden. De sterren zijn in werkelijkheid even nietig als wij. ze met het bloote oog aanschouwen. Dr. Schöpffer eindigt met te zeggen dat hij zeer goed begrijpt op welke wijze men tot de tegenwoordige sterrenkundige voorstel lingen is gekomen. Luistert slechts- ,,de Schepper der wereld moest de sterren op ,,eenen aanzienlijken afstand plaatsen, opdat , .zij gelijktijdig zeer groote gedeelten van den aardbol konden verlichten. De mensch be,,rekende de afstanden der voor ons belang,,rijkste (??) sterren, berekende naar deze afstanden en de, in dit geval verkeerd toe,,gepaste, wetten der verkleining de. grootte dier sterren, stond verbaasd over die grootte, moest thans de tallooze vaste sterren voor even zoovele zonnen houden en onze aarde als een nietig gedeelte van dit heelal be,,schouwen. Toen moest het hem natuurlijk ongerijmd voorkomen dat die geweldig groote, tallooze werelden om de aarde rondloopen, dus blijkbaar om der aarde wil aanwezig zouden zijn. Bijgevolg kwam hij op het denkbeeld dat de aarde het zich wente,,lende en om de zon Joopende lichaam is, en bouwde verder en verder op dit dcnkbeeld voort, terwijl hij juiste berekeningen met op inbeelding berustende hersenschim,,men verbond". Zooals gezegd, de oud-conrector van Oven vond de beschouwingen van den Duitschen leeraar belangrijk genoeg om ze in een Nederlandsche brochure te verspreiden en het pu bliek uitte zijn waardeering of nieuwsgierig heid door het tot een tweeden druk te laten komen. Laten wij thans zien welke argumenten dr. Verweij te 's Gravenhage, die onder een bescheiden enz." verbergt wat hij, behalve practiseerend geneesheer nog meer in de wereld beteekent, gemeend heeft den Duit schen hervormer te kunnen tegenvoeren. Zijn brochure is nog veel vreemder dan die van Schöpffer en moet nog een veel grootere verwarring gesticht hebben. De voorrede zegt ons waarom de schrijver naar de pen gegrepen heeft. Millioenen" zoo staat er- beschouwen thans met mij den sterrenhemel met diepen eerbied, en putten er hoop en .vertrouwen uit voor het tegenwoordige en ,het toekomende: geloof aan een Bestuurder ,van ons lot. Maar als die sterrenhemel niets ,meer is dan een verzameling van gloeiende ,meteoorsteenen, wier glinstering door onze ,vuurwerken wordt ge-evenaard, en wier ,dienst door onze straatlantaarns wordt over troffen, dan is hij nauwelijks waardig er ,onze oogen naar op te slaan, en er komt wel,licht een tijd, waarin men het voor den ,mensch gepast zal oordeelcn zijn aangezicht ,naar het middelpunt des heelals te richten, ,en over de aarde te kruipen". Na een dichterlijke ontboezeming over het overal aanwezig zijn van beweging" (o. a. in de tallooze vogelen, die de lucht door klieven of zweven op het zachte windje dat langs de bladeren ruischt, dat takken en halmen en bloemen buigt en wiegt....) gaat dr. Verweij over tot het vermelden van eenige waargenomen (?) feiten, die onmogelijk kun nen worden verklaard wanneer de aarde het eeuwige en onveranderlijke middelpunt des heelals is". Tot onze groote ontzetting ver nemen wij dan in de 1ste plaats dat de aarde zich gestadig van de zon verwijdert. Het is geen kleinigheid, die wij hier te hooren krij gen. De omvang van de aarde neemt af, de schaduw der aarde op de verduisterde maan wordt gestadig grooter, de warmte der aarde vermindert, want 400 jaar geleden bloeide de wijnstok in Mei en nu in Juli enz. enz. dit alles doordat de aarde zich van de zon verwijdert. Een gevolg daarvan is ook dat de aarde langzamer gaat wentelen, dat dus elke dag langer is dan zijn voorganger. Dit blijkt o.a. hieruit dat de draagtijd der hon den ( ! !) ten tijde van Aristoteles 72 dagen bedroeg en in het midden der 19de eeuw slechts 60. Ook bliikt het uit het toenemen der sombere en nevelachtige dagen. Dit is zóó onheilspellend, zegt dr. Verweij, dat de ouden van dagen eenstemmig getuigen dat het getal der sombere, nevelachtige en gure dagen tijdens hun leven is toegenomen. De aarde schijnt met hare verwijdering van de zon steeds dieper in het gebied der sterren te dringen, zoodat met iedere 2600 mijlen toenadering ne ster meer voor ons zichtbaar wordt of 4 sterren in het jaar meer door ons worden waargenomen. De aarde snelt van de zon weg naar het gebied der vaste sterren, waarin zij eenmaal met het schitterende schijnsel eener vaste ster zal blinken". Nog sterker: het geheele gebied der sterren schijnt door een machtige wereldimpulsie" van het koude Zuiden naar het warme Noorden des heelals te worden ge dreven. Voorwaar, deze schrijver maakt het nog bonter dan de man wiens denkbeelden hij bestrijden wil. En als hij eindelijk zijn ver handeling gaat besluiten met zijn lezers de vraag voor te leggen Welke is uw keus? Het scheppingsverhaal van Mozes of het huis des Vaders, waarin vele woningen zijn?" dan laat hij daaraan voorafgaan een verhevene, vernuftige en zinrijke voorstelling van het scheppingswerk, zooals die uit de nieuwste denkbeelden en waarnemingen voortvloeit" een beschouwing waarin hij dusdanig on hol slaat dat mijn pen weigert ze hier over te brieven. In een volgend fragment zal ik mededeelen welke de langzamerhand klassiek geworden bewijzen voor de aswenteling der aarde zijn en waarom de/e pas gegeven konden worden 3 tot 4 eeuwen na den dood van Copernicus. Op n punt uit het betoog van dr. Schöpffer wil ik echter reeds nu de aandacht vestigen. Het heeft in de Middeleeuwen, en ook nog daarna,zelfs scherpzinnigen denkers degrootste moeite gekost zich te ontworstelen aan het denkbeeld dat de dampkring der aarde slechts een deel was van een alle hemellichten om gevende wereld-atmosfeer. Een beweging der aarde kon men /ich dan ook alleen denken in maar niet niet de lucht. Het, naar ik ineen het eerst door Regiomontanus geopperde, bezwaar, dat, wan neer de aarde zich bewegen zou, de vogels hunne nesten niet meer terug zouden kunnen vinden, omdat deze tijdens hun uitstapje in het luchtruim, honderden kilometers ver plaatst waren, heeft hoe vreemd het ons ook moge toeschijnen langen tijd remmend op den voortgang van onze wetenschap ge werkt. De goede dr. Schöpffer" niet zijn eeuwigen Westenwind was er in 1805 nóg niet heelemaal over heen ! 12 cent 12 cent

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl