Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Juni '23. - No. 2398
'K
fit.
van den Rijkskanselier is ook al een uitvloei
sel van den stand van zaken.
Hoe is het immers thans weer gegaan. Sinds
eenige weken worden naar alle kanten voel
hoorns uitgestoken; de aarzelingen van het
nieuwe Duitsche voorstel stralen in de
dagelijksche communique's uit; de zwakheden
worden daardoor te voren aan den tegenstan
der bloot gegeven; en de grootste zwakheid,
waarop die tegenstander wijzen kan, is wel dat
er geen staatswil schijnt te zijn, waarop men
vertrouwen kan, en die het woord dat ge
sproken wordt ook in werkelijkheid vermag
vol te houden, peen wonder dat daarom de
roep om garantie's, garantie's" nog klemmen
der klinkt.
Een wel zeer opmerkelijk incident in de
geboorte van het nieuwe Duitsche voorstel
levert de strijd, zou men niet moeten zeggen:
de tragische strijd, tusschen de
industrieeleen de vakorganisaties. Er blijkt hier een tegen
stelling tusschen twee deelen van het groote
Duitsche lichaam, een in verschillende richting
trekken van twee paarden in het span, waar
door de Duitsche gemeenschap voortbewogen
worden moet, die wel een sterke verwarring
doen vreezen.
Het Verbond der Industrieelen sloeg een
zeer ongelukkig gevonden toon aan, toen het,
als ware 't een macht buiten en boven den
staat, den Rijkskanselier deed weten ,,op
welke voorwaarden de Duitsche. industrie
deel wil nemen in het opbrengen der garantie's
voor de schadevergoedingsschuld van het
Rijk." Zooals vroeger de kerk los van den
staat in den staat heeft kunnen beschikken,
zooals soms bevoorrechte familiën dit hebben
gedaan en de regeering met hen moest con
tracteeren, zooals in Amerika zich thans de
trusts en groote maatschappijen bijwijlen
doen gelden, scheen hier ook de regeling het
bestaan te aanvaarden van een macht in
den staat die niet ónder, maar nevens het
staatsgezag handelt.
De arbeidersverenigingen hebben daartoe
aanstonds positie genomen, en op de hand
having van juistere constitutioneele toe
standen, op behoud van het al-omvattend
regeeringsgezag aangedrongen. Zij zouden dit
nog met meer overtuigende kracht hebben
kunnen doen, wanneer niet in vorige gevallen
met name bij pufsc/jgelegenheden, de regeering
eveneens met de arbeidersorganisatie's had
moeten pacteeren, en dus zich tegenover haar
als partij hadden gesteld.
De werkelijkheid schijnt wel te zijn, en
dit is de indruk dien allen uit Duitschland
meebrengen welke er rondzien, dat van een
regeering met een regeeringsprestige in werke
lijkheid te weinig sprake is. De Rijkskanselier
is de monsieur parlant au public", maar eigen
lijke beslissingen vermag hij niet te nemen
zonder ruggespraak met wien al niet. leder
die wel achter de schermen dit werken van
zoo'n politiek Kongsi-spel heeft kunnen mee
maken, waarbij de regeeringsman weinig
anders blijft dan de arbitrageur, die aan de
telefoon of den broadcaster" zit en tusschen
de verschillende markten speculeert, krijgt
daarvan een uiterst deprimeerenden indruk.
Het Weensche parlement bijvoorbeeld, nog
onder den tijd der oude monarchie, leed daar
onder, en de heer Seipel zou met den heer
Cuno menig wonderlijk staaltje kunnen op
halen.
Wat overigens de positie van den heer
Cuno betreft, het is een andere ervaring
welke ieder thans in Duitschland op kan doen,
hoezeer de massa haar vertrouwen in zijn
regeering verloren heeft. Feitelijk wordt zij
nog slechts door de insiders vastgehouden,
Teekening vuur ,,de Amsterdammer" van Geurde van Raemdonck
VRAAGT BEKNOPT PROSPECTUS
Vo erheen
De Schoolmeester
Thans
(,,De jongelui van tegenwoordig zijn minder ontwikkeld dan die van een veertig jaar geleden; en ze leggen minder weetgierigheid aan den dag'
Toch niet de schuld van den Schoolmeester Prof. j. Burnett).
uit een wellicht niet eens verstandige taktiek;
maar elk oogenblik kan de inzinking der
outsiders, dat is onder de groote menigte, zóó
worden dat er geen grond meer blijft om te
staan. De regeering, onder welke de dollar is
opgeloopen van 7000 tot 80,000 marken,
in luttele weken tijds; de regeering die een
verzetpolitiek heeft gevoerd, waarvan ieder
een nu begrijpt dat zij gebaseerd was op
speculatie, op hulp van 't buitenland of op
afmatting van den tegenstander, welke
geen van beide uitgekomen zijn; de regee
ring die nu weder niet schijnt te weten,
waarmede zij voor den dag komen moet,
wordt ondermijnd door haar wansucces.
Bovendien heeft er, men moge het willen
erkennen of niet, onder den man in de straat
in Duitschland in den allerlaatsten tijd een
groote kentering van opinie plaats gehad.
De geestdrift voor de politiek van verzet
aan de Ruhr, is in verval.
Met verbazing neemt men zelfs waar, hoe
bijkans alle gematigde elementen niet alleen
de noodzakelijkheid, maar zelfs de vanzelf
sprekendheid schijnen te gaan voelen van aan
de geallieerde eischen te voldoen. In
werkliedenkringen en in gebieden,die wat verderaf
liggen van 't koppige Berlijn, is dit opvallend.
Ook onder groote lagen der burgerij. Daar
heeft men oogen voor het feit dat de Duitsche
armoede niet zóó sterk en noodlottig is, en
mag worden voorgesteld, als nu wel
pour Ie besoin de la canse wordt voorgesteld.
In elk geval is er een groeiende overtuiging
dat een der hoofdoorzaken van de economische
ontwrichting, die speciaal op 't gebied der prij
zen thans waarlijk geweldig is, ligt in de z.g.
,,armoedepolitiek", welke de kringen van de
tegenwoordige regeering ten top hebben ge
voerd.
Daarom zijn de tegenwoordige dagen zoo
uiterst gewichtig voor den verderen loop van
zaken. Men heeft, den indruk, alsof inderdaad
de wolken wat optrekken, alsof er licht aan
breekt, 't Komt er thans slechts op aan dat de
UTENIVIE i FOLMEI
j Dan Haag ?:? Hupnsjurk
SPBC lALITBITi
orhuizingon onder Garantie
Borgp/aaüen voor
betrokken persoonlijkheden niet door blunders
de nog nauwelijks merkbare betere stroomin
gen bederven. Moge de Duitsche regeering
er zich toe kunnen opwerken, met dragelijke
en loyale voorstellen te komen. Men kan
zeker zijn dat op zijn minst genomen geheel
West-Duitschland daarmee krachtig mee zal
gaan.
En mogen de geallieerde staatslieden
hunnerzijdsch juiste taktiek weten te vatten !
Een bijzondere rol schijnt in dit opzicht
van twee kanten te kunnen worden vervuld:
door den nieuwen Engelschen premier; en door
de Belgische regeering.
Laatstgenoemde heeft de hand geslagen aan
de bevordering der positieve oplossing van
het schadevergoedingsvraagstuk. Zonder in
haar contact met Frankrijk te verminderen,
men make zich hieromtrent weer geen
misvattingen, wenscht zij de
FranschBelgische positie aan te kunnen vullen door
in staat te zijn een antwoord te geven,
wanneer van Duitsche zijde de vraag wordt
gedaan: ,,wat wilt ge dan?" Interessante
studiën: Comment laire payer V Allemagne?
Erreurs d'hier, sotutions de dernain...."
zijn door Brusselsche deskundigen uitgewerkt,
en deze week tot onderwerp gemaakt van de
besprekingen met Poincaré. De geest, waarin
dit alles wordt opgezet, gaat in de richting
van wat tevens de sterke zijde is van den
heer Baldwin, gewezen kanselier van de
schatkist, en nu "Eerste Minister te Londen.
Eveneens ontmoeten deze denkbeelden
Mussolini.
Waarschijnlijk ontwikkelt zich dus het
program in den volgenden geest: betalingen
door Duitschland toe te zeggen aan Frankrijk
en aan België, in vastgestelde annuïteiten.
Italiëen de kleinere geallieerden eene
uitkecring, maar kwijtschelding van hun schuld
aan Engeland. Geen Engelsche vordering op
Duitschland, maar betaling van de Engelsche
schuld, en ook van de Fransche, aan Ame
rika door Duitschland.
De groote geste zou hierin door het Engelsche
gouvernement worden gedaan; er is dan ook
veel kans dat Baldwin een verrassende geste
voorbereidt.
Als financieele garantie zou afstand van
een aantal Duitsche staatsmonopolie's in aan
merking komen; en een gecontroleerde
Sanirung" van de Duitsche financiën. Als poli
tieke garantie schijnt tevens aan toetreding
van Duitschland tot den Volkenbond te
worden gedacht, niet zoozeer als een daad
ten genoegen van Duitschland, dan als eene
voorwaarde, aan dit land te stellen. De in
treding van Lord Robert Cecil en Lord
Eustace Percy-in het Engelsche Kabinet zou
hiermede kunnen samenhangen, evenals
trouwens met een gcheele intensere
volkenbondspolitiek van den Britschen kant; waar
door de internationale rust versterkt worden
zou.
De Fransche militaire sanctie's zouden niet
geheel worden opgeheven, maar vervormd.
In dezen geheelen gedachtengang valt
dus elk idee aan een internationale leening
ten gunste van Duitschland weg. Het is als
onpraktisch opgegeven. Men mag hopen,
dat evenzeer als onpraktisch niet meer zal
worden gerept over het internationaal
scheidsgerecht, waarop men in Duitschland noggaarne
terugkomt, en waaraan sommige Engelsche
kringen hechten. Het zou kunnen zijn,
dat hierin nog een moeilijke steen des aan
stoots lag !
Men meent dan de bepaling van het totaal
bedrag der schadevergoeding nog Je kunnen
openlaten. Dit zou evenwel, tenzij men een
procedure instelt die binnen enkele maanden
afloopen kan, een nieuwe groote vergissing
zijn, wat vóór alles is nu zekerheid noodig.
Over het geheel gaan dus de omstandig
heden misschien in ietwat meer positieve
richting. Maar het is alles nog teer spul;
en er blijft nog heel wat onhandigheid of
misverstand mogelijk, om dergelijke ver
wachtingen geheel teniet te doen.
BRANDARIS.
ASTRONOMISCHBfRAGMENTEN
DOOR AËROBATES
8. DE AARDE STAAT STIL.
DE AARDE STAAT NIET STIL.
EEN POLEMIEK VAN 70 JAAR GELEDEN.
Eenige jaren geleden zat een viertal jonge
medici bijeen in de assistentenkamer van een
van onze" groote ziekenhuizen. Drie van hen
waren vrijgezel, de vierde was verloofd. Het
gesprek liep over de petites misères de la
vie", door een der vrijgezellen ruimschoots
ondervonden onbenullige klachten, met
hier en daar meer belangrijke brokjes
levenstragiek, waarvan de opsomming niet op haar
plaats zou zijn in een astronomisch fragment.
De vrienden hadden aandachtig toegeluisterd
en trokken meewarig en beamend aan hunne
pijpen.... wat kon je d'r an doen, zoo was
het leven nu eenmaal". Totdat ten slotte de
verloofde behoedzaam meende te moeten op
merken, ,,ja maar Piet, daar weet ik toch wel
een middel op".
Nee," zei de geplaagde, daar weet niemand
een middel op". Luisterdan,"zei de verloofde,
',doe zooals ik en ga trouwen". Stilte ??vrij
langdurige stilte. En toen sprak de ge
plaagde deze, in het bewuste ziekenhuis nog
altijd als gevleugeld betitelde woorden:
trouwen ja, dat is misschien een middel,
maar waarom nou ineens zoo'n paardenmiddel?"
Ik was goed op weg deze gebeurtenis geheel
te vergeten, toen ik een paar weken geleden in
een van onze dagbladen een beschouwing vond
over een in 1919 te München van de hand van
een zekeren heer J.Schlaf verschenen boek met
den veelzeggenden titel: De aarde niet de
zon. Ik heb het werk zelf niet gelezen, maar
ontleen aan de bedoelde persbeschouwing
den volgenden gedachtengang van den schrij
ver. De sterrenkundigen hebben opgemerkt
dat wij van betrekkelijk weinig zonnevlekken
de geboorte aanschouwen. De groote vlekken
komen in 't zicht wanneer de aswenteling
der zon ze gevoerd heeft naar wat wij den
Oostrand der schijf noemen; van de kleine
vlekken wonen wij wel eens de geboorte bij,
maar deze heeft dan toch bijna altijd plaats in
de Oostelijke helft. Het lijkt dus wel alsof deze
verstoringen in de zonnegassen bij voorkeur
ontstaan in van ons afgewende gebieden der
zon; een bevredigende verklaring van dit
verschijnsel is nog niet gegeven, maar vroeg
of laat zal zich wel een middel aan de hand
doen om er het geheim van te ontsluieren. De
heer Schlaf doet er echter reeds nu een aan de
hand: wij moeten onze overtuiging, dat de
aarde zich om de zon beweegt, prijsgeven.
Ziet, toen ik dit las, kwam opeens het gevleu
gelde woord van den jongen medicus mij weer
in de gedachte, en ofschoon ik uit de pers
beschouwing van zijn boek het middel niet
heb kunnen begrijpen, zou ik toch den heer
Schlaf wel dadelijk hebben willen toeroepen:
Ja, maar waarom nou ineens zoo'n paarden
middel?" Waarom willen dergelijke wereld
hervormers toch altijd dadelijk aan de fun
damenten raken? Waarom zou een boom met
wortel en tak moeten worden uitgeroeid
omdat het niet dadelijk gelukken wilde het
krullen van een blaadje te verklaren? En
waarom juist nu, nu de overdreven populari
seering van onze veranderde begrippen van
ruimte en tijd" toch al zooveel verwarring
dreigt te stichten?
Het ging alles zoo goed. Bijna 70 jaar ge
leden was de laatste wanklank vernomen.
maar.... l'histoire se répète. Ik heb de oude
brochures weer eens voor den dag gehaald;
men schreef toen 1853, betoogde heel ernstig
met vele godsdienstige uitweidingen en pole
miseerde in een anderen toon dan tegenwoor
dig. Wat men zeide heeft eigenlijk geen his
torische waarde meer, maar wij kunnen de
boekjes nog als curiosa blijven waardeeren.
Het stof werd hier te lande opgejaagd
door den oud-conrector M. J. van Oven, die
bij den uitgever N. de Zwaan te Utrecht een
vertaling liet drukken van een lezing die een
Duitsch natuurkunde-leeraar dr. C. Schöpffer
te Berlijn had gehouden. De brochure droeg
dezen titel: De Aarde staat stil; bewijzen
dat de Aarde zich noch om hare as, noch om
de zon beweegt". Haast merkwaardiger dan
deze titel is het feit dat het werkje een tweeden
druk heeft mogen beleven en dus blijkbaar
lezers heeft kunnen vinden.
In hetzelfde jaar verschenen er, onderschei
denlijk bij F, Gunst te Amsterdam en bij
N. de Zwaan te Utrecht, twee brochures,
waarin tegen de beweringen en z. g. bewijzen
van dr. Schöpffer stelling werd genomen.
De eerste daarvan was van de hand van
dr. L. H. Verweij, practiseerend geneesheer,
enz. (sic!)'te 's Gravenhage en heette: De
Aarde staat niet stil, Betoog dat de Aarde
zich beweegt". De tweede was getiteld: De
Aarde staat niet stil, Duitsche onzin in het
Hollandsch wederlegd door Josua" (pseudo
niem voor dr. P. J. Hollman). De inhoud van
het laatstgenoemde werkje is een voor dien
tijd correcte wetenschappelijke weerleg
ging van het betoog van dr. Schöpffer en
zijn curiositeit schuilt in hoofdzaak in den
toon, die zich reeds in de, blijkbaar venijnig
uit te spreken, woorden Duitsche onzin"
openbaren gaat. Op den titel volgen niet min
der dan drie motto's:
1. Gij wilt welsprekend zijn, wanneer ge op
een catheder
't Gezond verstand den krijg verklaart,
Mijnheer Verhandelingensmeder
Ik wilde integendeel, dat gij ivelz
waart.
P. G. WlTSEN EYSBEEK.
2. O! wie viel neue Feinde der Wahrheit;
Mir blutet die Seele.
SCHILLER.
3. Mais il est aveugle !
CORNEILLE.
De eerste bladzijde heeft het dan al dade
lijk medelijdend over de goede dr. Schöpffer"
en in de volgende bladzijden groeit het ge
voel van schamper medelijden aan tot nauw
bedwongen drift. In de schoonste
overeenstemming met de wet der afplatting is de
theorie van den slinger, welke dr. Schöpffer
toont in het geheel niet begrepen te hebben.
,,Om dit aan te toonen en tevens onzen Doctor
zóó neer te slaan dat hem het opstaan wel
voor altijd zal zijn belet, moeten wij de zaak
iets hooger ophalen...." Maar als de booze
bui is overgedreven, komt de schamperheid
weer om den hoek kijken en hooren wij om
trent den Duitschen onzin-schrijver, die
beweerd had dat de Aarde niet gelijktijdig
een aswenteling en een omloop om de zon
kan hebben, de onderstelling wagen dat hij
misschien ook al te zeer voor het stilstaan
is, dan dat hij zich met billardspel zou willen
afgeven. Zoo niet, hij trede het eerste
koffijhuis het beste binnen en sla eens
naauw,,keurig den gang der billardballen gade...."
Als wij verder bladeren ziet ons oog cursief
gedrukte woorden als: onkunde, vermetelheid,
geen besef, ongerijmd, verre van eerlijk, hoe
dommer hoe driester.... allemaal teekenen
dat de Duitscher er ongemakkelijk van langs
krijgt. En terecht: zelden zal men van een
leeraar zulke verwarde en verwarrende be
grippen te hooren krijgen. Dr. Schöpffer
verklaart de afplatting der aarde als een
effect van temperatuur; de warmte der
keerkringslanden heeft de nabij den aequator
gelegen oorden zich voortdurend doen uit
zetten, de koude der polen heeft een aanhou
dende inkrimping der poolgewesten veroor
zaakt. De aarde kan niet naar liet Oosten
draaien, want dan zou de lucht naar het
Westen moeten draaien. Een slinger draait
net zoo lang ten opzichte van de Noord-Zuid
lijn totdat hij zuiver Oost-West slingert. Daar
wij dezen eindstand niet waarnemen (de slin
ger blijft door draaien) kan het verschijnsel
dus niet door de aswenteling der aarde ont
staan. Een stofdeeltje blijft tegen een glad
den muur hangen onder den invloed van de
loodrecht op den muur gerichte zwaarte
kracht. Een hemellichaam dat met een ver
bazende snelheid door de wereldruimte vliegt
kan geen dampkring hebben als de aarde en
kan niet op de aarde gelijken, want losse stof
fen op zijn oppervlak zouden door de aan
trekkingskracht der aarde aangetrokken en
op haar nedergerukt" worden. De sterren
zijn in werkelijkheid even nietig als wij. ze
met het bloote oog aanschouwen.
Dr. Schöpffer eindigt met te zeggen dat
hij zeer goed begrijpt op welke wijze men tot
de tegenwoordige sterrenkundige voorstel
lingen is gekomen. Luistert slechts- ,,de
Schepper der wereld moest de sterren op
,,eenen aanzienlijken afstand plaatsen, opdat
, .zij gelijktijdig zeer groote gedeelten van den
aardbol konden verlichten. De mensch
be,,rekende de afstanden der voor ons
belang,,rijkste (??) sterren, berekende naar deze
afstanden en de, in dit geval verkeerd
toe,,gepaste, wetten der verkleining de. grootte
dier sterren, stond verbaasd over die grootte,
moest thans de tallooze vaste sterren voor
even zoovele zonnen houden en onze aarde
als een nietig gedeelte van dit heelal
be,,schouwen. Toen moest het hem natuurlijk
ongerijmd voorkomen dat die geweldig
groote, tallooze werelden om de aarde
rondloopen, dus blijkbaar om der aarde wil
aanwezig zouden zijn. Bijgevolg kwam hij op
het denkbeeld dat de aarde het zich
wente,,lende en om de zon Joopende lichaam is,
en bouwde verder en verder op dit
dcnkbeeld voort, terwijl hij juiste berekeningen
met op inbeelding berustende
hersenschim,,men verbond".
Zooals gezegd, de oud-conrector van Oven
vond de beschouwingen van den Duitschen
leeraar belangrijk genoeg om ze in een
Nederlandsche brochure te verspreiden en het pu
bliek uitte zijn waardeering of nieuwsgierig
heid door het tot een tweeden druk te laten
komen.
Laten wij thans zien welke argumenten
dr. Verweij te 's Gravenhage, die onder een
bescheiden enz." verbergt wat hij, behalve
practiseerend geneesheer nog meer in de
wereld beteekent, gemeend heeft den Duit
schen hervormer te kunnen tegenvoeren.
Zijn brochure is nog veel vreemder dan die
van Schöpffer en moet nog een veel grootere
verwarring gesticht hebben. De voorrede
zegt ons waarom de schrijver naar de pen
gegrepen heeft. Millioenen" zoo staat er-
beschouwen thans met mij den sterrenhemel
met diepen eerbied, en putten er hoop en
.vertrouwen uit voor het tegenwoordige en
,het toekomende: geloof aan een Bestuurder
,van ons lot. Maar als die sterrenhemel niets
,meer is dan een verzameling van gloeiende
,meteoorsteenen, wier glinstering door onze
,vuurwerken wordt ge-evenaard, en wier
,dienst door onze straatlantaarns wordt over
troffen, dan is hij nauwelijks waardig er
,onze oogen naar op te slaan, en er komt
wel,licht een tijd, waarin men het voor den
,mensch gepast zal oordeelcn zijn aangezicht
,naar het middelpunt des heelals te richten,
,en over de aarde te kruipen".
Na een dichterlijke ontboezeming over het
overal aanwezig zijn van beweging" (o. a.
in de tallooze vogelen, die de lucht door
klieven of zweven op het zachte windje dat
langs de bladeren ruischt, dat takken en
halmen en bloemen buigt en wiegt....) gaat
dr. Verweij over tot het vermelden van eenige
waargenomen (?) feiten, die onmogelijk kun
nen worden verklaard wanneer de aarde het
eeuwige en onveranderlijke middelpunt des
heelals is". Tot onze groote ontzetting ver
nemen wij dan in de 1ste plaats dat de aarde
zich gestadig van de zon verwijdert. Het is
geen kleinigheid, die wij hier te hooren krij
gen. De omvang van de aarde neemt af, de
schaduw der aarde op de verduisterde maan
wordt gestadig grooter, de warmte der aarde
vermindert, want 400 jaar geleden bloeide
de wijnstok in Mei en nu in Juli enz. enz.
dit alles doordat de aarde zich van de zon
verwijdert. Een gevolg daarvan is ook dat
de aarde langzamer gaat wentelen, dat dus
elke dag langer is dan zijn voorganger. Dit
blijkt o.a. hieruit dat de draagtijd der hon
den ( ! !) ten tijde van Aristoteles 72 dagen
bedroeg en in het midden der 19de eeuw
slechts 60. Ook bliikt het uit het toenemen
der sombere en nevelachtige dagen. Dit
is zóó onheilspellend, zegt dr. Verweij, dat
de ouden van dagen eenstemmig getuigen
dat het getal der sombere, nevelachtige en
gure dagen tijdens hun leven is toegenomen.
De aarde schijnt met hare verwijdering
van de zon steeds dieper in het gebied der
sterren te dringen, zoodat met iedere 2600
mijlen toenadering ne ster meer voor ons
zichtbaar wordt of 4 sterren in het jaar meer
door ons worden waargenomen. De aarde
snelt van de zon weg naar het gebied der
vaste sterren, waarin zij eenmaal met het
schitterende schijnsel eener vaste ster zal
blinken". Nog sterker: het geheele gebied
der sterren schijnt door een machtige
wereldimpulsie" van het koude Zuiden naar het
warme Noorden des heelals te worden ge
dreven.
Voorwaar, deze schrijver maakt het nog
bonter dan de man wiens denkbeelden hij
bestrijden wil. En als hij eindelijk zijn ver
handeling gaat besluiten met zijn lezers de
vraag voor te leggen Welke is uw keus? Het
scheppingsverhaal van Mozes of het huis des
Vaders, waarin vele woningen zijn?" dan
laat hij daaraan voorafgaan een verhevene,
vernuftige en zinrijke voorstelling van het
scheppingswerk, zooals die uit de nieuwste
denkbeelden en waarnemingen voortvloeit"
een beschouwing waarin hij dusdanig on hol
slaat dat mijn pen weigert ze hier over te
brieven.
In een volgend fragment zal ik mededeelen
welke de langzamerhand klassiek geworden
bewijzen voor de aswenteling der aarde zijn
en waarom de/e pas gegeven konden worden
3 tot 4 eeuwen na den dood van Copernicus.
Op n punt uit het betoog van dr. Schöpffer
wil ik echter reeds nu de aandacht vestigen.
Het heeft in de Middeleeuwen, en ook nog
daarna,zelfs scherpzinnigen denkers degrootste
moeite gekost zich te ontworstelen aan het
denkbeeld dat de dampkring der aarde slechts
een deel was van een alle hemellichten om
gevende wereld-atmosfeer.
Een beweging der aarde kon men /ich dan
ook alleen denken in maar niet niet de
lucht. Het, naar ik ineen het eerst door
Regiomontanus geopperde, bezwaar, dat, wan
neer de aarde zich bewegen zou, de vogels
hunne nesten niet meer terug zouden kunnen
vinden, omdat deze tijdens hun uitstapje in
het luchtruim, honderden kilometers ver
plaatst waren, heeft hoe vreemd het ons
ook moge toeschijnen langen tijd remmend
op den voortgang van onze wetenschap ge
werkt. De goede dr. Schöpffer" niet zijn
eeuwigen Westenwind was er in 1805 nóg
niet heelemaal over heen !
12 cent
12 cent